Uegeling s ïïieumsblad
Bijblad van
31e JAARGANG
VRIJDAG 30 OCTOBER 1925
EEN BIOSCOOP
p.+ wqnsooRfi
Aan de Jeugd
Een Bioscoop
WEGEUNCs NIEUWSBLAD VAN 30 OCT. 1925.
Om na ts leekenen
HOE HET VER GEET-M IJ-NIETJE AAN «HAAR
NAAM KOMT.
leefden «errs in een mooi groot slot een koning
en een feMMigni met hun zoon Waldrmar. Zij leefden
onbezorgd snn gekuk-kig, totdat de tijd gekomen was, dat
Prins WrihfMMi tanen moest. Er werden daarvoor
schitter entte feesten gevierd en veel mooie Prinsessen
ui^enoodigd. Maar boe de Prins ook zocht hij kon maar
geen Prinses wiuflna, die hij tot gemalin wenschte.
Tensüofcfie werd de Koning heel erg boos en hij sprak
tot Waldima- Jlk ±ieb nu alle schoone en n*jke prinses
sen aan het heff Jaten komen en nog hebt gij geen
keuze gedaan. Jftae komt dat toch, wat hebt gij toch
tegen deae Tarmsessen."
Lang Jacht 'Waiditnar na, dan antwoordde hij„Hun
oogen kcHOÉltefi mij niet. Zij hebben harde, stekende
oogen. Züj kijrfcpi nooit lief, al glimlachen zij ook.
Neen, nader, -mijn gemalin moet andere oogen hebben."
«Maar ter ziipa geen andere prinsessen meer", riep de
Koning uit. En Je Prins zeide„Oh vader ergens in
ons rijk .moet «d een jonkvrouw wonen met lieve,
zachte oogenwacht maar, eens zal ik wel met mijn
prinsesje iiq 11 komen.
Dioi avond laat werd er luid aan de poorten van het
slot geklapt. Ian men open deed kwam bleek en ver
schrikt een «delman binnen, viel voor den Koning op
dekspeênen -riep- „Oh Koning, er is een groot ongeluk
over mijn huis gekomen' „Spreek", zeide de Koning
cn de edelman vertelde dat zijn dochter Rozenrood mei
haar Jnsufcaagd wa het groote park was gaan wandelen.
wPkjtscifiiKg," zoo bad de dienstmaagd verteld, „was er
een oude «mouw op hen toegekomen en had gesproken
wO, schoone jonkvrouw kom met mij, gij zijt te goed
voor deze wereiif". Dtaarw* had zij driemaal haar stokje
boven hel hoofd van Rozenrood gezwaaid en de Jonk-
v.ouwr was met baar verdwenen. „O, Koning, sprak de
edelman. Jheiïp rsu) toch, opdat ik mijn dochter terug
MT Tmtm «die Waldknar „Ik zal Rozenrood gaan
zoeken.- Hij weritet de zaal, besteeg zijn paard en was
weldra m de dursfe urs verdwenen.
Dagenibing -need de Prins rond, maar hij kon geen
spoor van ittnaaemrooril ontdekken. Eens, toen hij moe van
hel rijden, amder eeia grooten boom lag, was het alsof
hip iemand Imvnde fluisteren. Waidimir keek op, maar
toen hq niemand zag, luisterde hij niet meer en weldra
sliep If en droomde. Hij zag in zijn droom een Jonk
vrouw «ret blond baar en helder blauwe oogen. En
toen hq wakker was dacht hq „Als er werkelijk zoo
een prinses bestaat, dan wensch ik deze tot mijn ge
malin. Toen Waldimar zoo voor zich uit lag te staren,
was het alsof iemand hem weer iets toefluisterde. Hij
keek nu nauwlettender en zag naast zich staan een elfje.
Zij droeg een dun wit kleedje, met een heel wijd rokje.
Zoo ze daar stond op haar teentjes om goed bij het oor
van den Prins te komen, leek het een heel klein danse
resje. „Lieve Prins wat zoekt gij", vroeg ze vriendelijk.
„Och", sprak Waidimir, „ik zoek een dochter van een
arm edelman uit mijn rijk, die betooverd is door een
oude heks. Doch ik zoek en zoek en ik vraag iedereen
maar niemand weetjwaar zij is." „Waarom vraagt ge dan
ook juist de menschen, Prins", antwoordde het elfje.
