Een uast lertrouwen.
ploffing groote schade. De br;idweer
vond echter weinig anders te d^n dan
voorzorg te nemen tegen verder gevaar.
Een flesschentrekker. "Jaar het
huis van bewaring te Rotordam is
overgebracht een leeuwentermer, wo
nende aan de Kruiskade te Lotterdam,
die zich in den iaatsten tijr meer op
oplichting (flesschentrekker.j) toelegde.
Verschillende goederen van birnen- en
buitenlandsche fabrikanten zijn 'n zijn
woning in beslag genomen, welke bij
de gerechtelijke instructie zullen die
nen.
Een oude voddenraapster te
Cork (Ierland) die in lompen gekleed
op een zolderkamertje woonde, is plot
seling in een rijke dame herschapen.
Een neef van haar Sullir*n genaamd,
in Klondyke rijk geworden, is overle
den zonder testament na te laten,
zoodat zijn eenige nabestaanden, de
voddenraapster en nog een bloedver
want, zijn vermogen van 1V» mill,
gulden erven.
- Een reuxenhorloge. In de bekende
horlogefabriek van Waltham in de Ver.
Staten is eenigen tijd geleden het groot
ste horloge ter wereld gereed gekomen.
Dit uurwerk, dat intusschen niet te koop
is, heeft de kleinigheid van 6000 dollar
gekost. Zeven weken heeft men noodig ge
had om de verschillende deelen van het
uurwerk in elkaar te zetten en te beves
tigen. Hoe het inwendige van het uur
werk er uitziet en hoe groot de verschil
lende deelen zijn, daarvan krijgt men het
best eenig begrip wanneer men weet, dat
het drijfrad zeven centimeter dik is, dat
de balans 165 millimeter in doorsnede
heeft en dat de veer de eerbiedwekkende
lengte van acht meter, bij een breedte
van drie centimeter heeft. De andere
deelen van het uurwerk zijn evenredig
ih groote aan de opgenoemde.
Het reuzenhwrloge is een anker, in zilver
uitgevoerd, weegt ongeveer 2 kilogram
en is 65 centimeter hoog. De fabrikant
pronkt er mee in zijn etalagekast. De
wijzerplaat, is van glas, zoodat de inwen
dige deelen bij het gaan ook te bezichti
gen zijn.
Treurige Toestand. In de gemeente
Alkemade, nabij Oude Wetering lag een
vaartuig, bewoond door een weduwe met
drie kiuderen en een knecht. De vracht
was niet ruim en zoodoende kon de vrouw
haren knecht het loon niet betalen, noch
de kost geven. Daarom verliet de knecht
haar en nu kon zij geheel geen vracht
meer innemen. Zij wilde echter niet haar
nood klagen en scheen in doffe moedeloos
heid voornemens zich met haar kroost te
laten verhongeren. Gelukkig trok het van
iemandj die in de nabijheid woonde, de
aandacht dat niemand zich buiten het
schip vertoonde. Hij deed een onderzoek
en vond het gezin in een ellendigen toe
stand. De vrouw weigerde eerst haar ge
brek bloot te leggende kinderen vielen
echter uitgehongerd op het meegebrachte
voedsel aan. Menschenvrienden uit het
dorp zorgden er nu wel voor dat zij al
thans in den eersten tijd geen gebrek be
hoeven te lijden.
Vindingrijke diamantdieven Een
nieuw staaltje van de vindingrijkheid van
diamantdieven verhaalt de ,,Moniteur de la
byouterie".
Een keurig gekleed persoon zoekt dia
manten ringen uit, maar vindt niets van
zijn gading. Toen hij zou vertrekken be
merkte de juwelier dat hij een ring van
groote waarde miste. De klant weet van
niets, hij laat zich onderzoeken, doch men
vindt niets en laat den man gaan na
verontschuldigingen te hebben aangebo
den.
Een half uur later treedt een goedge-
kleede dame binnen die naar goedkoope
sieraden vraagt en er één koopt. Intus
schen heeft zij echter den tijd gehad den
ring die haar medeplichtige met was on
der den toonbankrand had bevestigd weg te
nemen en het doel is bereikt. (Hbl.)
Een onwillige bruidegom Het plaatsje
Libau heeft de temming van een onwilli-
gen bruidegom mogen aanschouwen.
Er zou een paartje trouwen, de gasten
waren verschenen, de bruidkoets stond
gereed en voor het vreugde-huis had een
talrijke menigte nieuwsgierigen post ge
vat. Er klonk echter geen vreugde-ge-
druisch uit het huis, doch het hoog, ver
ward geluid van kijveude stemmen.
