Oom Theo. INT ElR NO/ „ZWAGER 1G EEN AlJLUKtmRf^GT GASTHEERVWinMfiJEfï CENTJES WEGiLIMG's N.EUWSBLAD VAM 19 MAART 1926. PROFFESSOR GEZICHTSBEDROG. „Hm.daar sta 'kZeg jongelui, welke stoeprand is de breeds'e Rand A, B of C. jelui zien hier den plat- tegfond van een plein, omringd door 3 huizenblokken. Met passen tellen kom ik er niet. Helpen jelui even Niet nameten hoor 1" OplossingAlle drie zijn even lang. VAN ALLES WAT. Vragen door kinderen, Er bestaat een leeftijd, waarop kinderen alles vragen cn dat is meestal de leeftijd, waarop de geest begint te ontwaken en bij de opgewekte kleinen voortdurend de wensch opkomt, voor de op hen aanstormende indruk ken hulp en raad bij volwassenen te vinden. Vader en moeder zijn wel een tijdlang geduldig en trachten, zoo veel zij kunnen, op alles te antwoorden wat 't kind vraagt, maar langzamerhand raakt 't geduld op en in plaats van vriendelijke mededeelingen, hoort het kind soms plompe afwijzingen, zelfs scheldwoordenmenig maal wordt 't „dat eeuwige vragen" verboden. Dat is natuurlijk het verkeeidste wat ouders en op voeders kunnen doen, want zij belemmer-en daardoor de gezonde en noodzakelijke reactie van het kind op de eischen der geestelijke ontwikkeling en laten in zijn hoofdje een ve w u ring ontstaan d.e nog lang daarna noodlottig kan* bli,v. n. Intusschen is het ouk niet zoo gemakkelijk, altijd het iuis»e woord te vinden, dat overeenstemt niet het be vattingsvermogen van het kind en liet niet vo'propt met allerlei onverteerbare wetenschap, het moet al een er varen opvoeder zijn, ten goed kenner van de kinderziel, die in staat is het kind op werkelijk goede wijze doo** den vraagieefiijd heen te brengen. En niet alleen kleine kinderen vragen, ook de grootere willen al het mogelijke weten, waai van de ouders soms zelf niets afweten. In Engeland heeft men in dat opzicht goede onder vindingen opgedaan met kin der-leeszalen, die zijn opge richt in vele openbare bibliotheken. Daar wordt een reddingsstelsel voor kindervragen toegepast, door dat een ervaren bibliothecaris of bibliothecaresse, die ge woon is met kinderen om te gaan, dipper stand houdt tegen d stormaanvallen met vragen van ce kinderen. Natuurlijk zijn de bezoekers van d e zalen hoofdz tke ijk kinderen van leerplichtigen leeftijd, maar ook voor de «5er kleinen zijn er prentenboeken en platen aan d mu en van de zaal, waarvan zij allerlei te weten kun nen komen en op vele plaatsen houden de leidsters der zalen de kleinsten ook bezig, maar hoofdzakelijk zijn zij er voor cfc-scholieren, die alle mogelijke dingen willen weten. Als er vragen worden gesteld, die niet gauw zijn te beantwoorden, dan wordt het kind verwezen naar een boek, waarin het onderwerp op een voor zijn leeftijd begrijpelijke wijze wordt behandeld. Bovendien dienen de bibliothecarissen den kinderen van raad over de boeken, welke de jongelui wensehen te lezen, en geven hun ook uiteenzettingen over dingen, welke zij voor de school noodig hebben. Theorie en practijk. „jaantie" sprak mevrouw Van K'etsen „Sta toch niet te draaien daar, Zeg me toch de waarheid liever, En erken je Muiheid maar, Want datliegen en ontkennen Maakt de fout veel grooter nog Erger dan je plicht verzaken, ls een poging tot bedrog. Dus, herinner je veel liever, Wat je vroeger hebt geleerd Door diejessen te vergeten, Doe je al persé verkeerd. Als je hier in dienst wil blijven, Ga dan altijd recht door zee, Hou de waarheid steeds voor oogen, Heusch, daar kom je 't verste mee Dus beken nu eerlijk, laantje, En hou op met je gezeur, Heb je gisteren, naar 'k hoorde 'n Uur staan praten aan de deur Toen mevrouw een weinig later In de goeie kamer zat? Waar ze, om eens uit te kijken, Voor het raam had post gevat, Rees ze eensklaps uit haar zetel, En riep uit„O, maar )aan, Daar komt die mevrouw Van Zeur aan, Denk erom, 'k ben uitgegaan WtGLLIMG's MIEUWSBLAD VAM 19 MAART. 