Algemeen Weekblad voor WALCHEREN IJsco „WALCHERIA" HAAR LIEFDE 31e Jaargang VRIJDAG 8 MEI 1925 No. 18 EERSTE BLAD WALCHERSCHE ARKADIA Een Uitroeper in de krant WM Helpt U uit den brand I! Bureaux van Uitgave i DRUKKERIJ H. WEGELING - VLISSINGEN Noordetraat 44 Telefoon 130 Poatrekenlng 61407 DRUKKERIJ DE LANGE JANL. - MIDDELBURG Lange Delft, Advertentleprlje 16 oent per regel. Ingezonden Mede- deellngen 60 oent per regel (dubbele kolom). BIJ oontraot aanmerkelijk verminderd tarief. Abonnementsprlja 40 oent per 3 maanden, franco per poet 66 oent. Losae nummera 6 oent. - MATTHEUS GARGON - XVI „Daar ziet ge, ligt veel voorland en door d i poort reed men vroeger om en in de stad. In 'tjaar 1614 werd dat echter alles veranderd en de zee tot aan de wallen der stad gebracht. In dat „d k"kunnen de grootste en zwaar ste schepen van het land liggen. D£ór ligt het „dróge" dok, dat zoo genoemd wordt omdat men door schut sluizen aan de nieuwe haven en door uitmalen met paarden, al het water er uit kan krijgen. De grootste schepen kan men zoodoende droog leggen, zonder ge vaar van om te slaan, als ze geharpuist, of gekalefaterd moeten worden. Het is een werk, dat zijns gelijke in 't land niet heeft en dubbel waard is om gezien te wor den. Van een groot deel van het voorland is de nieuwe stad gemaakt, die Prins Wi lem van Oranje met ,een Vorstelijk huis versierde, het Prinsenhuis genaamd. Naast dit huis, staat het Arsenaal l) èh andere schoone ge bouwen, De hertog van Alva meende daar een kasteel te bouwen, in den zelfden stijl als het Antwerpsche, dat door Pacieco werd ontworpen. De muren waren reeds ,3 of 4 voet boven den grond, toen opeens een onge hoorde verandering bij ae Vlissingers plaats greepde Spaansche bezetting werd verdreven, ae voor de stad liggende vloot met kanonnen beschoten, het begonnen kasteel vernield en de vrijheid gegrondvest. Het was een bestaan, dat ieder verbaasde en zeer bewonderenswaar dig bleek. Voor deze daad werd de stad door Prins Willem dan ook grootelijks bevoorrecht. Die poort is nu de gevangenis. Dat klooster der Predikheeren is verwoest en de grond gebruikt tot het bouwen van het •choone stadhuis, waarmede in 'tjaar 1594 werd be gonnen en dat in bouwkunst niet voor het Antwerpsche behoeft onder te doen Zoo is nu Vlissingen, eertijds ■aar een dorp en 'tveer op Vlaanderen, niet alleen de sterkste stad van Zeeland, maar ook de sleutel van gansch Nederland, waar alle in en uitgaande schepen voorbij moeten en onder 't bereik van 't geschut komen. De ondervinding, die zelfs een leermeester der zotten is, heeft geleerd, wat er aan die stad gelegen is en hoe dwaas 't was van den hertog van Alva, toen hij van den Opstand en afval der Vlissingers hoorde, om te zeggen „Pitchilingo es noda" d. w. z. „Vlissingen is niets I" Maar zoo trachen de „grooten", meermalen hun mis slagen te bedekken, want dat niets is iets en dat iets is groot geworden en is geworden tot een geeselroede voor den Spaanschen hoogmoed. Dat „niets'T was nau welijks van Filips afgevallen en in handen van Willem I gekomen of Veere werd er door vermeesterd, Zierikzee bedwongen, de schatrijke vloot van Lissabon ver overd, de schepen van Sancio d' Avilla 4) verslagen voor Walcheren en Bergen op Zoom (waardoor ,t ontzet van Middelburg verijdeld en Medina Celi en zijn schrome lijke watermacht verstrooid werd) en t'uitgehongerde Leiden overvloedig gespijzigd." „Wie veracht dan nog de macht der kleine dingen sprak HildegOnda. „Een stad, die in 