Algemeen Weekblad voor WALCHEREN fl HAAR LIEFDE 31e Jaargang VRIJDAG 1 MEI 1925 No. 17 EERSTE BLAD WALCHERSCHE ARKA Een Uitroeper in de krant H Helpt U uit den brand I Bureaux van Uitgave: DRUKKERIJ H. WEGELING - VLISSINGEN Noordstraat 44 Telefoon 130 Postrekening 51407 DRUKKERIJ DE LANGE JAN - MIDDELBURG Lange Delft B 144_ Advertentieprijs 15 cent per regel. Ingezonden Mede- deellngen 60 cent per regel (dubbele kolom). BIJ contract aanmerkelijk verminderd tarief. Abonnementsprijs 40 cent per 3 maanden, franco per post 55 oent. Losse nummers 5 cent. Wegeling's Vraag en Aanbod j - GESCHREVEN IN 1715 DOOR - MATTHEUS GARGON - PREDIRANT EN RECtOR TE VLISSINGEN (in hedendaagsch Nederlandsch overgezet) XV Thans hadden ze Hoogelande, een vervallen en bijna onbewoond dorp, achter den rug en waren nu dicht tot bij Middelburg genaderd.' Herman die links en rechts alles aanwees, zeide: „Daar licht de heerlijkheid But- tinge, die tegen Botkensburg grenst en met Santvoorde ruim 678 gemeten groot is. Daar loopt van oudsher een weg van Middelburg naar Grijpskerke en Oostkapelle. Sommigen houden die voor een ouden zeedijk, maar door wien «en wanneer deze aangelegd is, is onbekend. Wellicht heeft hij zijn ontstaan te danken aan de mon niken en priesters, die hem hebben aangelegd voor hun bedevaarten en kerkmissen, als de landwegen onbruik baar waren. Hier ligt Noordmonsterl) zoo geheeten naar een oude kloosterkerk en niet naar 't een of ander mon sterdier; want Monster of Munster beteekent kerk. De stad Middelburg ligt ten deele in deze, ten deze in West- munsters, ten deele in Welzingens heerlijkheid. De West munsterkerk is, nadat Middelburg door de Staatsche troepen Ingenomen was, afgebroken en met den grond gelijk gemaakt, om aldus een ruim marktveld te heb ben en 'tschoone stadhuis nog schooner te maken door zulk een onbelemmerd uitzicht. Wat dunkt Ewoud, is deze toegang tot de stad, minder mooi, als de weg dien wij uitreden Zijn de lusthoven, de velden, de boom gaarden en akkers hier niet even vruchtbaar en mooi als elders Zie, hoe lieflijk de stad daar ligt en de torens hun spitsen opsteken 1 Zie, hoe die groene boomen boven en beneden de wallen en rondom de singels ieder toelachen en de stad beschermentegen woedende stormen en schadelijke zeedampen. 4) Zie, hoe de scheepsmasten boven de huizen uitsteken, als bewijs dat zij de schat ten uit Oost en West daar binnen brengen en Middel- buig tot een stad maken, die boven alle buursteden uitmunt. Hoe heerlijk rijdt men weder langs dezen weg, die, evenals de anderen met een tolboom gesloten en geopend wordt, en ter Seispoort6) inleidt". Dit zeggende schoten de paarden den hoek om en liepen in grooten draf naar den stal, die ze reeds van verre hadden ge roken. De wagen stond nu stil en Floris sprong er het eerst af. Hij bood met gedienstige beleefdheid Isabella de hand en haar in een schoonen hof leidende, verwel komde hij ze met een hartelijken kus, die haar een aan- ename blos aanjoeg en Floris liefde en geluk verzegelde, 'et overige gezelschap bleef voor de buitenpoort nog in 'tzien der witte zwanen, die in 'tvestwater speelden wat staan, terwijl Ewoud een bijzonder genoegen schepte speelde en zwommen.. „Laat ons binnentreden, sprak Herman, „eer de avond valt. Terwijl de tafel toebereid wordt, kun nen we dan den hof rondwandelen enjons wat vertreden. kwamen ze in een vermakelijk speelhuis, vanwaar men een ruim uitzicht over de wfld uitgestrekte weiden