ONS KINDERHOEKJE.
VROUWENRUBRIEK
SPORTJASJE VOOR EEN JONGEN.
GOEDGEKLEEDE MEISJES ÜIT DEN
WERKENDEN STAMD.
-
Nikkertje en Dikkertje in Sprookjesland
Spreekwoorden en hun toepassing-
WEGELING's NIEUWSBLAD VAM 23 JULI 1926.
Iedere jongen, die er nog geen heeft zal graag zoo'n
jasje willen hebben, zoowel voor aan zee, als voor sport-
gebruik gedurende de vacantie. Zoo'n sportjasje staat
vlug, vooral als men het maakt van gestreept flanel of
van marineblauwe stof met koperen knoopen. Het hier
bij afgebeelde jasje leent zich pitstekend om uw jongen
er 's morgens en 's middags aardig uit te doen zien.
Het patroon bestaat uit een voorstuk, een halven rug,
een mouw in twee gedeelten (boven en onder) het halve
sma'le kraagje, dat achter aan den hals komt, een voor
belegsel, een manchet, den borstzak en een zijzak. Voor
longens van vijftien tot zestien jaar heeft men ongeveer
drie meter stof noodig van 80 tot 90 breed.
Men vouwe de stof dubbel, zelfkant tegen zelfkanten
men legt ér de patroon gedeelten op, zooals in de tee-
kening is aangegeven, terwijl men er voor zorgt de
rugzijde van het jasje zoomede den kraag op de vouw
te leggen. Men knippe dan de andere stukken, behalve
den borstzak tweemaal uit. De mouwen moeten, van
boven tot aan den elleboog toe op de lengte van de
streep gelegd- worden, alsook het onderste gedeelte van
het voor-belegstuk. Men zorge ervoor genoeg ruimte
over te houden voor de naden en den zoom. De kraag
is een z g. shawlkraag. Men doet het beste om de beide
voorstukken om tg slaan en achter aan den hals het
kraagje te bevestigendaarna het belegstuk er overheen
tot de onderzijden van de voorpanden. Dit is het las
tigste gedeelte van het werkje, n.l. het ineenzetten van
kraag, hals en belegsel.
Een knippatroon v»n dit jasje kan aan onze bureaux
besteld worden onder opgave van no. 388. Kosten
55 cents.
Eenigen |tijd geleden hoorde ik iemand uitvaren'over
het onverstandige van ouders uit den werkenden stand,
die het 'niet alleen goedvinden, dai hun dochters zich
goed kleeden .maar die het bovendien nog aanmoedigen,
dat zij zich in een kleeding vertoonen, die, zoo zeide
hii, noodzakelijkerwijze verre boven hun kracht ging.
Die man was natuurlijk zeer ouderwetsch en zijn mee
ning zou zelfs de moeite van het besoreken met waard
zijn, ware het niet, dat verscheidene andere beoordeelers,
van het tegenwoordige meisje uit den werkenden stand
een dergelijke, zij het dan zachtere meening bij zich
hebben doen postvatten.
Het kan haar weinig schelen, dat is waar, doch zij
die 'het onbillijke van zoo'n beoordeeling inzien, vinden
het jammer, dat Jde inzichten nog zoo bekrompen zijn.
Want, om de waarheid te zeggen, die meisjes moesten
geprezen worden inplaats van veroordeeld. Iemand be
weerde eenigen tijd geleden, dat wij vrouwen door de
toekomstige generaties voornamelijk zouden beoordeeld
worden naar onze kleeding en naar het huisraad dat
wij gebruikten. En dat is volkomen waar. Is het dan
niet aardig, als men ziet hoe goed en flink de kleeder
dracht van het tegenwoordige meisje uit den werkenden
stand de vergelijking met de kleedij harer grootmoeders
doorstaat Daarom is zij te pi ijzer, als. zij op haar ei
gen manier haar best doet, de mode, die door vrouwen
met veel ruime' e middelen goedgekeurd werd, te volgen.
