KNUTSELCURSUS. WEGELING's NIEUWSBLAD VAM 20 MOV. 1925. WEGEUNi.'s NIEUWSBLAD VAM 20 MOV 1925 i tMc A'cisjes en Jongens, U t zijn nu bezig aa i een heel prettig en gezellig werkje. Op deze plaajs komt geruimen tijd achtereen «tieds een plaat. (Dit is reeds de tiende keer dat we foo'n plaat ;»fJ ukken.) Jelui hebben niets anders te doen dar. s icds aj deze platen op 't zelfde dunne carton te plak ken en dan netjes in een doos op te bergenHebben we alle cartonnen bij elkaar aan gaan we bouwen. Wat het dan worden zal? Wel ten heel mooi gemeuoileerd poppenhuis] Leuk hé? Hoe jelui het in elka moeten zetten, vei tel ik jelui dan als alles compleet is. Oom Theo. m» - «ar «w ÏL - - - - - Deze plaat behoort bij de slaapkamer en moet evenzoo worden behandeld als alle vorige pUicn. VAN ALLES WAT De wolf en de menschen. De vos vertelde eens aan den wolf van de kracht van den menschgeen dier kon hem weerstaan, en men moest list gebru ken om zich tegenover hem te hand haven. Daarop antwoordde de wolf„Als ik toch eens een mensch të zien kieeg, ik zou op hem wel los dur ven gaan". „Daarin kan ik u helpen", sprak de vos, „kom morgen maar vroeg bij mij, dan zal ik er u een laten zien." De wolf maakte zich al vroeg gereed en de vos bracht hem buiten op den weg, waar de jager alle dagen langs kwam. Het eerst kwam er een oud, afgedankt soldaat. „Is dat een mensch vroeg de wolf. „Neen", antwoordde de vos, „dat is er een geweest". Daarna kwam er een kleine jongen, die naar school ging De wolf vroeg .,1s dat een mensch Meen, "dat moet er nog een worden", hernam de vos. Ten laatste kwam de jager het dubbele geweer op den rug en den hartsvanger op zijde. Toen zeide de vos tot den wolf „Zie, daar komt een mensch, op dien moet gij los gaanmaar ik ga in mijn hol". Nu ging de wolf op den mensch aan, maar toen de jager hem zag, sprak hij „Het is jammer dat ik geen kogel geladen heb", legde aan en schoot den wolf de hagels in den kop. De wolf trok wel een leelijk gezicht, maar liet zich toch niet af schrikken en ging voorwaartstoen gaf de jager hem dc tVvetde lading. De wolf vei kropte de pijn en viel den jager aan ,maar toen trok deze zijn blanken hartsvan ger en gaf hem links en rechts een paar houwen, dat hij, bebloed en huilend, naar den vos terug liep. „Nu broeder wolf, hoe hebt gij het gemaakt met den mensch „Ach, antwoordde de wolf, „zoo had ik mij de kracht van den niensch niet voorgesteldeerst nam hij een stok van zijn schouder en blies er in, toen vloog mij iets in het gez clit, wat mij verschrikkelijk kittelde; daarna stampte hij nog eens m den stok en het was of bliksem en hagel mij om den neus vloog en toen ik heel dicht bij hem was, trok hij een blanke rib uit zijn lijf en d tarmee heeft-ie mij zoo geslagen, dat ik bijna dood liggen bleef'. „Zier gij nu", sprak de vos, „dat gij een grootspre ker zijt De gouverneur van Berl jn Wrangel, had den offi cieren van zijn kurassiersregi nent ten strengste verbo^ dee in dienst de z.g. darissporen te dragen. Toch ge beurt het bij de insp etie, dat een j >ng officier die luxe dingen aan zijn laarzen heeft. Onmiddellijk luidt het von nis: drie dagen kame arrest. De gestrafte, niet op zijn mondje gevallen, waagt het den veldmaarschalk er op te wij/.eri, dat hij zelf immers ook die verfoeilijke danssporen draagt. Glimlachend kL»pt Wrangel zijn ondergeschikte op den schouder en zegt„Je hebt gelijk, mijn zoon, vol kómen gelijk. Ook ik ben in gebreke en daarom verklaar ik bij dezen, dat je mijn 3 d. kamerarrest meteen kunt afzitten. JANTJES DROOM Jan was jarig geweest