srjj /A
TERUGBLIKKEN
Nikkertje en Dikkertje in Sprookjesland.
„De Krans".
vv i i- w v11 i ivi/s;ki
vrouwenrubriek
EEN AARDIG ZOMERJURKJE VOOR MclSJES.
„::n
2
Het Irerbij «ttgebeelde jurkje kan gemaakt worden van
effen of bedrukte shantung, tusor of crêpe de chine.
Ook gebloemde mouseline of voile is bijzonder geschikt
voor dit modelletje.
Voor een meisje van zes jaar heeft men ongeveer
1.75 Meter stof noodig van 90 c.M. breedte en 5 Meter
galon van 5 c.M. breedte. De versiering is aangebracht
op het kraagje, de mouwtjes, de strooken en als een
streep midden op het voorpand. De onderste strook is aan
het jurkje geknipt en de tweede bestaat.uit een rechten|lap.
Het patroon bestaat uit vijf deelen een voorpand, een
rugpand, een halve kraag, een mouw en een kwart
strook. Vouw de stof in de lengte dubbel, zelfkant op
zelfkant en leg de patronen erop, zoo op onze teeke-
ning is aangegeven. De kraag moet uit een stuk ge
knipt worden, zonder naad van achteren. Gebruikt het
patroon voor de strook tweemaal onderelkaar.
Het patroon is verkrijgbaar voor meisjes van 6 tot 8
jaar en kan aan onze bureaux onder no. 382b besteld
worden. Kosten 55 cent.
Tweede duo: „)a, maar ze liet hc-m door haar vingers
glippen" (The Passing Snow.)
ah VAM 18 jUNI 1926.
door Marguerite K. Gretton.
Eenige dagen geleden was ik vanuit mijn raam ge
tuige van een klein voo val. Een motorrijder stopte,
steeg af, en hielp een meisje uitstappen uit een zij-
spanwagen. Zij droeg een groote bos dotterbloemen in
h tar arm, en ik leidde daaruit af, dat zij een veldtocht
achter den rug hadden en dat zij werd afgezet, dicht
bij haar huis.
Ik kon aan de uitdrukking 'op het gelaat van het
meisje zien, dat dit uitstapje een mijlpaal op haar le
venspad was geweest en al hetgeen zij zeide, was dank
baarheid voor een gelukkigen middag. De man klopte
haar op den schouder, wandelde rond den zijspanwa-
gen en staarde met algeheeie aandacht naar de machine
welke het laatste uur of zoo niet zijn volle attentie
had gehad.
Het meisje deed een paar stappen, draaide zich om
en riep „Dag"De man wuifde met de hand, maar zag
niet om. Zij vervolgde haar weg en keek, zooals ik op
merkte, nog viermaal om. Toen stond zij stil op den
hoek en wachtte eenige minuten, terwijl de man de
motor aanzette maar hij keek geen enkele maal om.
En hoe levenswaar is datVanaf de dagen van Me
vrouw Noodlot zijn vrouwen omgekeerd en hebben
„teruggeblikt". Mannen doorleven het uur en kijken in
de toekomst. Vrouwen leven zooveel in het verleden
zij bewaren de herinneringen van vandaag voor de
droomen van morgen.
„Waarom terugzien zeggen mannen. Alles is
voorbij en afgedaan 'je kunt het niet veranderen."
Dat is waar je kunt het niet veranderen. Maar voor
welke vrouw is het mogelijk te vergeten „de eerste
maal dat wij hier kwamen" en hoe houden zij van een
conversatie met „weet je nog wel
Dikwijls brengt „terugblikken" meer droefheid dan
zonneschijn in een vrouwenleven, maar zelfs in dezen
tijd, met al zijn klaarblijkelijk gebrek aan fijngevoeligheid,
kunnen vrouwen niet veranderen.
Zoo is het altijd geweest. Grootmoeder .stond aan de
deur om Grootvader na te kijken. Hij keek naar den
hemel, hij keek om zich heen, maar hij keek niet om
naar haar. En juist zooals Grootmoeder zich de gloed
van de voorbije zomerdagen herinnerde, zoo zal het zij-
spanmeisje van het jaar 1926 haar geheele leven terug
blikken naar dat eene gelukkige uur van gouden dotter
bloemen. (Nadruk verboden).
„Dat is voor het eerst dat ik een vliegende walvisch
ziel" (London Opinion).
WEGELING's NIEUWSBLAD VA S 18 |UN1 1926
Onze kleine k ppenvrienden passeerden juis het huis van
kleine Miesje, toen er een heerschap voorbij ging, die vroeg, of
wij misschien nog oude stoelen te matten hadden. Nikkertje en
Dikkertje begonnen hardop te lachen en riepen: „Hoe zouden
wij nu aan oude stoelen moeten komen. Wij zijn toch op avon
tuur uit!"
