We geling s Thentvs blad Ill in Bijblad van SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNTJE Ji t: WEGELING's NIEUWSBLAD VAM 26 MAART 1926. PROFFESSOR GEZICHTSBEDROG. „Nu jongeluiWat zeggen jelui van het teekentalent Tan m'n neef? Hij heeft me tweemaal naast elkaar ge- teekend en als achtergrond voor m'n pantalon een lap geruite stof genomen. Wel leuk bedacht maare... de beenen zijn wat lang uitgevallen hé? Enne... heb ?k nu X- of O-beenen Oo« Theo. OplossingDe beenen zijn zuiver recht geteekend, dus noch X- noch O-beenen. Houdt de teekening op gelijke hoogte van je oogen en zie zöó langs de tee kening heen, dan zult ge zien dat het zuiver rechte lij nen zijn VROOLUK HOEKJE. De verkeerde. Een passagier nam in Rotterdam den nachttrein naar Parijs. Hij verzocht den conducteur hem in Brussel te waarschuwen, daar hij slechts tot daar wilde reizen en een uurtje slaap noodig had. De conducteur nam den gulden aan, welke hem toegestoken werd en beloofde aan den passagier, dat hij hem in Brussel zou wekken. De man sliep en werd - den volgenden morgen wakker te Parijs. Hij liep woedend op den conducteur toe, om dezen op velerlei wijzen kenbaar te maken, dat conducteurs fo: de meest onbetrouwbare individuen Jop den aard bodem behooren. Maar, m'neer, antwoordde de conducteur, u bent boos, en u zegt vreemde dingen, maar u haalt het nog niet bij den man, dien ik in Brussel uit de coupé gesleept heb. Kleine vergissing. Jèng, die weinig reist, kwam in het hotel en vroeg een kamer. De portier boog, ging voor, deed een deur open en zei Gaat u bini en Denk je, dat ik daarin ga! riep jèng, ten kamertje zoo grtjot als een hondenhok en anuers niet Meneer, zei de portier beleefd, hu is de lift, LENTE. Een elfje kroop laatst uit den grond En keek met vriend'li|k oogjes rond. Het dacht: „war is het hier toch kaal, 'k Geloof, dat ik mijn vriendjes haal, Om samen eens te proheercn Op aarde alles cm re kceren". Het stak haar hoofdje vlug naar binnen. En riep„we moeten gauw beginnen, Met alles buiten frisch te kleuren, En 't moet maar dadelijk gebeuien!" Eén elfje vloog toen in de boomen En liet de jonge blaadjes komen, Een ander, in het wit gekleed, Maakte^de vruchtboomen gereed, Het strooide bloesems, z*cht en teer, Van boven op de takken neer. Een elfje, één met gouden lokken, Is vroolijk er op uit getrokken, Het huppelde langs sloot en plas, Het sprong in 't malsche, groene gras, Het schudde 't hoofd en zuiver goud Viel op het gras en tusschen 't hout, En als de zon er over lacht, Straalt 't speenkruid met een gouden pracht, Eén elfje is niet klaar gekomen, Het elfje der Kastanjeboomen, Wèl zette 't alle kaarsjes klaar, Maar 't werk inééns viel haar te zwaar. Nu rust het eerst een beetje uit En steekt dan eind'lijk tot besluit, De rood' en witte kaarsjes aan, Hair werk is dan ook afgedaan. De elfjes zijn daarna verdwenen, Bescheiden zweefden zij weer henen, Maar wij, wij danken voor de pracht, Door al die elfjes ons gebracht. VEILIGHEIDS- EN VOLKSGEZONDHEIDS-HOEKJE VERKEERSONGEVALLEN ontstaan door verkeerd toepassen van de regels van de wegOP EEN KRUISPUNT HEEFT WIE VAN RECHTS KOMT VOORRANG DRAAI NOOIT lichtlampen aan, terwijl ge met één hand de aardleiding of een „ge-aard" deel van uw radio-toestel aanraakt. Het kan u het leven kosten. WAAR EEN LAST WORDT OPGEHESCHEN, past het zeer bedacht te wezen "Wil dus met uw lichaam wijken, daar de LUS licht kan bezwijken. 32a JAARGANG VRIJDAG 26 MaART 1926 No. 12 83 Juist kwam oom Grijsbaard thuis met een groote zak eikels, die hij in den tuin gezocht had. Tante Orijsbaard gaf oom een stevige zoen. Dat doen wij muisjes en ratten met onze spitse neusjes tegen mekaar, moet jullie weten. Door Jong en Oud 81 Juffrouw Orijsbaard stond dadelijk op, toen we binnen kwamen. „Hé, dat is aardig van jullie", zei ze. „Komt jullie ons eens bezoeken En wil jullie wat spelen met de neefjes en nichtjes? Komt maar binnen, komt maar binnen. Jullie bent al aardig gegroeid hoor..." 82 We vertelden tante Grijsbaard, wat er met ons gebeurd was. „Dat is heel ondeugend van jullie, om zoo inaar stil weg te gaan", zei ze. „Wat zal jullie moeder in angst zitten. Ik mag ze wel gauw even waarschuwenanders heeft het arme mensch geen rust" 84 Tante Grijsbaard vertelde haar man onze heele geschiedenis. „Zoo, zoo", zei oom, „dan zal ik meteen maar even gaan waarschuwen. Mij zal Kater de Reus niet te nakomen". Oom stak een sigaar op en hij vertrok dadelijk om moeder gerust te stellen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1926 | | pagina 11