We ge ling s 71ieumsblad
Bijblad van
SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNTJE
iff was eenvoudig doodelijk van haar. Dat is een
komiscne of tragische levensomstandigheid, al naar u *t
beschouwen wilt, die echter meer vooi komt.
Zoo iets had hij werkelijk nog nooit gezien. Hier, in
deze jonge vrouw, was nu lette Ljk alles vereenigd wat
tot opperste schoonheid voeren kan.
VRIJDAG 19 FEBRUARI 1926
No. 7
WEGELlNG's NIEUWSBLAD VAM 19 PEBR. 1926
VERGISSING.
Den eersten keer, dat hij haar zag, trof haar schoon
heid hem als een bliksemstraal.
Hij sidderde.
Hq ontmoette haar op een partijtje bij een vriend,
vaar het erg druk was, en kreeg slechts even gelegen
heid om met haar te spreken. Maar dat eene oogenblik
was al genoeg. Haar stem pure engelenmuziek
was volkomen in overeenstemming met al het andeie
in en van haar. Zij was aan hem voorgesteld als juffrouw
Terberghe, en als een onbeholpen schooljongen stond
hq even met haar te spreken.
Van dat oogenblik af had hij geen rust meer. Door
een handige informatie was hij te weten gekomen, waar
zg woonde, en er ging geen dag voorbij, of hij zwierf
even om haar huis, in de hoop, dat hq haar treffen zou.
Het lukte.
Drie dagen na zijn eersten verkenningstocht liep hij
haar loodrecht tegen het Ujf.
Hq kreeg een kleur als een vaandel van de S.D.A.P.,
nam zqn hoed af, dien hq vallen liet en stamelde een
paar woorden. Zo zei, met een ironisch glimlachje, toch
even een paar vriendelijke woorden terug, en aaide dan
haar hondje, dat zq in haar armen hield, jaloersch keek
hq er naar. Joen verdween ze in haar huis.
Nu was hq heelemaal van streek. Ze was vriendelijk
tegen 'm geweest Ze had zelfs z*n hoed willen oprapen.
Twee dagen later was hq opnieuw den koning te rijk,
toen hij haar dicht bij haar'woning zag aankomen. Ver
heugd trad hij op haar toe.
„juffrouw Terberghe, ik ben waarlijk een bofferIk
Hq schrok van den blik harer oogen, die hem vreemd
aanzagen.
„Ik heb niet het genoegen u te kennen", zei ze.
Hq was stupefait
Cu eergisteren hebben we hier in deze zelfde straat
nog met elkaar
„Ik spreek niet met heeren, die ik niet ken", zei ze
verontwaardigd en liep door.
Hq stond paf.
Wat was ar gebeurd in dien tussehentqd Wat had
men haar wijs gemaakt over hem Want, natuurlqk, er
moest iets bijzonders zqn. Een mededinger Een vijand
Een lasteraar?
Een week lang bleef hq in onzekerheid. Toen nam
hq een kloek besluithij zou het weten. Hq zond een
boodschap naar zijn kantoor, dat hij wegens lichte on
gesteldheid niet komen kon, en besloot den heeien dag
in de nabijheid van haar huis te patrouilleeren.
Om negen uur trok hq op post. Om kwart voor twaalf
kwam zij haar huis uit.
En hoe
Reeds uit de verte zag hq haar zonnigen glimlach,
toen ze hem in de gaten kreeg. Hem duizelde 't Was
het weer goed Had zq bemerkt dat zq hem onrecht
had aangedaan
„juffrouw Terberghewat een geluk, dat ik u weer
„Het genoegen is heusch aan mijn kant, meneer Ver
hagen
Hq wist niet goed, wat hq zeggen moest, tot ze'm
vertelde, dat ze naar de Bierstraat moest
„Ik ookloog hq.
„Leuk!" fluisterde ze, en het was of er een hemel
voor hem open ging.
Twee straten verder zag hij zqn patroon aankomen.
Als een hazewind schoot hij een banketbakkerswinkel
in. „Bcibons!" riep hij tegen haar. Hij kocht een pracht-
doos. Ze nam die blozend aan. Hij mocht haar weer
thuisbrengen ook.
Den volgenden dag was het weer mis. Ze negeerde
'm straat Liep, toen ze zag, zelfs hard weg en
vluchtte een winkel in. Hq ook. Ze draaide heip haar
rug toe. Alles weende in hém. Maar op den avond van
denzelfden dag kwam hij haar weer tegen, en nu straalde
ze van vriendelijkheid. Er kwam zelfs een blos op haar
wangpn toen ze hem zag. Ze was met haar vader,
groette hem liefkozend, maar toen ze een tram instap
ten, deed hij hetzelfde. Op bet balcon stond hq naast
haar. Haar voet raakte den zijnen aan. Hij kon zich
met langer bedwingen. „Mag ik hopen?" fluisterde hq.
liaar Mik was voldoende antwoord, haar wenkbrauwen
wezen naar pa
Hij liet er geen gras over groeien. Op z*n mooist
aangedaan viotg hij den volgenden dag belet bij haar
vader, die hem statig ontving.