Oorzaak van den twist was 's bruigoms
wil om de beloofde 4000 roebel huwelijks
gift voor de trouwplechtigheid te ontvan
gen Het publiek op straat bsgon ook voor
den twist te voelen, koos voor de eene
of andere richting partij en g*]g tot een
gelukkig bloedeloos gevecht ovtr.
Eindelijk slaagde men er binnenshuis
in om met den bruidegom een coiUjromis
te treffen en de bruidstoet begaf zichtten
kerkwaarts.
Plotseling echter sprong de hruidegt,^
die er zeker spijt van gekregen had, 4
het rijtuig en wilde vluchten, maar he
publiek had hem gauw gegrepen en bracht
hem juichend bij de van geluk stralende
bruid terug. Onder de verdubbelde waak
zaamheid des publieks bereikte men ein
delijk de kerk en werden den bruigom
de zachte banden des huwelijks aange
legd
Zilveren jubilê van de Telefbon. Het
is thans 25 jaar geleden sedert voor 't eerst
de telefoon in gebruik werd genomen. Te
Berlijn had de eerste toepassing plaats in
November 1877 en wel in het paleis van
keizer Wilhelm I, wiens woonkamer met
een kamer in een afgelegen gedeelte werd
verbonden.
Berlijn kreeg in 1881 het eerste tele
foonnet met slechts 30 deelnemers. Nu zijn
er ver over de 50.000.
Ongedeerd gebleven. Te Suderbrarup,
in Holstein, kwam een boertje, bij onge
lukkig toeval, onder een goede
rentrein. De locomotief wierp hem omver
en de heele trein ging over hem heen. De
verschrikte omstanders dachten niet an
ders dan een vreeselijk verminkt lijk te
zullen zien. Maar het boertje was doodstil
blijven liggen en zoodoende ongedeerd ge
bleven. Toen de trein voorbij was, stond
de man op, keek eenigszins verwonderd
rond en sprak met klassieke kalmte
„Dat hett gaud gahn awer wo is denn
nu min Piep V' Ook de pijp kwam terecht
en een oogenblikje later ging het ver
meende slachtoffer dampend en vergenoegd
zijns weegs.
Doodslag. Te Heerlen ontstond er
tusschen de gebroeders W. een twist,
waarbij de eene broeder den anderen met
een stok zoodanig op het hoofd trof, dat
deze (Zondag) tengevolge daarvan in het
gesticht Calvariënberg te Maastricht is
overleden.
De dader is voortvluchtig.
In de Rotterdamse he Zandstraat. In
de beruchte Zandstraat te Rotterdam, al
waar reeds meermalen vreemde zeelieden
uitgeschud, verwond, ja zelfs vermoord
werden ging het Zaterdagnacht weder ru
moerig toe. In een der lingel-tangels al
daar werd een Belgisch matroos dermate
tegen hét onderlijf geschopt, dat hij per
raderbSar naar het Gasthuis moest wor
den gebracht, terwijl een ander zeeman
een vingertop afgebeten werd en een gat
in de wang. Ook deze zeeman* moest
naar het Gasthuis worden gebracht. Een
talrijke politiemacht kwam er aan te pas
om de vechtenden uiteen te halen.
Drukke briefwisseling. Het welbe
kende Engelsche weekblad »Tit Bits'', dat
steeds wedstrijden laat houden, had dezer
dagen ook een zeer aardigen prijs van pst.
5 (f 60) uitgeloofd voor de moeder, echt
genoot, zuster of verloofde van eenig mili
tair in Zuid-Afrika, die de meeste brieven
van zoon, man, broeder of aanstaande ont
ving van het uitbreken van den oorlog af
tot het sluiten van den vrede. Die prijs
is gewonnen door een getrouwde vrouw
die van den sappeur A. J. Woodman,
van 9e compagnie »Royal Engineers."
Dit- sappeur, een reservist, vertrok den
8en -nuari 1900 en keerde terug met de
«Oro'uva'' 9 September 1902, en in dien
tijd heeft zijn vrouw niet minder dan 240
brieven van hem ontvangen.
De oudste man ter wereld. Voor zoo
ver bekend, leeft de oudste man der
wereld in New-York in een asyl voor
arme lieden te New-Brunswick.
Deze man is 130 jaar en reeds sedert een
grooi aantal jaren wordt hij in dit asyl
verpleegd.
