De feller te evaiGDis.
de woonwagen van den eigenaar. De
bewoners, die zich reeds ter ruste had
den begeven, konden zich slechts in
nachtgewaad en niet zonder moeite
redden, zoodat de geheele inhoud van
den wagen mede een prooi der vlam
men werd. De brandspuit uit Beekber
gen, welke inmiddels was aangerukt,
behoefde geen water te geven, daar
het vuur in minder dan geen tijd den
wagen had verteerd. Door den wagen
uit deu trein te rangeeren, wist men
de andere wagens te behouden. Om
den spoorwagen te vrijwaren, werd
met vereende krachten den woonwa
gen eraf gekanteld. De dienst onder
vond door een en ander veel vertra
ging. De zeer aanzienlijke schade wordt
aoor assurantie gedekt. Men schijft het
ongeluk toe aan vonken uit de loco
motief van den goederentrein, waar
mee de woonwagen werd vervoerd.
Niet onaardig. Uit een verslag der
raadsvergadering te Someren voorkomen
de in het Nieuwsblad voor Peelland en
Meijerij
„Hierna presenteert de voorzitter den le
den een sigaar en overhandigt het kistje
aan den secretaris om ook de andere hee-
ren aan te bieden. De voorzitter meent,
dat het publiek eigenlijk geen sigaar moet
hebben, doch wel de heeren der pers; die
komen dan zooveel te liever".
Chineesch. Onze lezers weten hoe de
beweging onder de Chineezen, om* zich
van hun staart te ontdoen, ook in onze
Oost veld wint en dat zelfs vereenigingen
zijn opgericht om voor de afschaffing van
den staart propaganda te maken.
Zooals bekend, werd het dragen van den
haarstaart verplichtend gesteld door de
Mantsjoe-dynastie toen deze met geweld
den Chineeschen troon bemachtigd had;
de staart moest gelden als een teeken van
onderwerping.
De groote vraag is nu hoe de Chineesche
regeering zelf denkt over het oude ge
bruik, dat het ontwikkelde deel der Chi
neesche natie begint te hinderen. Een Chi
neesch blad, de Sjoentien Sijhpao dat te
Peking verschijnt, geelt hiervan uiting.
Volgens dit blad wendde zich onlangs de
Chineesche gezant te Washington tot het
ministerie van Buitenlandsche Zaken te
Peking met de mededeeling, dat sommige
Chineesche studenten in de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika hun staarten
hadden afgesneden en de Europeesche
kleederen droegen, omdat het hun beter
te pas kwam. Het ministerie antwoordde,
dat, ofschoon Chineesche studenten in het
buitenland tijdelijk de buitenlandsche klee
derdracht mocnten aannemen, het afsnij
den van den staart niet toegestaan kon
worden. De staart is het teeken hunner
nationaliteitzich daarvan te ontdoen
staat gelijk met een overtreding der wet
ten, gesteld door de Mantsjoe-dynastie en
den gezant werd opgedragen de studenten
in dezen geest te waarschuwen.
Hiermede is aangetoond, dat de Mantsjoe-
dynastie nog steeds den staart als teeken
van haar heerschappij beschouwt en niet
van zins is, welke hervormingen zij ove
rigens ook wil toestaan, daarvan afstand
te doen.
Slim bedacht. De aardappelbloesem
is een tijdlang de lieveling en modelbloem
geweest.
Ze heeft geprijkt in het schoone blonde
haar der ongelukkige Marie Antoinette en
werd eens door Lodewijk XVI in het
knoopsgat gedragen Wie zou deze een
voudige bloem zulk een hooge eer hebben
waardig gerekend
Het gebeurde in de dagen, toen koning
Lodewijk den aardappel als voedingsmid
del in Frankrijk wilde invoeren, waarte
gen velen zich hevig verzetten. De koning
begreep toen, dat het volk eerst moest
leeren de bloem te eeren en er dan van
zelf toe zou komen de vrucht te gebrui
ken.
De uitslag heeft bewezen, dat hij hier
goed inzag.
Op menig hofbal droeg Marie Antionette
in het haar en de koning in 't knoopsgat
den bloesem van den aardappel. Was het
wonder dat de hofdames zich haastten
dien tooi na te volgen?
De aardappelbloem werd een mode-arti
kel en spoedig wilde ook het volk niet
bij het hof achterblijven. Het wilde even
goed zijn ruiker van aardappelbloemen
hebben als de markiezenhet wilde, even
als de koningin, op zijn tafel gekookte aard
appelen zien staan.
