2e 13lad. 10egeling's Jlieuwsblad trrritm van Vrl|dag 18 «Juni 1926 No. 24 Hadden we in ons vorig nummer de gelegenheid een oogenblik te verwijlen bij de opgevangen critiek, naar aanleiding van de door ons geplaatste passage uit de Engelsche Baedeker in verband met den slag bij Water loo, thans komen we n g eens terug op deze materie, 't Schijnt dat we door het plaatsen van dit extract bij verschillende lozer3 de vaderlandsche contactstop hebben aangedrukt, tenminste er schijnt over en weer nogal wat over gesproken en gedisputeerd te zijn. Een onzer lezers de weled. heer j.D.C de Vries, Gr. Markt, Vlissingen heeft zelfs de niet geringe moeite genomen ons een zeer uitvoerige beschrijving te zenden, waarin hij de meening van Baedeker bestrijdt. Volgaarne nemen we dit lijvig stuk, zonder eenige commentaar etc. in zijn geheel op en staan daartoe van harte gemeend, den ge- achten inzender, een der hoofdpagina's van ons blad af. Vooraf willen we echter opmerken, dat wij ons geens zins hebben uitgelaten, met welke beschouwing we het eens zijn tw. met de Hollandsche of met eenige andere lezing van dezen bloedigen veldslagwe hebben een voudig twee meeningen tegenover elkander gesteld en er op gewezen, dat het absoluut verkeerd is, een zaak altijd maar vaa één kant te bezien, zonder te letten op anderer overtuigde gevoelens, men zakt dan als regel mogelijk stééds af naar den kant van het fanatisme. Voorts moeten we nog melden, dat de schrijver van bovenbedoeld „Reisboek", waaruit we de „gerucht makende" passage lichtten, een Duitscher was nl. Karl Baedeker, uit Leipzig, tén, die dus de D u i t s c h e lezing neerschreef, zij het dan ook in Engelsche tekst Dhr. de Vries schrijft dan Zijn de Nederlanders in 1815 laf geweest? De Engelsche Baedeker weet te vertellen, dat de slag bij W.itc loo door de Engelschen alleen is gewonnen, de Node binders zijn op den loop gegaanMen kan het nale/en in Wegeling's Nieuwsbladjhet voorlaatste num mer van Vraag en Aanbod. Als men zoo'n lof en blaam leest, is het wel eens goed na te zien, wat een ander over die gebeurtenis zegt. Daarvoor nemen we He ïry Houssaye, een Fransch schrijver, lid van de Académie Francaise, dus niet de eerste de beste. Hij heeft in de Revue der Deux Mon- des, een tijdschrift van den eersten rang, in 1898 een opstel geschreven waarin de resultaten zijn neergelegd van een uitvoerige en rfauwkeurige studie over den veld tocht van 1815. Men mag van dien Franschman veronderstellen, dat er voor hem geen enkele reden is om de Nederlanders in de hoogte te steken. OP bl. 305 van afl. 2 zegt hij„Toen de lansiers van de garde tegen vijf uur den avond van 15 Juni n.l. bij Frasnes kwamen werden zij ontvangen met kanonschoten. Het dorp was bezet door een bataillon van Nassau (het tweede van de tweede brigade van de tweede Nederland- sche divisie) en een rijdende batterij gecommandeerd door majoor Normann. Deze officier, die zonder instruc ties was gelaten, had het kanonvuur van Gosselier ge hoord en nam dadelijk beschikkingen om zijn post dap per te verdedigen". Na dc pogingen beschreven te heb ben, die de Franschen aanwendden om deze troepen te omsingelen, vervolgt hij „Hij (d.i. Normann) nam stelling aan den rand van het bosch van Bossu, 2 K.M. voor Quatre-Bras, waar te zelfdertijd prins Bernard van Saxen-Weimar (d.i. de be velhebber der tweede brigade, toen 25 jaar oud) met vier bataillons van Nassau aankwam. Deze jonge prins had op eigen verantwoording zijn troepen in beweging gezet om dit gewichtig strategisch punt te bezetten, toen hij toevallig te Genappes vernam, dat de Franschen de Sambre hadden overschreden." Na aangetoond te hebben, dat Ney 's avonds om 9 uur 14000 man tegenover de 4500 infanteristen van Bernard van Saxen-Weimar had kunnen stellen, vervolgt hij op bl. 306: „Strategen hebben verklaard, dat Ney handelde overeenkomstig de ware regelen van de oor logskunst. 