Algemeen Weekblad r voor WALCHEREN 31e Jaargang VRIJDAG 16 JANUARI 1925 No. 2 EERSTE BLAD Aan onze Lezers! WALCHERSCHE ARKADIA Groot Bal der Dansclub „Vrijheid1' Concertzaal „DE ZWAAN" - Souburg Een Uitroeper in de krant H Helpt U uit den brand 11 Bureaux van Uitgave DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN Noordstraat 44 Telefoon 130 Postrekening 61407 DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELBURG Lange Delft B 144 Advertentieprijs 15 cent per regel. Ingezonden Mede- deelingen 60 cent per regel (dubbele kolom). Bij contract aanmerkelijk verminderd tarief. Abonnementsprijs 35 cent per 3 maanden, franco per post 50 cent. Losse nummers 5 cent. BELANGRIJK. Men leze vooral pag. 3 van „Voor Jong en Oud". Het is in 't belang van de jeugd. Zooals we reeds de vorige week meedeelden, willen we in dit nummer een aanvang maken met de „vertaling" van de „Walchersche Arkadia". Mogelijk dat we onszelf de vrijheid veroorloven, hier of daar, wat bij te. voegen of weg te laten, naar gelang, dit ter verduidelijking noodig bHfkt. Waarschijnlijk zullen sommige gedeelten, wat stijh taal of inhoud betreft, onze ooren wat vreemd aandoen men vergete echter niet, dat het boek geschreven is in 1715, toen „andere tijden, andere zeden" opgeld déden. Het geheel stelt vooreen reis, met een plezierwagen, door Walcheren, zooals we dit heden ten dage 's zomers nog geregeld op ons eiland kunnen gadeslaan. Het titelblad luidt waarin op een zoetvoerigen trant, "onder zedige liefkozingen en stichtelijke bespiegelingen, oorsprong, heerlijkheden, am bachten, vliedbergen, dijken, stroomen, zeden, rechten, aanwassen, grondbraken, lusthoven, oudheden en heden- daagsche vermakelijkheden van WALCHEREN, inzonderheid de beroemde Nehalennia van Domburg en Herkules Maguzanus van Westkapelle en andere zeld zaamheden van dit eiland en de buurvolkeren nagespoord cn opgehelderd worden door MATTHEUS GARGON pgedikant en rector te vlissinqen VOORREDE AAN DEN LEZER. Goedgunstige lezer 1 Indien het niet zeldzaam en veel te zeldzaam ware, iets zonder voorrede uit te geven, het zoude onnoodig zijn UEd. hier aan te spreken. En waarom een voor rede gegeven, als de zaak spreekt «n 't opschrift den inhoud van het boek voldoende aanwijst Maar wij be leven een hekelrieke eeuw, die sommigen bevoorrecht, om alles te berispen, wat van hun smaak en tand niet is. Waar zoeken, waar vatten 't die albedillers niet? Het een is te lang, het ander te kort. Dit is niet ernstig genoeg en dat te verdrietig. Hier is men te spitsvoudig Onder nieuw beheer. Eigenaar L. SUURMOND lederen Zondag Groot Bal. ZONDAG a.s. van 3.30 tot 7 uur en 's avonds vanaf 8 uur m. verrassingen. Contributie 25 ct. p. persoon. WordtLid. Bij afwezigheid geen contributie "Tptë Zeot het Voort - Zegt het Voort taalziftig, langdradig en daar weer te bot, ongeletterd en beknopt. Zoo veel hoofden, zooveel zinnen 1 Wie is er die hen allen kan voldoen Dit hebben we meer dan eens in onze ernstigste en stichtelijkste preeken onder vonden. We durven niet beloven, dat wij in dit tijdver drijf gelukkiger zullen wezenal was 't maar om den naam „Arkadia". Hoe zal men zeggen, een „Arkadia" Past dit voor iemand, die anderen stichten en voor lichten moet? Heeft iemand, die twee bedieningen predikant en rector heeft, geen werk genoeg, zonder gedurig te schrijven en te wrijven Waarom dit werk niet op een historische manier behandeld Maar ver oordeel ons niet ongehoord. Werk hebben we genoeg, meer dan genoeg, maar toch zoeken we zoo nu en dan eens tijdverdrijf. De boog kan immers bij ons, net zoo min als bij anderen niet onophoudelijk gespannen staan. In onze ontspanning zelf, trachten wij vermaak en nuttigheid te vermengen. Zal men ons dat misgunnen of kwalijk nemen? Een geschiedenis eischt inspanning, blokken, tijd- en zaakorde en ik zoek ontspanning en verlustiging. Ik kies daartoe de vermakelijkheden van Walcheren. Hoe zal ik die beter kunnen toonen dan op een vermakelijke wijze Ik wil mij verlustigen in 't navorschen van Nehalennia, Herku les Maguzanus en kan ik in een historisch verhaal daar over