Een merkwaardige proef. Een vee
houder in de buurt van Mantgum heeft de
volgende proef genomen, met uitstekend
resultaat. Hjj zette zijn vee reeds eenige
weken geleden des nachts op stal en be
hield daardoor langen tijd gras om te voe
ren. Het werd niet zoo vertrapt met het
natte weer. De koeien gewenden daardoor
langzamerhand aan den stal. 't Was zoo
een langzame overgang, en bijgevolg had
hij geen last van „zeere pooten".
De koeien, welke gewoon zijn vrij rond
te loopen en op den stal daartoe geen
ruimte hebben, krijgen vaak dikke, pijn
lijke pooten van het stilstaan. En wat bo
venal voor hem de proef zoo gunstig deed
zijn, was de groote hoeveelheid melk, wel
ke hij verkreeg. De koeien leden niet van
de lange, koude nachten, noch van den
vochtigen grond.
Zeker zal zijn voorbeeld navolging vin
den. Het meerdere werk en dus loon van
den werkman die medehelpt, wordt ruim
schoots weer vergoed.
Eene verzameling Vlinders. Dr. Her
mann Strecker, onlangs te New-York
overleden heeft zijne verzameling vlinders
aan de stad New-York vermaakt. Deze
verzameling is eene van de volledigste ter
wereld. Het museum van natuurlijke his
torie te New-York heeft er bezit van ge
nomen. Zij telt niet minder dan 250.000
soorten en heeft eene waarde van meer
dan vijf millioen fr.
Yele dier vlinders hebben niet alleen
fabelachtige sommen gekost, maar ook
jaren lange hardnekkige opzoekingen. Al
dus heeft dr. Strecker, om zekeren vlinder
machtig te worden, die niet alleen in
Sierra Leone aangetroffen wordt, eene
ware expeditie moeten inrichten en twee
jaar lang de kusten van Guinea bereisd.
Het succes was volledig. Hij vond zijn
vlinder, maar hij koste hem 40.000 fr.
't Is wat duur voor één enkelen vlinder.
Vuilnis als verlichtingsmiddel. Engel-
sche ingenieurs hebben een middel uitge
vonden, om de vuilnis uit de huizen dienst
baar te maken aan verlichting en de uit
vinding is reeds in toepassing in de 40.000
inwoners tellende stad Darwen, in Lan
cashire. Door automatische verbranding
van het vuilnis verkrijgt men door middel
van 3 dynamo's voldoenden electrischen
stroom om de geheele stad te verlichten
en de trams te laten loopen.
De verbranding geschiedt iederen mor
gen en twee ovens, die geplaatst zijn onder
twee met elkaar in verbinding staande
stoomketels van 8.15 meter lengte en 2.40
meter middellijn. Het warmtevermogen
van het vuil in quaestie bedraagt een
vijfde van dat van steenkolen, doch het is
voldoende om twee electrische-dynamo's
ieder van 150 kilowatts en 1 van 300
kilowatts te drijven. Terwijl dagelijks 38
ton vuil verbrandt wordt, wordt een totaal
lichtsterkte van 28.000 kaarsen verkregen
alsmede een vermogen van 400 paarde-
krachten gedurende 12 uren per dag.
De jaarlijksche krachtproductie moet
900.000 kilowatts bedragen.
Le Engelsche pers vertelt var in
hoogst zonderlinge belasting, die e
republiek Argentinië geheven wor''
een belasting op vrijgezellen.
Vrijgezellen van 30 jaar betalen een be
lasting van 25 fr., na hun 35e jaar een
van 50 fr., van 35 50 jaar 100 fr. en
van 50 75 jaar 150 fr. Aangezien de
huwbare leeftijd na hgt 75e jaar wat
daalt, komen de hooger bejaarde vrij
gezellen er met 100 fr. af terwijl ze na
den 80 jarigen leeftijd geheel vrij zijn.
Weduwnaars krijgen 3 jaar tijd om op
nieuw te trouwen. Na dien tijd vallen ze
weer in belasting, terwijl echter de man
of weduwnaar die bewijzen kan van 3
jonge meisjes binnen een jaar tijds de bons
gekregen te hebben, gedurende dat blau
we schenen-jaar vrij is van belasting.
