Een uast lertrouwen. ploffing groote schade. De br;idweer vond echter weinig anders te d^n dan voorzorg te nemen tegen verder gevaar. Een flesschentrekker. "Jaar het huis van bewaring te Rotordam is overgebracht een leeuwentermer, wo nende aan de Kruiskade te Lotterdam, die zich in den iaatsten tijr meer op oplichting (flesschentrekker.j) toelegde. Verschillende goederen van birnen- en buitenlandsche fabrikanten zijn 'n zijn woning in beslag genomen, welke bij de gerechtelijke instructie zullen die nen. Een oude voddenraapster te Cork (Ierland) die in lompen gekleed op een zolderkamertje woonde, is plot seling in een rijke dame herschapen. Een neef van haar Sullir*n genaamd, in Klondyke rijk geworden, is overle den zonder testament na te laten, zoodat zijn eenige nabestaanden, de voddenraapster en nog een bloedver want, zijn vermogen van 1V» mill, gulden erven. - Een reuxenhorloge. In de bekende horlogefabriek van Waltham in de Ver. Staten is eenigen tijd geleden het groot ste horloge ter wereld gereed gekomen. Dit uurwerk, dat intusschen niet te koop is, heeft de kleinigheid van 6000 dollar gekost. Zeven weken heeft men noodig ge had om de verschillende deelen van het uurwerk in elkaar te zetten en te beves tigen. Hoe het inwendige van het uur werk er uitziet en hoe groot de verschil lende deelen zijn, daarvan krijgt men het best eenig begrip wanneer men weet, dat het drijfrad zeven centimeter dik is, dat de balans 165 millimeter in doorsnede heeft en dat de veer de eerbiedwekkende lengte van acht meter, bij een breedte van drie centimeter heeft. De andere deelen van het uurwerk zijn evenredig ih groote aan de opgenoemde. Het reuzenhwrloge is een anker, in zilver uitgevoerd, weegt ongeveer 2 kilogram en is 65 centimeter hoog. De fabrikant pronkt er mee in zijn etalagekast. De wijzerplaat, is van glas, zoodat de inwen dige deelen bij het gaan ook te bezichti gen zijn. Treurige Toestand. In de gemeente Alkemade, nabij Oude Wetering lag een vaartuig, bewoond door een weduwe met drie kiuderen en een knecht. De vracht was niet ruim en zoodoende kon de vrouw haren knecht het loon niet betalen, noch de kost geven. Daarom verliet de knecht haar en nu kon zij geheel geen vracht meer innemen. Zij wilde echter niet haar nood klagen en scheen in doffe moedeloos heid voornemens zich met haar kroost te laten verhongeren. Gelukkig trok het van iemandj die in de nabijheid woonde, de aandacht dat niemand zich buiten het schip vertoonde. Hij deed een onderzoek en vond het gezin in een ellendigen toe stand. De vrouw weigerde eerst haar ge brek bloot te leggende kinderen vielen echter uitgehongerd op het meegebrachte voedsel aan. Menschenvrienden uit het dorp zorgden er nu wel voor dat zij al thans in den eersten tijd geen gebrek be hoeven te lijden. Vindingrijke diamantdieven Een nieuw staaltje van de vindingrijkheid van diamantdieven verhaalt de ,,Moniteur de la byouterie". Een keurig gekleed persoon zoekt dia manten ringen uit, maar vindt niets van zijn gading. Toen hij zou vertrekken be merkte de juwelier dat hij een ring van groote waarde miste. De klant weet van niets, hij laat zich onderzoeken, doch men vindt niets en laat den man gaan na verontschuldigingen te hebben aangebo den. Een half uur later treedt een goedge- kleede dame binnen die naar goedkoope sieraden vraagt en er één koopt. Intus schen heeft zij echter den tijd gehad den ring die haar medeplichtige met was on der den toonbankrand had bevestigd weg te nemen en het doel is bereikt. (Hbl.) Een onwillige bruidegom Het plaatsje Libau heeft de temming van een onwilli- gen bruidegom mogen aanschouwen. Er zou een paartje