lag. Waarom was Moeder dan ongerust. Maar lang dacht hij hier over niet, de kerstengelen konden nu elk oogenblik komen. Op de achtertrap, waar het licht nog niet brandde, was het heelemaal donker en achter den kerstboom zag hij door de hooge ramen aan den donkeren hemel, de sterren, net zoo wat boven den karpervijver. Toen hoorde hij weer voetstappen: 't waren tante Nanny en oom David, die naar beneden gingen en oom John zag hij: met tante Willy gearmd door de hal loopen. Even verbaasde hij zich, dat de juf frouw hem niet zocht, ze was zeker wel heel druk met Joy en Wim, of misschien was baby wel wakker geworpen, 't Was eigenlijk het feest der feesten: het logeeren bij Grootvader op kerstavond. Moeder vond het te koud, om 's avonds laat nog naar hun eigen huis aan 't andere eind van de plaats te gaan en zoo werd elk jaar voor ieder een koffertje gepakt en daarmee trokken ze naar Oma. Maar vanmiddag had hij alles veel minder gewichtig gevonden en alleen aan de kerstengelen gedacht. Maar 't duurde nu toch wel heel lang, eer ze kwa men, 't was heelemaal donker, en nog steeds stond als vergeten de kerstboom in de helder verlichte hal. Daar was het anders druk genoeg. Willem, de chauf feur liep af en aan en uit de eetkamer hoorde hij het tikken van zilver en borden. Voor het eerst mochten ze dit jaar beneden mee eten na het feest van den kerstboom. In de hal liepen ook de ooms en tantes, hij zag ze telkens fluisterend praten, met ernstige gezichten, maar als hij Moeders sprookjesjapon zag, leek het wel, of iedereen vroolijk werd en spraken ze hardop over het feest. Toen had grootvader in eens vlak bij: hem ge staan, hij praatte met oom David, vaders oudste broer. Ze stonden zoo dicht bij, dat Harry hen met zijn hand kon aanraken. „Mary maakt zich ongerust over Guus," had grootvader gezegd, ,,'t Is ook wel heel laat. Hij kreeg aan de koffie een telegram en hij is toen dade lijk naar de stad gegaan. Wat denk je?" Grootvader keek oom David onderzoekend aan, maar deze antwoordde niets. Eindelijk zei hij,: „Wil ik even gaan kijken, of hij terug is?" En toen was hij de achtertrap opgeloopen, rakeling langs Harry zonder hem te zien en haastig naar buiten gegaan. En toen gebeurde het, Harry wist zich later nooit precies te herinneren, hoe het allemaal gebeurde, maar hij zag oom David door de hal terug komen, hij was doodsbleek en zijn oogen stonden vreemd open. Moeder zag hem het eerst en ze vloog naar hem toe, Harry zag haar japon wapperden. „En, David." riep ze, terwijl ze hem om de hals vloog. Of oom David iets antwoordde, Harry hoorde het niet, hij; zag alleen, dat Moeder doodelijk ver schrikt oom David aanstaarde en met een akelige stem riep: „Dood? O, David, zeg dat het niet waar is!" i oen wankelde ze en als oom David zijn armen niet om haar heen had gelegd, was ze zeker geval len. 't Was in eens een vreeselijke verwarring, ieder een liep heen en weer, met verschrikte gezichten stonden de ooms te praten. „Wie is er dood?" had hij in eens gevraagd, ter wijl hij uit zijn schuilhoek kwam. Maar niemand lette op hem, iedereen scheen van iets anders vervuld te zijn, alleen Grootmoeder zat op de bank in de hal en ze huilde. Harry wilde juist naar haar toeloopen, toen Grootvader hem zag. „Hoe kom je hier?" vroeg hij; streng. Maar hij wachtte niet op antwoord, „ga maar gauw naar Juf", zei hij, „we moeten nu voor Moeder zorgen, die is ziek." „En is Vader al terug?" vroeg hij „en wie is er dood?" Maar toen had Grootvader hem bij de hand de trap opgebracht. Boven had Harry nog even omgeken, hij zag de helder verlichte hal, hij zag de ooms en tantes in hun feestkleeding en hij zag Moeder achterover liggen in een stoel en in den hoek stond de mooie blinkende kerstboom. „Grootvader," zei hij in eens verschrikt, bijna ang stig, „Grootvader, hoe moet dat nu, als straks de kerstengelen komen, om de kaarsjes aan te steken?" Toen had Grootvader hem in zij;n armen genomen. Dikke tranen biggelden langs zijn gerimpelde wan gen, en hij had gefluisterd. Harry, lieveling, de kerstengelen komen van avond niet. want ze hebben je Vader meegenomen naar den hemel en nu hebben ze den kerstboom ver geten." 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1925 | | pagina 19