"^Vvl
WEGELING's NIEUWSBLAD VAN 11 SEPT. 1325.
_tK r
Beste Meisjes,
Ziehier wederom een borduurpatroon, zeer geschikt voor kussenover
trek of theemuts. Ook kunnen de jongens het als kleurplaat of teeken
voorbeeld gebruiken. Tante Betty.
DE WAAGHALS.
Vol verlangen ziet Johannes
Naar het vogelnest omhoog,
„Als ik daar eens bij komen
Denkt l)ij met een schittrend oog.
Vol vertrouwen wil Johannes
Dadelijk aan het klimmen gaan,
Maar toch blijft de stoute jongen
Nog een oogenblikje staan.
Met bedenkelijke blikken
Ziet hij naar zijn nieuwe pak.
„Als dat eens onder 't klimmen scheurde!"
Denkt hij, „aan knoest of tak
Nogmaals blikt de knaap *begeerig
Naar het vogelnestje op,
Dan maakt hij een eind aan 't talmen
En klimt boven in den top.
Nog een heel klein eindje verder
Reeds strekt Hans de handen u t
Doch helaashet was onmoog'iijk
Te bereiken voor den guit
Nu hij zóóver is geklommen.
Waagt Johannes nog veel meer
Zet zijn voet, 't is om te beven,
Op het dunste takje neer.
Maar de waaghals boet zijn streken;
Hoort, wat verder nu gebeurt;
Hansje valt en breekt zijn beenenr
En zijn Droekje is gescheurd.
Arme knaap! Dat vogelnestje
Bracht u jammer en verdriet,
Kindren, neemt dus Hans tot voorbeeld,
Zoekt de vogelnestjes niet
Hoe een vriende ijke dame kleine Miep hielp.
Vroolijk en frisch stapte Miep de deur uit. Haar mooie
nieuwe schooltasch hield ze stevig in de kleine handjes.
De tasch was dik, het was Maandagmorgen en haar
schoone schort zat erin. Miep woonde een heel eind
van de school en daarom ging ze altijd met de tram.
Moeder was in het begin wel eens bang voor onge
lukken geweest maar Miep had beloofd, voorzichtig te
zullen zijn bij het in- en uitstappen en de tram altijd
goed te laten stilstaan. Bovendien hielen de conduc
teurs haar meestal en moeder had dan ook langzamer
hand haar vrees op zij gezet.
Miep ging even op een drafje loopen, want in de
verte zag ze de tram aankomen. De tram was al bijna
heelemaai vol, Miep vond nog maar net een plaatsje.
Als ze op den volgende had gewacht, zou ze misschien
te laat gekomen zijn.
Miep maakte haar tasch vast open, om haar school-
kaart voor den dag te halen.
Het was lastig, dat het schort in de tasch zat, ze
kon nu de kaart haast niet vinden.
Ze besloot de schort er maar even uit te halen Zoo
gezegd zoo gedaan, ze keek nu in de bijna leege tasch,
maar, o schnk, geen schoolkaart was te zien. Op het
zelfde oogenblik schoot het haar te binnen, dat ze de
kaart Zaterdagmiddag, toen ze pianoles had, in een mu
ziekboek had gelegd.
De tranen sprongen Miep in de oogen. Wat moest ze
nu beginnen. En de conducteur kwam tot overmaat van
ramp al naar haar toe.
Met trillende lippen, half. huilend vertelde Miep, dat
ze haar kaart vergeten had.
„Vergeten Dan er uit|e kaart gaan halen," zei de
conducteur. Het was ditmaal geen erg vriendelijke.
„Maar dan kom ik te laat!" huilde Miep. Toch stond
ze op, ze begreep wel dat er niets aan te doen was.
Wat zou moeder wel zeggen en ze moest natuurlijk
schoolblijven ook I
„Conducteur, ik zai wel voor dat meesje betalen",
hoorde Miep ineens een stem zeggen en een dame te
genover haar, haalde haar portemonnaie voor den dag
en betaalde. Ook gaf ze Miep nog geld om 's middags
weer naar huis te gaan.
Miep bedankte met een lachje door baar tranen heen.
En als ze daarna de dame 's morgens weer in de
tram zag zitten, gaf ze altijd een vriendelijk knikje.
OPLOSSING REBUS No 12
uit het vorige nummer.
LEIMUIDEN. IJLST.
Menigeen, met een goed verleden brekend, breekt
ook met de toekomst en zijn eeuwig geluk.