't Is wel mogelijk. Maar als prins Bernard naar deze regelen gehandeld had, had hij niet gehoor zaamd aan de ingeving met vier bataillons, waarvan elke man maar tien patronen had, naar Quatre-Bras te marcheeren en gevaar te loopen door het geheele Fran- sche leger vernietigd te worden." Hij vermeldt verder, dat tusschen 7 en 8 uur 's mor gens (van den 16de Juni) de keizer van Ney laat schrij ven om Quatre-Bras te bezetten met zes divisies in fanterie en de kurassiers van Kellermann, een divisie infanterie met de cavelerie van Piréte sturen naar Ge nappes (twee uur van Quatre-Bras en een divisie naar Mairbais met de cavalerie van Lefebvre-Despouëttes en de verkenningen zoo ver mogelijk uit te strekken in de richting van Nivelles en van Brussel te vinden op bl. 604. Op bl. 608 van afl. 3 zegt hij„Als de bevelen van Wellington waren uitgevoerd zou een gaping van bijna 5 uur breed tusschen Nivelles en Sombreffe zijn gelaten, waardoor Ney tot halfverwege Brussel had kunnen voor uitkomen zonder een schot te lossen of zooals Gneise- nau heeft gezegd, „zich wenden naar dè achterhoede van het Pruisische leger en daarvan den ondergang ver oorzaken." „Gelukkig voor de bondgenooten, gaat hij voort op bl. 609, hadden verscheidene ondergeschikten van Welling ton op zich genomen te handelen zonder zijn orders af te wachten en anderen waren zoo verstandig niet te ge hoorzamen aan die, welke hij, na veel tijd te hebben verspild, had gegeven. In den namiddag van den vorigen dag had majoor Normann Frasnes verdedigd, had prins Bernard van Saxen Weimar zich met zijn brigade van Genoppes Quatre Bras begeven, had generaal Chassé naar zijn divisie samengetrokken te Foy. Een weinig later beval Constant Rebecpue, chef van den generalen staf van den Prins van Oranje, bij afwezigheid van dezen, aan Collaert den opperbevelhebber der cavelerie-divisie de ruiterij te verzamelen achter de Haine en aan Per- poncher te marcheeren naar Quatre Bras. Om 11 's avonds tenslotte voegde dezelfde Rebecque, die aan de divisie bevelhebbers het bevel van Wellington om het Neder- landsche leger te concenteeren te Nivelles moest door zenden daaraan mondeling instructies toe, die deze ge neraals vrij lieten, als ze zich met de orders niet konden vereenigen. „Men kan te Brussel den juisten stand van zaken niet weten", zei hij. Perponcher (d.i. de losétenaat- generaal der tweede divisie) aarzelde niet. Inplaats van te Nivelles de brigade Bijland te houden en die van Bernard van Saxen-Weimar daarheen te commandeeren, zooals Wellington voorschreef, marcheerde hij met Bij- landt naar Quatre Bras om prins Bernard te helpen. O, dat Napeleon als chef van den generalen staf een Con stant Rabecque en als officierpn enkel Saxen-Weimar en Perponchers had gehad t Hoe perponcher met zijn 7000 man tot 2 uiy 's mid dags zich heeft geweerdeerst na tweeën kwam het 7e bataillon en eerst om drie uur kwamen de eerste Engelschen hulptroepen. is te uitvoerig om hier te vermelden. Maar de lof van den Franschman zegt ons genoeg l Om 9 uur 's avonds stond men weer, waar men 's morgen den strijd was begonnen 4300 Franschen en 4700 Nederlanders en Engelschen waren dood of ge wond. Uit voorenstaande blijkt, dat de Nederlandsche bevelhebbers durf hadden en hun hersens gebruikten. En nu de slag bij Waterloo. Wellington had onder zijn bevel 67700 man met 156 vuurmondenNapoleon 74000 man met 236 stukken geschut. De /.waarste Engelsche kanonnen waren 9- pondersde Franschen hadden vele 12-ponders. Napo leon was voor zich zeiven zeker van de overwinning. Hij beweerde, dat de overwinning was aan den kant, waar de meeste soldaten en de meeste kanonnen waren. Zonder de tusschenkomst der Pruisen, zou Wellington vernietigend zijn verSlagen. Zijn legermacht bestond uit ongeveer 19000 Engelschen, 32000 Duitschers Hannover- anen, Brunswijkers en Nassauers, en 16700 Nederlanders. De divisie Peponcher stond op den linkervleugel in het eerste gelidde divisie Chassé op den rechtervleu gel in reserve. Vijf minuten over half twaalf openen de Franschen hun vuur. Een batterij van 80 kanonnen