hOt HthK VAN ZIJN G BkEK GENEZEN WERD Een ondernemend koopman in tweedehands-hoeden weet van den storm te profiteered (The Humorist) „U mag wel goed op uw verkoudheid passen, Oom.' „Maar beste kind, ik wil ze juist kw ijtraken (The Humorist.) VRCOLIJK HOEKJE. Zijn wensch vervuld. VAN ALLES WAT Paul Kruger en Leyds. Dr. Leyds, de voormalige staatssecretaris van de Transvaalsche Republiek, verhaalt ergens hoe hij met den president over zekere zaak eens zeer ernstige woordenwisselingen had en hoe beiden kwaad van el kaar wegliepen. Leyds, die van geen toegeven wilde weten, omdat hij vast geloofde in zijn recht te zijn, verwachtte niets meer of minder dan zijn ontslag. Daar wordt des nachts om drie uur aan zijn deur geklopt. Wie zou dat wezen op zoo'n ongelegen tijd? :igen persoon. Hij kon zoo zei hij tegen Leyds, niet slapen. Hij had over het gebeurde Het was Kruger in eig van gisteren nog eens ernstig nagedacht en was tot de overtuiging gekomen dat hij ongelijk had. Nu kon hij nog minder rust vinden. Hij was daarom zoo op stel en sprong gekomen, om dit aan Leyds te zeggen en hem zijn spijt te betuigen over de harde woorden, die hij gesproken had. Wie zijn moed verloren heeft, moest zijn mond er achteraan gooien. 1— I—IT——I Tir~~1 (Vervolg en slot.) De klok sloeg echter tien uur toen Henk beneden kw-t m. Wel schaamde hij zich erg en uurtot moedei haast niet aanzien, maar niettemin ging het vei sc.icidene dagen achtereen op dezelfde manier. Moeder zuchtte. Zou Henk dan nooit behoorlijk Iceren opstaan Het was een prachtige zomermorgen, Reeds vroeg u u jVr0UW Meiier» door het gezang der vogels gewekt, het bed verlaten en was de tuin ingegaan. W at was het heerlijk weer. Alles beloofde een mooien dag Plot seling kreeg mevrouw Meijer een plannetje. Als ze van daag eens met de kinderen ui'ging, een dagje naai het strand. Wat zou dat een verrassing voor hen zijn. Ze waren nog bijna niet uit geweest. Gauw zocht ze vader op en deelde hem haar plan mee. Vader was er dade lijk mee ingenomen. „Ik kan zelf niet mee", zei hij, „want ik verwacht iemand die mij vandaag over zaken komt spreken maar jij en de kinderen kunnen evengoed gaan. En daar be denk ik wat, Marie je moet hen niets zeggen vóór ze beneden zijn, dat zal de verrassing des te grooter maken." ..En Penk dan vroeg moeder. „Als ik htm maar eenmaal roep en met vertel dat we uitgaan, is hij stellig met op tijd beneden". Vader keek ernstig, „ja, Marie", zei hij, „dat is wel n.iai voor hem, maar wij handhaven ons plan, slechts eenmaal roepen en dan niet meer. Hij moet dan maar door schade en schande wijs worden." "Je hebt gelijk, man", zei moeder. „Ik ga ze dan nu maar roepen". Zij betrad het kamertje der jongens, wekte, zooals lederen morgen, jan en Henk en ging toen naar de meisjes. O, hoe hoopte zij dat Henk ditmaal terstond zou opstaan, want hoewel het voor zijn eigen bestwil zoo moest, slechts noode zou ze hem achterlaten. De meisjes waren al wakker toen moeder binnenkwam en Bertha sprong dadelijk het bed uit. Vlug werden de ae kleintjes door moeder aangekleed en niet lang duurde net of het troepje was beneden, uitgezonderd Henk. „neen, moeder", antwoordde jan. „Ik heb nog gezegd, toe Henk ga nu mee naar beneden, maar hij bromde wat en draaide zich nog eens om"* Moeder zuchtte. Zij merkte het wel, haar oudste zou niet meegaan. 7k-U' kinderen", zei ze, „jullie moeten vanmorgen vlug ontbijten over een uur gaat de tram en daarmee willen we vandaag naar zee gaan". Dat gaf een vreugde? Jan stond op en wilde de kamer verlaten. „jan, wat ga je doen vroeg vader. „,k Wil aan Henk gaan zeggen dat wij uitgaan", ant woordde Jan, „anders is hij niet op tijd klaar", „Hier blijven jan",,zei vader. „Henk moet op tijd op staan of wij uitgaan of niet". Het ontbijt was spoedig afgeloopen. Van louter vreugde had niemand der kinderen veel kunnen eten. Maar moe der had een flinke voorraad brooujes ingepakt, want ze wist wel dat het aan zee des te heerlijkei zou smaken. Men was gereed om te vertrekken. Hog steeds was Henk er niet. Nog eens fluisterde moeder met vader en vroeg hem, nu hij vandaag toch thuis moest blijven, een oogje op Henk te willen houden. Yadei beloofde het en vroolijk nam men afscheid. Meer dan een uur daarna kwam Henk naar beneden. Hij was wakker gewoiden door het slaan eener klok en bemerkte tot zijn grooten schrik, dat hij weer zoo veel te laat was. En gisteravond had hij zich