Men had de gewoonte zijn verjaardag te
vieren met een huiselijk feestje. Dit jaar
wilde men dat feest achterwege laten,
omdat, de man wat zwak was, maar Noah
Baby was daarover zoo versioord, dat er
met hem geen huis te houden was. Het
feest ging toen toch door.
Dit. leest men in de Geneeskundige Cou
rant, waarbij «Het Vaderland" opmerk',
dat deze kwaadaardige oude heer van 130
jaar een Amerikaan is en dus landgenoot
van een 88-jarigen heer, die met zijn
tanden nog glas, steenen en andere der
gelijke aardigheden eet, en zich voorstelt,
zich, op zijn lOOsten verjaardag altijd
met de zelfde tanden door een steenen
muur van zijn kamer heen te eten.
Er in gelocrpen. Op het balkon van
een locaaltrein stond een jonge man, die,
toen de conducteur naar hem toekwam met
zijn kaartenhoekje, op familiaren toon zei
«Ik heb mijn vrijkaart vergeten zooals
je misrehien weet, ben ik employé bij deze
maatschappij.
De conducteur zei niets, maar ging naar
binnen om daar van de passagiers betaling
te ontvangen.
Ttrrwijl hij daar bezig was met kaartjes
knippen, kreeg hij plotseling een inval.
Toen hij weer op het balkon terugkwam,
vroeg hij aan den man, die zich uitgaf
voor ambtenaar bij de maatschappij
»H<e laat is het toch, mijn horloge staat
stil
«Twintig minuten over vijf, kameraad",
antwoo dde de aangesprokene op zijn hor
loge ziende.
«O zoo, is 't zoo laat Laat mij dan
maar gauw je vrijkaart zien, of betaal den
rit. Als je geen van beide doet, zal ik
genoodzaakt zijn- straks bij aankomst aan
het station proces-verbaal tegen je te doen
opmaken. Dat je geen spoorwegambtenaar
^ent is uit je antwoord gebleken. Was
J er werkelijk een, dan had je niet ge-
aiwoord «twintig minuten over vijf",
ma^ vijftwintig."
would-be spoorwegambtenaar, die
zich ontmaskerd zag, koos nu de wijste
partij en betaalde den rit.
Burgerlijke Stand.
Van 16 tot, en met 31 October.
Hulst. Huwelijks-Aangiften. 17. Jo-
sephus Theodorus Herreweijers, 26 j., jm.
en Johanna Verstraeten 23 j., jd.
Huwelijks-Voltrekkingen. 29. Pieter Jo
hannes van den Manacker, 42 j., jm. en
Maria Gertrudis Lenders (van Baexem)
27 j., jd.
Geboorten. 24. Angela Irma Maria d.
van Franciscus Paalman en Florantia Ver
straeten.
Sint Jansteen. 22. Maria Catharina
d. van Augustinus van den Brande en
Emma van Holle. 23. Mavia Seraphina
Lambertina Rosalia d. van Alouisius Rin-
goot en Maria Vlassen rood. 29. Leopoldus
Alphonsius z. van Josephus de Maeijer en
Maria Catharina Want. 30. Hubertina
Amelia d. van Eduardus Levinus Boussen
en Milanie van Laer.
's Heerciilioek. Huwelijks-Aangif
ten. 6. Pieter Robert Huijben 30 j.,jm.
wed. (van Nijmegen) en Johanna Maria
Petronella Simons 20 j., jd. 20. Laurus
Karelse 37 j., jm, (van Borselen) en Geer-
truida Brandt 22 j., jd.
Huwelijks-Voltrekkingen. 29. Pieter
Robert Huijben 30 j., jm. en Johanna Ma
ria Petronella Simons 20 j., jd.
Geboorten. 3. Pieternella d. van Eliza
van Dalen en Martina Pieternella Boon
man. 5. Neeltje d. van Cornelis Boonman
en Jozina Goense.
Overlijden. 6. Jan Grim 5 m., z. van
Joannes en Margaretha Verbart. 8. Adri-
aan Nagelkerke 64 j., wed. en Adriana
Cathalina van Hertum. 17. Apolonia Mo-
rison 5 m., d. van Geerard en Jacoba Ver
donk. 30. Giliaam 1 j., z. van Franciscus
de Punder en Jacoba Westdurp.