WE GE LING'S NIEUWSBLAD V \N II SEPT 1925.
LEGPUZZLE A
Plak de pLa. o ca; ton n kn«p oe ver
schllence stukjes zo g vul dig ümgs oe lijnen
uit. Tracht nu de stukjes zóó aancén te pas
sen dat ge een normale kctfceniwp ve-krijgt
In het volgend nummer komt de optixsipg.
'T heo
FLIK DE OVERWINNAAR.
Fik was een flink veulen, ruim drie maanden oud Rond de wet,
waarin Fik naar hartelust ronddartelde, liep een sloot, waarlangs wilgen
stonden. Zoo kwam het. dat Fik, die nog nooit verder was geweest,
dan dat kleine stukje weiland, ook nog nooit een ander dier had gezien.
Behalve natuurlijk zijn moeder.
Maar zijn moeder was nu al een paar weken bij hem vandaan en
Fik kon zich eigenlijk niet goed meer herinneren, wie nu grooter was,
hij of zijn moeder.
Fik leidde een onbezorgd leventje op zijn stukje weiland. Uitzicht op
den weg had hij er niet en hij voelde zich zoodoende koning van de
heele wereld.
Eens belandde een eendenfamilie op het weilandje en ging waggelend
op onderzoek uit Maar als een wervelwind kwam Fik op hen aange
stormd. En hoewel hij niet bepaald van plan was, kwaad te doen, ge
droeg hij zich toch op zoo'n manier, dat de oudste eend, bij wie alle
anderen altijd om raad gingen, zich resoluut omkeerde er kwekte
„Denk alsjeblieft niet dat ik bang van hem ben. maar ik geloof, dat
het verstandiger is, dat heerschap alleen te laten."
En ze wist niet, hoe gauw ze weer in het Water moest komen, ter
wijl de anderen haar hals over kop naplon*den.
Precies eender ging het, toen moeder Hen op een keer met haar
kuikentjes achter zicb aan in het weiland kwam.
Heel trotsch was ze er op. dat d.e snoezige, gele, diertjes haar klein
tjes waren.
Maar o wee, Fik kwam in zoo'n suizende vaart op hen aangerend,
dat moeder Hen nog maar net tqd had, haar kinderen in veiligheid
te brengen.
„Het weiland is van mij", zei Fik ook tegen het var
ken. En toen dit niet gauw genoeg van zijn gronügeb.ed
verdween, ging hij met zijn achterpooten zulke leelqke
trappen uitdeeien, dat het varken wegholde, zoo hard
als het kon en al de kleine, rose biggetjes er achteraan.
„Hé, hé", zuchtte het varken, toen het bij zijn eigen
hok weer wat op adem was gekomen, „we verkeerden
daar in groot levensgevaar kinderen, ik dacht dat hq
me tot moes zou trappen".
Door al die schermutselingen waarbij de tegenstan
ders van Fik altijd aan het kortste eind trokken, kreeg
hij al heel gauw den bijnaam „de overwinnaar."
Maar op een morgen gebeurde er iets heel vreemds.
Fik stond rustig aan bét uiterste eindje van het wei
land zijn ontbijt te nuttigen, toen hij in de buurt van het
hek iets hoorde. Hij keek op en stond paf van verbazing
en schrik.
Drie volgens Fik heel wonderlijke beesten, kwamen
kalm het weiland ingeloopen. Ze waren heel groot, nog
iets grooter dan Fik en ze waien Wit en zwaitgevlekt.
Hun lange staarten waaraan heet onderaan een pluim
zat, hingen recht naar beneden De hoeven van d«e won
derlijkc dieren waren in 't midden gespleten en op hun
kop hadden ze twee kleine omgebogen horens
Fik, de overwinnaar, stond sprakeloos van verbazing
Kalm kwamen de drie dieren op hem af. Tot hun groote
verbazing nam Fik echter de beenen. groote klonter
achter zich opgooiend, 's Avonds pas had hi zfn vrees
een beetje van zich afgelegd en durfde h| ze wat dicht
ter naderen. Maar vreemd was het toch, dat Fik nu
toeval ig juist diar het gras het lekkerst vond. waar de
koeien het verst vandaan sponden.
Zoo kwam het dat Fik's bijnaam werd veranderd. Na
de komst van de koeten in het weiland hectkr hJik
de
Een Teek-nies van Oom Theo