Wene ling s 71 ieums blad Bijblad van SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNTJE Uii het itöfiaansche roo vers leven. I 1 S?5i ZuZ* WEGtLING's NIEUWSBLAD VAN 15 JAN. 1926 Onverbiddelijk vervolgd doer de gendarmen, was Ver L/rbino Mattera gedwongen zich schu I te houden in het ruwe struikgewas langs de wilde hellingen van Kc- noso. De magere voorraad, dien hij had meegenomen op de vlucht „na zijn ongeluk" en het weinige dat de knapzak van een medelijdenden herder bevatte, was wel- dr i verteerd, en Mattera begon al spoedig ai tiet sner pende te gevoelen van den „satanschen vasten" waartoe de vluchtende roover gedwongen is. Sen poging om of te dalen naar het dorp gediuende den vorigen nacht, had hem haast in de gevangenis georacht en slechts aan de onveimue de vlughcui zijner stalen spieren had hij zijn ontsnapping te danken. Nu had hij den geheelen dag daar gelegen als een eve in zij i hoi en de honger verscheurde hem de ingewanden. «ngzaam daalde de zon neder en hare laatste stralen v*- g.iMen het st: mkgewas langs dt* helling. Yer ürbino s de ooren, een rytnmiscb geklingel trot zijn gc- hiM«r, hij herkende den tintinajo, den ram, den leider vai de kudde van zijn doip Dominiccaci. Jp het bergpad vertoonde zich Pietro Angela, de otKfe schaapherder, zijn vriend ürbino floot, de herder stapte vlug door, stapte op Ürbino aan en zeide rustig: „Ik zoek u Yer ürbino!" De zoover dacht alleen aan zijn gedwongen vasten c-t antwoordde: „Ik heb honger." De oude bleef zwijgen. Reeds had hij z'n knapzak geopend en reikten den hongerenden een snede lunJo. wat brood en een drinkfiesch. Gulzig at ürbino. De herder, die dezen noodzakelijken maaltijd niet had gestoord, maakte nu een kruis en zeide „De dood is in uw hu-s, Yer ürbino: uwe moe der verwacht den doodstrijd De roover vloog op met een sprong. „ik ga er heen „Zal ik meegaan V' „Neen gq zoudt mij doen vangen. Een man ontsnapt alléén beter aan de gendarmen en voor zij mij den w eg versperd hebben naar het bed mijner moeder, zal mijne kogeltasch leeg zijn." „Uw huis wordt bespied. Men weet, dat gij een goed zoon zijt. Neem u in acht." „Hm., ik heb mqn vrederechter, antwoordde de ban neling en streelde den loop van zijn geweer. „En boven dien De dood wacht niet. Onder de hoede der Madonna", Hij wierp zijn schoudermantel om, bevestigde den dolk aan de ketting, onderzocht de haan van het geweer er zeide „Gij kent het spreekwoord wanneer men met een vijand te doen heeft, moet men tusschen de drie S kiezenmaar met de gendarmen maakt men gebruik van alle drie" Nog een stevigen handdruk en de roover daalde langs de spleten der helling neder. „Arme kerelZoo'n goeden zoon. Een dapper vriend. En nu in levensgevaar zijn wegens een enkelen st eek" Hij dreef zijn kudde vooruit en neuriede zachtjes een oud volksliedje. Yer Urbino is in het gezicht van Dovnniccaci. De klei ne verlichte vensters schitteren in den nacht. De roover ziet er slechts één, dat van de eerste hut; daar, vóór hem dit licht brandt aan het bed zijner moeder. Verborgen in de diepte van een voor, kruipt Mattero voort en bereikt de haag. Daar knapten plotseling de d oge bladeren, en verspreidden doode takken onder Tvrxifx siappen. De raczer ligt plat op den grond, zonder een zucht. Zwans schaduwen teekenen zich af, gestalten in wit bofSdfetSerbij het schijnsel der sterren blinken geweer- bapoL De herder had goed voorzien, Men had de kndcrTle lief-de een hinderlaag gelegd. Een roover werd het bloed van woede heet. De ronde ging voorbq en sloeg den hock van den <nuur om. Urbino wachtte eon oogcabtik. Toen bief haj het hoofd op. Het verlichte venster wenkte hem. H| ge voelde, dat de angstige moeder met smart en hoop den zoon verbeidde; de oude moeder lag daar, bet stervende gelaat met grijze lokken omkranst, naar de deur gekeerd. Haa orekend oog, haar geopende mond, stamelen een onhoorbare oproeping, die alleen bet bart des zoons kan verstaan door de muren heen. Wat maalt hij nog langer om het gevaar? Mattera maakt een gat in de heining en werpt een handvol zand tegen de glasruiten. Het venster wordt geopend. Met een enkelen sprong heeft de zoon den drempel over- sprengre. hij sta.U in de kamer. De buurvrouwen, die bij de stervende waakten, slaan met de handen door de uchr. „Heilige Madonna Yc« oino staat bn de sponde der stervende. Hi buigi zich voorover, smeekt, kust de kjderes, wier bre ker-ir ik.gen hem niet meer herkennen. Nogmaals kermt hij „Mor der, het is uw Yero, spreek, zie mij ...«n- T. on dat gq mi hoort Hij weent, de rooverzijn hoo'd raakt het hout van «Je oerisu-de. Hij heeft de moederlijke armen on» /ijn bah geslagen, hij put zich uit in kussen en ombcizmgrn. tn plrvv -i»ng herleeft de zieltogende; zij ziet rij begrijpt, ha i I ppen kleuren zich. „Yero mio ï>.«ar klinkt hardvochtig de schede van een sabr I le gen de deur. De roover ontsluit zich uit de morde* Iqke omhelzing en opent de deur tot grooten schrik der vrouwen Het aangezicht van den brigadier straalt in een zege lach et geknars van het geopende en weder gesloten venster heeft zijn twijfel goed opgehelderd. „In den naam der wet", dus begint hg. Met een enkele beweging toonde Mattera het bed van van de stervende. Het smeeken van zijn blik hield de vuist van den brigadier tegen, die zich reeds naar zijn proo: uitstrekte. „Ik geef mij over, mompelde de roover. Maar heb medelijden, neem mij niet gevangen in tegenwoordigheid van haar. Zij gaat sterven. Als zij dood zal zijn, ben ik uv. gevangene". De brigadier stond besluiteloos. Hij dacht na. Zou hij op het woord van den roover kunnen vertrouwen Voor hem was aan de aanhoudmg van den vervolgde verbon den, bevordering en de medaille. Werd hij bedrogen, dan weg strepen en eer! Hij heeft geen steenen hart, nochtans. Hq ook heeft daar ginder een oude moeder en hem zoude het hart breken als hq ze in haar laatste uui verlaten moest. Hij aarzelt. Daar richt de stervende rich op in haar bed, zq opent de oogen met schrik. De gendarmenMen kwam haar kind aanhouden „Verdedig je, Yero Geef mij een dolk, ik zal u helpen." haar ontvleeschde arm snijdt de lucht, haar verwrongen vuist dreigt, hare oogen schitteren van haat Maar deze inspanning verteert hare laatste levens kracht, zq valt op het kussen terug. De jonge man ziet zijn moeder sterven. Met een enke len slag werpt hij den brigadier ter zqde en springt naar het bed. Woedend dat hij zich heeft laten verteederen en over tuigd dat Yero zal trachten te vluchten, heeft de gen darm, die zijn gevangene reeds ziet ontsnappen, de re volver opgeheven. Met |verbrijze!d hoofd stort de zoon op 't lijk der moeder neer. Dan wendt de brigadier zich naar zijn manschappen, die op het knallen van het schot zijn toegesneld en te midden der ontsteltenis der toeschouwers, zegt hq koud en koel„de wet gebruikt geweld". De brigadier heeft zijn gouden medaille ontvangen! 32m JAARGANG VRIJDAG 15 JANUARI 1925 Door Jong en Oud 42 Maar ft dacht dat 9c het ook wel kon. „Draai 2 po eens" tb 3c tfgoi K>*pe lijntje. „Dan zal eens springen Nu dat wilde Kna rlijnlje weL Ze bekte al omdat ze voelde, dat ik het niet kon. 42 Toen ging ik in de boekt staan. Neuswijs en Knagelijntje begonnen te draaien, en ik sprong. Maar ik bleef met m*n pootje achter éen der strootjes tferhm En ft; b.riiüde achterover op mij» xvg. 43 Al mijn zusjes en broertjes lachten mij uit. En ft zei: „Na ja, touwtje springen is eigenlijk geen jongenswerk. Maar ia tan we eens doen, wien bet eerste in dien balk geklommen isDan win ft bet vast, dat verzeker ft jullie." 44 Roef! Met ons negenen klanterden we tegen den halk op. De meisjes even goed als de jongens. Ik was de eersfee. Mijn broer Kneveisnoetje was vlak achter me. De anderen waren ver achter.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1926 | | pagina 9