't begin zoo klein en nietig was en waar van de straten door misdadigers aangelegd moesten worden, 7) heeft den grootmachtigsten kon ng, die in meer dan één wereld heerschte durven tegenstaan en kneuzen en is door nering, haringvangst B) en scheep en kaapvaart nu in Oost en West beroemd." „Maar wat is dit?" vroeg Ewoud. „Dat is Veere of Kampveere," antwoordde Herman, „zoo geheeten naar het veer, dat hier oudtijds op Kampen of Noord-Beveland was en door 't samenvloeien van eenige visschers en veerlieden tot een gehucht en van een gehucht tot een dorp, van een dorp tot een ommuurde stad,- ja, zelfs tot een mark graafschap toenam en verheven werd door Keizer Karei in 'tjaar 1555. Die hoogwaardigheid kwam den mark graaf Maximiliaan echter duur te staan, waardoor hij in zulke groote schulden raakte, dat na zijn dood al zijn heerlijkheden moesten verkocht worden, waardoor eerst de Koning van Spanje en later Prins Willem I kooper werd en alzoo Markies van Veere en Vlissingen voor de som van 146000 gulden Daar is de haven en aan dien kant stond weleer, evenals nu, ter rechterhand een hooge toren, waar het buskruit bewaard werd en waar aan hij den naam kruittoren ontleende. In 'tjaar 1630 zonk, op een jiaoht bij schoon, stil weer deze toren in in den afgrond der zee, zoodat men den anderen dag noch toren, noch steen, noch iets anders meer vond dan een vreeselijke diepte. Het Noorderhóofd dat van hout ineengeklonken was, dreef eveneens met wachthnis en al in zee. Aan dergelijke verzinkingen zijn de bewoners van Terveere Veere) meermalen onderhevig geweest en meer zou hij er bijgevoegd hebben, zoo een dienstmaagd, die in een zindelijk en wit zomergewaad gekleed was, niet was komen vragen, of zij de tafel zou opdienen. Herman, haar een wenk gevende, opende hierop de deur van een ruime eetzaal, waar de heerlijkste spijzen op een ronde tafel hen tegenlachten. Daar niemand der aanwezigen, ondanks de beleefde noodigfng van Herman het eerst wilde gaan aanzitten, nam deze Hildegonda bij de hand en plaatste zich neven? haar, zeggende .„Vrienden, volgt mij, de visch zal koud worden." Ieder zette zich daarop neer en Floris naast Isabella, die als JE versnapering verzadigd door inbeeldingen van zijn toekomend en lang gewenscht geluk, al die smakelijke vischgerechten niet smakelijk vond. Hij zou wellicht niets gegeten hebben, had Isabella hem met bevallige vriendelijkheid niet een schoonen baars toegediend. Opgetogen door zoo'n in nemende gunst, drukte hij haar weldadige hand in de zijne en tegelijk aan zijn hart, als tot bewijs dat zij daar heerschte en 't leven van zijn leven was. Herman, dit merkende, nam een boordevol glas met schuimende Pontak en bracht Floris „de gezondheid en toegenegen heid van Isabella." Van ganscher harte", zeide Floris en beleefd dsn insteller van zoo'n lieven dronk bedankende, ledigde hij zijn glas in één teug. „Floris doet zich, ge loof ik, geen zeer", sprak Hildegonda met een zoeten lach. „Trouwens niemand heeft er meer belang bij en Isabella's genegenheid is Floris en in haar gezondheid drinkt hij de zijne." Stel eens dat het zoo was," ant woordde Isabella met een zedige vrijmoedigheid „zoudt gij, bescheiden Hildegonda wel kunnen denken, dat Flo ris zoo onbescheiden zou zijn om mijne zwakheid zoo openlijk wereldkundig te maken?" „Het is geen onbe scheidenheid onder vrienden zijn hart te uiten en 't innig genoegen zijner ziel te ontdekken," zeide Hilde gonda. „Ik wil de gezondheid van Hildegonda, zoowel