YVest<lorp<v Geboorten. 30. Prudent
z. van Eduardus de Tollenaer en Maria
Francisca van Laere. 5. Augusta Sera
phina d. van Camilus de Bouver en Ca
milla Leonie van Bastelaere. 8. Brigitta,
Maria d. van Theophile de Boeije en Leonie
Marie Bracke. 26. Franciscus z. van Adol-
phus Vervaet en Juliana Catharina Govaert.
Overlijden. 5. Renielde Coleta Johanna
van Hecke 1 j d. van Leo en Philomena
van Pienbroeck. 12. Gregorius Hileijn 67
j., z. van Elisabeth (overl.) 19. Jacobus
Bernardus Broeckaert 78 j., echtg. van
Anna Maria Diethelm. 25. Oscarina Maria
Prudentia 4 j., d. van Jacobus D'haene en
Rosalia de Welrdt.
Mengelwerk.
Telken morgen, wanneer de mijn
werkers zich naar de schacht spoed
den, was Frits Jansen een der Iaat
sten. Steeds was hij vergezeld van een
meisje, een schoolkind van een jaar
of zeven, acht. Dat meisje was zijn doch
tertje.
Alvorens hij den voet in den bak
zette, waarin de mijnwerkers neerge
laten werden, hief hij het kind in zijn
armen omhoog, drukte het een kus op
de wang en zette het dan weer neer.
Het kind riep dan: „Dag, papa!"
Bij den klank der bel, het signaal
voor het dalen, wierp het -den vader
een kushandje toe en riep maar steeds
door: „Papa, papa", tot het zeker
wist, dat hij het niet meer hooren kon
dan verwijderde het meisje zich om naar
school te gaan
Als de avond echter kwam, was
Roosje het eerste bij de schacht en Frits
Jansen gewoonlijk de eerste bij de op
stijging. Zooals bij het afscheid, begroet
te hij zijn kind bij het wederzien vol
inige liefde en Roosje klemde zich vast
aan hem en zeide teeder: „Mijn papa!"
en de vreugde harer onschuldige ziel
spiegelde zich af in haren blik en blij
den lach.
De mijnwerkers, die veel met het
kleine meisje ophadden, hoorden dat
woord ,,Papa" zoo dikwijls en waren
zoo vaak getuige van de uitdrukking
der innige liefde, welke het meisje ha
ren vader toedroeg, dat zij het kind
niet bij haren waren naam, doch
schertsenderwijze „Mamsel Papa" noem
den. En niet zonder reden. Vader en
dochter schenen slechts voor elkander
te leven. Roosjes moeder was al jaren
dood. Zij had haar niet gekend; slechts
haren vader kende zij, hij alleen leefde
in de herinnering harer vroegste jeugd.
Voor haar waren zijne ruwe handen
week, voor haar zijn stroef gelaat
gelaat steeds teedcr glimlachend, voor
haar was de n am „vader" alles, va
der, moeder en kind.
O, hoe beminde zij hem, als zij hem
in de gapende diepte zag verdwijnen,
eene diepte, wier bodem zij nimmer
zag
Een mijnwerker had zich op zekeren
dag de aardigheid vooroorloofd, de kleine
dicht bij den rand der schacht te hou
den en Roosje was bevende van schrik
teruggesprongen, toen zij een blik in
dien donkeren zwarten nacht gewor
pen had.
Een kreet van schrik kwam over
haar lippen.
„Papa gaat daar naar beneden",
dacht zij „als hij eens niet weer te
rugkwam
Sedert dien dag klemde zij zich hij
het afscheid nog vaster aan zijnen hals
en fluisterde met bevende lippen: „Pa
pa, gij komt terug, nietwaar!"
„Wel zeker, net als altijd, mijn klei
ne", antwoorde hij lachende.
„Is het daaronder ook akelig? Zeg
het mij, papa!"
„Natuurlijk niet, lieveling!"
„Kan men daaronder ook sterven?"
„Wees gerust, kind," sprak Jansen.
„Ik sterf niet, of ik zal het u eerst
zeggen
„Dag, papa!"
Wat vader gezegd had, geloofde zij
vast en zeker als het Evangelie en ge
rustgesteld ging zij naar school. Maar
de herinnering aan den zwarten af
grond, waarin de mijnwerker haar een
blik gegund had keerde telkens weer
en zij sidderde iederen morgen, zij vrees
de steeds, dat haar goedé, lieve papa
éénmaal niet uit den schoot der aarde
naar boven stijgen zou.
Op zekeren dag verbreidde zich in
het dorp het gerucht, dat een gasont
ploffing in de mijn voorgekomen was.
