Algemeen Weekblad
voor WALCHEREN
31e Jaargang
VRIJDAG 20 FEBRUARI 1925
No. 7
EERSTE BLAD
WALCHERSCHE ARKADIA
Concertzaal „DE ZWAAN" - Souburg
DB TWEE BROEDERS
Bureaux van Uitgave i
DRUKKERIJ H. WEQELINQ VLISSINGEN
Noorditraat 44 Telefoon 130 Postrekening 61407
DRUKKERIJ DE LANQE JAN - MIDDELBURG
Lange Delft B 144
Advertentieprijs 16 oent per regel. Ingezonden Mede-
deellngen 60 oent per regel (dubbele kolom).
BIJ oontraot aanmerkelijk verminderd tarief.
Abonnementsprijs 36 oent per 3 maanden,
franoo per post 60 oent. Losse nummers 6 oent.
V
Hier zweeg hi) j doch Floris, die niet kon vergeten
wat Isabella gezongen en hij onbeantwoord gelaten had,
hervatte de afgebroken woorden en begon met een
droevige en toch bevallige stem op dezelfde wijze als
straks te zingen
Wie laakt de zoete min wie noemt oprechtheid treken
Die waarheid spreekt, die vermist noch vleit 1
Is elkeen trouweloos, omdat er een misleidt?
Schuwt zulken vrij, maar hoor mijn herte spreken.
De trouw, de trouw baart nimmer slavernij I
Als twee vereend, elkander liefde dragen,
Dan leeft men vrij en blij, dan leeft men vrij en blij,
Dan schroomt men leed, noch plagen.
Hij eindigde met het schielijk geroep van „Heule,
heule I" en vloog Isabella, lief of leed, om den hals, ter
wijl zij over een brug reden. Zij daarover gebelgd en
beschaamd, vroeg met een verbolgen stem, wat deze
onbesuisdheid te beteekenen had. „Zoo iets had ik van
Ploris met zijn beleefdheid niet verwacht en duldt het
ook nooit meer 1 Ga heen en bejegen aldus een ander,
die er van gediend is 1" Ploris wat ontzet, antwoordde
„Heulen is een oude liefdetol, die men betalen moet
als men over een heule rijdt. Doch heb ik iets misdre
ven of u iets tegen uw zin ontroofd, het is uit liefde
geschied en 'k wil het gaarne teruggeven 1" Dit zeggende
P wilde hij haar nogmaals omhelzen, doch ze ontweek
hem en de hand opheffende, sprak Isabella„Houd op,
of dit past u I Bij wie denkt gij te zijn Herman, ziende
dat het ernst was. kwam beleefd tusschenbeide en Floris
verontschuldigd hebbende, sprak tot Ewoud„Het huis,
dat Jginds zoo heerlijk schittert, ia door den heer de
Knuit, die, zooals ik u reeds gezegd heb, zich zeer be
ijverd heeft voor den aanleg van dezen straatweg, ge
bouwd. Het ligt, zooals ge ziet, heerlijk in 't geboomte
en heeft frissshe vijvers, schoone boomgaarden, sierlijke
dreven, moestuinen, zaai- en weilanden. De poort, die
hier op den weg uitkomt is de eenige niet. Vlak voor
't huis ia nog een andere, veel kunstiger van ijzer ge
smeed en onlangs door den heer van Kattendijke opge
steld, die ook 't hof aanmerkelijk heeft laten verbeteren,
nadat de gravin van Plodorp hem dat geschonken had.
De waterloop, die we overgereden zijn is de Oostwate-
Eigenaar L. SUURMOND
Zondag MM Februari a.*.t
Groot Bal der Dansolub „Vrijheid" met verrassingen
Aanvang 3.30 uur tot 7 en 's avonds 8 uur.
Contributie 25 cent per persoon. Bij afwezigheid geen
contributie. Wordt Lid.
ring; zij schiet oostwaarts in de richting van Veere,
waar ze in de zee uitmondt. Het is een der vier wate
ringen, die Walcheren in vier groote, doch ongelijke
deelen splitst."
