De feller te evaiGDis. de woonwagen van den eigenaar. De bewoners, die zich reeds ter ruste had den begeven, konden zich slechts in nachtgewaad en niet zonder moeite redden, zoodat de geheele inhoud van den wagen mede een prooi der vlam men werd. De brandspuit uit Beekber gen, welke inmiddels was aangerukt, behoefde geen water te geven, daar het vuur in minder dan geen tijd den wagen had verteerd. Door den wagen uit deu trein te rangeeren, wist men de andere wagens te behouden. Om den spoorwagen te vrijwaren, werd met vereende krachten den woonwa gen eraf gekanteld. De dienst onder vond door een en ander veel vertra ging. De zeer aanzienlijke schade wordt aoor assurantie gedekt. Men schijft het ongeluk toe aan vonken uit de loco motief van den goederentrein, waar mee de woonwagen werd vervoerd. Niet onaardig. Uit een verslag der raadsvergadering te Someren voorkomen de in het Nieuwsblad voor Peelland en Meijerij „Hierna presenteert de voorzitter den le den een sigaar en overhandigt het kistje aan den secretaris om ook de andere hee- ren aan te bieden. De voorzitter meent, dat het publiek eigenlijk geen sigaar moet hebben, doch wel de heeren der pers; die komen dan zooveel te liever". Chineesch. Onze lezers weten hoe de beweging onder de Chineezen, om* zich van hun staart te ontdoen, ook in onze Oost veld wint en dat zelfs vereenigingen zijn opgericht om voor de afschaffing van den staart propaganda te maken. Zooals bekend, werd het dragen van den haarstaart verplichtend gesteld door de Mantsjoe-dynastie toen deze met geweld den Chineeschen troon bemachtigd had; de staart moest gelden als een teeken van onderwerping. De groote vraag is nu hoe de Chineesche regeering zelf denkt over het oude ge bruik, dat het ontwikkelde deel der Chi neesche natie begint te hinderen. Een Chi neesch blad, de Sjoentien Sijhpao dat te Peking verschijnt, geelt hiervan uiting. Volgens dit blad wendde zich onlangs de Chineesche gezant te Washington tot het ministerie van Buitenlandsche Zaken te Peking met de mededeeling, dat sommige Chineesche studenten in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika hun staarten hadden afgesneden en de Europeesche kleederen droegen, omdat het hun beter te pas kwam. Het ministerie antwoordde, dat, ofschoon Chineesche studenten in het buitenland tijdelijk de buitenlandsche klee derdracht mocnten aannemen, het afsnij den van den staart niet toegestaan kon worden. De staart is het teeken hunner nationaliteitzich daarvan te ontdoen staat gelijk met een overtreding der wet ten, gesteld door de Mantsjoe-dynastie en den gezant werd opgedragen de studenten in dezen geest te waarschuwen. Hiermede is aangetoond, dat de Mantsjoe- dynastie nog steeds den staart als teeken van haar heerschappij beschouwt en niet van zins is, welke hervormingen zij ove rigens ook wil toestaan, daarvan afstand te doen. Slim bedacht. De aardappelbloesem is een tijdlang de lieveling en modelbloem geweest. Ze heeft geprijkt in het schoone blonde haar der ongelukkige Marie Antoinette en werd eens door Lodewijk XVI in het knoopsgat gedragen Wie zou deze een voudige bloem zulk een hooge eer hebben waardig gerekend Het gebeurde in de dagen, toen koning Lodewijk den aardappel als voedingsmid del in Frankrijk wilde invoeren, waarte gen velen zich hevig verzetten. De koning begreep toen, dat het volk eerst moest leeren de bloem te eeren en er dan van zelf toe zou komen de vrucht te gebrui ken. De uitslag heeft bewezen, dat hij hier goed inzag. Op menig hofbal droeg Marie Antionette in het haar en de koning in 't knoopsgat den bloesem van den aardappel. Was het wonder dat de hofdames zich haastten dien tooi na te volgen? De aardappelbloem werd een mode-arti kel en spoedig wilde ook het volk niet bij het hof achterblijven. Het wilde even goed zijn ruiker van aardappelbloemen hebben als de markiezenhet wilde, even als de koningin, op zijn tafel gekookte aard appelen zien staan. Een merkwaardige proef. Een vee houder in de buurt van Mantgum heeft de volgende proef genomen, met uitstekend resultaat. Hjj zette zijn vee reeds eenige weken geleden des nachts op stal en be hield daardoor langen tijd gras om te voe ren. Het werd niet zoo vertrapt met het natte weer. De koeien gewenden daardoor langzamerhand aan den stal. 