trouwen, de gasten waren verschenen, de bruidkoets stond gereed en voor het vreugde-huis had een talrijke menigte nieuwsgierigen post ge vat. Er klonk echter geen vreugde-ge- druisch uit het huis, doch het hoog, ver ward geluid van kijveude stemmen. Oorzaak van den twist was 's bruigoms wil om de beloofde 4000 roebel huwelijks gift voor de trouwplechtigheid te ontvan gen Het publiek op straat bsgon ook voor den twist te voelen, koos voor de eene of andere richting partij en g*]g tot een gelukkig bloedeloos gevecht ovtr. Eindelijk slaagde men er binnenshuis in om met den bruidegom een coiUjromis te treffen en de bruidstoet begaf zichtten kerkwaarts. Plotseling echter sprong de hruidegt,^ die er zeker spijt van gekregen had, 4 het rijtuig en wilde vluchten, maar he publiek had hem gauw gegrepen en bracht hem juichend bij de van geluk stralende bruid terug. Onder de verdubbelde waak zaamheid des publieks bereikte men ein delijk de kerk en werden den bruigom de zachte banden des huwelijks aange legd Zilveren jubilê van de Telefbon. Het is thans 25 jaar geleden sedert voor 't eerst de telefoon in gebruik werd genomen. Te Berlijn had de eerste toepassing plaats in November 1877 en wel in het paleis van keizer Wilhelm I, wiens woonkamer met een kamer in een afgelegen gedeelte werd verbonden. Berlijn kreeg in 1881 het eerste tele foonnet met slechts 30 deelnemers. Nu zijn er ver over de 50.000. Ongedeerd gebleven. Te Suderbrarup, in Holstein, kwam een boertje, bij onge lukkig toeval, onder een goede rentrein. De locomotief wierp hem omver en de heele trein ging over hem heen. De verschrikte omstanders dachten niet an ders dan een vreeselijk verminkt lijk te zullen zien. Maar het boertje was doodstil blijven liggen en zoodoende ongedeerd ge bleven. Toen de trein voorbij was, stond de man op, keek eenigszins verwonderd rond en sprak met klassieke kalmte „Dat hett gaud gahn awer wo is denn nu min Piep V' Ook de pijp kwam terecht en een oogenblikje later ging het ver meende slachtoffer dampend en vergenoegd zijns weegs. Doodslag. Te Heerlen ontstond er tusschen de gebroeders W. een twist, waarbij de eene broeder den anderen met een stok zoodanig op het hoofd trof, dat deze (Zondag) tengevolge daarvan in het gesticht Calvariënberg te Maastricht is overleden. De dader is voortvluchtig. In de Rotterdamse he Zandstraat. In de beruchte Zandstraat te Rotterdam, al waar reeds meermalen vreemde zeelieden uitgeschud, verwond, ja zelfs vermoord werden ging het Zaterdagnacht weder ru moerig toe. In een der lingel-tangels al daar werd een Belgisch matroos dermate tegen hét onderlijf geschopt, dat hij per raderbSar naar het Gasthuis moest wor den gebracht, terwijl een ander zeeman een vingertop afgebeten werd en een gat in de wang. Ook deze zeeman* moest naar het Gasthuis worden gebracht. Een talrijke politiemacht kwam er aan te pas om de vechtenden uiteen te halen. Drukke briefwisseling. Het welbe kende Engelsche weekblad »Tit Bits'', dat steeds wedstrijden laat houden, had dezer dagen ook een zeer aardigen prijs van pst. 5 (f 60) uitgeloofd voor de moeder, echt genoot, zuster of verloofde van eenig mili tair in Zuid-Afrika, die de meeste brieven van zoon, man, broeder of aanstaande ont ving van het uitbreken van den oorlog af tot het sluiten van den vrede. Die prijs is gewonnen door een getrouwde vrouw die van den sappeur A. J. Woodman, van 9e compagnie »Royal Engineers." Dit- sappeur, een reservist, vertrok den 8en -nuari 1900 en keerde terug met de «Oro'uva'' 9 September 1902, en in dien tijd heeft zijn vrouw niet minder dan 240 brieven van hem ontvangen. De oudste man ter wereld. Voor