nog zoo stellig voorgenomen terstond wanneer moeder hem riep op te staan. Moeder zou wel niets zeggen, dacht hij. Sinds hij maar éénmaal geroepen werd en dan niet meer, had moeder niet meer op hem gebromd. Maaro, de manier, waarop moeder hem aanzag als hij te laat beneden kwam, was even erg, ja, misschien nog erger als een standje ooit zijn kon. Hij kwam in de huiskamer, vond er zijn ontbijt, maar zag niemand. Terwijl hij zijn boterhammen opat, merkte hij dat het toch zoo vreemd stil in huis was. Hij keek uit het ven ster. Neen, in den tuin was ook niemand, zelfs de klein tjes met. Daar ging de deur open en kwam vader binnen. „Dag Henk", zei vader. „Dag vader", antwoordde Henk, en toen „is u thuis, Vader?" (Gewoonlijk was mijnheer Meijer voor zaken op reis.) „ja, Henk", antwoordde vader en liet er toen op volgen„Dat tref je nog, anders was je geheel alleen thuis vandaag." Vragend zag Henk zijn vader aan. Mijnheer Meijer nam een stoel en ging bij Henk zitten. „Luister eens, mijn jongen," zei hij. „Toen moeder vanmorgen opstond en zag hoe heerlijk het weer was, besloot zij de gunstige gelegenheid waar te nemen en een dagje met jullie naar het strand te gaan". Opeens begreep Henk alles. Vandaar die stilte in huis. Twee groote tranen welden er op in zijn oogen. „Vader", vroeg hij, „zijn ze allemaal uitgegaan „ja Heok", antwoordde vader, ,,'t Viel moeder erg hard om zonder jou heen te gaan, maar je weet, wat moeder en ik gezegd hebben Voortaan maar éénmaal roepen, wat er ook gebeure". Henk boog beschaamd het hoofd. Hij wist het, het was volkomen verdiend, dat hij nu (Zie vervolg op de volgende pagina.) alleen thuis niocst blijven. Dikwijls genoeg hadden vader en moeder hem op het verkeerde van zijn gewoonte gewezen, „Henk", sprak vader ernstig, „beloof mij nu dat je voortaan met alle kracht tegen je verkeerde gewoonte zult strijden, dan heb je deze teleurstelling met voor niets ondervonden, maar is zij een les voor je geweest." Met tranen in de oogen beloofde Henk het. 's Mid dags, toen het bezoek dat vader verwachtte, gekomen en weer vertrokken was, zei vader„Kom Henk, nu gaan we samen maar eens wandelen, tenminste als je er lust in hebt". Of hij er lust in had Samen maakten ze een groote wandeling bu ten de stad. Vader vertelde een aardig verhaal uit zijn eigen jeugd en ook Henk vertelde op waders vragen veel van school. Zoo vond Henk nog een onverwachte vergoeding. Tegen den avond kwamen vijf vermoeide reizigers thuis. Zij hadden aan het strand veel genoten. Toen ze in de tram zaten, die hen naar huis bracht, zei jan ,,'t Was toch erg jammer, dat Henk er niet bij was", en hiermee waren allen het eens. Toen moeder binnenkwam, zocht haar oog terstond Henk. Hij kwam naar haar toe. „Moeder", zei hij, „'k heb vader beloofd te zorgen dat dit niet meer gebeurt". Moeder kuste hem. „Dat is goed Henk", zei ze. „Het deed ook mij zoo'n verdriet dat je niet mee* kon, maar 't is voor je eigen bestwil". Henk hield woord. Wel had hij nog eens moeite het bed uit te komen, maar als jan dan zei„Henk, kom nu, denk er aan dat je het moeder beloofd hebt", dan stond hij dadelijk op en kwam gelijk met jan beneden. 't Behoefde dus nooit meer te gebeuren, dat moeder met de andere kinderen uitging en hij thuis moest blijven. I RANCINE. Een jongmensch had zich in schulden gestoken en schreef een brief aan zijn papa. Beste vader. Tot mijn spijt heb ik speelschulden. Stuur mij alstublieft honderd gulden. Uw liefhebbende zoon P.S. Ik schaam mij zoo over dezen brief, dat ik eigenlijk hoop, dat hij u nooit in handen komt. De vader antwoordde Beste jongen, je wensch is vervuld. Ik heb je brief niet ontvangen, je liefhebbend vader. SPcLLETJES, Oplossing van de Ieg-puzzle uit het vorige nummer. X I* l 1 ••iv l* f..." .»*V- Som derOoc^TV h: <*8 V - -» 1 P" '45 |ij»* I -• - 'ti* - m- l t *+f v* r •I-* tf A D t n ••I •VH:.?.: Chnufft-erende d ime (die een wielrijder heeft aange reden) „Het spijt me verschrikkelijk, maar het was werkelijk mijn schuld niet. Ik heb mijn hand uitgestoken." Slachtoffer, galant: „Natuurlijk mevrouvije, uw hand is zoo klein dat ik zc niet zagdat is de kwestie." (Londen Opinion.) Vriendin „Is je keu kenmeisje lang bij je je geweest Gastvrouw„Oh ja, gedurende een lichte aanval van influenza, gevolgd door een ze nuwuitputting en een maand rust totherstel. (The Humorist.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1926 | | pagina 10