Binnen enkele minuten waren de
meeste dorpspewoners naar de plaats
des onheils gesneld. Tallooze opgewon
den vrouwen, moeders en grijsaards,
liepen heen en weer. Hoeveel mijn
werkers zouden er wel gered wor
den
Ook Jansen's dochtertje snelde met
de anderen naar de schacht. Haar vader
was in de mijnMaar aldoor riep zij
„Papa! papa, papa!"
Er waren er meer, die naar hun va
der riepen, niemand echter met zulk
eene vertwijflende stem. De overigen
werden teruggedrongenzij liet zich
door niemand terugdringen. Het arme
kind liep van lijk tot lijk, menigmaal
stilstaande, alsof zij in een der ver
wrongen gezichten hem meende te
herkennen, dien zij zochtdoch haar
vader was niet onder de dooden. De
hoop keerde terugzij werd kalmer en
zocht den vermiste onder de levenden.
Maar geen was er, die haren vader ge
zien had.
Yan de zestig mijnwerkers die
'smorgensin de mijn afgedaald waren,
had men 45 levend naar boven ge
bracht, 14 dooden telde men. Een en
kele werd vermist. Het was Frits Jan
sen. Bij het vernemen dezer tijding,
sloeg Roosje de handjes samen, aisof zij
zeggen wilde: ,,Gij zult hem weder
zien!" En zij verwachtte in werke
lijkheid haren' vader weder te zien
want enkele weken geleden had hij ge
zegd: „Ik zal niet sterven, zonder het
u vooraf te zeggen!"
Men sloeg weinig acht op het kind.
Veertig lange uren hadden de mijnwer
kers alle middelen beproefd. Ongetwij
feld was het verdwijnen van den werk
man Jansen iets opvallends. Dood of
levend, men had hem bepaald moeten
vinden en toch had niemand hem ge
vonden. De Ingenieur had in eigen
persoon, met een grondplan in de hand
het reddingswerk geleid. Zorgvuldig
was het kleinste hoekje in de gangen
nagezien. De algemeene overtuiging-
was, dat Jansen door de ontploffing op
de eene of andere wijze ergens ver
pletterd moest zijn.
Acht-en-veertig uren had „Mamsel
Papa" koortsachtig gewacht, zonder
moede te worden. Telkenmale, als een
lijk naar boven gebracht werd, sprong
zij op en zonk dan weer op hare plaats
terug, als het bleek, dat de verwach
te nog altijd beneden was. Men trachte
haar te verwijderen; maar zij weende
op zulk eene hartverscheurende wijze,
dat men haar liet, waar zij was. ver
moeidheid zou haar eindelijk overmees
teren, dacht men.
Op den derden dag, was Roosje nog
altijd bij den ingang der schacht.
„Wij moeten hieraan een einde ma
ken," zeide de ingenieur en liep naar
het kind. „Wees verstandig, kleine!"
sprak hij.
„Papa! Zoekt mijn Papa!" zeide
zij.
„Die is helaas, dood!"
„Neen."
Zij sprak dit „Neen" op zulk een
beslisten toon, dat de ingenieur daar
door getroffen werd en haar vroeg:
„Waarom niet, meent ge!"
„Omdat Papa het mij gezegd zou heb
ben," antwoordde Roosje.
„Arm kind!" zuchtte de ingenieur
en gaf een teeken aan de manschappen,
haar weg te voeren.
Zij omvatte echter zijn knieën en
riep weenend uit: „Papa is niet dood!
Ik wil naar benedenIk wil hem zoe
ken
Men voerde haar weg en bracht haar
bij eene medelijdende mijnwerkersfa
milie. Een uur later was zij weer bij
de schacht, viel den ingenieur te voet
en vleide„Laat mij naar beneden, ik
zal hem vinden!"
De ingenieur had medelijden met
haar. Hij nam haar op den arm en
ging met „mamsel Papa" naar bene
den. Zij huiverdehij voelde, dat ha
re handjes zijn hoofd vaster omklem
den en de tranen op zijne wangen
vielen. Toen zij beneden gekomen wa
ren, liet Roosje los, ijlde vooruit en
riep luide: „Papa! Papa!"
Twee uren lang doorliep zij de gan
gen, vroeg aan bekende mijnwerkers
naar den weg, sloeg met de kleine
vuisten tegen de zwarte wanden, leg
de het oor op den bodem, zag in de
kleinste scheuren, greep er in en riep:
„Papa! Papa!"