et» had o.a. een mooi leesboek met platen ten geschenke ge kregen. Nu was Jan dol op lezen en had stil in zijn bedje het boek ingekeken en een stuk gelezen. Het ging over kannibalen, menscheneters nooit goed in beft te liggen lezen en zulke verhalen djn hee :iéaal r. et g£$u l t een rustige nachtrust te bevorde ren. De geest blijft dan in het resuitaajt- Een goede nacht rust e sciit olslagen rust van het g he ichuaru Jus ook v en :sL Op h< - N kun* ge zien, dat Jantjes nacht doo het ie/cn Uehjk \ers?oord was. Zie maar eem wat hij droomde! Gevaarlijk spel. „Moe mag ik mijn hoepel meenemen naar scfnol „Laat hem maar liever thus. Dirk! 't Is zoo druk op straat. Je kimt vanm ddag rta vieren wel in het park g ian hoepelen". „Hè moeder! Wunro-n r 1 met? Alle jqj^ ns nemen hem mee. Op 't scho n i> uunte genoeg". „Zul je dan on lerweg n et hoepelen „Neen moeder „Neem hem dan maar mee Maar denk er aan, hoor Niet er mee spelen, voor d it je op het schoolplein bent „Gerust niet. moeder D.iar ging Dirk met zijn hoepel en zijn stokje in de hand. Hij was een goede jongen. Wat hij beloofde Jat deed hij, tenminste als hij het nret vergatEn aaj gebeurde wel eens. Zoo ook nu, zoo ils je hooren zult. H.j liep de straat uit, den hoek om, steeds over het trottoir vroeger al aan moeder beloofd „Heiheihoort hij achter zich roepen. Hij kijkt om en gaat vlug op zij, om Wim, een schoolkameraad, de ruimte te geven, die heel behendig een hoepel over het trottoir drijft. „Aan één stuk door Van huis afZonder omvallen roept Wim onder het voortgaan. D it was voor Dirk niet om aan te zien. Hij had zijn hoepel immers in de hand Moeder ja, daar dacht hij niet meer aan en ritsdaar holde hoepel nummer twee over het smalle trottoir, achter Wim's hoepel aan." t' Ging prachtig. Wel had len e- al een paar voorbijgangers gemopperd ,.de vervelende dingen op het smalle straatje!" maar de jongens hadden óf niet gehoord, öf ze stoorden er Zich niet aan. D'k koi Willem flink bijhouden. „Daar ligt een steen waarschuwt Wim plotseling. Zijn hoepel ging er nog net langs, maar die van Dirk kwam er teiH n a choot op zij af, waggelde, liep van het trottoir eer» k*c n e«r>jje de groole straat op en cL.ar lag hij Wat nu volgt ging sneller dan ik het kan wertdte»* Dirk liep den hoepel na; hij zag een auto vlak bq misschien kon h n hoepel rwg net pakken, Hq pr beerde het tenromste, maar Toen hij zijn weer open deed, keek hij verbaast rond, Waar was hij? V - ek hem zoo aan? Hij lag op een k n een apotheek. Een dokter staflid over hem heen t x»ger Hei zei: „Zoo, jongen! Daar ben je, als ik het v I heb, wonde* -tst afgekomen. Pro breer eens of int gaan \t*an Dirk stond op. „Mooi i" zei de dokter. „Drink eeos een beetje water. Loop nu eens n. u de deur' Dat gmg ook goed. „Precies zoouts ik dacht", rei de dokter tegen den apotheker. „De aoto beeft hetn wel omver gestooten, maar 't is voo 1 de sc k g-eest, d hern bewuste loos heet gemaakt Hij kao wei loopendat is zelfs heel goed voor 'riem. Laat uw bed ende hem naar huis brengen". Zoo gebeurde bet. 2ijn moeder schrikte niet weinig, toen ze Dirk met een bleek gezicht zag bimnnfcij—iut „Jongetje, jongetje f* zei ze, toen ze gehoord had wat er gebeurd was, „en je luid me nog zoo beloofd „Ja moeder, 't was heel verkeerd van me!" zei Dirk „Och ventje, je had voor je leven ongelukkig kunnen zijn. Onthoudt toch beter, wat je je moeder belooft Dat heeft Dirk zch ook voorgenomen en 't is ie ho pen dat hij het nu maar nood vergeet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1925 | | pagina 12