Want daarmede zal zij niet ophouden. Neen! Instinct ef
zal zij trachten zichzelf ook op ander gebied op te hef
fenzij zal trachten haar spraak te verbeteren, haar
manieren, haar gedrag. Het rs dus rets van beteekenis,
want de meisjes van thans zullen later cfe vrouwen zijn
van andere werkers, die hare kinderen moeten opvoeden
en dan zal het uitstekend zijn, dat zij door hare ver
schijning bewijzen, dat men. haar schoonheid en harmo
nie en beschaving met juiste beoordecl.ng in hare hui
zen kan laten invoeren.
Kindje nog.
„Slape zacht, kindj- -mijn, slape zacht,
Vader wezingend in donkere schacht.
Daar, in die .wereld van zwart en van zuchten,
Daar, waar geen lichtflits het duister doet vluchten,
Waan 't ingewand van de gevende aard'
De vrees voor het sp edende noodlot hem baart,
Hakt bonkige vader met stomp en met ruk
De levenskost voor aller menschen geluk
Slape zacht, kindje-mijn, slape zacht,
Vader werkt zingend en Moedertje wacht.
„Slape zacht, kindje-mijn, slape zacht.
Vader zwoegt zweetend in-donkere schacht.
Waar hi) als knaap met zijn makkertjes heentrok
Meegetroond door die hardvochtige mijnlok.
Want d'aardmul, m'n kind, slokt gretig hen op
Die werken met boor en houweel en met schop.
Ook Vader werd krom, maar behield voor zijn dag
Z'n liefde voor ons en zijn vroolijke lach
Slape zacht, kindje-mijn, slape zacht.
Vader zwoegt zweetend en Moedertje wacht.
„S'ape zacht, kindje-mijn, slape zacht,
Vader komt straks uit de donkere schacht. -
Straks, als de bel van verlossing gaM klingen,
Vroolijk het lied vin zijn vrijheid gaat zingen,
't Rat'len der karren 'n wijle verstomt.
Geen grauw-zwarte steen naar den aardbodem komt.
Straks is weer je vader voor urerl van mij
En voel ik mij rijk met zijn stem aan m'n zij
Slape zacht, kindje-mijn, s'.ape zacht.
Vader komt straks en je Moedertje wacht
„Slape zacht, kindje-neg, alape zacht,
Later Jan wacht jou dt- donkere schacht,
Later beloert in verstikkende gangen
Ook jou het noodlot met grimtnig verlangen
Kind, spreek ais zwoeger je eigene taal,
Zet open je hart voor 'n schoon ideaal
Ik fluister zoo wenschend tot 't onbewust brein,
O woorden, wil vrucht van zijn aden ééns zijn 1
Slape zacht, k ndje-nog, slape zachf,
Later dan wacht ion de donkere schacht"
WEGELING's NIEUWSBLAD VAN 23 JULI 1926
Ull_L_l
VARIA.
Het is werkelijk heel interessant misschien
zou er wel een spelletje van gemaakt kunnen
worden voor de badgasten en vacantiereizigers
geduiende dezen schooncn zomer om eens
na te gaan hoevee! spreekwoorden wij dagelijks
gebruiken, die onmiddellijk door een ander
spreekwooid kunnen worden te niet gedaan.
Bijna iedereen heeft bij een gebeurtenis van
eenige beteekenis in zijn leven terstond een
zegswijze klaar en ihecl dikwijls tene,
die een beetje naar den somberen kant overhelt.
Welnu probeert eens er m *t vervolg een in de
gedachten te k ijgen, dse een tikje vt ooiijker
klinkt. Een voorbeeld: „Vele koks bederven het
eten". Neen „Vele handen maken het ^erk
licht!" of „Stelt niet uit tot morgen, wat gij heden
doen kunt." Uitstekend maar soms is „Geen
zorgen voor morgen" ook niet zoo kwaad.