redeneeren? Of weet men niet dat,een geschied schrijver de zaken alleen voorstelt, zooals die gesohied zijn en er niet over redetwist? Een vermaak kan niet vermakelijk zijn, als men dat treurig beschrijft. Of zoude ik om genoeglijke bosschen, sierlijke lusthoven, verma kelijke velden en wandelpaden te beschrijven, een treur- of heldenstijl kunnen gebruiken Daarom is een „Arkadia" het beste, want die geeft ruimte en stelt de voorkomende zaken levendig en vermakelijk voor. Wat ergert ge U dan aan dien naam Arkadia is een oude, lieflijke streek van Griekenland, waar herders en herderinnen zich bezig hielden met het hoeden hunner kudden en het zingen van allerlei liederen. Is dat niet een schoon voorbeeld van ons heerlijk eiland |a maar hier is een minnaar hier zijn liederen en gedichten, 't Is zoo en 't moet zoo zijn, wil 't een „Arkadia" wezen, want die Arkadische herders en herderinnen vermaakten zich eveneens. Een Waar blijf je toch zei hij tot Mia, en Karei ziende voegde hij hem toeEn waar wacht jij op Ik was bang voor Karei, klonk het onwillekeurig, zonder dat zij iets kwaads daarbij dacht. Maak toch geen ruzie, beet Friedrich zijn broer toe. jamling nam het eerst het woord. Ie hebt gelijk, hij. is begonnen ruzie te maken. Kalm, kalm, zei Jiortiwg. Karei voelde zich den moed ontzinken toen hij merkte, dat zijn broer niet zijn partij opnam. Hij heeft jou beleedigd, kwam Mia tusschen beiden, •n nu wilde Karei het voor je opnemen. Priedrich verroerde geen vin. Wie kan mij nu beleedigen Ga maar heen er is niemand in den winkel. Haar opgewondenheid beviel hem niets. Hij zei dat je haar moest trouwen, fluisterde Karei hem toe. Priedrich verschoot van kleur, dóch bleef kalm. Ga nu heen, zei hij nog eens tot Mia, ik kom dadelijk. Zij ging, want zij begreep dat zij op Karel's genegen heid kon rekenen. Laat de lui vertellen wat ze willen, als ik het maar niet hoor, zei Friedrich ongeduldig. Inwendig kookte hij en gevoelde dat hij zich tegenover zijn broer laf had gedragen. Hij zei goeden avond en ging weg. Karei volgde dra zijn voorbeeld. IV Karei ging naar den stal om voor Bruin te zorgen. Vervolgens ging hi) den boel in orde m*ken voor den volgenden dag. Sand en zijn vrouw kwamen binnen met kleine pan nen melk, die in den kelder dik moest worden. Tegen wien |heb jij 't zoo druk? vrosg Friedrich opgeruimd. Zeker weer tegen Bruin, antwoordde Mia, dat heeft-ie altijd gedaan. En wil je wel gelooven, het paard verstaat hem. Dat doet 't dier ook, meende Karei kortaf. In dienst leer je dat wel. Dikwijls houd ik van zoo'n dier meer dan van een mensch. Hoe lang ben je niet in de stal geweest In een eeuwigen tijd niet, begon Mia. Je bent toch zoo'n stevige man. Dit is eigenlijk Karel's rijk, ik heb er feitelijk niets te maken. En toch een heerlijk rijk, al is 't maar een stal, meende Karei. In Bethlehem was 't ook een stal en toch gingen de heilige drie koningen er heen. En het Kerstkindje lag in de kribbe. Hoe kom je daar nu in eens op? 't Is toch nog lang geen Kerstmis, vroeg Friedrich. 't Schoot me zoo te binnen. Eens droojnde ik ervan en toen werd ik wakker. De maan scheen helder door de deur en ik zag een krib staan en ik kon in langen tijd den slaap niet pakken. Dat was zoo omstreeks Kerstmis. ja, de krib zie ik ook, zei Friedrich, want hij kon juist in den stal kijken. Maar zoo'n wonder overkomt iemand maar eens in zijn leven. Ik heb gehoord dat alles zich eens herhaalt, meen de Karei. jij bent ook altijd eén geloovige Thomas geweest, dat zei moeder al. Als men veel nadenkt, komt men er onwillekeurig toe, te gelooven. En dan krijgt men vrede met vele dingen. Mia keek hem strak aan. Zij voelde lust zijn beide handen te grijpen en hem te zeggen dat hij dit geloof moest behouden. Maar daar kwam haar man opeens met de nuchtere opmerking. Maar nu wat vlug, anders laat-ie ons nog vandaag minnaar, die zedig, eerlijk en oprecht is kan niemand ontstichten, maar tot een voorbeeld strekken van kuische liefde en zuivere bedoelingen. Hiertoe stellen wij Florla voor, die in 't bloeiendste van zijn jeugd, zijn hart en zinnen gezet heeft