zoo ver bekend, leeft de oudste man der wereld in New-York in een asyl voor arme lieden te New-Brunswick. Deze man is 130 jaar en reeds sedert een grooi aantal jaren wordt hij in dit asyl verpleegd. Men had de gewoonte zijn verjaardag te vieren met een huiselijk feestje. Dit jaar wilde men dat feest achterwege laten, omdat, de man wat zwak was, maar Noah Baby was daarover zoo versioord, dat er met hem geen huis te houden was. Het feest ging toen toch door. Dit. leest men in de Geneeskundige Cou rant, waarbij «Het Vaderland" opmerk', dat deze kwaadaardige oude heer van 130 jaar een Amerikaan is en dus landgenoot van een 88-jarigen heer, die met zijn tanden nog glas, steenen en andere der gelijke aardigheden eet, en zich voorstelt, zich, op zijn lOOsten verjaardag altijd met de zelfde tanden door een steenen muur van zijn kamer heen te eten. Er in gelocrpen. Op het balkon van een locaaltrein stond een jonge man, die, toen de conducteur naar hem toekwam met zijn kaartenhoekje, op familiaren toon zei «Ik heb mijn vrijkaart vergeten zooals je misrehien weet, ben ik employé bij deze maatschappij. De conducteur zei niets, maar ging naar binnen om daar van de passagiers betaling te ontvangen. Ttrrwijl hij daar bezig was met kaartjes knippen, kreeg hij plotseling een inval. Toen hij weer op het balkon terugkwam, vroeg hij aan den man, die zich uitgaf voor ambtenaar bij de maatschappij »H<e laat is het toch, mijn horloge staat stil «Twintig minuten over vijf, kameraad", antwoo dde de aangesprokene op zijn hor loge ziende. «O zoo, is 't zoo laat Laat mij dan maar gauw je vrijkaart zien, of betaal den rit. Als je geen van beide doet, zal ik genoodzaakt zijn- straks bij aankomst aan het station proces-verbaal tegen je te doen opmaken. Dat je geen spoorwegambtenaar ^ent is uit je antwoord gebleken. Was J er werkelijk een, dan had je niet ge- aiwoord «twintig minuten over vijf", ma^ vijftwintig." would-be spoorwegambtenaar, die zich ontmaskerd zag, koos nu de wijste partij en betaalde den rit. Burgerlijke Stand. Van 16 tot, en met 31 October. Hulst. Huwelijks-Aangiften. 17. Jo- sephus Theodorus Herreweijers, 26 j., jm. en Johanna Verstraeten 23 j., jd. Huwelijks-Voltrekkingen. 29. Pieter Jo hannes van den Manacker, 42 j., jm. en Maria Gertrudis Lenders (van Baexem) 27 j., jd. Geboorten. 24. Angela Irma Maria d. van Franciscus Paalman en Florantia Ver straeten. Sint Jansteen. 22. Maria Catharina d. van Augustinus van den Brande en Emma van Holle. 23. Mavia Seraphina Lambertina Rosalia d. van Alouisius Rin- goot en Maria Vlassen rood. 29. Leopoldus Alphonsius z. van Josephus de Maeijer en Maria Catharina Want. 30. Hubertina Amelia d. van Eduardus Levinus Boussen en Milanie van Laer. 's Heerciilioek. Huwelijks-Aangif ten. 6. Pieter Robert Huijben 30 j.,jm. wed. (van Nijmegen) en Johanna Maria Petronella Simons 20 j., jd. 20. Laurus Karelse 37 j., jm, (van Borselen) en Geer- truida Brandt 22 j., jd. Huwelijks-Voltrekkingen. 29. Pieter Robert Huijben 30 j., jm. en Johanna Ma ria Petronella Simons 20 j., jd. Geboorten. 3. Pieternella d. van Eliza van Dalen en Martina Pieternella Boon man. 5. Neeltje d. van Cornelis Boonman en Jozina Goense. Overlijden. 6. Jan Grim 5 m., z. van Joannes en Margaretha Verbart. 8. Adri- aan Nagelkerke 64 j., wed. en Adriana Cathalina van Hertum. 17. Apolonia Mo- rison 5 m., d. van Geerard en Jacoba Ver donk. 30. Giliaam 1 j., z. van Franciscus de Punder en Jacoba Westdurp. YVest<lorp<v Geboorten. 30. Prudent z. van Eduardus de Tollenaer en Maria Francisca van Laere. 5. Augusta Sera phina d. van Camilus de Bouver en Ca milla Leonie van Bastelaere. 