Kom, nog steeds leven wij ineen tijd, die lijdt,
onder de naweeën van de ontzettende botsing,
die heele volkeren heeft ontwricht. Laten wij niet
bij de pakken neerzitten er -is nog veel te doen
en het is kort dagEen kiem beetje licht en
vreugdiger levensbeschouwing zal ons geen
kwaad doen. En de eerste stap op den weg
naar geluk en vrede is, ovm te zorgen, dat wij
zelf doortrokken raken van een echt Hollandsche
gemoedelijke levensvreugde die van binnen uit
opgewektheid onder onze buisgenootcn en me-
demenschen verspreidt
Het bekende „niets meows onder de Zon" ten
spijt wordt er dagelijks weer wat anders gecon
stateerd en het is met een kalven lach en een
halven zucht, dat wij bq onsadvcn kunnen vast
stellen. „Ik ben nooit te ©ad om wat te leeren".
Men zal tenminste niet kimncn zeggen dat het
geen door het Mellon Instituut ie Pittsburgh dezer
dagen werd ontdekt niet afwijkt van de idee,
die in onze arme gewone «as aJtedaagsche «er-
senen zoo langzamerhand was vastgeroest.
ledereen was tot heden zeker de meening
toegedaan dat „vroeg naar bed en vroeg op"
niet alleen gezond was doch ook aan ons werk
en het daarmede inverband staande verwerven
van aardsche goederen zeer ten goede kwam.
Doch hoort wat daar in Pittsburgh is geconsta-
Instituut hebben met diverse studenten dier jr.
richting proeven ganomw ew na lang en pijnlijk
secure proefnemingen is het gebleken, dat er
van de theorie „'s Aiorgtia na een behoorlijke
men het best en niets overblijft.
Integendeel, men Heef va ^gesteld, dat deze
„frischheid na den wcrfcaridkendeo slaap" meest
al niets anders is, dait öw» zekere dofheid en
zwaarte in het hoofd en 4iwwi bereikt niet eerder
een gemakkelijk en vfagfae hersenwerk ir.g. dan
nadat bet brein, zoowel aüs bet lichaam eem&en
tijd aan het werk rijn geweest.
Dat is nu allemaal mooii ra goed. maar waar
moet het nu naar toe Moeten wij nu maar kalm
doorslapen met de gedacfcüeaSs ik wakker wordt
ben ik toch niet frisch, olmneten wij thans allen
een haif uurtje vrocgeg aaar kantoor, school of
werk omdat wij eerst cajb werkelijk „op tijd"
kunnen „beginnen**?. t
Eindelijk werd het paleis van den Koning bereikt en alle dames
en heeren traden binnen. Nikkertje en Dikkerje waren op avon
tuur uit, daarom aarzelden zq niet, om ook naar binnen te stappen,
Zij volgden de menigte naar een groote, prachtige zaal, waar
een rijk versierde tafel stond, vol met de heerlijkste gerechten.
Toen namen de twee vriendjes, evenals de anderen, plaats aan
de tafel en smulden naar hartelust. Nikkertje was een klein
beetje teleurgesteld omdat er geen taarten waren, waar hij zoo
vel van hield. De Koningin had ze echter zelf gemaakt, maar
de booze knecht van den Koning had ze gestolen. In ieder geval
was er toch genoeg om te eten en alle dames en heeren zagen
er zoo vroolijk uit alsof ze nooit een gelukkiger tqdgekend hadden.
Een klein jongetje, japie' Hoornblazer genaamd, kon geen
plaatsje aaft tafel vindendaarom ging hij heetemaai alleen in
een hoekje zitten met een groot stuk cake. Hef was een ver
waand, klein kereltje, want bq dacht, dat hij alleen zoo knap
was om zijit duim in de cake Xe steken en er dan een rozijn
uit tc halen, iedereen zou dat toch kunnen, als hii onbeschaafd
genoeg was om zijn vingers te gebruiken!
(Wordt vervoigd.)
m
V