vvlv.ür Ml UWSliLAD VAM 16 APRIL 1926.
HENK EN PLUUT
(Slot.)
„|a moeder", antwoordde Henk zacht, 't Was er uit,
vóór hij 't wist, 't kwam zelfs heelemaal niet bij hem op
dat hij eigenlijk jokte. Hij dacht alleen aan Pluut en
aan het lot, dat het arme dier misschien te wachten
stond. Moeder hield ook veel van hem, maar als moeder
het nu toch eens werkelijk gemeend hadO, hij kon
niet scheiden van zijn trouwen makker 1
En weet je dan niet meer, wat ik gezegd heb Henk
ging moeder voort. „Dat als je weer iets brak en je 't
mij niet dadelijk vertelde, je straf zou krijgen Ik weet,
dat je gisteren het laatst in de voorkamer geweest bent,
dus heb je tijd genoeg gehad om 't mij te zeggen. Voor
straf moet je nu vanmiddag op je kamer blijven en mag
je niet met vader wandelen. Dat had ik niet van je
gedacht, vent!"
'tWas alsof Henk zijn boterhammen onmogelijk door
zijn keel kon krijgen. Dat hij straks naar boven zou
moeten, had hij graag voor Pluut over, maar dat moeder
gezegd had: „Dat had ik niet van je gedacht, vent!"
dat vond hij vreeselijk.
„Eigenlijk was je een héél stout hondje, en ging hij
Schoorvoetend ging hij naar boven. In zijn
kamer gekomen, of hij barstte in snikken uit. 't Duurde
echter niet lang of daar stond Pluut héél zacht voor de
deur te janken. Henk liet hem haastig binnen en ver
gat de deur weer dicht te doen. Hij begroef zijn gezicht
j e vacht van zijn trouwen makker. Toen hij
eindelijk uitgehuild was, streelde hij Pluut en zeide
liefkozend
^'8en''jk was je een héél stout hondje, Pluut, want
jq hebt het vaasje gebroken en ik niet, begrijp je dat
we Maar je mag bij ons blijven en ik zal de straf
wel dragensamen zullen we die dragen, want je blijft
zeker bij me
Opeens daar stond vader in de deuropening, vader,
die iets krijgen wilde uit de gangkast naast Henk's
kamertje en die alles gehoord had.
„Kom eens hier Henk", zei vader, Is dat waar, wat ie
tegen Pluut zei?"
„|a vader", antwoordde Henk verschrikt.
„Zou je het dan niet aan moeder vertellen Vindt je
eigenlijk niet, dat je moeder voorgejokt hebt?"
Henk keek vader met groote oogen aan en zei
„Daar heb ik heelemaal niet aan gedacht. Ik was zoo
bang, dat moeder 't laatst meende, toen moeder zeidat
Pluut weg moest, als hij weer wat brak",
„Maar vindt je het dan nu ook nog niet?"
Henk was een oprechte baas en antwoordde dadelijk
„|a vader, maar wat moet ik dan doen
„Moeder eerlijk vertellen, hoe de vork in den steel zit."
„Maar Pluut dan, vader..."
„Geen maren, vent, die houdt een ferme Hollandsche
jongen er niet op na."
Henk ging nu zonder langer te dralen naar Moeder
toe en biechtte alles eerlijk op.
„je bent een flinke jongen, Henkwas alles wat
Moeder zei. ,t!k meende het niet, hoorDaarvoor houd
ik te veel van PluutEn na een hartelijken zoen ging
Moeder voort
„Vraag Vader maar, of hij nu nog met jou en Pluut
gaat wandelen 1"
„|a zeker", zei Vader, „we gaan een flinke wandeling
maken over dejhei. Nee maar, kijk Pluut eens, hij springt
tegen ons alle drie op van plezier, omdat alles weer in
orde is. |a ja, brave hond, je mag mee uit
't Werd een heerlijke wandeling over de hei en ik
weet niet, wie meer plezier had. Henk of Pluut.
VROOLIJK HOEKJE
„Waarom vraag jij je nieuwe patiënten altijd welken
wijn zij drinken en welk merk sigaren ze rooken Heb
je die gegevens noodig voor je diagnose
„Voor mijn diagose niet. Wèl voor mijn rekeningen."
Fransje en Ansje komen de badkamer binnen, juist
als vader zich staat te scheren. Allebei staan zij ver
wonderd te kijken.
„Wat heb je op je gezicht vraagt Ansje.
„Zeep".
„Heb je je dan nog niet gewasschen
Vader wil zich niet laten storen en zwijgt. En Fransje,
in 't volle bewustzijn van zijn meerderheid, legt zijn zusje
uit: „Domkop! Als bij geen zeep op zijn gezicht smeert,
kan hij toch niet zien, waar hij al met zijn mes geweest
is en waar niet
jan kan bij zijn taaloefening het woord „stof"' niet
vinden. De onderwijzer wil hem op weg helpen. Vertel
maar eens, waaruit wordt jouw pak gemaakt
„Uit vader's oude colbertje".
Gevangenisdirecteur: „Maar man, zie ik je nu alweer
hier Ik dacht dat je laatste straf je verbeterd had",
„Dat is ook zoo. Maar ik wil graag nog een beetje
beter worden".
jonge dichter„Den redacteur van de „Lyrische
Avondklokken" hebben ze naar het gekkenhuis moeten
brengen.',
„Is dat niet dezelfde, die nog kort geleden een gedicht
van jou heeft opgenomen
Een ambtenaar b rucht om zijn lompheid, had de
brutaliteit onlangs in het bijzijn van een boer te ztggen
„Alle boeren zijn vlegels."