als die van Isabella drinken," sprak Floris, en wensch dat het alle menschen welga." „Ik geloof ja, antwoordde Hildegonda, „maar dat Floris mijn gezondheid met zulk een hart als die van Isabella zou drinken, kan ik niet gelooven.". „Dat behoeft niet en gij zoudt het ook niet willen of gij zoudt Isabella's eigendom betwisten en Floris bezitten willen," wierp Herman er tusschen. „Maar welaan, om u te vergenoegen en onze welmeenendheid te bewijzen „De gezondheid en toegenegenheid van Hildegonda I" riep hij vroolijk uit. En weder een glas Pontak nemende, deden Floris, Ewoud en Adolf hetzelfde, eenstemmig roepende„Van ganscher harte." „Wat zegt nu Hildegonda f Twijfelt ze aan onze hartelijkheid f" vroeg Floris al lachende. „Geenszins en 'k blijf er dank baar voor," zeide Hildegonda, „maar als men in uw hart kon lezen, men zou er Isabella vinden, zelfs wan neer gij mijn gezondheid drinkt.;' „Drink dan niet meer Floris, drink dan niet meer, opdat ik niet verdrinke," riep Isabella met veel bevalligheid en deed ieder, om dien aaidigen greep, hartelijk lachen. Onder die en der- Dit jaar dan speelden wij voor het benefice van mevrouw Diego, die daar zit. 's Zondags na den middag zijn we beiden, zooals dat de gewoonte is, aan de notabelen de programma's en entree-biljetten voor döh avond gaan aanbieden. Bij den notaris vonden wij de dames op het terras achter in den tuin en vanaf het eerste woord heb ik al begrepen, dat het hier nutteloos was, dat wi) niets te hopen hadden. Toen, hebben we uit den grooten ziekenstoel de arme zieke is nu drie dagen dood een hoofd zien te voorschijn komen niet grooter dan een vuist, een hoofd diep gerimpeld en veel veranderd sedtrt Perpignan en -dat zei„Och kom, Marie... och kom 1" Niet meer dan dat, maar met zoo'n zachte stem, zoo meeslepend, dat de kleine en ik onze tfanen niet konden binnen houden Ach, die Fedora, Wat heeft zij met zoo'n stem geen tranen moeten weten te ontlokken Maar de vrouw van. den notaris was er niet door getroffen. Zij keerde zich om of een bij haar had gestoken en zij snauwde haar zuster toe „Zeg eens, (Ij... jouw geld is er niet meê gemoeid En zij wees ons ftiet den parasol waar de uitgang was „Ruk maar uit!" Zij had ongetwijfeld ook wel willen vludhten, de arme ziel en met ons meê willen gaan in de ellende, waar men tenminste vrij is 1 zei de groote roode meid met de stoffige voeten. Zoo kwam men boven aan de belling; het voertuig sloeg hier een smallen landweg in, waar nauwelijks plaats was voor de breedte tusschen beide wielen en na eenige minuten heen en weer gehotst te hebben, stond men bij een kruispunt van verscheidene wegen stil, waar van de breedte en meest rechte die naar juvisy was. Als u nu flink doorloopt, komt u er nog vóór het onweêr, riep de oude Bohemer hem toe en du Bréau haaste zich ten einde alleen te wezen en te ontkomen aan de geschiedenis van dit levenseinde, welke hem met wroeging vervulde. ja, nu was hij er zeker van, nu had hij het bewijs het was voor hem, dat Louise bij haar zuster haar in trek had genomen, voor hem had zij al dat leed gedra gen, alleen in de hoop'hem weer te zien, maar hoe was het mogelijk Alles was toch al lang en voor goed tus schen hen gedaan? Tevergeefs onderzocht hij zijn ge weten hij had zich niets, letterlijk niets te verwijten. Al denkend en voor zich uit ziende werd hij opeens getroffen door het sinds enkele uren zoo geheel ver anderd uiterlijk van het landschap. Toen hij met Veillon op weg was, was het een Zuider-landschap geweest, blinkend goud in het blonde zonlicht en vol intense kleur thans, onder den donkeren hemel, die als 'tware lager was gekomen, hadden gele vakken koolzaad en de groene der beelwortels met de rosse spurrie een heel bijzonderen tint.' 