beschiet het centrum. Om twee uur begint de infanterie zijn aanval. Onze schrijver zegt daarvan bl. 609 van afl. 15: „Ten Oosten van den weg hadden de andere colonnes van d'Erlon de hellingen beklommen onder het vuur der batterijen, de kogels van het 95e Engelsche regiment en de geweerschoten van de brigade Byland, die ontplooid was vóór den weg naar Ohain. De roffel klinkt ten aanval, de pas versnelt ondanks de hooge rogge, die den marsch belemmert en ondanks de doorweekte, glib berige aarde, waarin men wegzakt en waardoor men struikelt. Het „Vive 1' Empereur 1" leve de keizer) overstemt bij oogenblikken de losbarstingen der vuur wapens. De brigade Bourgeois drijft de tirailleurs terug, valt de zandgroeve aan, jaagt er het 95e Engelsche regiment uit, werpt het terug op het plateau, naait den anderen kant der heggen, die men bij de vervolging bereikt. De divisie Donzelot wordt handgemeen met de rechterflank van Van Bylandt, terwijl de divisie Marcoquet zich richt tegen de linkerflank (dat wil dus zeggen, dat nog geen 3000 Nederlaaders, want de prigade had zware verliezen geleden bij Guatre Bras en door het Fransche geschut, werden aangevallen door 10000 Franschen). De Hollan ders en Belgen weken terug, drongen in wanorde door de heggen langs den weg naar Ohain en breken op hun vlucht door de rangen van het 23e Engelsche regiment. De divisie Curutte verdrijft uit de boerderij Papelotte de compagniën van S*xen-Weimar" (d.i. 5000 Franschen vallen nog geen 3500 Nederlanders aan). Na beschreven te hebben hoe de colonne van Donze lot aangevallen wordt door de brigade Kempt en die van Marcognet door die van Pack (beide Engelsche brigades, die achteraf stonden en niet van het kanonvuur hadden geleden) welke aanval ondersteund wordt door de ruite rij van Ponsonby, vervolgt de heer Houssaye op bl. 612 „De brigade Bourgeois, die zich verzamelt heeft bij de zandgroeve, wordt in wanorde gebracht en medegesleept door de vluchtelingen en ruiters, bont dooreengemengd, De brigade Qulot geeft den aanval op la Haiesainte op. Aan den anderen kant van Papelotte lijdt de divisie Du- rutte van den aanval van de dragonders van Vandeleur, geholpen doer de Hollandsche dragonders en de Belgi sche huzaren van Ghigny. Hoewel aanvankelijk in wan orde gebracht, trekt zij zonder groote verliezen en in goede orde terug door het ravijn, steeds omringd door de cavalerie. Er is geen een Franschman meer op de hellingen van den Mont-Saint-Jean." De 10000 Franschen, die de brigade Bylandt aanvielen, zijn op de vlucht gedreven door 4777 infanteristen en 1183 ruiters van Wellington. Van de ruiteraanval van Mey op de Carres zegt de schrijver, blz. 742, afl. 16: „Hij (d.i. lord Uxbridge, de bevelhebber der Engelsche ruiterij) werpt op deze mas sa's in wanorde de dragonders van Dörnberg, de huza ren van Arenschnild, de zwarte lansiers van Brunswük, de in 't geheel 5000 frissche paarden. Zij hebben het aantaf, de Hollandsche carabiniers van Tripp, de twee briga des Hollanders en Belgen van Van Merlen en van Gnis zij hebben den samenhang. De Franschen wijken door den schok, stroomen terug in de tusschenruimten van de carrés om ontsnappende aan de sabels te vallen door de kogels. Zij verlaten het plateau." Dit was omstreeks 5 uur. Op blz. 751 lezen we (toestand om 6 uur.) „Het linker centrum van den vij and houdt stand, maar op den uitersten vleugel laten de Nassauers van den prins van Saxen Weimar zich voor den tweeden keer uit Papelotte verdrijven door de divisie Durutte en aan het linker centrum zijn de Engel schen en geallieerden aan 't wankelen, aan 'teind van hun weerstand. De munitie raakt uitgeput, sommige ka nonnen zijn gedemonteerd, andere zonder bediening. De prins van Oranje en generaal Alten, beiden gekwetst verlaten het slagveldde kolonels Gordon en Lancy- Evans, adjudanten van Wellington zijn gedood. De cavale riebrigades van Somerset en Ponsonbp zijn versmolten tot twee escadrons, de brigade Omsteda is niet meer dan een handvol manschappen, de