had. „Zie daar de duinen", zeide Herman', „die tot Vlissingen doorloopen. Zie die vuurbaak, welke'dient tot wegwijzer der schepen, om de Wielingen uit of in te zeilen. Daar ligt Dishoek, of zooals sommigen zeggen Diefshoek, naar eenige booswichten, die aldaar roofden en gestraft wer den Weer anderen zeggen Deeshoek, doch de rechte naam is Dijkshoek, ornaat er voormaals een dijk (al is hij dan nu niet meer te zien) geweest moest zijn. Niet lang waren ze in 't speelhuis of de visschers kwamen met gebogen ruggen den hoek om, slepende achter zich een groot, zwaar net. Nauwelijks hadden ze het net op den kant getrokken of het bleek, dat zij een groote hoop snoeken, vorens, baarzen en posten verschalkt hadden, ledereen van het gezelschap schepte er groot behagen in, al die sparte lende visschen te zien keeren en wenden. Nadat zij eenigen tijd toegekeken hadden, betraden ze den hof en kwamen, al voortwandelende en genietende van al het schoons dat de tuin opleverde, bij een mooi prieel dat aardig gebouwd en nog aardiger geschilderd washet geheel had de gedaante van een tempel. Hier zaten Isabella en Floris. De laatste had zijn tijd niet laten voorbijgaan met 't aanschouwen der tuinversieringen, maar trachtte door ziel- en oorstrelende woorden zijn hartgrondige genegenheid voor Isabella uit te drukken en haar tot wederliefde te bewegen. Isabella antwoordde weinig of niets, maar op iedere betuiging blozende en „Ai Floris 1" zeggende, toonde ze, wat er in haar hart om ging en hoe Floris over hakr zegepraalde. Deze merkte dat ook wel en hij was te wijs om zich dat gelukkig oogenblik zoo maar te laten ontglippen. Hij omhelst haar. Hij drukt haar schoone handen in de zijne. Hij smeekt, hij belooft, hij zweert en houdt met zulke uitnemende beweegredenen aan dat Isabella zich eindelijk het lang gewenschte jawoord, hoewel met welbedachte zinnen, ontvallen laat, onder voorwaarde echter, dat haar voog den (waar zij onder stond) haar keuze zouden goed keuren en wettigen. Floris was buiten zichzelf van vreugde en zou licht nog meer gezegd en gevraagd hebben, als het naderend gezelschap hun onderhandelingen niet af gebroken had. Hildegonda, die uit beider oogenlas wa^ er geschied was, zeide met een bevallige goedgunstig heid „Ik ben bedrogen of Floris heeft veel zoo niet alles gewonnen en ik zie, dunkt mij de bruiloftsvreugde op beider aangezichten. Ewoud zal hier te pas komen om een gedicht op deze zegenrijke verbintenis te maken." „|a, hij mag aanstonds wel beginnen," antwoordde Isa bella, „eer het te laat is." „Lacht vrij, lacht vrij," zeide Hildegonda, „de blosjes van uwe wangen verraden u en de blijdschap, die Floris de oogen uitstraalt, verzekert ons, dat ik niet mis heb geraden." „Laat ons Floris zijn vrijheid gunnen en voortgaan," sprak Herman, „wellicht zal hij nog wat te zeggen hebben, wat wij niet behoe ven te hooren." Beiden stonden echter hierop, de oogen terneder geslagen, met zedige schaamte op en volgden stilzwijgend de anderen, die nu den Meloenberg gingen bezien. Al schertsende gingen zij van den Meloenberg naar het einde van een vijver en betraden hierna de eetkamer. Ewoud was nauwelijks binnen, of hij bekeek met veel aandacht de verschillende schilderijen en eenige kaarten, die aan de wanden waren opgehangen. „Wat is dat voor een stad vraagde hij. t Is oud-Middel burg,,' antwoordde Herman, „dat veel van het tegen woordige verschilt. Daar," zeide hij, de schilderij afne mende, „is de oude haven, die