„|uist de menschen die toch maar o zoo weinig weten,
zijn wq er*dan ook niet" „Weet gij het dan elfje „Ja"
knikte zij. „Ik zag haar verhuizen in een bloem, maar
o, zoo'n klein en nietig bloempje, dat de menschen het
nog niet eens gezien hebben, want het heeft nog geen
naam". „Maar", riep Waidimir uit, kunt ge me dan niet
wijzen waar dat bloempje groeit". „Neen Prins", was
het antwoord, „dat doe ik niet, daarmee zou ik u toch
niet echt gelukkig maken. Gij moet zelf werken om het
geluk te bereiken." Nog wilde Waidimir iets vragen,
maar het elfje was weg.
De Prins trok weer verder en als hij een vreemd
bloempje zag, steeg hij af en vroeg dan„Bloempje zijt
gij, hetwelk ik zoek",, maar telkens kreeg hij ten ant
woord „Neen, ik ben het niet, ik heb een naam". Eens
op een dag, toen hij tegen een heg aangeleund zat uit
te rusten, hoorde hij naast zich een fijn stemmetje dat
riep „Waarom zoekt gij toch zoo ver, vergeet toch niet
juist in uw nabijheid te zoeken".
Waidimir luisterde verwonderd* naar deze woorden en
begon in zijn naaste omgeving te zoeken. Maar hoe hij
ook zocht, hij zag geen bloempje. Toen hij het al op
gegeven had, zag hij iets blauws door het gras heen
schemeren en ziedaar, daar stond een klein blauw
bloempje, dit had de Prins nog nooit gezien en hij sprak
„Bloempje, zijt gij het, hetwelk ik zoek". Nauwelijks had
Waidimir dit gezegd, of daar stond voor hem een schoo
ne Jonkvrouw met zachte blauwe oogen. „O, ik dank u
Prins, dat gij mij gered hebt uit de handen van die
leelijke heks. Zijt gij dan Rozeniood", vroeg Wald mir.
„Ja", was het antwoord, ,die ben ik, och breng mij toch
terug naar mijn lieve vader. De Prins wilde haar aan de
hand naar zijn paard voeren,•doch de Jonkvrouw sprak
„En toch zou ik deze kleine bloempjes iets willen geven.
Zq hebben mij al die weken zoo goed verzorgd". Zij
bukte zich en vroeg „Klein bloempje wat wilt ge hebben
en het bloempje antwoordde „O, geef ons een naam".
Zij zullen Vergeet-mij-nietjes heeten", sprak Waidimir.
„Zij zijn net zoo vergeten door de menschen als gij
vergeten werd door mijn vader". Want o, vervolgde hij
vol vreugde, „ik heb mijn prinses gevonden. Wilt gij
mijn gemalin 'worden, Rozenrood?" „Ja", antwoordde
Rozenrood, „dat wil ik wel".
Toen zij, na vele dagen, bij het slot aankwamen, was
iedereen verheugd. De Koning stemde dan ook graag
toe in het huwelijk van Prins Waidimir en Jonkvrouwe
Rozenrood, en de bruiloft werd a gauw gevierd.
Na vele jaren vroegen de kinderen van Waidimir hem
eens hoe dat kleine bloempje, wat hij hen toonde, aan
zoo'n vreemden naam kwam. Toen vertelde Waidimir
hen de geschiedenis en hij eindigde „zoo kreeg het Ver-
gect-mij-nietje nu haar naam."
VROOLIJK HOEKJE
Scherp.
OnderwijzerHannes en Dirk, komt een9 hier en vertel
me eens, waarom ben je gisteren niet op school geweest
HannesMeester, op ons dorp was er een landbouw-
feest en vader zei, dat wij niet naar school behoefden te
ga an,omdat er prijsuitdeeling was op de veetentoonstelling
OnderwijzerZoo, en ben jullie ook bekroond geworden?
No. 43
Door Jon a en Oud
z<k> noer
door pe eievvenr
G£scr#ov£fv w off oen!
Nu Dikke Dorus' avon
turen zijn afgeloopen, zijn
we op zoek naar een nieuw
kinderverhaal met prentjes.
In een of twee weken hopen
we met een nieuw verhaal
te beginnen.
OOM THEO.
Plak nevenstaande plaat
op dun carton en snijd de
gleuven uit Volgende1
drukken we dan een
film al. OOM THEO.