1926. Een paar wenken bij de opvoeding van uw jonge hondje. Uw dier is niet op aarde voor uw genoegen alken, doch om der wille van zijn eigen leven en geluk. Dit neemt niet weg, dat uw hondje op zijn manier even goed als zijn groote of kleine bazen en vrouwen, een goed lid van het gezin moet zijn. Hij moet dus goede manieren leeren, zoodat hij niemand ovei last aan doet. En dus is het onze plicht ons een beetje moeite voor hem te getroosten, opdat hij een goed opgevoed hondje wordt en allen hem recht hartelijk litf krijgen! Vooreerst moet het hondje zindelijkheid leeien; hij wordt daartoe héél dikwijls buitengezet en dan blijven wij wachten tot hij klaar is, waarop wij hem dadelijk ter belooning weer binnen laten. Is hij in den beginne in huis onzindelijk, dan geven wij hem een zacht tikje en brommen boos„Bahwat heeft hij g.daan". Men bezige voor elke zaak dezelfde d a bij behoorende woorden en toon. Het tikje moei z c it zi,n, w&nt het nog zoo jonge hondje kan zijn on ge ukje niet helpen, het tikje moet alleen dienen om hem te leeren begiijpen wat niet mag. Straf en beloon altijd onmiddellijk, zoo mogelijk op heeterdaad. Een straf, die daarna komt woidt niet begrepen. Als uw jonge hond de meubels kapot bijt, is liet uwe schuld, het is gebrek aan speelgoed. Dit is niet zoo'n gemakkelijke kwestie, want het hondje moet veler lei en telkens ander speelgoed hebbeneen kalfsheen, een bal, inééngedraaïde lappen, taaie papieren of ge knoopte touwen in dikke proppen, een stuk carton, een oud cahier, enz. enz. Leg zijn speelgoed in een vast hoekje bijéén, hij weet spoedig, dat dit zijn speelgoed is en blijft van uw meubels af. Past echter op voor oude schoenen, want d»e eet hij op Mu moet hij leeren dadelijk bij u te komen, als gij roept of fluit. Fluit of roept niet op een oogenblik dat gehoorzamen te moeilijk is, zooals in het geval, dat uw hond juist een kameraad in het oog krijgt. Wacht op zulk een oogen blik even met uw bevel of gij zoudt hem leeren onge hoorzaam te zijn. Geef hem, zoodra hij.aan uw. roep gehoorzaamt een klein droog kaakje, die gij daarvoor bij u hebt. Later zal dit niet meer noodig zijn. Hij mag, als er koekjes aan de thee zijn, niet last'g worden. Én toch ook, is dit bedelen zoo aardig en vindt gij het gezellig hem iets Ie geven. Ga gerust uw gang, maai. ah» op em gegeven oogen blik hei bedelen u t moet zijn, zeg (Ln„nu js 't op!" Draag zorg hem nooit, nauat du is ge/i gd, nog iets te geven en zorg dat ook anderen zich li.eraan getrouw houden. Uw hond zal dan kalm zich <n het onvermij delijke schikken. Laat hem viij in de kamer rond loopcn, waarom zou hij altijd op zijn plaats moeten ziften? Maar wél moet hij een vast plaatsje heblen, ten mand of een kleedje, waarheen hij zich op bevel moet toeren hegevtn en waar hij soms op bevel moet bdjven. Laat hem altijd daar vei to ven als gij bezoek hebt Til een jong hondje niet op bij het nigvel, maar neem hem voorzichtig tüsschen be*dc handen. Geef hem volle melk, een ouden hond echter melk met water en geen van heiden vette spijzen of botje van wikf of gevogelte. Zachte kalfsbotten, goed afval v;.n stokviscb, rijst in biobd is-gezond voedsel M*n kan ook een weimg blad- 'g oenten geven of wortels, met of ueinig aaidappels G én ei wten of booiu n, géén peterset e. Zorg dat hij oveial op een vast plekje, altijd helder water heeft. Borstel hem eiken d »g en geef hem flink beweging. Leg uw hond nooit aan een ketting of liet mutt gecuiende korten tijd zijn voor straf; een jong 1 ontije mag vol strekt rooit vastliggen. En laat uw hond nooit alleen. Waarom mag een hond niet mee loopcn m« t tram, rijtuig öf rijwiel, zélfs liever niet als gii langza «m fietst Omdat hij behoefte h«eft aan een ongelijk matige n gar. g Behandel uw hond rechtvaardig en ook beleefd t apt gij per ongeluk op zijn staart, m nk uwe excuses en hij zal onmiddellijk begrijpen, dat d t geen onrecht was. Al> gij een hond van anderen overneemt, vergeet vooral met zijn oude mand, dekentje of kleedje mede over te nemen, dit zal in de eerste vneemde fd «gen voor het dier een troost zijn en hem gemakkelijker bij u doen wennen. Is hij vreemd of schuw, speel dan met hem. Houdt van uw hond, hij is liet meestal overwaard. Welwillendheid is meer dan weldoen met geld, daar zi[ kan bewezen worden zoowel aan den dooie, als aan den levende.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1926 | | pagina 10