Algemeen Weekblad
voor WALCHEREN
HAAR LIEFDE
31e Jaargang
VRIJDAG 10 APRIL 1925
No. 14
EERSTE BLAD
WALCHERSCHE ARK
2
Co
HD
2
F
vO
to
cn
Bureaux van Ultgavai
DRUKKERIJ H. WEGELING - VLISSINGEN
Noordatraat 44 Talafoon 130 Poatrakanlng 61407
DRUKKERIJ DE LANGE JAN - MIDDELBURG
Lang# Dalfft B 144
Advertentieprijs 16 o#nt per regel. Ingezonden Mede-
deellngen 60 oent per regel (dubbele kolom).
BI] oontraot aanmerkelijk verminderd tarief.
AbonnementaprIJs 40 oent per 3 maanden,
franoo per poet 65 oent. Loaae nummera 6 oent.
QESCHREVEN IN 1715 DOOR
- MATTHEUS GARGON -
y/^4 8 \V
PREDIRAMT Bit RECTOR TE VLISSIMQE^
(in hedendaagsch Nederlandsch overgezetj;
XII
Ieder nam weder zijn plaats in, terwijl de voerman langs
de mooie hofstede reed van den heer Verpoorte, die met
•ehoone en schaduwrijke dreven, frtsch duinwater en
heerlijke vruchtboomen praalde en Duinenburg heette,
naar den ouden naam der stad. Elk gaf zijn oogen goed
de kost, als het snelrollend wagentje verder voorbij de
•ehoone buitenplaatsen van de heeren Steengracht, van
der Dussen en 't vooruitgestrekte bosch van den heer
Pannius heen schoot.
Herman, ziende dat Ewoud overal acht op sloeg en
voornamelijk op eenige torens die boven het geboomte
uitkeken, kwam hem voor en zeide: „Dat is Aagte-
kerke, een voorname heerlijkheid dat is St. jan ten Heere,
weleer een vermaard en beroemd kloosterdat is Ha
renburg, een voortreffelijk en behoorlijk lusthuis, dat
zijns bouwheers naam draagt; dat is Poppekerke, naar
•en zekere Poppo zoo geheeten, een naam die oud
tijds hier algemeen voorkwam en die hooge dikke,
vierkante toren daar, is dezelfde, die we reeds gezien
hebben n. 1. Westkapelle. Isabella en Ploris zaten onder-
tusschen, terwijl zij af en toe eens van ter zijde
naar elkander keken, dan weer hun oogen op de aarde
en de boomen richtten, rustig naast elkander, zonder
eenig geluid te geven. Alleen rïoris loosde telkens eenige
diepgehaalde zuchten en scheen met oog en hart om
deernis te smeeken. „Wat is dat," sprak Herman, „doet
men hier stomme en zuchtende bedevaarten en kan er
niet een lachje noch een woordje af Ik hoopte spoedig
ter bruiloft te moeten gaan en weer naar Domburg te
rijden en 'zit men dan sprakeloos f Of beleven we de
tijden van Ovidius en is Ploris door Isabella's oog in
steen veranderd „Hij steent en zucht genoeg"; kwam
Hildegonda tusschenbeide, „maar lzabella's hart is en
blijft versteend." „Mijn hart is precies, geloof ik, als dat
van andere menschen en mijn oog bezit geen herschep
pingskracht, maar ik ben schuw en afkeerig van ijdele
minnepraat en 'k begrijp niet, hoe mannen, die in alles
zoo verstandig zijn (hoort, hoortIJ hierin zoo dwaas en
•poorloos zijn," antwoordde Isabella. „Ben ik versteend,
omdat ik geen raaskal geloof Of is 't wijsheid, om niet
lichtgeloovig te zijn?" „Zekerlijk", zeide Herman, maar
'took niet onvergefelijk, ongeloovig te zijn? Zeg mij
ter goeder trouw en onder ons, zoudt gij Ploris niet ge-
looven, indien gij verzekerd waart van zijn trouw en
oprechtheid?" Isabella beantwoorde dit met stilzwijgen
en bloozen. „ja, ja", vervolgde Herman, „ditór hapert
het 1 Ontveins het, zoo gij kunt en wilt I Uw stilzwijgen
en aangezicht zegt dat onbetwisbaar en leert ons, dat
gij Ploris niet haat en dat gij wel wenschte hem te.
mogen gelooven." „Hoe, kan ik iets zeggen, als ik stil
zwijg sprak Isabella. „Zeker," antwoordde Hildegonda.
„wie zwijgt, stemt toe, zegt het spreekwoord." „Beken
liever ronduit, dat gij Ploris niet haat", zeide Adolf, ven
wij zullen moeten zwijgen en Ploris behoeft niet meer
te zuchten." „Ik haat niemand en hoe zou ik Floris
haten, als hij niet onbescheiden is,"antwoordde Isabella.
