In Mecklenburg, daar woont een vorst,
Een hertog jong van jaren.
„Waar vind ik", sprak hij toch een vrouw,
Met wie ik gaarne trouwen zou
Een meisje, blond van haren
Hij reisde heel de wereld rond,
Trotseerde storm en winden,
Maar zag geen meisje, dat hem leek.
Waar hij ook zocht, hoe hij ook keek,
Hij kon haar nergens^ vinden.
Maar bij zijn thuiskomst op het slot,
Was hoog bezoek gekomen.
Daar, naast een kloeke koningsvrouw,
Stond fier Wilhelma van Nassau,
Het meisje uit zijn droomen.
MOEDERWEELDE
De tekst mocht naïf-romantisch zijn, de melodie een dreun, de begeleiding in
strijd met de fundamenten der harmonieleerhet lied sloeg in. En op den 7den
Februari 1901 was het geheele volk het er over eens, dat het toch nog best mee
kon vallen.