Het vleesch-etend Amerika. Volgens
onlangs verschenen statistische gegevens,
bedraagt het geheele aantal koeien enz.,
voor de slachtbank bestemd, 27,610,000
stuks. Er waren ruim 64,500,000 schapen
en 64,500,000 varkens. In 1901 beliep de
uitvoer van slachtvee 392,884 stuks, waar
van 72 pet. bestemd was voor Engelsche
koloniën. De uitvoer van versch geslacht
vleesch bereikte nagenoeg 302 millioen
pond, waarvan 98 pet. naar Engeland
ging-
Vlaamsche humor, Jantje, en man
neke van viere vijf jaar, stond op van d'
tafele en zei plat af waar hé ging.
Zijde nie beschaamt, zei zijn moed re,
zien onbeschoft te zijn en zulke lieelijke
dingen te zeggen
Wel moedre, hoe moet ik dat zeg
gen dan?
Ten ieesten, men moet dat niet zeg
gen, ten twieeden, er zijn zesendertig ma
nieren om beleefd te zijnpep exempele
,,'k Gae ne kieer bij den biskop van Chi
peren."
Acht daegen naerdien zat Jantje aen d'
tafele en wierd mêe ineene kieer zwart
en blauwt.
Wat es't dat ventje, zee zijn moedre,
hette misschien ineen bieentje ingezwol-
len
Niee, niee, mama, 't es den biskop
die in mijn broek geschiepert hé zei
Jantje al schrieemende.
Een kostbare prentbriefkaart. Te Ve-
nendaal vervoegde zich aan het postkan
toor een man, met het verzoek, het van
zijn elders dienende dochter ontvangen
bankbiljet van f 25 te willen wisselen
voor zilver. De man was een en al ver
rukking; hij wist wel dat hij een kind
had, dat zij spaarzaam, oppassend en braaf
was, maar dat zij nu, nog zoo betrekkelijk
kort „er uit", al f 25 voor haar ouders
had opgegaard, neen, zoo hoog had hij zij
ne verwachting toch niet durven span
nen.
Er werd hem duidelijk gemaakt dat
het poskantoor geen wisselbank was, waar
om hij zich bij een kassier had te wenden.
Het kostte dezen echter heel wat moeite
den nog altijd van blijdschap opgewonden
man aan het verstand te brengen, dat hem
door zijne dochter slechts een curiositeit
van eenige centen, een prentbriefkaart,
gezonden was.
Een journalistieke idylle in Amerika.
Het in Lima, de hoofdstad van Peru,
verschijnend blad »La Idea Libre" publi
ceerde kort geleden een artikel, waarin
de zonen van den hoofdredacteur van het
concurreerend orgaan „El Commerco" aan
de kaak gesteld werden. Luis Miros Que-
sada, de vader van de beleedigde jonge
lieden, stuurde eenige boodschappers aan
den redacteur van „La Idea Libre," Louis
Tassara, om hem te vragen öf het stuk te
herroepen öf zijn getuigen te zenden. Een
der boodschappers, de 25-jarige Luis Pazos
Varela, verbonden aan het Spaansche ge
zantschap, kreeg twist met Tassara, die
daarop dadelijk zijn redactierevolver nam
en op den jongen man schoot. De andere
trachtte hem het wapen afhandig te ma
ken. Dat gelukte eerst, toen de politie
kwam. Toen kon men pas de gevolgen
van dezen twist overzien. De jonge Vare
la lag dood op den grond. Een kogel
had hem in het hart getroffen. Naast hem
lag zijn begeleider, ^doodeüjk gewond.
Eindelijk was nog één man zwaar en één
licht gewond.
Dit hoofdartikel was echter niet de ee
nige reden voor deze „zaak van eer."
Kort te voren hadden Quesada en Tassara
ruzie gehad op straat, zóó dat Tassara op
de vlucht geslagen werd met een dikken
knuppel.
Bij deze redacties speelden dus knuppel
en revolver de hoofdrollen. Een veelbelo
vend begin voor de 20e eeuw in de Ame-
rikaansche journalistiek
Moord. Maandagmiddag heeft een ze
kere A. v. d. L. te Hendrik-Ido Ambacht
na een korte woordenwisseling J. v. E.
zoodanig met een mes gestoken, dat de
dood kort daarop volgde; de dader is in
hechtenis genomen.
Omtrent dezen moord meldt men nader;
Maandagmiddag om half drie keerden
eenige lotelingen, in de omliggende plaat
sen woonachtig, van de loting te Ridder
kerk terug en in hun gezelschap bevond
zich de 21-jarige scheepsmaker Joost van
Es, wonende te Ridderkerk. Op den Ach-
ter-ambachtsweg begonnen de jongelieden
te stoeien, waardoor echter weldra twist
ontstond tusschen Van Es en éen der lo
telingen, den arbeider Adriaan van der
Linden, die beweerde, dat Van Es hem
met slijk had geworpen en zich ten slotte
zoo driftig maakte, dat hij zijn mes trok
en dit den scheepsmaker tot het heft toe
in de borst stak met het gevolg, dat deze
kort daarop overleed.