„Zoo antwoordde ons boertje gevat.
„Maar niet alle vlegels zijn boeren."
„U moet veel druiven, sinaasappels, dadels, choco
lade en zulke dingen meer gebruiken. Dan alleen is er
kans op genezing. Over vijf minuten zal ik terugkomen om
te zien of mijn orders uitgevoerd zijn."
(London Opinion)
„jong echtgenoot: „Gisterenavond toen ik thuis kwam
had mijn vrouw mijn stoel al bij den haard geschoven, mijn
pantoffels klaar gezet, mijn pijp gestopt en
Oudere vriend „En hoe vond je haar nieuwe hoed
(Passing Show)
W! RLING's NIEUWSBLAD VAN 16 APRIL 1926
SP LLETJES.
Oplossing Je.' egpuzzle van voiigc weck.
VAN ALLES WAT
Een „droog" verhaal.
Ons verhaal speelt in Amerika, de Vereenigde Staten
die drooggelegd zijn, zooals ge weet.
Maar ge zult óók weten, dat de meeste Amerikanen
toch niet erg ingenomen zijn met die droogleg-methode
en dat allerlei foefjes worden bedacht om toch wat
drank machtig te worden.
't Is een wedstrijd in spitsvondigheid gewo den tus-
schen ue „natten" en de drankweiambtenaren, wier
aantal dagelijks groeit.
Een leger derzulken trekt het land door, op zoek
naar overtreders. Ze mengen zich onder het publiek in
trein, bioscoop en schouwburg, ja, zelfs op particuliere
partijen en bijeenkomsten moet men zich nog hoeden
voor verraad. De een vertrouwt den ander niet.
Op het stationnetjo van Meranville liep een boertje te
wachten op zijn trein. Oud was hij al. maar hij had een
paar lêuke oogjes in zijn hoofd. Hij droeg een klein
mandkoffertje in de hand. Andere wachtenden wierpen
steelsche blikken naar het boertje, meer nog naar het
mandkoffertje, dat zoo voorzichtig gedragen werd en
voor elke aanraking met passeerenden werd behoed.
De inhoud moest wel kostbaar zijn en de Amerikanen,
die elkaar in zekere opzichten kennen, grinnikten het
boertje welwillend toe.
Daar kwam de trein. Oef, wat zat-ie vol. Geen pas
sagiers stapten in Meranville uit, daartegen moesten
verscheidene nieuwe reizigers nog een plaatsje in de
overvolle coupé's zien te veroveren. Ons boertje had
Zij (doelende op trapeze-artisten op Het tooneel)„Ik
heb gehoord dat ze den geheelen dag zonder voedsel
blijven ^m zich hier voor te p epareeien".
Hij (denkende aan de kosten van diner en schouw
burgplaatsen) „Ehum Zij zijn niet de eenige
(Passing Show).
de helft van den trein nagespeurd zonder een plaatsje
te ontdekken. Daar klonk het signaal van vertrek reeds.
Resoluut opent hij nu een coupédeur en onderwijl de
trein zich al in beweging zet, wordt de reiziger door
welwillende handen in zijn kraag gegrepen en naar bin
nen in de coupé getrokken. Bij deze beweging echter
was het mandenkoFertje in niet onzachte aanraking met
de vloer gekomen, wat het boertje een benauwd gezicht
deed zetten. Hij herstelt zich echter direct en plaatst
het koffertje in het bagagenet op de eenige plaats, die
nog vrij was.
Voor den nieuwen passagier werd een plaatsje, recht
er tegenover ingeschikt. Met een schuwen blik keek hij
nu en dan naar zijn eigendom op. Dat was niet ont
snapt aan de aandacht van den man, die er juist onder
zat en die óók plotseling belang in het koffertje
ging stellen, nadat enkele druppels van omhoog op zijn
knieën waren neergevallen, wat ook het boertje met
zichtbare ontsteltenis bleek te hebben opgemerkt. De
heer grinnikte. Het was de tintelende vreugde van den
speurhond, die het wild g roken heeft en zich nu ver
leiden laat tot een wreeö spelen met het slachtoffer, dat
hem toch niet meer ontgaan kan. Hij vangt de neer
vallende druppels op z'n hand op en proeft
Aha, zegt hij tot het boertje, dat is goed spul, hé?
Hm Hm
De' heer vangt weer op, „proeft" hoorbaar, smakken
de met zijn tong.
Alle medereizigers hebben meelij met het boertje.
Wat is 't Whisky vraagt de heer.
Neen, antwoordt het boertje."
De heer grinnikt, proeft nog eens
Cherr-y vraagt hij.
Neen, geen cherry
De heer proeft.
likeur? Chartreuse misschien?
Ne^n, antwoordt het boeitje benauwd.
De heer proeft, wordt blijkbaar ongeduldig.
jenever? Is het dan jenever...?
Ook niet. /.egt ons boertje.
De heer „kookt"; hij proeft en proeft, trekt eer. naar
gezicht en brult
Maar watwat is het dan
'n Fox-terrier, zegt ons boertje met nauwelijks in
gehouden pret.
En heel de coupé brult van het lachen, uitgezonderd
de beproefde belastingambtenaar, d:e spuug-nijdig gromt
en bromt.
Mo.der. „Ja, Döra is sinds zes maanden aan de
vioolstudie. Wij trachten het geheim te houden."
Bezoeker„Daar doet u zter verstandig aan."
(The Humorist)