krom, lang en moeilijk was en bij Arnemüiden in zee uitliep. Deze verzande echter in 1530, waardoor de gansche koop-en zeevaart ten gronde dreigde te gaan. Keizer Karei vergunde even wel een andere haven te maken die rechter en korter was en eerst bij WelzingenJJen nu bij Rammekens inde zee komt. Daar is de kerk van Westmunster, die nu af gebroken is, om een groot marktveld te krijgen, zooals ik zoo straks al gezegd heb. Daar is de Abdij, die oud tijds een klooster der Reguliers is geweest, maar om dat die zeer irregulier en ergelijk leefden, werden ze er uit gezet en door de Premonstreiten uit Antwerpen ver vangen, in 'tjaar 1121. Naderhand heeft Willem II, graaf van Holland en Zeeland er echter een Abdij van ge maakt (omstreeks 1256.) Daar lag het klooster van de Bogaarden, dat kort na de stichting in 1492, heelemaal afbrandde met een groot gedeelte van de Abdij, bene vens al de oude boeken, die daarin waren en meer dan 200 huizen. Dat is Noordmonster, nu de Oude- of Pieters kerk geheeten, door graaf Willem III in 1313 of 1316 gesticht. Daar tegenover de Abdij hacfden de Tempeliers,die berucht waren om hun onmatige drankzucht, een prachtig huis, dat later verkocht en in een klooster van Terti- anen veranderd werd. Daar lag het klooster der Augu stijnen monniken. Daar 't Convent der Cellebroers. Daar 8 In de afwezigheid der ^kinderen hadden de wespen zich van het brood en de kaas meester gemaakt, vooral van de kaas. Het bordje was geheel zwart van de dieren. De kleintjes vlogen er op af en geholpen door hun grootere zusje, richtten zij een geweldige slachting on der hen aan. Toen de zwerm wespen eindelijk de vlucht had genomen en de kinderen zich weer hadden neerge zet, ieder voor een boterham, naderde het meisje haar vader, die nog altijd ronkte, raapte zijn op den grond gevallen hoed op en legde dien, na hem zorgvuldig te hebben afgeveegd, naast hem op tafel op de plaats van de flesch absint, die als op tooverachtige wijze was ver dwenen en nu weer in het buffet stond. De blikken van den mijnheer, die daar stond, kruisten telkens de hare fen geneerden haar een beetje, onderwijl zij haar moederlijke zorgen ten toon spreidde. Zij had echter spoedig haar plan gemaakt. Toen zij langs hem heen ging om weer naar haar broei tjes te gaan, greep du Bréau haar tenger polsje vast, zóó tenger, dat het was om te schreien en een blauw bankbiljet in haar kleine hand frommelend, zei hij zacht: Voor uw kindertjes Het bleeke "gezichtje van het voor haar leeftijd te lange meisje, werd verhelderd door een gelukkigen glim lach en van den slapenden vader, die wel de verschrik kelijkste van al haar kinderen was, de blikken vestigend op de beide kleintjes, die gulzig van hun bordjes aten, rolden groote tranen uithaar oogen en zich buigende,zei ze: Dank u dank u Ill Toen hij vertrok was het kerkplein ledig. Een inge spannen wagen, op het punt van vertrekken, was het eenige, dat hij zag. Over het stille land galmden lang- zaam de laatste stervende klanken van de doodsklok. Heel uit de verte klonk nu en dan het zachte rollen van den donder. Du Bréau had ongetwijfteld reter gedaan de donderbui over te laten drijven, want hij voelde, dat deze meer en meer naderde, maar nog een minuut langer in dat ver schrikkelijke Wissous te blijven en zich bloot te stellen aan het hooren van nog meer schandalen, hij kon het niet. Hij liep recht voor zich uit en bevond zich bijna oogen- blikkelijk midden in het land, zeer verwonderd