Het lijk werd vervoerd naar het raad
huis van Hendrik-Ido-Ambacht, waar de
gemeentegeneesh. dr. Kamberg, de schou
wing verrichtte en den dood constateerde.
Gelijktijdig stelde de burgemeester, de
heer Spoor, een onderzoek in en arresteer
de den dader, die terstond bekende, waar
op de burgemeester aan de justitie te
Dordrecht telegrafeerde. Dientengevolge
kwamen gisterenavond om 7 uur te Hen
drik-Ido-Ambacht aan de officier van jus
titie mr. Van Tricht, de rechter-commis-
saris mr. Thijssens en de griffier mr. Wi-
arda, die een onderzoek instelden.
Gistermorgen is het lijk gekist en ter
gerechtelijke schouwing naar het Zieken
huis te Dordrecht vervoerd, terwijl de da
der om 9 uur eveneens door twee rijks
veldwachters naar Dordrecht is gebracht
en daar opgesloten in het Huis van Be
waring. Zoowel de dader als het slacht
offer stonden in de plaats hunner inwoning
gunstig bekend.
Van der Linden heeft, toen hij zich van
Hendrik-Ido-Ambacht naar de loting te
Ridderkerk begaf, den zoon van A. Smit,
dien hij op een hondenkar ontmoette, ge
tracht een steek toe te brengen met een
vlijmscherp mes, dat hij vooraf geslepen
had. Smit wist evenwel zoodanig uit te
wijken, dat het mes in de kar drong.
Geen der personen, die bij den moord
tegenwoordig waren, ook de dader niet,
verkeerden onder den invloed van ster
ken drank.
Gistermorgen zijn de getuigen door den
officier van justitie te Dordrecht gehoord.
Ratten. Waar tot voor eenigen tijd
door het gemeentebestuur te Haarlem een
premie werd betaald voor iedere gedoode
rat, komt nu in een der plaatselijke bla
den een advertentie voor, waarin namens
de gemeente worden te koop gevraagd
12 levende ratten tegen f 0.25 per stuk.
Die beesten moeten dienen om te worden
ingeënt met een gifstof, om dan te worden
losgelaten in de stadsriolen, waar zij dan
onder de ratten die hen, als zij gestorven
zijn, opeten, den dood verspreiden.
Reeds genomen proeven hebben uitmun
tende resultaten opgeleverd.
Iets nieuws. A. „Wat mankeer jou,
parfumeer je je met benzine?"
B. Ja weet je, dan denken de menschen
dat ik een automobiel ben."
Burgerlijke Stand.
Ter Neuzen. Huwelijks-Aangiften.
24. Jozias de Kraker, 22 j., jm. en Pie-
ternella Schoonakker, 21 j., jd.
Ilnwelijks-Voltrekkingen. 23. Krijn
Hubrecht Wieland, 29 j., jm. en Tanneke
Butler, 25 j., jd.
Geboorten. 19. Louis Hubert, z. van
Franqois Johan de Groote en Helena Aleida
Groenendijk. Jacobus Daniel, z. van Alex
ander Wilhelmus Gijsbertus Elve en Fian-
cina Laurina Oostdijk. Coralie Apolonia,
d. van Pieter Cornelis Heijens en Rosalia
de Meijer. 22. Celina Aleida Sophia, d.
van Alphonsus Jacobus Schirres en Sophia
Maria Anna van Rossum. 23. Jan, z. van
Pieter de Feijter Jansz. en Klazina Lijntje
Maria Bliek. 24. Janna, d. van Andries
Nagtegaal en Helena de Doelder.
Overlijden. 20. Gilles de Regt, 8 w.,
z. van Willem en Jauneke Jansen van
Rosendaal. 22. Pieter de Putter, 3 m.,
z. van Cornelis en Maria Verschelling. 23.
Maria Cornelia de Fouw. 3 w., d. van
Adriaaa en Janus van der Pijl. 25. Pieter
de Ruijter, 72 j., echtg. van Kornelia van
den Broeke.
Mengelwerk.
Somber en akelig lag daar het ge
bouw, de woning der misdadigers, de
gevangenis, omgeven door hooge mu
ren. Doodsche stilte heerschte rondom,
doodsche, tragische stilte.