8. Brigitta, Maria d. van Theophile de Boeije en Leonie Marie Bracke. 26. Franciscus z. van Adol- phus Vervaet en Juliana Catharina Govaert. Overlijden. 5. Renielde Coleta Johanna van Hecke 1 j d. van Leo en Philomena van Pienbroeck. 12. Gregorius Hileijn 67 j., z. van Elisabeth (overl.) 19. Jacobus Bernardus Broeckaert 78 j., echtg. van Anna Maria Diethelm. 25. Oscarina Maria Prudentia 4 j., d. van Jacobus D'haene en Rosalia de Welrdt. Mengelwerk. Telken morgen, wanneer de mijn werkers zich naar de schacht spoed den, was Frits Jansen een der Iaat sten. Steeds was hij vergezeld van een meisje, een schoolkind van een jaar of zeven, acht. Dat meisje was zijn doch tertje. Alvorens hij den voet in den bak zette, waarin de mijnwerkers neerge laten werden, hief hij het kind in zijn armen omhoog, drukte het een kus op de wang en zette het dan weer neer. Het kind riep dan: „Dag, papa!" Bij den klank der bel, het signaal voor het dalen, wierp het -den vader een kushandje toe en riep maar steeds door: „Papa, papa", tot het zeker wist, dat hij het niet meer hooren kon dan verwijderde het meisje zich om naar school te gaan Als de avond echter kwam, was Roosje het eerste bij de schacht en Frits Jansen gewoonlijk de eerste bij de op stijging. Zooals bij het afscheid, begroet te hij zijn kind bij het wederzien vol inige liefde en Roosje klemde zich vast aan hem en zeide teeder: „Mijn papa!" en de vreugde harer onschuldige ziel spiegelde zich af in haren blik en blij den lach. De mijnwerkers, die veel met het kleine meisje ophadden, hoorden dat woord ,,Papa" zoo dikwijls en waren zoo vaak getuige van de uitdrukking der innige liefde, welke het meisje ha ren vader toedroeg, dat zij het kind niet bij haren waren naam, doch schertsenderwijze „Mamsel Papa" noem den. En niet zonder reden. Vader en dochter schenen slechts voor elkander te leven. Roosjes moeder was al jaren dood. Zij had haar niet gekend; slechts haren vader kende zij, hij alleen leefde in de herinnering harer vroegste jeugd. Voor haar waren zijne ruwe handen week, voor haar zijn stroef gelaat gelaat steeds teedcr glimlachend, voor haar was de n am „vader" alles, va der, moeder en kind. O, hoe beminde zij hem, als zij hem in de gapende diepte zag verdwijnen, eene diepte, wier bodem zij nimmer zag Een mijnwerker had zich op zekeren dag de aardigheid vooroorloofd, de kleine dicht bij den rand der schacht te hou den en Roosje was bevende van schrik teruggesprongen, toen zij een blik in dien donkeren zwarten nacht gewor pen had. Een kreet van schrik kwam over haar lippen. „Papa gaat daar naar beneden", dacht zij „als hij eens niet weer te rugkwam Sedert dien dag klemde zij zich hij het afscheid nog vaster aan zijnen hals en fluisterde met bevende lippen: „Pa pa, gij komt terug, nietwaar!" „Wel zeker, net als altijd, mijn klei ne", antwoorde hij lachende. „Is het daaronder ook akelig? Zeg het mij, papa!" „Natuurlijk niet, lieveling!" „Kan men daaronder ook sterven?" „Wees gerust, kind," sprak Jansen. „Ik sterf niet, of ik zal het u eerst zeggen „Dag, papa!" Wat vader gezegd had, geloofde zij vast en zeker als het Evangelie en ge rustgesteld ging zij naar school. Maar de herinnering aan den zwarten af grond, waarin de mijnwerker haar een blik gegund had keerde telkens weer en zij sidderde iederen morgen, zij vrees de steeds, dat haar goedé, lieve papa éénmaal niet uit den schoot der aarde naar boven stijgen zou. Op zekeren dag verbreidde zich in het dorp het gerucht, dat een gasont ploffing in de mijn voorgekomen was. Binnen enkele minuten waren de meeste dorpspewoners naar de plaats des onheils gesneld. Tallooze opgewon den vrouwen, moeders