brigade Kielmansegge trekt zich terug achter het dorp Mont-Saint-Jean, de bri gade Krusé deinst terug. In de achterhoede vermenig vuldigt zich het aantal vluchtelingen. Het regiment hu zaren Cumberland (geen Nederlanders 1) wendt in zijn geheel den teugel en met den kolonel voorop, jaagt het in snellen draf langs den weg naar Brussel." Om zes uur zijn dus de troepen van Saxen Weimar nog in gevecht. Omtrent den aanval der garde schrijft de heer Hous saye op bl. 758: „Het le bataillon van het 3e regiment grenadiers werpt een korps Brunswijkers overhoop, maakt zich meester van de batterijen Cleeves en Lloyd, die door de kannoniers verlaten zijn, en werpt zich mot een kleine zwenking op den linkervleugel van de brigade Halkett. Het 30e en 74e Engelsche regiment wijken in wanorde. Friant (een Fransch generaal en aanvoerder), gewond door een schot verlaat het slagveld en meent, dat de overwinning behaald is. Maar de Nederlandsche generaal Chassé, een der helden van Arcissur-Aube (hij streed toen aan de zijde der Franschen,) brengt langs de rechterzijde van het 30e en 73e de batterij Van der Smissen voorwaarts, waarvan het vuur de aanvallers neermaait. Daarna werpt hij koen links van de twee Engelsche regimenten de brigade Detmers, sterk 3000 man, met de bajonet tegen het zwakke carré, breekt het, slaat het uiteen, verplettert het onder zijn massa en werpt het overschot de helling af. In een noot voegt de schrijver er bij„De Engelsche geschiedschrijvers, die zouden willen doen gelooven, dat het Engelsche leger alleen den slag gewonnen heeft, maken geen melding van den aanval der Nederlanders". Al is het uit den aard der zaak moeilijk ieders verdien ste op een goudschaaltje af te wegen, wij meenen, dat de Nederlanders in de dagen van 15 toten met 18 Juni hun taak naar behooren hebben vervuld en worden daarin versterkt door het oordeel van voorn. Franschen schrijver. Uit dï verliezen van de brigade Bylandt in deze dagen geleden, 1384 aan dooden, gekwetsten en vermisten op 3233 man (het bat. inf. Nat. militie no 5 verloor op 482 manschappen er 314) blijkt, hoezeer deze afdeeling heeft geleden, van de 51000 Engelschen en linker centrum der Engelschen ongeveer om half twee in den namiddag, oprukkende in vier kolonnes bracht de Fransche troepenmacht spoedig verwarring in een brigade der Nederlandsche troepen, die haar den weg versperde, maar daarop in contact komende met Pic- ton ,s divisie, geplaatst achter de Nederlanders, deinsden de Franschen in verwarring terug voor haar doodelijk 'vuur". Dat Bylandts troepen de wijk namen voor de Franschen, wordt door Nederlandsche schrijvers niet ontkend. Dat de Franschen zich lieten op de vlucht drijven door de Engelschen is een feit. Maar de Franschen zijn dapper, de Hollanders laf, niet waar De Engelsche Baedeker zegt het 1In elk geval kon na Waterloo niet meer gezegd worden, wat 18 lange jaren gezegd was: „De Franschman houdt veel van den Hollander hij kust zijn wijf en leegt zijn beurs I" Alles van wege de vrijheid, en gelijkheid en de broederschapweet je Vlissingen, 9 Juni 1926 D. C. DE VRIES. 4- I KORTE KLANKEN. Een nieuwe oorlog. Als we nu spreken van oorlo hebben we gelukkig geen gruwelijke menschenbloei vergieting op 't oog, doch bedoelen meer een economi sche strijd. We zijn daar al zoo'n beetje aan gewend geraakt in ons goede landje. Nu eens gaat het over de melk en spreken we van een melkoorlog, dan weer eens over de broodprijzen, vervolgens eens over de aardap pelen enz. enz. Thans zitten we midden in een vleesch- geding. Door den invoer van „besmet" vleesch in Enge land, heeft de Engelsche regeering den invoer van versch vleesch uit Nederland verboden Natuurlijk stapelen de vleeschvoorraden zich nu in Holland op en is het aan bod grooter dan de vraag, wat ongetwijfeld een noodza kelijke daling van den prijs tengevolge zal hebben. De Minister van Binntnl. Zaken heeft zich dan ook reeds

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1926 | | pagina 5