het on metelijke veld met te herkennen, waar hij met Veillon was door gegaan. {i>er waren holle wegert en door boomen beschaduwde dalen. Een krakend en piepend geluid eens- klaps achter hem, dat van de laatste kermiswagen, welke op het plein te Wissous was achtergebleven. Hij stond stil om den weg te vragen naar juvisy. Maar dan loopt ge juist den verkeerden kant uit, zei de oude voerman, die onder den huif zat van zijn loggen wagen. Het was dezelfde, die voor de toonbank aan zijn met gezel den raad had gegeven epauletten op te doen. Als mijnheer meê wil rijden, zei hij op een bijna bevelenden toon, onderwijl nieuwsgierige gezichtjes zich voor de ruitjes van den wagen vertoonden, dan zullen wij hem op den goeden weg brengen. Wij gaan over MesnilDat zal korter zijn dan een lange uitlegging, vooral waar een hevige bui dreigt. Esn donderslag, krachtiger dan de andere, ert waar door de grond sidderde als een trommelvel, deed du Bréau besluiten om het aanbod der arme lieden aan te nemen, die er trots op waren een Parijzenaar te mogen ontvangen, die, naar zij meenden, over was gekomen voor de begrafenis der tooneelspeelster. Een tooneelspeelster? vroeg du Bréau verrast. En een heel beroemde, zei de oude trots, souffleur als h$ vroeger geweest was in het Casino te Perpignan Louise Fedora van de Comedie-Fran9aise. Zij is gestor ven bij een notaris. Men kwam juist voorbij een hooge geschilderde poort, welke wijd open stond en waarnaast twee groote lorke- boomén stonden, wier takken tot op den grond afhingen. Daar is precies het kerkhof, zei de kermisgast. Ze zijn bezig om de kist in het familiegraf te laten zakken Buig u wat voorover 1 Met het onderstuk van zijn zweep wees hij het einde van de laan aan, waar tusschen, de groene struiken en de witte steenen zich een opeenhooping van zwarte kleeren liet zien en ontbloote hoofden, welke zich bogen voor een kleine grafkapel met gekleurde ruitjes. En hij gir.g voort, onderwijl zijn paara langzaam langs den af- brokkelenden muur liep 't is de mooiste graftombe uit den omtrek van hier tot Corbeil vindt men er geen, die zóó fraai is. Maar met haar harde stem viel zijn dochtertje hem brutaal in de rede Dat neemt niet weg, dat onze kameraad toch be ter ergens anders had kunnen worden begraven. Wie zal haar hier op komen zoeken, wie zal ooit weten, dat men haar hier heeft neergelegd, wie zal, in 't voorbij gaan haar komen groeten en een bouquetje van een stuiver op haar graf leggen En dan te weten, dat te Wissous en de oogen van het meisje schotep vlam men op een goeden dag haar zuster haar nog komt gezelschap houden en dat is een echt serpent. Inderdaad vroeg du Breau op een toon, dien hij zoo onverschillig mogelijk trachtte te maken. Gelooft u dat die zoo slecht is En de oude, met opeengeklemde lippen Men heeft haar maar eenmaal gezien, maar dat is voldoende. Stel u voor, mijnheer, dat dit jaar Het voertuig ging moeizaam naar boven langs den kerk hofmuur, waarachter een eentoonige stem klonk, welke de alom heerschende stilte verbrak. Wat die stem zei was door den afstand onmogelijk te verstaan, maar het gegons herinnerde hem aan de ontboezemingen van Desvarennes, die, met het glas absint in de hand, hem de meest naïeve vertrouwelijkheden had toegefluisterd, welke hem het hart hadden saamgenepen, hem de overtuiging schenkende dat alles wat de dronkaard zei, de waarheid was. (Wordt verv.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1925 | | pagina 1