„Meneer Terbcrghe" sprak hij, met al den mannen
moed, die in hem was; „ik ben iemand van onbespro
ken gediag, goede betrekking, P.G* en kom u de hand
uwer dochter v agen. We beminnen elkaar!"
De vader keek hem lichtelijk verbouwereerd aan en
zei„Vei klaar u nader meneer I"
Op dit oogenblik ging de deur open van het salon
en keek een bekoorlijk meisjesgezicht naar binnen.
Zq was bet
„O", riep ze, hebt u belet V Maar dan, eensklaps,
gng de deur wijder open, en zei ze: „O, pa, dat is nu
de mijnheer, die me telkens brutaal achterna looptP*
„Kom eens hier, Erna", zei de vader. „Deze heer.."
„Loopt me achterna, en ik ken 'm niet!"
„Kent u me niet En we hebben samen
„Stil mijnheerzei de vader streng. „Erna, heb je
dezen heer lief V
„Lief? Ik vind 'm gewoon een... nu ja... dat doet
er niet toef"
„Mag ik u verzoeken heen te gaan, mijnheer, wan
neer u niet wilt, dat ik u bq uw kraag neem?"
Hq waggelde weg.
Draaide de aarde of niet? Was alles nu werkelijk
heid of niet?
Hij besloot vier-en-twintig uur bedenktijd te nemen.
Maar in die vier-en-twintig uur kwam hij haar weer
tegen, de stralende schoonheid.
Ze keek als een heeien dag onweer.
Uit eigen beweging kwam ze naar hem toe en zei:
„Nu ik gemerkt heb, dat u telkens een ander meisje
achterna loopt, spreekt bet vanzelf dat alles, alles tus-
schen ons uit is!" Weg was ze. Als een pauw zoo
trotsch, als een hinde zoo snel.
Zijn hoofd dreigde te barsten. Hq een ander meisje
achterna loopen Hij, die 's avonds verzen maakte op
haar? Die eiken dag een schoon boordje om deed,om
dat hij haar kon tegenkomen Welke vuige lasteraar
was hier aan 't werk
In zijn knetterende wanhoop besloot hij alles aan zqn
vriend te vertellen, in wiens woning hij haar eerst had
ontmoet; die sou hem raad geven, stellig.
Hij deed het
De vriend luisterde aandachtig en begon toen te lachen
dat de meubels in de kamer er van trilden en de fami
lieportretten van de muur vielen.
„Stommeling", brulde hq, toon de bui wat over was,
„stomme'ing, heb je dan niet gemerkt, dat bet een
tweeling was Het zqn twee zusters en ze lijken
zoo sprekend op elkaar, dat ze zelfs thuis in de war
zouden omen, als ze niet oen hulpmiddeltje hadden
om ze uit elkaar te houdende eon draagt eon goudea
en de ander een zilver ringetje. Stommeling
„Maar met wie heb ik dan bq jou kennis gemaakt?"
hakkelde hq.
„Weet ik het „We hadden ze allebei verzocht, maar
de eene was ziek. Wie er geweest is, weet ik niet eens".
Hij is stil weggegaan en beeft getracht zqn eerste
liefde te vergeten. Want hij wist immers niet eens, wie
hq gevraagd had?
32e JAARGANQ
Door Jong en Qud
•1 JOp
T vroeg Knagelijntje.
niet f Kan dat niet,
1" kwaakte de baron. Jén oogenblik,
Baron van Workenbnrg vouwde zqn
zette zqn bril vast opzqnnens
een geweldigen «prong.
02 Hij vloog ais een bal door de lucht en kwam
wet een sierlijke boog in den grasrand aan da
andere zijde van bet park terecht ,'n Rare rae-
die baron", zei Knagelijntje. „Ik begrijp
niet, waarom hij niet bij de luchtvaart gaat Ab
ik hem weer spreek, zal 3c t hem eens vragen."
63
a nu aan een aardig huisje, dat geheel
en bloemen gemaakt was. Knagelijntje
huisje „priëel". Er stond een tafeltje
en ook stoelen, die
Ik had nog nooit zoo*n
04 Op den grond lagen, overal verspreid, noten-
schillen. „Die hebben de kinderen neergegooid",
vertelde mijn zusje. „En ze hebben er heel wat
fijne stukjes noot tnsschen laten zitten. Zoek
maar goed, dan vind je zeweL Zei
lijk en *tis een gezond eten ook".