Dit zeggende, beval Herman den koetsier een mooie,
steenen poort in te rijden, die open stond en een scha
duwrijke dreef vertoonde, ter weérszijden met groene
elzeboomen en hooge iepen versierd. „Dit," vervolgde
Herman, „is de lusthof van den ambachtsheer van Se-
rooskerke." „ik dacht wel4 toen ik die twee mannen-
beelden met half uitgetrokken zwaard op de poortmuren
zag staan, ter weerszijden van den weg, dat zij iets
heerlijks beschermen," viel Ewoud in. „Het schiet mij
te binnen hoe men vroeger slangen, honden en andere
beeltenissen aan deuren en eerbiedwaardige plaatsen
stelde, om ontzag in te boezemen. Zie daar eens, wat
een prachtig gezicht, er ligt een heeie stad aan 't einde
van dien dwarsweg."
„Dat is de stad Veere," antwoordde Herman„ze
ligt nog wel een uur hier vandaan." „Wat is dat voor
een aardige hoogte," vroeg Ewoud weer. „Men zegt,"
antwoordde Herman, dat hier vroeger wel ommegangen
werden gehouden naar de kerk, die achter dat huis ligt.
Maar waarom men dat deed en waartoe die hoogte dan
gebruikt werd, kan niemand zeggen. Dit weet ik wel,
dat dat terras vroeger onbezand was en door den heer
van Biscop, den tegenwoordigen ambachtsheer, aldue
aangeiegd is."
„Ziet," riep Ewoud uit, „wat een prachtige bloemen,
die hier zoo maar langs den weg groeien." „ja," sprak
Hildegonda, „zoo ziet men, dat de schoonste bloemen
in 't open veld en niet in besloten tuinen thuis behoo-
ren. Dwaas is het dan ook om zulke schatten aan de
schoone tulpen, die oorspronkelijk op de Alpen in 't
wild groeiden, te verspillen, gelijk men nu door het
Sansche land aan die verderfelijke loterijen placht te
oen."
Hauwelijks had zf] deze woorden geëindigd of Her
man deed den speelwagen stil staan voor het huis, waar
uit Hortensia hen vriendelijk tegemoet trad en hen be
leefd uitnoodigde mee naar binnen te gaan „Het zou
onbeleefd zijn, zulk een verzoek af te slaan," antwoordde
Herman, terwijl hij Floris een wenk gaf van den wagen
te klimmen. Deze gehoorzaamde onmiddellijk en bood
Isabella, gedienstiger dan voorheen, de hand om ook
haar te doen afstijgen. Zoodra het gezelschap binnen
en gezeten was, werd de koffie opgediend, benevens
«en kan met goed gesuikerde melk en verscheidene
boom» en aardvruchten. Tegelijk traden de Ambachts
heer en diens vrouw binnen en nadat zi] allen heuscht-
lijk hadden verwelkomd, kwam het gesprek op ver
schillende onderwerpen. Zoo hoorden ze dat het huis,
waar ze zoo vriendelijk te gast waren genoodigd, Noord-
hout genaamd werd.
„Ik merk, dat de koffiedorst wel zoo ongeveer gelescht
is," zei Herman „Iaat ons dan nu nog een kleine wan
deling door hof- en elzendreven doen. Dit werd goed
gevonden. Zoo gingen ze 't huis uit en liepen den bloe
mentuin door. Al koutende verlustigde zich een ieder in
al het schoons dat dit lustverblijf hen te aanschouwen
gaf. Maar Floris, hoe vroolijk ook van inborst, schepte
nergens vermaak in en ging al mijmerende, zondereen
woord te spreken, zijn w«g. „Wat is dit," zeide Horten
sia, „waar is uwe gewone geestigheid? Kunt gij in het
bijzijn van zoo'n zoete herderinne, zoo treurig zijn?"