„Maar wat gaat mij dat aan, of hij zucht of niet
„Zacht zacht, die men niet haat, bemint men en die
men bemint, kan men niet hooren zuchten," sprak Hil
degonda. „Wel, dat ik uw raad mocht opvolgen," ant
woordde Isabella, al lachende en zich tot noris wen
dende, vervolgde ze„Neen Floris, zucht niet meer, ik
heb deernis met uik zal u niet langer doen lijden, ik
zie uw standvastigheid en geef u mijn hart. Ge ver
dient niet zoo mishandeld te worden ik haat u niet,
wees gerust 1" „Spot niet", riep Adolf, „indien ik eeni
zins de gelaatskennis versta, zoo zegt gij al lachende de
waarheid. Geef mij uw hand en ik zal uw geluk voor
zeggen, de beste waarzegsters en witte wijven ten spijt"
„Hoe kunt gij tooveren I kunt gij tooveren I" riep Hil
degonda uit. „Gij zoudt een licht geloovig mensch wel
verbazen, maar ik ben zoo bevreesd niet voor spokea
en tooverij."
Zoo pratende naderden ze al dichter
den toren van Westkapelle. „Ziedaar,,' sprak Herman,
„het overblijfsel van de voorheen rijke en vermaarde
zee- en koopstad, die nu ver in zee verdronken en in
een dorp veranderd is. Eertijds had Westkapelle, zoowel
als Domburg, groote voorrechten, doch het heeft nu zijn
roem en koophandel aan Vlissingen ingeboet. De bur
gers, wijkende voor de woeste baren, trokken steeds
verder landwaarts in, zoodoende is de scheepvaart geheel
verdwenen en is de landbouw in haar plaats getreden."
„Waaraan ontleent die plaats haar naam vroeg Ewoud.
„Is 't omdat zij geheel in ,t westen ligt, in tegenstelling
met Oöstkapelle „Dat zou wel zoo kunnen zijn," ant
woordde Herman, „ware 't niet, dat Westkapelle ouder
is dan Oöstkapelle. Sommigen zeggen dat het door
Willebrord, anderen dat het ten tijde van Hercules
festicht is, en dat het eenmaal tot landkapel diende,
ot die laatste meening heeft het vinden van den be
roemden gedenksteen van Herkules (in t'jaar 1514, door
den admiraal van Zeeland op het strand) het hare bij
dragen. Deze zou dan uit den ouden tempel van het
verdronken Westkapelle, door de burgers steeds verder
landwaarts zijn meegevoerd Edoch, nu heeft de plaats
geen zweem zelfs meer van een stad en niets merk
waardigs, dan den dijk en evengemelden steen, dien wij
kunnen gaan bekijken." Dit zeggende, liet hij den wagen
stilstaan en traden ze in de kerk. Hier begaven ze zich
terstond naar den eer- en gedenksteen, die in een pilaar
J)oven het bereik van menschenhanden gemetseld was
en het volgende opschrift droeg
HERCULl
M A C U S AN O
NTPRIMIIUIS ofPRiMLius
TERTIUS of i l v i s
V. S. L. M. of e l v i s
Ewoud, de ijverigste van allen, vatte het weord en
zeide„lk meende hier een levensgroot beeld van Her
cules te vinden en zie niets, dan een ruwen steen met
een vrij duister opschrift. Ik twijfel eraan of men Ma-
gusano of Magusino of Marcusano moet lezen, daar de
letters bijna in elkaar loopen." „Waarom dan niet liever
Herculi Magno Sano of Sango gelezen, zooals die af
god genoemd werd", zeide Adolf, „dan was 't geschil
over de beteekenis van Magusino, Marcusano of Magu-
Een Uitroeper in de krant WÊ
Helpt U uit den brand i I
Plotseling bekroop hem de lust om den rouwstoet te
zien voorbijgaan, maar moest hij zich verschuilen om
ftiet gezien te worden Op een hoek van het plein,
achter enkele rozenstuiken, giste hij, dat een kroeg moest
wezen. Hij trad haar binnen en nam aan een tafeltje
bij 'traam plaats. Twee kermisgasten dronken staande
voor de toonbank, een oogje houdende op hun Iosge-
spannen wagens onder de boomen van het plein, terwijl
ze elkaar vertelden van de onaangenaamheden van
het vak.
Toen du Bréau binnenkwam, hoorde hij de oudste tegen
den ander op een toon van ondervinding zeggen
Als je een paar epauletten op je buis hecht, ben
je de kolonel, dien je noodig hebt
Hij dacht er aan hoe Louise het zou hebben uitge
schaterd als zij dezen impressario had kunnen hooren,
zij, die de kleine reizende tooneelmenschen zoo graag
tnocht lijden.
Vlak naast hem aan een tafeltje zat een ander, die
ook iets van dat zwervende volkje over zich had, ten
minste wat zijn gezicht aangaat, want zijn kleeding ver-
schilde aanmerkelijk van die der anderen. Hij toch droeg
glimmend gepoetste schoenen, een wit boord met zwarten
das en was geheel in het zwart gekleed, in nieuw zwart
laken. Z|n oogen waren rood van den alcohol en zijn
fletse wangen hingen neer als zakken. Hij had een karaf
absint voor zich staan en zich een glas ingeschonken,
dat de wespen hem benijdden en waar zij voortdurend
om heen vlogen. Vlak over hem zat een meisje van tien
k twaalf jaar, eveneens in het zwart, en met dezelfde
verlepte trekken als haar vader Naast haar zaten even
eens in den rouw, twee kleine- jongens, waarover het
zusje waakte met al de zorgzaamheid van een moedertje.