Liline, het kleine meisje van den
portier, speelde hinkeperk in haar tuin,
een tuin, dien zij erg mooi vond, om
dat tusschen de groote muren in de
zwarte aarde drie roode geraniums
bloeiden. Onbezorgd, niets wetend van
de misdaden, die om haar heen wer
den uitgeboet, fladderde Liline als een
gouden tor in de zon.
Eensklaps hoorde zij achter den muur
een geheimzinnig geschuifel en zij
wendde de oogen naar de halfgeopen
de deur op den weg der ronde. Met
de lenigheid van een kat sloop een
man van links naar rechts, keek loe
rend om zich heen, sprong daarna ge-
druischloos in den tuin, sloot zacht de
deur en schoof er den zwaren grendel
van binnen op, een grendel zoo hoog,
dat Liline er niet bij kon. Toen hij dit
gedaan had, ontsnapte een zware zucht
van verlichting de borst van den
man.
Daar Liline met sommige ongevaar
lijke, gedweeë gevangenen, die men
voor eenige werkzaamheden gebruikte
zeer familiaar was, keek zij dezen zon
der verwondering aan, hoewel zij hem
niet kende. In zijn vuil linnen pak,
met zijn bleek gelaat, zijn groene,
kwaadaardig flikkerende oogen vond zij
hem leelijk. Hij was blootsvoets en had
groote handen met afgeplatte vingers.
Hij richtte zich op in woeste vreugde
als een wild dier, dat uit zijn kooi ont
snapt is, en toen hij niemand voor zich
zag dan 't kleine, zwakke meisje, lach
te hij lang, maar zonder gedruisch.
Doch Liline bekommerde zich al niet
meer om hem en ging voort met haar
spel, terwijl zij haar steen van het ee
ne vak naar het andere schopte.
De man trad op Liline toe. Liline
struikelde en hield zich zonder meer
vast aan den kiel van den man. Deze
deed de handen open, twee monster
achtige handen, gereed den blanken
hals der kleine te wurgen. Zij hief
haar heldere oogen naar hem op en
zei met haar lief stemmetje:
„Ga een beetje op zij. Mijn steen
ligt tegen uw voet en daar gij bloots
voets zijt, zou ik je pijn doen, als ik
mijn steen voortschopte
De man ging een weinig achteruit.
Liline schopte den steen met den punt
van haar laarsje in het perk en riep
blij uit:
»>Hij is er in, ik heb gewonnen I
Kom, laten we nu samen spelen. Wat
wilt ge? Tuinman spelen.
Zij liep naar den hoek der muren,
raapte daar de schop op en bracht die
hem.
,,Zie, ik zal je de schop geven, gij
ziet, dat ik goed ben..."
Toen de man het scherpe ijzer zag,
dat schitterde, flikkerden zijn oogen
onheilspellend; hij trad eensklaps eeni
ge schreden achteruit en mompelde
met een ruwe stem, die niets mensche-
lijks meer had:
„lk wil niet... neen! Weg met dat
ding! Ik wil het niet aanraken!"
„Nu, ge zijt niets aardig," zei Lili
ne pruilend, terwijl zij de schop weg
wierp. „De anderen zijn veel aardiger
dan gij, die willen altijd spelen, voor
al Grelu..."
„Grelu is een flikflooier," mompel
de de man.
„Flikflooier! Ik weet niet wat dat
is," hernam Liline verstrooid. „Maar
Grelu is aardig en goed, hij helpt pa
pa, men laat hem gaan zooals u en hij
doet alles wat ik hem zeg. Indien gij
in spaden geen lust hebt, laten we dan
wat anders doen... Wilt ge de bloemen
begieten
Vertrouwelijk trok zij hem opnieuw
bij zijn kiel.
„Kom, daar is de put... gij moet er
water uit halen, ik kan het alleen
niet, het is te diep."
De man volgde haar werktuiglijk.
Zonder zijn kiel los te laten, boog zij
zich geheel over den donkeren kuil.
„Buig je er ook over heen," zei zij,
„daar beneden kan men zich zelf zien
als in een spiegel... Ziet gij mij?... Ik
zie je goed... O, wat schijnen je oogen
boos in het water!"*
Zij boog haar blanken, kleinen hals
steeds dieper over den kuil.
