hoofdjes worden ontbloot: ze zullen een Kerstlied
zingen.
Leni kent 't niet. Ze is er ook maar tusschen gaan
staan, want Puntbaard schijnt haar te vergeten.
t Klinkt heel mooi, vindt ze. die fijne stemmetjes
zingen zoo zuiver.
Nu het geëindigd is, mogen ze eens rondloopen
om alle versieringen goed te kunnen zien en eerst
nu schijnen de kabouters Leni op te merken.
Ze kijken hoogst verwonderd en praten er druk
over, wat dat meisje op hun Kerstfeest wel komt
doen. Dit duurt echter niet lang, want de Koning
tikt op de tafel en er heerscht weer diepe stilte.
Puntbaard noodigt Leni uit om hem te volgen en
hij brengt haar dan naar een verhooging naast den
troon; het groote oogenblik is voor Leni gekomen,
zij zal het Kerstlied laten hooren.
Even aarzelt ze, allen kijken haar zoo aan; maar
dapper begint ze toch te zingen: Er is een kindje ge
boren op aard'.
De kabouters luisteren met open mond, wat kan
dat meisje het mooil
Zelfs als het uit is staan ze nog stil en onder
den indruk; dan vormen ze spoedig een kring om
haar heen en dansen en springen van pret.
De Koning hamert echter al spoedig, hij houdt
niet van zoo'n leven op een Kerstfeest.
Ze nemen plaats op de banken langs den wand;
er wordt getracteerd!
Op zilveren schalen ligt allerlei lekkers uitgestald:
Kerstkransjes, borstplaatjes, krentenbroodjes, je
kunt maar kiezen wat je 't liefst wilt hebben.
Bij 't proeven van dit Kerstgebak dacht Leni op
eens aan de rozijnen en krenten die ze voor Moe
ders Kerstbrood zou halen.
Wat zouden Vader en Moeder ongerust zijnl Geen
wonder dus, dat ze plotseling begint te huilen.
Dat brengt een heele opschudding onder de ka
bouters te weeg. Puntbaard troost haar wat. Hij
bespreekt het geval met den Koning.
„Straks mag je naar huis, zegt hij, als het oogen
blik van de goede daden gekomen is, het slot van
elk Kerstfeest bij ons, dan zal ik je bij! Moeder
brengen."
„Heusch?" vraagt Leni nog, terwijl ze haar be
traand gezichtje afveegt.
„Werkelijk," zegt Puntbaard, „over een uurtje
ben je weer thuis."
Leni is hierdoor wat getroost. Wat Puntbaara
echter met het oogenblik van goede daden bedoelt,
begrijpt ze niet recht, maar al gauw wordt het haar
duidelijk.
De kabouters moeten één voor één bij den Ko
ning komen en die vraagt hun dan, welke goede
daad ze voor den Kerstnacht bedacht hebben en hoe
ze die denken uit te voeren.
De meesten willen een Kerstboompje bij arme kin
dertjes brengen, velen ook hebben een ander idee.
De een weet een oud vrouwtje, wie hij wat brand
stof en eten wil brengen, een ander gaat straks voor
een zieke moeder stilletjes het huisje schoonmaken
en één is er, die de ouders van Leni wat zal geven.
Je raadt het wel, dat heeft Puntbaard natuurlijk be
dacht.
De Koning knikt hem goedkeurend toe; dat
vindt hij, zeker aardig gevonden.
Nadat allen bij den troon geweest zijn, staat de
Koning op: „Onderdanen, luister!"
„Gaat thans uw goede daden ten uitvoer bren
gen en tracht vele menschen een gelukkigen Kerst
mis te bezorgen."
Toen gingen de kabouters de deuren uit, de gan
gen door en na een oogenblik liepen ze allen be
pakt en bezakt door het bosch.
Puntbaard had moeite om met zijn kleine beentjes
Leni bij te houden, want dat die naar haar Moeder
verlangde, zul je wel begrijpen.
En je kunt je ook wel voorstellen, hoe blij Moe
der was, toen ze haar Leni weer bij zich had!
Vader was al overal aan 't zoeken geweest; 't ge-
heele bosch had hij door geloopen en zelfs was hij
naar de stad geijld om te vragen of Leni daar haar
boodschappen had gedaan. Alles was vergeefs ge
weest.
Puntbaard was spoorloos verdwenen, maar hij
had toch kans gezien om 's nachts ongemerkt terug
te komen, want den volgenden morgen stond er be
neden in het voorkamertje een keurig versierd
Kerstboompje.
....stond er een keurig versierd Kerstboompje.
Zoo werd ook bij den boschwachter toch op
Kerstavond een brandende Kerstboom aangetroffen.
En weet je, wat Leni van de kabouters leerde?
Om bij elk volgend Kerstfeest een daad te ver
richten, waardoor ze een ander gelukkig maakt.
16