„De zoetheid, die Hortensia mij toeschrijft ia bij haar
te vinden," antwoordde Isabella, „maar dat Floris zoo
stil is,' zal zijn reden wel hebben." „Dat stem ik toe
en niet zonder reden zegt men. dat „een hart, dat zucht,
heeft ongenucht." zeide Hortensia; „maar als ik mag
gissen, geloof ik, dat di« zuchten niet verre vliegen"
„Dat kan wel zijnwaarschijnlijk zullen ze tot u, die
zoo dichtbij zijt, vliegen," antwoordde Isabella. „Wat mij
betreft, het zou mij leed doen, dat iemand om mij zou
zuchten of bedroefd zijn." Floris, die wel gewenscht
had, dat zij de waarheid sprak, ging met neergeslagen
oogen voort, zonder een woord te spreken en sloot zich
bij de anderen, die vooruitgegaan waren, aan
Al pratende, keerde het gezelschap langs een ande
ren weg, dan zij gegaan waren terug. Ewoud, die in
alles een bijzonder genoegen schepte, vroeg waar
aan Serooskerke zijn naam ontleende en waarom hij
tot hiertoe nog geen enkele eikenboom in Walcheren
had gezien „De oorsprong van namen," antwoordde de
Ambachtsheer, „zijn alle onzeker, doch de meeste heer
lijkheden en dorpen hebben namen die op „kerke" ein
digen. Of zulks komt, omdat kerk hier zooveel als pa
rochie beteekent of, dat vroeger de heeren van dichtbij
elkaar gelegen plaatsen elkaar de vooraanzittingen in
,de kerk betwistten, zooals van Friesland verhaald wordt
zou ik niet kunnen zeggen. Wel weet ik dat er nu tus-
schen hals- en ambachtsheeren voortdurend verschil be
staat over het voorzitterschap in de bijeenkomsten van
een kerkeraad. Mogelijk dat de stichters dier kerken,
aldus hun naam hebben willen vereeuwigen. Dat dit zoo
is, leeren ons namen als 's Heerpoppekerke en 'sHeer
Nu vanavond Is er bij u toch een boom, zie Ik,
zei zij en keek naar binnen.
Ja, antwoordde hij kortaf. Het is koud bulten, hé
*Nou, of 't. Gelukkig wie met zoo'n weer thuis kan
blDven.
Toen zij wsg was, stak hij het licht aan. De woorden
van de vrouw bleven in zijn ooren klinken, zijn geweten
liet hem niet met rust. Hij luisterde, want hij meende
dat de achterdeur geopend werd. Ben jij daar, vrouw?
vroeg hij hard, want hij kon zich niet voorstellen, dat
zij het buiten lang zou uithouden. Toen hij geen ant
woord kreeg, stak hij licht op in de keuken en de tus-
echengang.
Eindelijk hoorde hij de wagen aankomen, waarmee
Karei was uitgereden, maar hij verroerde zich niet. Als
zij beiden kwamen, konden zij zich ook het eerst laten
zien hij wilde voorbereid zijn. Zijn vrouw kwam terug,
want nu zou hij het bewijs krijgen dat zij meer van
Karei hield dan van hem. Er verliep eenige tijd, maar
niemand liet zich zienhij stond dus op en ging naar
de keuken waar hij beweging gehoord had. Het was
Karei, die intusschen het paard op stal had gezet, en
nu met iets was binnengekomen dat in papier gewik
keld was. Toen hij zijn broer zag, wenkte hij hetn voor-
;ichtig even te komen kijken.
Wees nu maar niet boos dat ik iets heb meege-
racht, het kost niet veel, maar zij $nag het nog niet
weten.
En nu maakte hij de papieren los en toonde zijn
broer een kinderwagentje. Hij zette het op den grond
en liet het heen en weer rijden.
Opeens viel hem de kalmte van zijn broer op, die
geen woord.zeide, maar onverschillig toekeek.
je bent toch niet boos op me, begon hij opnieuw.
Als 't lisver niet hebt Zij weet er nog niets van. Is
zi) vóór? En toen Friedrlch ontkennend het hoofd schud
de, vroeg hij verbaasd i Waar is zij da*
Ik weet het niet.
je weet het niet? Wat is er dan gebeurd? Hij
vermoedde iets vreeselijks, stormde naar voren en kwam
ademloos terug Waar is Mia I Waar is het kind vroeg
hij dreigend.
Moet ik op je liefje passen
Schoft 1
Dat heb je nog eens gezegd, en je hebt er toen
je verdiende loon voor gekregen. Weg met het ding,
breng het maar bij haar. Dit zeggende gaf hij het wa
gentje een schop, zoodat het In een hoek terecht kwam.
Jij hebt gezegd dat ze weg moest,
Ze is vanzei gegaan, ze wilde je opzoeken, omdat
ze tevergeefs om e had geroepen, lachte hij verachtelijk.
Leugenaar, j) hebt haar weggejaagd.
Misschien.
Ellendeling, je vrouw en je kind In zoo'n weer naar
buiten te jagen I je zult je trekken wel thuis krijgen.
Karei vloog op zijn broer aan, hief hem van den
grond op en legde hem lang uit op de steenen vloer
neer. vervolgens legde hij de knie op zijn borst en kneep
hem met beide handen de keel dicht.
je hebt ml) beleedigd en geslagen, kreet hij, en ik
heb mij niet verdedigd. Mijn liefste neb je mij ontroofd
en ik heb het verdragen. En je hebt je vrouw uitge
scholden en ik heb het aangehoord. En nu wil je haar
met haar kind verstouten, maar dat duld ik niet. Neen,
dat duld ikniet 1 Want deze behandeling schreit ten
hemel. En daarom laat ik je nu eens zien wie ik ben.
Roep haar terug. Ik heb je brood gegeten, maar hst
was eerlijk verdiend, ik ben je dus niets schuldig.
Nu wil je mij ook nog mijn gemoedsrust ontnemen I
Zeg me waar ze is 1 Wanneer is ze weggegaan, £n hoe
is hei Antwoord 1
En hij schudde hem heen en weer al» ee1: tro
zijn bovenlichaam naar zich toe en drukte het met kracht
neer op den vloer. Hij sloeg hem niet, maar hij schepte
er genoegen in hom zijn lichamelijke kracht te doen ge
voelen. Al zijn Ingehouden leed kwam nu plotseling los,
evenals kruit een mijn doet ontspringen. En terwijl
Friedrlch steunde en jammerde en zich vergeefs verweerde
tegen zijn jongeren broeder, ging deze voort!
Ik heb het je reeds gezegd, een moeder heeft ons
gezoogd, maar niet om jou slecht te maken. Waar an
deren liefde zaaien, heb jij haat gezaaid, en waar an-
deren naar kinderen verlangen, stoot jij het jouwe van
je. Foei 1 De heilige Christus zal je verschijnen, maar
met schrik zal je hem aanschouwen. Onze wegen zul
len gescheiden worden en Je zult dezen dag nooit vergeten.
De bel van den winkel ging over en dus liet hij zi n
broeder los. Hij vloog naar den stal, xette zijn pet op,
trok zijn winterjas aan en snelde naar buiten, waar de
sneeuw in wilden dans dik neerviel.
Mia was op goed geluk de straat opgegaan, met het
kind in de armen en den grooten doek over hoofd en
schouders geslagen. Zi) wist dat Karei van dien kant
moest komen, en dus liep zij moedig door het nood
weer, scherp uitkijkend op den besneeuwden dijk, waar
de karren slechts langzaam voortkwamen. Eenige keeren
had zij reeds overlegd of zij niet bij iemand in hnis
zou gaan, dien zii kende en met' haar lot begaan was.
Maar zij schaamde zich daarvoor. Zij had ook niemand
dien zij vertrouwen kon. Berouw had zij niet, want zi)
gevoelde zich vrij van schuld. Alleen de zorg vóórhaar
kind maakte haar angstig. Maar het lag zoo warm aan
haar borst, in zijn kussen gewikkeld, dat zij in weer
wil van de koude den last niet voelde.
Op het kruispunt van den weg begon zij te twijfelen
en overlegde zij opnieuw. Zij ging in de portiek van eer,
huis zitten, vanwaar zij de straten kon overzien. Het
kind werd wakkerMia ging een oponstaande deur in, zette
zich op de trap en suste den jongen onder haar doek.
Toe', zij veer buiten kwam, begon zij te denken dat Ka-
el m dien tU3Schentijd was voorbijgekomen n daarom
ging zij langs denztlfden weg naar huis krug.
(Wordt vervolgd).
Wegeling's Vraag en Aanbod
QE8CtI)<CVKN IN 1715 DOOK J
- MATTHEUS GARGON -
PREDIKANT EN RECTOR TE VLISSINOEN
(In hedendaagsch Nederlandsch overgezet)
10