De man was eenige schreden achter
uitgegaan en de oogen gesloten riep
hij met angst uit;
„Buig niet!... O wee, als gij je bo
ven den kuil buigt... ik sidder, ik be
sterf het
Liline begreep zijn vreeselijke woor
den niet, zij hief haar hoofd met een
glimlach op en zei: „Er is geen ge
vaar voor, dat ik er in zal vallen, daar
gij hier zijt."
Maar zoodra zij zich had opgericht,
duwde de man haar ver van den put
en zoo wild, dat twee tranen de hel
dere oogen van het meisje benevelden.
.,Gij doet mij kwaad," zei zij, „ik
dacht dat je aardig waart, gij zijt boos,
Grelu doet mij nooit kwaad."
Hij zag haar ween en, daarna zei hij,
terwijl hij al het mogelijke deed om
zijn stem zacht te doen klinken:
„Ween niet, kind, ween niet!... Ik
wou je geen kwaad doen... maar raak
niet aan de schop en buig je niet over
den put... Ik zal je niet meer stooten."
Aanstonds getroost, lach te zij door haar
tranen heen.
„Pluk dan voor mij de geraniums,
dan zal ik niet meer weenen."
Hij plukte de bloemen en bood ze
haar onbeholpen aan. Zij nam ze en
stak heel coquet het roode bouquetje
tusschen haar sneeuwwitten hals en
haar kraagje.
„Is dat niet mooi vroeg ze daar
na naïef, ,,'t Is net zoo rood als bloed!"
De man verborg zijn bleek gelaat in
zijn beenderige handen om niet te zien
en brulde als een gewond beest.
„Weg met dat rood Weg met dat
rood
Liline liet de bloemen vallen. Haar
oogen vulden zich met tranen. Toen
de man de oogen opende, zag hij niet
meer het roode op den blanken hals.
Toen boog hij zich naar haar, trachtte
te glimlachen en zei zoo zacht moge
lijk met zijn ruwe stem
„Ween niet,... nu is het voorbij, nu
ik dat rood niet meer zie en nu zal
ik aardig zijn evenals Grelu.... Ween
niet meer, kind, ik wil niet, dat gij
weent...."
En met zijn ruwe vingers streelde
hij vreesachtig de fijne gouden lokken
der kleine, toen hij eensklaps opschrik
te en zich in een noek van den tuin
verborg. Men beukte de deur en een
onrustige stem riep: „Liline, zijt gij
daar
„Ja, papa."
„Doe open, doe gauw open!
„Ik kan niet, ge weet wel, dat de
grendel veel te hoog is."
„Hoe hebt gij ze dan gesloten?"
„Dat heb ik niet gedaanpapa, maar
hij."...."
"Wie is die hij riep de veschrik-
te stem.
„Hij.... de gevangene. Ik weet niet
hoe hij heet.'
De gevangene brulde. Maar Liline
keerde zich om, en was verwonderd,
hem in de houding te zien van een
stier, die gaat loopen.
„Neen," zei ze boos, „neen, kijk niet
naar den put en de bloemen... en raap
niet de schop op, omdat dat ze je boos
maakt."
Aan de andere zijde stiet men wan
hopig met de schouders tegen de deur.
Toen sprong Liline naar aen man en
hem bij zijn kiel vasthoudend, zei ze
„Kom, doe open voor papa... Gij hebt
mij beloofd aardig te zijn evenals Gre
lu... En laat eerst de schop los, anders
ga ik schreien."
Over geheel zijn lichaam bevend
keek de man in de heldere oogen, die
op hem gevestigd waren. De twee tra
nen verschenen er weer. Toen brulde
hij opnieuw als een overwonnen dier
en wierp de schop weg. Liline nam
zijn ruwe hand leidde hem naar de
deur en begon naar den grendel te
springen.
„Gij ziet het, ik ben te klein... schuif
den grendel weg!
Hij hief de hand op, aarzelde een
seconde, daarna schoof hij plotseling
de klink terug.
Drie bewakers vielen op den man in
het grijslinnen pak en wierpen hem
op den grond, terwijl een vierde be
waker het kleine meisje greep en haar
liefdevol tegen zich aandrukte. Maar
toen Liline zag, dat allen te zamen
den gevangene geboeid naar de gevan
genis voerden, terwijl zij hem schopten
en sloegen, begon zij te weenen.
„Papa, ik wil niet, dat men hem
slaHij heeft met mij gespeeldIk
verzeker u, dat hij niet slecht is... Pa
pa ik wil niet, dat men hem sla."
De bewaker haalde ongeduldig de
schouders op. „Zwijg toch, kleine dwa
ze meid... het is de wurger!"
Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddcrpe.