„DE KERSTNACHT LAG IN STUKKEN,
EEN KERSTVERTELLING DOOR MAITRE CORBEAU
Gestorven ziel.
Ongeduldig keek hij op van zijn werk toen
zij zachiKens binnenkwam met iets vragends, iets
angstigs op het smaile gezicht; toen zij,, geruisch-
loos voortschrijdend op net dikke tapijt van de
luxueus-ingericnte kantoorkamer, gekomen was tot
vlaK bij den grooten, majestueusen, zwaargebeeld-
houwden fauteuil, waar hij zat.
Zij legde haar arm tegen den rug van de stoel en
zag neni aan weemoeds-ernst was in haar zachte,
peinzende oogen.
„\vat is er, Leo?" vroeg ze toonloos, rnat,
gewild-onverschillig.... 't Was een hooge uitzon
dering geworden ais hij haar noodig had, en dan
nog, wanneer-ie haar bij zich riep, bleek 't altijd te
wezen, dat zij iets voor hem doen moest.
Hij keek haar met mat-schichtig ongeduld aan, de
wenkbrauwen fronsendHunkerend naar het
oogenblik, dat ze weer weg zou wezenDat
voelde de vrouw in het gladde, eenvoudige och
tendtoilet niet slordig, maar van eene dorre
soberheid, die deed gissen, dat haar de lust, de
vreugde om te verfraaien het uiterlijke -was ont
vloden, waar de ziel rouwde
Zij keek even naar 't plekje, waar zij vroeger
gewoon was een vaasje met bloemen neer te zet
ten Naar een ander plekje, waar ze eens, voor
hem, om 'm te verrassen", bloemen geschikt had
om het portret van hun babyEn naar nog een
plekje, waar gestaan had o, zoo lang geleden! -
dien dag vóór Kerstmis, het boompje, waarin was
gehangen het eerste 't allereerst!portretje van.
baby
Wat had moedertje zich niet daarvan voorge
steld
't Was alles weg. Overal zwierven papieren,
portefeuilles, stempels, bakjes-met-postzegels, din
gen van zaken-doen. 't Was of een kille adem was
gegaan over al wat zijn kan; >or had opgefleurd.
En zij, de vrouw, wist wel hoe dat kwamWaar
om, en waardoor, die verandering.
Even drukte de gedachte haar het hart ineen, zoo
dat ze kuchto en onwillekeurig de hand voof haar
keel bracht, als om te verwijden de band van flu
weel, waar, in klein gouden medaillon, nog een por
tretje van baby schoolVan 't kind, dat nog geen
jaar oud was geworden en welks dood hem zoo
ijskoud, zoo onverschillig had gelaten, dat zij,
schreiend bij het kistje van haar doode kind, hem
was gaan beschouwen als een vreemdeling, den
man in het luxueus deftige kantoor, waar uen heelen
lieven dag de telefoon ijingelde en uren-achtereen
druk gepraat werd, door allerlei mannestenuaen,
over zaxen Geld-verdienen Der moeder was
't geweest, of zij met haar kindje toen alles
van t vroegere het mooie en zonnige, had zien
wegdragen, voor altijd. En eenzaam in het ruime
huis had ze langzaam maar zeker, de ruïne voelen
aansluipen, als een vijand, die niet te weren is.
in haar hart was 't zóó koud, zóó ziel- en levenloos
geworden, dat ze er zelve soms bang van werd. Zij
was scherpzinnig genoeg en had ook genoeg van
„de wereld" -gezien, om te beseffen wat er om
ging
Een broer van haar, die een enkel maal bezoek
kwam brengen - als-ie wist, dat Leo uit of op reis
was, want de zwagers waren doodsvijanden had
haar gewaarschuwd, méér dan eens
En ze had hem, den broer, aangehoord met zóó
ijzige onverschilligheid, dat-ie er bijna nijidig om
werd.
„Jij schijnt dat als een mop te beschouwen," had
Laurens op een keer gezegd, „maar 'k verzeker je
plechtig, Anna, dat 't treurige ernst is. Je man gooit
z'n naam, z'n eer, z'n physieke kracht naar de
haaien. Laat 'm z'n gang gaan. Je weet, hoe ik over
meneer Leo denk! Maar 't bittere beetje, dat jij
bezit, gaat er óók aan. Weet dat wel!"
Toen had Anna geschokschouderd, met een lachje
op 't gezicht, dat huiveringwekkend was van stille,
machtelooze smart, die eruit sprak
Overigens erkende zij, zeker, ze had aan Leo's
verzoek voldaan. Ze had nog eens volmacht gegeven
voor die hypotheek op haar huis, - machtiging, die
die noodig was, daar ze met „huwelijksche voor
waarden" getrouwd waren. Ze wist alles Lau
rens hoefde haar niets meer te vertellen; heusch niet!
Ze zag genoeg aan Leo. Als-ie, zoogenaamd voor
„zaken", op reis was geweest en ze wierp een oog
op z'n congestieus-vermoeid gezicht, z'n afgematte
oogen, z'n loome bewegingen; zij hoorde het sner
pende geluid van 't hoesten, dat-ie uit zijn laatsten
bronchitis-aanval had overgehouden en dat door
zijn leventje van „faire la noce" steeds bedenkelij
ker werd O, dan behoefde Anna niets te vragen.
Maar ze observeerde het zich lichamelijk-vernie-
len van den man, die door wilde roes van lage,
bestiale brasserij z'n angsten wou vergeten, met
zekere nieuwsgierigheid zonder hartstocht, 't In
teresseerde haar nauwelijks, 't Liet haar koud, wat
de toekomst geven zou. Armoe-lijden vond ze óók
2