'tWas of alles van beneden af verlicht werd als in een Noorder-landschap, maar een Noorden vol zomer, zwaar van onweêr, stikkend heet, Whar niets bewoog, zelfs geen vogelveer, zelfs geen korenhalm. Plotseling heel in de verte, aan de grens van het veld, dat door onzichtbare handen als neer gedrukt werd,.voor de storm kwam, daar vlamde nog een enkele zonnestraal achter hem op en scheen precies op het kerkhof, op den witten muur, als een laatste groet aan haar, die daar thans rustte. En zoo voortloopende herrinnerde hij zich weer dien anderen zomermiddag, nu negen k tien jaar geleden, toen hij, onder een even van warmte zwaren hemel, voor het eerst met Fedora had kennis gemaakt. Hij was bij een raout, een garden-paftij aan de En- gelsche ambassade. Ze had daar het „Feest bij Theresia" voorgedragen met haar betooverde stem, haar heerlijk enthousiasme Breng me naar buiten, ik stikhad zij aan du Bréau gezegd, zonder hem aan te zien en, dwars door de g*sten heen, die de schitterende zalen vulden, had hij haar naar een bank gebracht achter'in den tuin met op den achtergrond een dicht gordijn van neerhangende bloemen. Een donderslag had hem tot de werkelijkheid terug gebracht. Groote stofcirkels vlogen over den weg, opgenomen door een gloeienden naar zwavel riekenden adem en doorboord van het vvur, dat met franje langs den hemel slierde. Toen viel eensklaps de regen in stroomenneer en tot aan juvisy toe, waar hij tegen het donker aankwam, plaste hij door het water, omringd van bliksemflitsen, maar niets ziende, niets voelende, geheel vervuld van dat voorbije stuk leven met de groote actrice en met wat zij hun liefde hadden genoemd. O, die vrouw, die aan iedereen had behoord, die door de acteurs met je en jij werd aangesproken, die moest toestaan, dat de minste figurant, de onbenu^igste claque maker haar gemeenheden in het oor fluisterde, deze vrouw, behoorende tot die kringen, waaruit de pas be ginnende pretmakers een keuze doen na afloop van d§ voorstellingO, dit stuk goedkoop vleesch Wat had hij niet woedend en met een blos van schaamte op de wangen voor haar deur gewacht. Wat had hij geen uren in den afgrijselijksten angst doorgebracht op den divan van het kleine blauwe salon bij den ingang 1 Niemand in de naburige loges wist dat hij daar was. Alle acteurs en actrices, die zich kleedden met open deur, zich sminkten en zonder zich te geneeren spraken van alle mogelijke dingen alsof ze onder elkaar waren. En door de gangen klonken de gemeene lachjes, het dieventaaltje van deze soldatenmeiden. Louise hoorde dat alles aan, antwoordde er ongetwijfeld op wan neer zij alleen was. want het was haór wereldje hiir leven. Van walging was het hart van haar minnaar ver vuld. Soms daalde hij af naar het tooneel, doolde hij rond achter de vleugeldeuren, uitgelachen door de brand weermannen eh machinisten, bleek en zenuwachtig als een auteur op den avond van een première, want zijn maïtresse kwam nu op en dat gaf hem steeds dezelfde onaangename gewaarwording. Hij voelde zich dwaas. (Slot volgd.) We ge ling's Vraag en Aanbod GESCHREVEN IN 1715 DOOR PREDIKAAT EN RECTOR TE VLIS8INQEN (in hedendaagsch f'ederlandsch overgezet)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1925 | | pagina 1