Zij sneed hun brood, vulde hun glazen en vergat daarbij
dat zi) zelf «inde den morgen nog niets gegeten of ge
dronken had. De wespen vlogen over de tafel, zetten
zich op den rand der bordjes en glazen, op het brood
en op de kaas, doch in plaats dat dit den kinderen
onaangenaam scheen te zijn, was het veeleer een reden
tot lachen, wanneer hun vader ondanks het beven van
zijn hand, toch nog de vlugheid had de vliegende dieren
met zijn mes in tweeën te snijden, waarna ze in hun
doodstrijd nog poogden zich vast te klemmen aan wat
onder hun pooten kwam.
Du Bréau keek naar de kleinen met die belangstelling,
welke wij voor de meest onbeteekende dingen kunnen
hebben, wanneer onze gedachten feitelijk van heel wat
anders vervuld zijn.
Plotseling stond de man in het nieuwe lakensche pak
op, nam zijn hoed in de eene en het glas absint in de
andere hand en trad met tal van buigingen als een vol
leerd balletmeester op hem toe.
Markies Francois du Bréau, als ik mij niet vergis
ik herkende u dadelijk toen u binnen kwam door het
portret dat Louis altijd bij zich droeg.
Hij hield even op om zijn glas top het tafelte van du
Bréau te zetten, werd eensklaps bleek en stelde zichals
volgt voor:
Desvarennes, kapelmeester, de musicus Desvaren
nes, leerling van den heer Niedermeyer, den auteur van
L e L a c van Lamartine, ik zelf ben componist van ver
scheidene melodiën, maar, pardon, mijnheer de markies,
ik stoor u. U wenscht misschien u bij den stoet te voegen,
of... neen, nietwaar? Men zal u zeker denzelfde poets
gespeeld hebben als mijverboden meê te gaan
En waarom Wat mij aangaat, valt dit nog te be
grijpen ik ben de kwade geest van Loulou geweest.
Maar u, maar deze arme kinderenwant dat is mijn
nageslacht, dat groote leelijke meisje met het gezicht van
een zieken konijn en die bespottelijke^kleine jongens, wier
pantalons tot aan de grond afhangen, Waarom die kin
deren gestraft Waarom hun verboden om de laatste
eer te bewijzen aan iemand, die hun zóó dierbaar was
Toch niet omdat ze zoo alecht gekleed zijn Kijk eens,
mijnheer de markies, ik heb die groote van top tot teen in
't nieuw gestokenIk heb geen certt meer in huis,
alles heb ik naar de lommerd gebracht opdat ze be
hoorlijk over onze vriendin in den rouw konden gaan.
Ik zei straks nog tegen de kleine: „Laten je broertjes
nu geen stukje brood meer vragen, want ik zou het hua
wezenlijk niet kunnen geven."
En hij besproeide deze verzekering met een grooten
slok absint.
Toen ging hij voort:
Niet dat ik de uitgave betreur, want de kinderen moe-
tenjrouwen over hun moeder en Louise Fedora is een wer
kelijke moeder voor hen geweest, 'tls juist door hen,
dat ik haar.,,, haar.., enfin, dat ik geworden ben voor
haar wat ik was. Want het is toch a te dwaas, dat een
arme misicus, een soort landlooper a s ik, de minnaar
kon worden van die groote kunstenares, van dat aan
biddelijke schepsel, waarvoor bankiers, koningen, prinsen
op de bloote knieën hebben gekropenHet is heel
precies zoo in zijn werk gegaan. Het was een paar
maanden na haar fuga bij de Komédie-rrancaise. On
danks alles had zij, uit geldgebrek, een tournée moeten
accepteeren voor de badplaatsen, Vichy, Royat, Aixles-
Bains, waar zij eenige van haar succesrollen speelde als
Dora, Froufou, Diane de Lys, la Visite. Omstreeks dien
tijd dirigeerde ik het orkest te Vichy, zonder al te vee
animo moet ik bekennen.
Mijn vrouw was er van tusschen gegaan met mijn
eersten violist, die zich overigens aan mevrouw Des-
varennes maar weinig gelegen liet liggen en slechts een
gelegenheid zocht om haar zoo gauw mogelijk aan haar
lot over te laten. Ik was dus in net hótel met aiijn drie
kinderen, waarvan de twee jongsten, de jongens, nauwe
lijks konden loopen en praten.
Gelukkig was het zusje op dien leeftijd dat ze als de
meeste meisjes al Iets moederlijks over zich hebben.
(Wordt vervold.)
O
2
co
O
O
2
Wegeling's Vraag en Aanbod