De ingenieur, vermoeid van het ach
terna loopen, gaf eindelijk de hoop op,
haar duidelijk te kunnen maken, wat
hij reeds twintig maal gezegd had, hoe
en waar de ontploffing geschied was
en wat men gedaan had, om de mijn
werkers te vinden en te redden. Het
kind riep maar aldoor: „Hij is niet
dood! Ik zal hem vinden!"
Weder bij den ingang gekomen, zou
zij andermaal drie dagen gewacht heb
ben, als de ingenieur haar niet met
geweld opgenomen had en met haar
opgestegen was.
Hij gaf wederom bevel, het kind weg
te voeren en goed op het meisje te let
ten, en, mocht zij onverhoopt terug
komen, haar niet te veroorloven, nog
maals af te dalen. Den volgenden dag,
toen hij in het minst niet aan Roosje
dacht, en de mijnen inspecteerde, voel
de hij plotseling, dat iemand hem aan
de kleeren trok. „Mamsel Papa" was
in de mijn. Zij was voor de tweede
maal ontsnapt, had zich onder een
leegen kolenbak verborgen en was op
deze wijze gekomen, waar zij wilde
zijn. Men vergaf haar en vijf minuten
later was zij weer aan het zoeken. Met
een onwrikbaar vertrouwen deed zij
hetzelfde, wat zij den dien dag had ge
daan, keerde telkens en telkens naar
dezelfde plek terug en scheen in het
minst niet vermoeid te worden.
De arbeidende mijnwerkers zagen niet
meer naar haar om een enkele maal
hoorde men slechts een medelijdend
„Arm, klein ding!"
Het arme, kleine ding zocht vruch
teloos. Op eens zag men haar rennen.
„Daar is hij," riep zij sidderend. „Daar
is papa!"
"Waar dan?" vroegen de mannen.
„Ik zie zijn kiel!"
„Kom, kom, onzin! Waar dan?"
Aanvankelijk kon zij de plek niet
meer vinden. Alle brokken kool leken
op elkaar: de tusschenruimten even
donker, alle gangen gelijk. En toch
was zij zeker van hare zaakzij had
eene schemering van den blauwen kiel
haars vaders gezien. Men zocht met
haar; doch gaf na eenigen tijd het zoe
ken op, als een nutteloos werk, over
tuigd, dat smart en koortsachtige op
winding het kind parten speelden.
Nauwelijks waren de mijnwerkers ech
ter weer aan den arbeid getogen, of
zij hoorden Roosje luide roepen; „Pa
pa! papa! Ik heb hem! Ik heb hem!"
Zij had de hand in eene opening van
dén wand gestoken en nu bemerkte
men, scherp toeziende, dat zij een tip
van den kiel beet had.
Zou de vermiste hier te vinden
zijn P
De mijnwerkers grepen hunne werk
tuigen en begonnen haastig ruimte te
maken. Binnen tien minuten was een
flinke opening gemaakt, groot genoeg
om in een diepe holte een menschelijk
lichaam te zien liggen het was
Frits Jansen. Drie dagen en drie nach
ten had hij hier gelegen. Uitroepen
van verbazing weerklonken van alle
zijden. Doordringender dan alle ande
re, klonk een schreeuw van de lippen
der kleine. Zij wierp zich op den be-
wustelooze, sloeg hare armpjes om zijn
hals en riep onophoudelijk: „Papa!
papa
Frits Jansen leefde, maar de lange
ontbering van lucht en voedsel hadden
hem uiterst verzwakt en hij kwam
weer bij om oogeblikkelijk nogmaals
bewusteloos te worden.
„Mamsel Papa" had de waarheid ge
sproken; haar teerbeminde vader leefde,
en meer dan alles, had de gedachte
aan zijn verlaten kind hem in zijn
verschrikkelijken toestand gesterkt en
in het leven behouden.
Een maand na dato was Jansen weer
in staat te werken, 's Avonds te vo
ren gaf de ingenieur ter eere van de
kleine „Mamsel Papa" een feestmaal
tijd aan het geheele personeel. De
kleine heldin zat op de eereplaats.
Stormachtige juichkreten klonken
door de zaal toen zij met haar vader
de zaal binnenkwam. Velen omarm
den haar en menige dronk werd aan
de kleine „Koningin" gewijd. Ruwe
mannen, die anders niet gewoon wa
ren tranen te storten, weenden bij de
ze gelegenheid en meer dan een dacht
bij het zien van dit kind„Uw ge
loof heeft u geholpen!"
J. M.
Centr.
Snelperdruks A. Moerdijk, Zaiddorpe.