Een vreeselijie nacht No. 96. Zaterdag1 22 November. Anno 1902 FEUILLETON. Brieuen, stukken en aduertentiën te zenden aan den Redacteur-Administrateur van te Zuiddorpe, Deze courant verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond. Abonnementen worden aangenomen op post- en hulpkantoren. Inzending van advertentiën vóór 3 ure op den dag der uitgave. 0 die Belasting! Reisverhaal van Martinique. Buitenlandsch Overzicht. Binnenland. Tweerfe Kamer, Zitting van 19 November. Een aanvang werd gemaakt met de algemeene beraadslaging over de In dische begrooting, welke voor een groot deel liep over het bekende schrij ven van den heer an Kol, waarin deze de commissie van rapporteurs er van beschuldigt, dat zij het verslag een tendentieus karakter heeft gegeven en dat zij verschillende beschouwingen in de afdeeling gehouden, ten onrechte zou hebben weggelaten. De heer Cremer, tegen wien de aan val voornamelijk was gericht, protes teerde namens de C. v. R., tegen de ken. Prijs per 3 maanden s franco per post 75 cent. Bij vooruitbetaling voor een geheel jaar bedraagt de abonnementsprijs slechts f2,50 voor Nederland en voor België frs. 6,50. Aan deze uitgave is verbonden een GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD tegen den prijs van 45 cent per 3 maanden, betaalbaar tegelijk met de abonnementsgelden. Advertentiên t van 1 tot 5 regels 50 cent, voor elke regel meer 10. Bij driemaal plaatsing van dezelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen om dienstpersoneel ter grootte van hoogstens 8 regels worden bij vooruitbetaling geplaatst voor 40 cent per advertentie. Bij abonnement of herhaalde plaatsing belangrijke reductie. <x>}»:oo- Steeds hooger en hooger worden de be lastingen opgevoerd en zij, die den dans ontspringen, gaan er van door. Zoo gaat het thans te Amsterdam, waar tal van familiën heengaan omdat zij er genoeg van hebben nog langer in «Naam des Konings» hun portemonnaie geledigd te zien. En wie gaan heen Het zijn menschen met geld die overal terecht kunnen, ter wijl de burgerman, de neringdoende, ge doemd is te blijven, om op de eerste plaats het kind van de rekening te worden, om te betalen, zoo noodig door dwang en ge weld. Het is een treurige toestand, in het leven geroepen door mannen, die zich geen rekenschap geven van de spreuk«men moet de tering naar de nering zetten.» De Standaard zegt hierover «Tegen ons wordt opgemerkt dat als de hooge directe heffing gemeentelijk is, de kapitalisten, die vrij zijn, Amsterdam ver laten, maar dat, zoo de heffing van het Rijk uitgaat, men nog zoo gauw niet ex- pratrieert. «Wat weet men daarvan In Brussel is reeds een wijk met Nederlandsche fa miliën en Parijs is kosmopolitisch. Wie, rijk in kapitaal, om een paar duizend gul den 's jaars zijn stad uittrekt, vindt den afstand naar Brussel niet zóóver, om des wege tegen een wat verdere verhuizing op te zien. «En men vergete niet, dat kapitaal dat het land verlaat, nog heel ander verlies oplevert dan kapitaal dat van stad ver wisselt. Dat toch derft men ook het be drag dat in het personeel betaald werd en straks de successie-rechten. «Dat de toestand te Amsterdam onhoud baar wordt, weerspreken wij daarom niet; maar lichter zou het geroep om hulp toch allicht ingang vinden, als men begonnen Twintig jaar geleden had ik mijn sol- datenplicht volbracht en in plaats van naar mijn geboortedorp terug te keeren, waar ik geen familie meer had, had ik verzocht, in de gendarmerie te treden. Men deelde mij bij de koloniale gendar merie in en ik werd naar Martinique ge zonden, wat mij wel aanstond, daar men mij had verzekerd, dat het een prachtig land is en het leven er aangenaam was. Toen ik te Fort de France aan land stapte, was het eerste woord, dat de ka meraden mij zeiden „Wacht u voor slangen." En zij hadden geen ongelijk. Verbeeld u, dat er overal slangen zijn, tot in de huizen en kamers. Buiten kan men geen vloer repareeren, zonder daar onder er een half dozijn te vinden, die daar haar intrek hebben genomen, toen ze nog heel klein waren en die thans zoo vet geworden zijn van het verslinden van muizen en ratten, dat ze er niet meer uit kunnen. Men kan zich niet op het gras uitstrek ken, zonder gevaar te loopen, op een van die lieve diertjes te gaan zitten, men kan in geen boom klimmen om een kokosnoot -of een mango te eten, zonder zich bloot te stellen, een van die vreemdsoortige vogels in de takken te ontmoeten. Zij zwemmen in het water, werpen zich om hoog als bogen in de lucht en bedreigen u elk oogenblik en op iedere plaats, zoo dat op dit kleine eiland in een jaar meer dan honderd personen op een bevolking was met zelf het snoeimes iets sterker te hanteeren, en zoo men de poging niet voorop had geschoven, om het odium van de directe heffing voor het Rijk te ver- grooten, met bijkomend gevaar dat het nationale vermogen schade leed. «Hoe men toch de schijven voor elkan der schuive, als de gemeenten grootere uitgaven dan tot dusver doen, en inmid dels de Rijksuitgaven gelijk blijven, dan moet er meer geld uit de zakken der be lastingbetalers geklopten waar dit an ders de gemeenten zelve zouden hebben te doen, wil men thans deze onaangena me besogne aan het Rijk opdragen. «Iets waar dan nog bijkomt, dat, zoo men do klasieke indirecte heffingen voor een aanmerkelijk deel ten bate der ge meenten doet strekken, het Rijk te kort Komt voor de beLsting van het gewone accres der uitgaven, dat bij de toeneming der bevolking geen jaar uitblijft. Ook dit meerdere zou dan voor een deel door ver hooging der directe heffingen moeten ge dekt worden.» ZUIII-AFIUKA. Xiet rooskleurig. De Wet is in Kaapstad aangekomen en heeft verklaard, dat hij niet weer naar Europa wil, waar hij niet eens tijd tot slapen had. Particuliere berichten, uit Kaapstad te te Londen ontvangen, schilderen den toe stand in de Kaapkolonie als zeer ongun- ftig. Een bron van zorg is de inlandsche be volking, die lastig in toom te houden is hun optreden is zoo brutaal, dat geen vrouw zich 's avonds alleen op straat zal begeven. van honderdduizend sterven aan den beet van een slang. De beet doodt u even spoedig als een kogel, zoodat, indien u dit overkomt, gij het bezoek van den dokter kunt uitsparen; binnen eenige uren is alles gedaan, indien gij van schrik niet eerder zijt gestorven. De eerste dagen wilde ik hieraan niet gelooven, ik dacht, dat de kameraden mij voor den gek hielden en ik lachte, toen zij mij vertelden, dat een gendarme, toen hij zijn laars aantrok, door een slang ge beten was, die des nachts daarin een schuil plaats had gezocht, en dat een anderen keer een inwoner, toen hij de lade van zijn kast opende om zijn das te nemen, een slang gevonden had met honderd klei ne slangetjes, die zich daarin geïnstalleerd hadden. Spoedig zag ik in, dat het geen verhaaltjes waren, om de nieuw aangeko- menen schrik aan te jagen. Het was ongeveer veertien dagen gele den, dat ik op het eiland was aangekomen, toen ik bevel ontving, met een brigadier te vertrekken, om een rondreis in het bin nenland van Martinique te doen. In de stad waren eenige diefstallen gepleegd en wij hadden de opdacht om de hutten der negers na te snuffelen. Wij vertrokken des morgens om vijf uur uit Fort de France, om de groote hitte te vermijden. Op het oogenblik van vertrek had men met mij nog gegekscheerd over de slangen en ik had er naar gewoonte hartelijk mee gelachen. Wij hadden goede paarden, het weer was prachtig, het was een waar ple ziertochtje aldus te reizen, eerst te mid den van suikerrietvelden, en daarna te midden der bosschen. Tegen tien uur, toen de hitte te hevig werd en onze paarden vermoeid begonnen te worden, reed de brigadier naar een woning, die men op een kleinen kilome ter van den weg bemerkte. Het was juist in den oogsttijd, men sneed de suikerrie- Leve de Engelsche beschaving. Zelfs de loyalisten noemen den toestand zeer gespannen en achten dit een der voornaamste redenen, die Chamberlain tot zijn reis bewogen hebben. Met het oog op de gespannen verhou dingen is het den officieren niet veroor loofd met de burgerij om te gaan, daar de animositeit van het Hollandsch ras tegen de Engelschen na den oorlog grooter is geworden. Zoo spreekt men van een aan tal geheime genootschappen; de Holland- sche predikanten hebben al hun invloed over hun gemeenten herwonnen en ze voorzeggen het spoedige einde van de Brit- sche overheersching. Toch verklaarde Chamberlain te Ber mingham cynisch, dat de oorlog was ,,een veer op ziju hoed". ITALIË. Een troonopvolger? Te Rome verkeert men in de Hofkrin gen van het Quirinaal in groote spanning nu koningin Helena van Italië spoedig ha re bevalling verwacht. Het Italiaansche Hof hoopt vurig, dat het voor ditmaal een zoon, troonopvolger dus voor Italië, zal zijn. DUITSCHLAND. Katholieke faculteit. Uit officieuze bron te Berlijn verluidt dat de oprichting van een katholieke the- olgische faculteit aan de Kaiser-Wilhelms- hoogeschool te Straatsburg thans verzekerd is. Nadat de Duitsche regeering en de pau selijke Curie over het beginsel tot overeen stemming zijn gekomen, wordt thans on derhandeld over de personen die men tot professor bij de nieuwe faculteit zal be noemen. BELGIE. »e niinwlag op den Koning;. De aanslag op den Koning van België ten af, men bracht ze naar den molen, waar ze geplet werden, men kookte het water, dat er uitsijpelde en na het drie of viermaal gekookt te hebben, had men de suiker. Geheel het huis vierde feest, want de oogst liet zich goed aanzien, en wij werden vriendelijk ontvangen Maar er is geen zoo'n goed gezelschap, of men moet het verlaten, zooals de bri gadier zei. Tegen vier uur hadden .wij nog een weg van twee uur vóór ons en wij moesten voor het aanbreken van den avond op den post der „Twee Kooien" zijn, aldus genoemd naar de twee groote palmkoolen, die men van verre in het ge bergte bemerkt. In dit land nu begint de avond steeds onveranderlijk om zes uur. Alvorens te vertrekken, wilde de eige naar der suikerplantages ons eerst nog eens van zijn zoeten suikerwijn laten proe ven dit is het sap van het suikerriet, dat slechts eenmaal gekookt is. Wij volgden den planter naar de suiker raffinaderij, de grond was bedekt met ge broken suikerriet, waarop men onder het loopen uitgleed. „Ruim dit toch een weinig op," zei de meester tot een neger, die zich haastte een hark te nemen, welke aan den muur hing. Plotseling viel het werktuig uit zijn hand tussoheu den muur en een rij leege tonnen, bestemd om met de suiker die men bereidde, te worden gevuld. De ne ger stak zijn hand tusschen twee tonnen om zijn hark op te rapen, maar een rau we kreet ontsnapte zijn borst. „Een slang!" riep hij. En op een hoop suikerriet neervallend, toonde hij ons zijn arm, waar uit twee kleine wonden twee fijne straaltjes bloed vloeiden. Men verdrong zich om den ongelukki ge, men wendde alle gogingen aan, om de wonde te zuiveren en uit te knijpen, maar alles was vruchteloos, de beet was heeft een klein incidentje uitgelokt. Bij haar onderzoekingen naar hun vermoed complot heeft de politie in het Hotel Wa terloo een zekeren Keir Hardie gearres teerd, een socialistisch lid van het Engelsch Lagerhuis. Ziehier, hoe deze zelf het ge beurde verhaalt: „Toen ik hedenmorgen mijn ontbijt ge bruikte, kwamen twee politieagenten in burgerkleeding naar mij toe in mijn hotel en vroegen mij of ik geen bagage in ont vangst genomen had aan het „Maison du Peuple". Ik antwoordde in ontkennenden zin en voegde er aan toe, dat er in dat gebouw een telegram aan mijn adres was gezonden. De politie had daarvan dus geen kennis kunnen nemen, zonder mijn cor- ïespondentie te hebben onderschept. De agenten brachten mij daarop naar het burean voor de vreemdelingen, waar men mij, nadat ik mijn indentiteit had moeten opgeven, tot mijn groote verwondering vroeg, of ik Rubino kende. Ik antwoord de met in een schaterlach uit te barsten. „De inspecteur van politie zei hierop, dat hij mij ter beschikking van den rechter van instructie moest houden. Doch toen ik meedeelde dat ik lid was van het En gelsche Lagerhuis, was men zeer onthutst. Kort daarna liet de commissaris van politie mij weer in vrijheid stellen, terwijl hij mij de handen drukkende, mij weg geleid de. „Ik ging vervolgens naar den Engel schen vice-consul, die mij zijn spijt betuig de over dit incident. De Belgische wet echter voegde hij er aan toe laat zulke politiemaatregelen toe. „Ik denk deze zaak aanhangig te ma ken bij het Engelsche ministeri. van bui- tenlandsche zaken, zoodra ik in Engeland terug zal zijn gekeerd. Thans ga ik naar Rotterdam en hoogstwaarschijnlijk naar Duitschland." Onder de gelukwenschen door den Ko op een ader gevallen en het gift had zich in minder dan geen tijd door geheel het lichaam verspreid. Toen wij weer te paard stegen was de arme neger reeds dood. Wij lieten de paarden galoppeeren om den verloren tijd in te halen-, gelukkig was het volle maan en zonder ongeval kwamen wij op den post der „Twee Kooien" aan. Men noemt dat bij manier van spreken een post, maar het is eenvoudig een soort schuur, aan alle zijden open, die tot schuil plaats dient voor menschen zoowel als voor paaiden. Een kleine houten hut diende tot ver- plijfplaats van den kwartiermeester, die het bevel voerde. De keuken bevond zich onder den blooten hemel men kookte op eenige opeengestapelde steenen. Maar ik had geen lust om iets te eten, de dood van den armen neger had mij diep getroffen en gedurende den geheelen rit had het geringste gedruisch in het gras, de lichtste bewegingen in de blade ren mij schrik aangejaagd Ik had moeite om in slaap te komen en ofschoon ik de eerste was, die zich ter ruste had neergelegd, wendde ik mij nog herhaaldelijk op mijn veldbed heen en weer, toen mijn makkers reeds lang luid snorkten. Ik geloof, dat ik een weinig de koorts had en ieder oogenblik sprong ik verschrikt op; ik zag overal slangen. Tegen middernacht eindelijk maakte de slaap zich van mij meester, hoewel ik mijn best gedaan had, wakker te blijven. Een vreeselijke nachtmerrie kwelde mij; ik droomde, dat een ontzaglijk groote slang de schuur was binnengecjjongen, dat zij naar mij was toegekropen en aangetrok ken door de warmte, zich op mijn lichaam had neergelegd. Ik voelde haar op mijn borst, in elkaar gerold, alleen den kop in de hoogte, gereed mij den doodelijken beet toe te brengen. Ik durfde mij niet verroe ren, en toch deed die last mij bijna stik- ning ontvangen, moet ook een zeer harte lijk telegram zijn van'prinses Stephanie, gravin Lonyay, die door haar vader na het overlijden der moeder zoo weinig vrien delijk werd ontvangen. Een anarchist. Een Engelsche anarchistische journalist, James Hardie, redacteur van een te Lon den verschijnend socialisten dagblad, ver trok onlangs naar Brussel en nam zijn in trek in het hotel The Lion of Waterloo. Het hotel werd bewaakt. De geheimzin nige Engelschman is 43 jaren oud. Reeds werd hij door de Justitie in verhoor ge nomen. Hij is Engelsch Parlementslid, en geniet een verlof uit hoofde van ziekte en maakt een rondreis in Europa om te herstellen. Hij is uit Brussel naar Amsterdam ver trokken. Eeu oogenblik was dat gevoel van stik ken zóó erg, dat ik ontwaakte. Dat de goede God u voor zulk een ont waken behoede Het was geen droom de slang was daar, op mijn dqken een beweging, die ik maakte, toen ik de oogen opende, had ook haar zonder twijfel doen ontwaken, want haar kop verhief zich en zij balan ceerde er mee, van rechts naar links, als zocht zij den vijand, die haar gestoord had in haar zoete rust. De maan bescheen haar geheel, en ik zag duidelijk de oogen van het afschuwelijke dier. Er was een oogen blik, dat haar zwarte oogen zich op de mijne vestigden en niets zal ooit het vree selijke van dit ontzettend oogenblik kun nen weergeven. Eindelijk wendde zij den kop af, en na eenige bewegingen verdween hij in het ineengerolde lichaam. Hoe lang ik aldus bleef, de oogen op het monster gericht, zonder mij te durven en te kunnen bewegen of te schreeuwen Ik weet het niet, maar bij het aanbreken van den dag begon de slang zich te bewegen, ik voelde, dat zij zich uitrekte, en zich langzaam ontrollend, richtte zij zich kalm naar den uitgang en verliet het wacht huis. Ik sprong op, greep mijn geweer en mik kend op het dier, dat langzaam over den weg voortkroop, gaf ik vuur. Het mon ster sprong hoog in de lucht, daarna viel het neer en bleef onbeweeglijk liggen. De kameraden, die verschrikt ontwaak ten, traden op het ondier toe, de slang was dood en ik was bewusteloos neerge vallen. Toen ik weer tot bezinning kwam en in een spiegel keek, meende ik, dat men meel op mijn hoofd had gestrooid, zooals men gewoon is te doen met hen, die door een zonnesteek zijn getroffen. Mijn haren waren echter in dien ver- schrikkelijken nachtgeheel wit geworden.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 1