op de zedige, eerbare, beminnens waardige Isabella. Toch vergeet hij de verschuldigde eerbied niet. Kan zulk een voorbeeld ontstichten en in deza trouwelooze en ontuchtige dagen onnut en onnoodig zijn Wie dat niet denkt, moet de goddeloosheid dezer tijden niet ken nen of de oprechte liefde verbannen willen. Tot blijk van Floris deugdzaam oogmerk, schikken wij de gezangen en dichten tot een oprechte trouw en eindigen zijn vol ijverige klachten en liefdebewijzen met Izabella's weder liefde en trouwbelofte. Kan dit iemand mishagen, dan alleen denzulken, die in hun liefde niets eerlijks, maar slechts vuile schranderheid plegen of bedoelen? Men geve derhalve acht op onze bedoeling en ons vermaak en tijdverdrijf zal gebillijkt en niet veroordeeld worden. Maar omdat alle menschen geen plezier in't zelfde ding hebben, gaan we verder en voeren Herman en Ewoud in, als twee oudheidbeminnaars, die Walcherens heerlijk heden, voorrechten enz. bespreken en nauwkeurig onder zoeken, wie en wat Nehalennia en Herkules Maguzanus is, waarover zoo veel geschreven en zoo weinig zeker heid bestaat. Herman staaft onze meening, dat Neha lennia de godin van 'theel.al of Izis is, die volgens Ta citus door een gedeelte der Sueven of Zeeuwen, bijzonder vereerd werd. Ewoud en Adolf brengen andere gedachten voort, die getoetst kunnen worden. Zoo worden de oud heden in Walcherens Arkadia beschreven. Maar, zoo iemand liever geestelijke bespiegelingen wenscht, die vindt Hillegonda en Adolf, die alles vergeestelijken en hooger op klimmen. Zoo pogen zij te stichten, als we vermaak zoeken, zuigt echter een spin vergif uit de bloemen, waaruit een bij honing zuigt, 't ligt niet aan de bloemen, maar aan de spin. Wij zullen ons dies getroosten. Wij hebben den grooten Heemskerk, tot een voorganger, wiens volgeestigen Arkadia de toejuiching van al onze vaderlanders verdient en gekregen heeft en dit geroemd zal worden, zoolang men onze taal spreken zal. Over stijl en spelling hebben wij niets toe te voegen, alleen dit, dat wij de woorden van de sprekers zoo hebben weergegeven, dat geen walg- of wanklank wordt gevoed. Legt dan alle vooroordeelen af en gebruikt ons tijdver drijf tot stichtelijk vermaak, totdat onze ontspanning ons in staat stelt om iets ernstiger te ondernemen. Vlissingen, 12 December 1714. het wonder zien. Licht dus nu bijEn jij, Mia, pas op dat je niet valt. Karei ging vooraan den kelder in, waar men onmid dellijk uit de keuken komen kon. En intusschen sprak hij Dat wonder beleven wij alle dagen, baas. Hoevelen zijp er niet die weten waar zij hun kind zullen neder- leggen. En dan zendt de lieve God hun een engel. Zij waren beneden gekomen, waar het duf en muffig rook. Mia was bijna uitgegleden als Karei haar niet had opgevangen. Zij was opeens duizelig geworden, Friedrich was bezig bij de kaasrekken. Toen hij zich omkeerde zag hij hoe beiden tegen elkaar geleund stonden. Wat is er? Ik was bijna gevallen, 'k werd opeens zoo duizelig. Jullie vrouwen hebt ook altijd wat, zei hij, voortaan laat je die grappen maar stil achterwege. Blijf maar be daard boven, 'k Heb aan Karei hulp genoegWij zul len toch maar een dienstmeisje nemen. Een meisje? Waarvoor? Ik heb toch nog twee krachtige armen 1 Nu nog mooier 1 Dan had Karei ook weer gezelschap aan tafel. Neen, laat dat maar, 't Is de moeite waard, dat beetje huishouden en de keuken. Bovendien zou Karei het niet eens willen. Hij werkt nog wit graag, niet waar Karei jawel, schoonzuster. We kunnen er nog eens op slapen, meende Frie drich kalm, en zei tegen Karei dat hij de lantaarn moest opnemen en het drietal ging weer naar boven. Ik wilde alleen nog maar zeggen, dat ik het flink van je vind dat je daar straks bij Horting onzen goeden naam hebt verdedigd. In 't eerst begreep ik 't niet goed, maar Mia heeft mij alles verteld, 't was echter beter als je niet meer in die kroeg kwam. Goeden nacht. Hij reikte hem de hand, Verbluft over deze voor komendheid bleef Karei in gedachten staan. (Wordt vervolgd) Wegeling's Vraag en Aanbod

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1925 | | pagina 1