en grijsaards, liepen heen en weer. Hoeveel mijn werkers zouden er wel gered wor den Ook Jansen's dochtertje snelde met de anderen naar de schacht. Haar vader was in de mijnMaar aldoor riep zij „Papa! papa, papa!" Er waren er meer, die naar hun va der riepen, niemand echter met zulk eene vertwijflende stem. De overigen werden teruggedrongenzij liet zich door niemand terugdringen. Het arme kind liep van lijk tot lijk, menigmaal stilstaande, alsof zij in een der ver wrongen gezichten hem meende te herkennen, dien zij zochtdoch haar vader was niet onder de dooden. De hoop keerde terugzij werd kalmer en zocht den vermiste onder de levenden. Maar geen was er, die haren vader ge zien had. Yan de zestig mijnwerkers die 'smorgensin de mijn afgedaald waren, had men 45 levend naar boven ge bracht, 14 dooden telde men. Een en kele werd vermist. Het was Frits Jan sen. Bij het vernemen dezer tijding, sloeg Roosje de handjes samen, aisof zij zeggen wilde: ,,Gij zult hem weder zien!" En zij verwachtte in werke lijkheid haren' vader weder te zien want enkele weken geleden had hij ge zegd: „Ik zal niet sterven, zonder het u vooraf te zeggen!" Men sloeg weinig acht op het kind. Veertig lange uren hadden de mijnwer kers alle middelen beproefd. Ongetwij feld was het verdwijnen van den werk man Jansen iets opvallends. Dood of levend, men had hem bepaald moeten vinden en toch had niemand hem ge vonden. De Ingenieur had in eigen persoon, met een grondplan in de hand het reddingswerk geleid. Zorgvuldig was het kleinste hoekje in de gangen nagezien. De algemeene overtuiging- was, dat Jansen door de ontploffing op de eene of andere wijze ergens ver pletterd moest zijn. Acht-en-veertig uren had „Mamsel Papa" koortsachtig gewacht, zonder moede te worden. Telkenmale, als een lijk naar boven gebracht werd, sprong zij op en zonk dan weer op hare plaats terug, als het bleek, dat de verwach te nog altijd beneden was. Men trachte haar te verwijderen; maar zij weende op zulk eene hartverscheurende wijze, dat men haar liet, waar zij was. ver moeidheid zou haar eindelijk overmees teren, dacht men. Op den derden dag, was Roosje nog altijd bij den ingang der schacht. „Wij moeten hieraan een einde ma ken," zeide de ingenieur en liep naar het kind. „Wees verstandig, kleine!" sprak hij. „Papa! Zoekt mijn Papa!" zeide zij. „Die is helaas, dood!" „Neen." Zij sprak dit „Neen" op zulk een beslisten toon, dat de ingenieur daar door getroffen werd en haar vroeg: „Waarom niet, meent ge!" „Omdat Papa het mij gezegd zou heb ben," antwoordde Roosje. „Arm kind!" zuchtte de ingenieur en gaf een teeken aan de manschappen, haar weg te voeren. Zij omvatte echter zijn knieën en riep weenend uit: „Papa is niet dood! Ik wil naar benedenIk wil hem zoe ken Men voerde haar weg en bracht haar bij eene medelijdende mijnwerkersfa milie. Een uur later was zij weer bij de schacht, viel den ingenieur te voet en vleide„Laat mij naar beneden, ik zal hem vinden!" De ingenieur had medelijden met haar. Hij nam haar op den arm en ging met „mamsel Papa" naar bene den. Zij huiverdehij voelde, dat ha re handjes zijn hoofd vaster omklem den en de tranen op zijne wangen vielen. Toen zij beneden gekomen wa ren, liet Roosje los, ijlde vooruit en riep luide: „Papa! Papa!" Twee uren lang doorliep zij de gan gen, vroeg aan bekende mijnwerkers naar den weg, sloeg met de kleine vuisten tegen de zwarte wanden, leg de het oor op den bodem, zag in de kleinste scheuren, greep er in en riep: „Papa! Papa!" De ingenieur, vermoeid van het ach terna loopen, gaf eindelijk de hoop op, haar duidelijk te kunnen maken, wat hij reeds twintig maal gezegd had, hoe en waar de ontploffing geschied was en wat men gedaan had, om de mijn werkers te vinden en te redden. Het kind riep maar aldoor: „Hij is niet dood! Ik zal hem vinden!" Weder bij den ingang gekomen, zou zij andermaal drie dagen gewacht heb ben, als de ingenieur haar niet met geweld opgenomen had en met haar opgestegen was. Hij gaf wederom bevel, het kind weg te voeren en goed op het meisje te let ten, en, mocht zij onverhoopt terug komen, haar niet te veroorloven, nog maals af te dalen. Den volgenden dag, toen hij in het minst niet aan Roosje dacht, en de mijnen inspecteerde, voel de hij plotseling, dat iemand hem aan de kleeren trok. „Mamsel Papa" was in de mijn. Zij was voor de tweede maal ontsnapt, had zich onder een leegen kolenbak verborgen en was op deze wijze gekomen, waar zij wilde zijn. Men vergaf haar en vijf minuten later was zij weer aan het zoeken. Met een onwrikbaar vertrouwen deed zij hetzelfde, wat zij den dien dag had ge daan, keerde telkens en telkens naar dezelfde plek terug en scheen in het minst niet vermoeid te worden. De arbeidende mijnwerkers zagen niet meer naar haar om een enkele maal hoorde men slechts een medelijdend „Arm, klein ding!" Het arme, kleine ding zocht vruch teloos. Op eens zag men haar rennen. „Daar is hij," riep zij sidderend. „Daar is papa!" "Waar dan?" vroegen de mannen. „Ik zie zijn kiel!" „Kom, kom, onzin! Waar dan?" Aanvankelijk kon zij de plek niet meer vinden. Alle brokken kool leken op elkaar: de tusschenruimten even donker, alle gangen gelijk. En toch was zij zeker van hare zaakzij had eene schemering van den blauwen kiel haars vaders gezien. Men zocht met haar; doch gaf na eenigen tijd het zoe ken op, als een nutteloos werk, over tuigd, dat smart en koortsachtige op winding het kind parten speelden. Nauwelijks waren de mijnwerkers ech ter weer aan den arbeid getogen, of zij hoorden Roosje luide roepen; „Pa pa! papa! Ik heb hem! Ik heb hem!" Zij had de hand in eene opening van dén wand gestoken en nu bemerkte men, scherp toeziende, dat zij een tip van den kiel beet had. Zou de vermiste hier te vinden zijn P De mijnwerkers grepen hunne werk tuigen en begonnen haastig ruimte te maken. Binnen tien minuten was een flinke opening gemaakt, groot genoeg om in een diepe holte een menschelijk lichaam te zien liggen het was Frits Jansen. Drie dagen en drie nach ten had hij hier gelegen. Uitroepen van verbazing weerklonken van alle zijden. Doordringender dan alle ande re, klonk een schreeuw van de lippen der kleine. Zij wierp zich op den be- wustelooze, sloeg hare armpjes om zijn hals en riep onophoudelijk: „Papa! papa Frits Jansen leefde, maar de lange ontbering van lucht en voedsel hadden hem uiterst verzwakt en hij kwam weer bij om oogeblikkelijk nogmaals bewusteloos te worden. „Mamsel Papa" had de waarheid ge sproken; haar teerbeminde vader leefde, en meer dan alles, had de gedachte aan zijn verlaten kind hem in zijn verschrikkelijken toestand gesterkt en in het leven behouden. Een maand na dato was Jansen weer in staat te werken, 's Avonds te vo ren gaf de ingenieur ter eere van de kleine „Mamsel Papa" een feestmaal tijd aan het geheele personeel. De kleine heldin zat op de eereplaats. Stormachtige juichkreten klonken door de zaal toen zij met haar vader de zaal binnenkwam. Velen omarm den haar en menige dronk werd aan de kleine „Koningin" gewijd. Ruwe mannen, die anders niet gewoon wa ren tranen te storten, weenden bij de ze gelegenheid en meer dan een dacht bij het zien van dit kind„Uw ge loof heeft u geholpen!" J. M. Centr. Snelperdruks A. Moerdijk, Zaiddorpe.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 5