„Oh, ja, „zei de man, „ik doe het ook niet voor m'n plezier,
Als ik zooveel geld had, als ik kan uitgeven, zou ik nooit roe
pen Oude stoelen te matten Oude stoelen te matten
Dikkertje vond het beter om door te loopen, want er was nog
zooveel te zien in Sprookjesland. Onderweg kwamen zij een
vroolijk, klein mannetje tegen, dat gevolgd werd door een groot
vet varken. Schijnbaar moest hij het naar de markt brengen,
om het te verkoopen. Nikkertje en Dikkertje volgden het vroo-
lijke mannetje, want zij waren erg nieuwsgierig, wat er wel met
dat varken gebeuren zou. Ze liepen en I epen, maar het ventje
liep zoo hard, dat zij hem onmogelijk bij konden houden. Ten
slotte moesten zij het opgeven. Naderhand hoorden zij, dat het
Tom was, de zoon van den straatmuzikant. Hij had het varken
gestolen en liep er zoo hard mede weg als hij maar kon. Toch
werd hij gevangen en tot straf kreeg hij een fink pak slaag.
(Wordt vervolgd.)
Reeds sedert eenige jaren is men in Egypte
bezig de pyramiden en o.m. ook de Sphinx .e
onderzoeken. Wij lezen daarover in een Alcxan-
drijnsch blad eenige woorden van pi otcst, waar
in o.a. vrij duidelijk de minachting naar voren
komt, voor wat de Europeanen hun beschaving
noemen. Zooals een ieder weten kan, zijn de
pyramiden voor een belangrijk deel, grafgewel
ven van oude Egyptische vorstenhuizen en na
dat men eeuwen lang deze graven zooveel mo
gelijk in tact gelaten heeft d.w.z. men zocht
er wel in, maar niet zoo druk en openlijk als
tegenwoordig gaat men nu op een tamelijk
brute wijze de oude muren en aarde omver halen.
Begrijpelijk is het dus, dat de Egyptenaren
hierin een besliste grafschending z.en en zelfs
onder bedekte termen van lijkenroof spieken.
Terwille van de wetenschap, zoo schrijft de bo
venbedoelde krant, doen zij dit, maar wij mogen
nu toch veilig aannemen, dat de wetenschap er
zoo langzamerhand wel achter is, hoe onze
oude vorsten en grooten des lands begraven
werden. Veel meer gelooven wij dan ook, dat
de sieraden, welke aan de gestorvenen werden
medegegeven de groote aantrekkingskracht vor
men en dan kunnen wij ons wel begrijpen, dat
de studies voorloopig nog niet geëindigd zullen
zijn, alhoewel wij een dergelijke „nieuwsg erig-
heid" van de beschaafde Europeanen niet had
den verwacht.
De krans, welke vroeger bij hooge uitzonde
ring, door de nagelaten betrekkingen eener over-
ledene nog wel eens op een kerkhof gebracht
werd. begint zoo langzamerhand „gemeen goed"
te worden.
Er is welhaast geen gelegenheid meer te ver
zinnen, geen bezoek wordt er meer ontvangen,
of de krans komt er bij te pas. Het krans leg
gen bij een standbeeld, op het graf van „den
onbekenden soldaat", de krans-ove» handiging op
het voetbalveld, de wielerbaan, de boksring, al
tijd en overal is het „de krans". De eenen keer
als hulde, de anderen keer als bewijs van eer
bied.
Zooals het met de krans gaat, gaat het met
vele dingen» welke vroeger waarde hadden, doch
thans eenvoudigweg niet meer meetellen. Alles
is in onzen tijd opgeschroefd en on-echt en het
ziet er naar uit, dat het nog lang zoo blijven
zal. Komt slechts in een stad, niet eens een
heel groote stad, en ziet daar hoe de jeugd van
zestien en zeventien de café's bezoekt, de bios
copen pht loopt en bedenkt dan eens hoe ge
zelf, in uw jeugd, vijf voet hoog sprong als va
der en moeder u eens meenamen naar een uit
spanning of een voorstelling van een dilettan
ten tooneelvereeniging.
Alles is opgeschroefd zeggen wijwerkelijk
het is de waarheid, want niets is èr meer echt.
Maar van de krans en wat daarbij behoort spijt
het ons het meestehet ding is tegenwoordig
niets meer waard
Sloopen kan iedereen. Vandaar dat er
zooveel zoogenaamde „eigenbouwers"
gevonden worden.