mr We ge ling's Hieuwsblad HUMOR IN BEELD T F «mm Bijblad van SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNTJE VOOR SCHAKERS. UW^>BLAD VAN 2 JULI ri Z Iff Verkeerbegrepen Schilder (bescheiden) „Ja. dat is een ander klein stukje kladwerk" Vriend (den omvang taxeerend) „Noem je dat een klein kladwerkil< zou zeggen, dat het een gróót was." Schrale troost: Boer„Zeg, heb je geen verdwaal de kip op den weg gezien Zwerver: „|a, ik ben wel een een zame kip tegen gekomen, maar als ik had kunnen zien. dat ie verdwaald was, zou ik 'm hebben laten leven." Onmogelijk! Zakenman (die een kou heeft gevat) „Waarom schrijft u niet precies, w it ik u dicteer?" Typiste (brutaal): „Omdat het on mogelijk is. Mijn machine heeft toc|i geen kou gevat!" Oplossing van probleem n. 63 uit ons vorig num mer: Pd 2. SCHAAKPROBLEEM No. 64. T. Bazard. Western Daily Mercury Juli 28, 1905. Zwart (5) Wit (6) TweezeL Wit speelt en geeft is twee zetten mat. (Oplossing volgende weck) Oók reeds ondervonden. Mevrouw: „Kijk eens, Marie, deze hoed mag jij heb ben, want mijn man vindt, dat hij mij niet staat" Marie„Oh, ik dank u wel, mevrouw, maar mijn jon gens vonden, dat hij mij ook niet stond." SPELLETJES. Oplossing Legpuzzle uit ons vorig nummer. e BROERTJE'S VERDRIET. In een hoekje van de kamer, Zit kleine Piet. Dc trmen biggelen langs zijn wangen, Hij heeft verdriet Hij heeft een paardje met drie pootjes, Vlak naast zich staan Het kijkt met twee bedroefde oogjes, Zijn baasje aan. Ze waren samen in den oorlog. Hij en zijn paard. Toen rukte Piet aan kop en pooten, En aan den staart. De strijd was nu heel vlug geëindigd, Broer is verschrikt: Het paardje staart verwijtend droevig,. En Pietje snikt... T S f I 23e JAARGi m - - w Jong en 137 Onze waters uto werd nu door eer. groot plom pen veld gchol'keu. Pra <»tige grocie gele bloe men stond. boven h.water en vlak daarop lagen gbn nd groene bladeren net zoo groot als onze eig'ï n auto. 138 „Dat is het kostbaarrste hoekje van mijn tuin", zei de Baron. „Elke morrgen wonden die bladen met olie glanzend gesmeerd. Zoo glad zijn ze dat de waterrdrruppels errop blijven drrijven. Zie ze maarr eens schitterren Net diamanten zijn hei" I 139 Plotseling was het alsof het hevig begon te waaien en vlak bij ons neer streek Storch, de ooievaar in het water neer. De kikkers schrok ken hevig. Zelfs Baron van Workenburg verloor opeens al zijn deftigheid. Want van Storch den grootmoordenaar, waren alle kinders bang. 140 De zes kikkerpaarden verdwenen zoo snel ze konden onder water en trokken ons bootje mee. Daar gingen we allebei het water in. Alleen de Baron wist zich te redden. Hij greep zijn hoed met beide handen vast en nam een geweldige sprong. Behouden kwam hij op den kant. Maar wij konden ons niet redden..

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1926 | | pagina 9