We ge ling s nieuwsblad
HUMOR IN BEELD
Bijblad van
SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNTJE
VOOR DAMMERS
Jammer voor hem.
Nu heeft zij een anderen dokter.
'n Kleine nalatigheid.
DAMPROBLEEM No. 55.
Het nut.
Wat zij niet „gevat" had.
23e JAARGANG
VRIJDAG 80 JULI 1926
No. 30
WEGELING's NiEUWSBLAD VAN 30 |ULI 1926.
V«rs nellen „Zoo, ouwe jongen. Heb
je Je griep al gehad?"
Vr.gouwen: „Nee."
«^rsiieflen„Dat is jammer voor
jou* kerel. Waar spreek je dan toen
over ils je andere menschen tegen-
ka. cd?" 6
Dokter (tot rijke oude dame, die
gedurende zijn heele visite onophou
delijk over haar verbeelde ziekten
heeft gesproken)„Nu moet ik wer
kelijk weg, Mevrouw."
De Dame„Moet u dan niet naar
mijn tong kijken dokter?"
Dokter„Niet noodig, Mevrouw,
niet noodig. Er groeit geen gras op
een racebaan."
i
Jansen: „Wat zei je viouw, toen je
gjsteravond zoo laat thuis kwam
Klaassen„Niets. Ze wierp me
bloemen toe."
Jansen „Waarom zit je gezicht dan
zoo vol pleisters
Ktaassen„O, dat komt, omdat ze
vergeten had ze uit de pot te nemen,"
Oplossing van probleem no. 54, uit ons vorig nummer
Wit: 22-17, 47-41, 35:44, 44-40!, 29-23, 39-33.34 :3
en 332 I Zwart alles gedwongen.
van C. H. Broekkamp,
Zwart 10 schijven.
Wit 10 schijven.
(Oplossing volgqpde week)
Voor gedaan en na bedacht,
Heeft menig in groot lijden gebracht
SPELLETJES,
Wat staat hier?
Oplossing volgende week.
VROOLIJK HOEKJE.
Mijnheer A..elooi jij, dat het nuttig is, zich de
pokken ie laten inenten
Mijnheer B.„Wel zekerToen mijn dochter in
geënt was heeft ze een heele week geen piano gespeeld 1"
Pensionhoudster „Het spijt me, dat u de kippensoep
niet lekker vindt. En ik had nog zóó tegen de meid ge
zegd hoe ze het doen moest Misschien heeft zij mijn be
doeling niet gevat."
Pensiongast„Neen, ik denk, dat het de kip is, die zij
niet gevat heeft!"
WM, W
Voor Song en Oud
pftlMA 1
DJAAl
153 „Daar moeten we bij zijn", zei ik tegen Knage
lijntje. We verstoppen ons ergens in de kast
waar wc alles zien en hooren kunnen. Maar laten
we eerst inaar naar huis gaan, anders wordt
moedei ongerust".
154 Toen we thuiskwamen en moeder alles verteld
hadden, moesten we ons uitkleeden en naar
bed met de andere broertjes en zusjes. Maar
onder ;t naar boven gaan fluisterde ik Knagelijntje
in 't oor: „Vader en moeder gaan ook naar de
vergadering. Wakker blijven hoor!"
155 Toen onze broertjes en zusjes rustig sliepen
kwam vader boven. Hij had een kaars in zijn
eene hand. Slapen jullie allemaal kinderen vroeg
hij. Nu Knagelijntje en ik sliepen natuurlijk niet
Doch we hielden ons muisstil en deden precies
of we van de wereld niets afwisten*
156 Even later hoorden we vader en moeder weg
gaan. Toen stond ik zacht op en haalde ook
Knagelijntje uit haar bedje. „Kijk eens", zei ik
„hier heb ik een doosje met wat vermolmd hout
erin. Dat is ons lantaarntje bij de nachtelijke
wandeling. Kom maar gauw mee naar beneden.