1
We ge ling sJlieuwsblad
Bijblad van
hu
MORIN BE
LD
SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNTJE
VOOR SCHAKERS.
Waar hij he leerde.
Waarheidlievend.
Het eindelooze verhaal.
SCHAAKPROBLEEM No. 63.
Wat hem ongerust maakte.
Dick„Precies. Dat is het juist, waar ik me zoo on
gerust over maak."
SPELLETJES,
Een man een man, een woord een woord.
23e JAARGANG
VRIJDAG 25 JUNI 1926
No. 25
WL^LiftG's NIEUWSBLAD VAN 25 JUNI 1926.
Echtgenoot„Ik begrijp niet, dat de
menschen spreken aver „de wijsheid
van SalomonHij had nota bene
duizend vrouwen."
Vrouw (bits)„Ja, maar hij leerde
zijn wijsheid van hen."
Eerste clubvriend „Ik trouwde mijn
vrouw, omdat zij geheel verschillend
was van alle andtre vrouwen, die ik
in mijn leven ontmoet heb/,
Tweede clubvriend: In w elk opzicht
was zij verschillend
Eerste clubvriend (waarheidlievend):
„Omdat zij dn eenige was, die m ij
wilde hebben."
Jansen„Wat zei je vrouw wel,
toen je vannacht om vier uur thuis
kwam
Klaassen „Wat ze zei, ouwe jon-
gen Denk je, dat ik zoo maar even
tjes vertellen kan ik heb nog meer
te doen vandaag
Oplossing van probleem no. 62 uit ons vorig num
mer Df 1.
(naar K. Pater 1882)
Wurzberg Ty 1893.
Zwart (5)
Wit (5)
Twee zet
Wit: Kg 6, Del, Td 4, Pf4 en b3.
ZwartKe 5, Pe 4 en b 5, pionnen g 3 en c 6.
(Oplossing volgende week)
Dick: „Maar maar, Jrijk het eens regenen! Ik maak
mij vreeselijk ongerust over mijn vrouw. Zij is uitgegaan
zonder parapluie."
Fick„Oh, dat zal wel terecht komen. Zij zal wel een
schuilplaats zoeken in één of andere winkel."
Neem 9 steenen uit een gewoon dominospel en leg
deze zoodanig in een kruisvorm zooais onze ffguur
da( aangeeft dat in iedere horizontale rij achtoogen
liggen.
feovgrT
1
t:
mmm/amtd
(Oplossing volgende week).
I
„Een man een man, een woord een woord."
Dat hebt gij menigmaal gehoord:
Maar vaak ook zaagt gij later in,
Dat was bedoeld in dezen zin
„Zooals de man een man blijft, zoo blijft het t
(woord een woord."
Het woord, dat hadt ge en hieldt gij, maar
't bracht geen daden voort
Voor Jong en Oud
133 „Voorrnjii P' riep Baren van Workenburg en alle
zes k.'J ertjes sloegen de acliterpooten wLDaar
dreef ons bootje op de breede sloot Langzaam
en statig: werd bet voortgetrokken. Wij zaten
naast den baron en we keken onze oogen niL
134 „Kijk nn mama eens naanr mijn parrrk", zei
Van Workenburg. „Dat is het berrroeir.dste parn-k
uit de beek sloot. Ben juffie die wuivende rrriet-
pluimen en die trotscbe pilaren van de Liscfa-
dodde? Dar zijn de boomen van mijn parnfc.
Strrraks bat ik jnfte de bioemen zien."
135 „Dan moet jullfit ook eens kijken naar die frrraaie
bloemscherrrmer. Die heetcn Zwanenbloemcn.
Ze wonrden heel hoog en daanrom zijn ze errrg
trrrotseh. Om die r>-reden zijn ze naarrr de zwa
nen enoemd. Dat zijn heel deftige jonkvrouwen
moet jiulie weten."
136 „Gmderrr verrr zwemmen errr een paarrT." De
baron wees om een paar groote sneeuwwitte
vogels, die buigzaam en statig over het water
vlak dreven. »Ze boomen bij jullie villa en ze
zijn vreeselijk voorrmaam. Mij willen ze niet
eens zien en ft ben toch ook niet de eerrrste,
de beste."