't Was zoo een langzame overgang, en bijgevolg had hij geen last van „zeere pooten". De koeien, welke gewoon zijn vrij rond te loopen en op den stal daartoe geen ruimte hebben, krijgen vaak dikke, pijn lijke pooten van het stilstaan. En wat bo venal voor hem de proef zoo gunstig deed zijn, was de groote hoeveelheid melk, wel ke hij verkreeg. De koeien leden niet van de lange, koude nachten, noch van den vochtigen grond. Zeker zal zijn voorbeeld navolging vin den. Het meerdere werk en dus loon van den werkman die medehelpt, wordt ruim schoots weer vergoed. Eene verzameling Vlinders. Dr. Her mann Strecker, onlangs te New-York overleden heeft zijne verzameling vlinders aan de stad New-York vermaakt. Deze verzameling is eene van de volledigste ter wereld. Het museum van natuurlijke his torie te New-York heeft er bezit van ge nomen. Zij telt niet minder dan 250.000 soorten en heeft eene waarde van meer dan vijf millioen fr. Yele dier vlinders hebben niet alleen fabelachtige sommen gekost, maar ook jaren lange hardnekkige opzoekingen. Al dus heeft dr. Strecker, om zekeren vlinder machtig te worden, die niet alleen in Sierra Leone aangetroffen wordt, eene ware expeditie moeten inrichten en twee jaar lang de kusten van Guinea bereisd. Het succes was volledig. Hij vond zijn vlinder, maar hij koste hem 40.000 fr. 't Is wat duur voor één enkelen vlinder. Vuilnis als verlichtingsmiddel. Engel- sche ingenieurs hebben een middel uitge vonden, om de vuilnis uit de huizen dienst baar te maken aan verlichting en de uit vinding is reeds in toepassing in de 40.000 inwoners tellende stad Darwen, in Lan cashire. Door automatische verbranding van het vuilnis verkrijgt men door middel van 3 dynamo's voldoenden electrischen stroom om de geheele stad te verlichten en de trams te laten loopen. De verbranding geschiedt iederen mor gen en twee ovens, die geplaatst zijn onder twee met elkaar in verbinding staande stoomketels van 8.15 meter lengte en 2.40 meter middellijn. Het warmtevermogen van het vuil in quaestie bedraagt een vijfde van dat van steenkolen, doch het is voldoende om twee electrische-dynamo's ieder van 150 kilowatts en 1 van 300 kilowatts te drijven. Terwijl dagelijks 38 ton vuil verbrandt wordt, wordt een totaal lichtsterkte van 28.000 kaarsen verkregen alsmede een vermogen van 400 paarde- krachten gedurende 12 uren per dag. De jaarlijksche krachtproductie moet 900.000 kilowatts bedragen. Le Engelsche pers vertelt var in hoogst zonderlinge belasting, die e republiek Argentinië geheven wor'' een belasting op vrijgezellen. Vrijgezellen van 30 jaar betalen een be lasting van 25 fr., na hun 35e jaar een van 50 fr., van 35 50 jaar 100 fr. en van 50 75 jaar 150 fr. Aangezien de huwbare leeftijd na hgt 75e jaar wat daalt, komen de hooger bejaarde vrij gezellen er met 100 fr. af terwijl ze na den 80 jarigen leeftijd geheel vrij zijn. Weduwnaars krijgen 3 jaar tijd om op nieuw te trouwen. Na dien tijd vallen ze weer in belasting, terwijl echter de man of weduwnaar die bewijzen kan van 3 jonge meisjes binnen een jaar tijds de bons gekregen te hebben, gedurende dat blau we schenen-jaar vrij is van belasting. Het vleesch-etend Amerika. Volgens onlangs verschenen statistische gegevens, bedraagt het geheele aantal koeien enz., voor de slachtbank bestemd, 27,610,000 stuks. Er waren ruim 64,500,000 schapen en 64,500,000 varkens. In 1901 beliep de uitvoer van slachtvee 392,884 stuks, waar van 72 pet. bestemd was voor Engelsche koloniën. De uitvoer van versch geslacht vleesch bereikte nagenoeg 302 millioen pond, waarvan 98 pet. naar Engeland ging- Vlaamsche humor, Jantje, en man neke van viere vijf jaar, stond op van d' tafele en zei plat af waar hé ging. Zijde nie beschaamt, zei zijn moed re, zien onbeschoft te zijn en zulke lieelijke dingen te zeggen Wel moedre, hoe moet ik dat zeg gen dan? Ten ieesten, men moet dat niet zeg gen, ten twieeden, er zijn zesendertig ma nieren om beleefd te zijnpep exempele ,,'k Gae ne kieer bij den biskop van Chi peren." Acht daegen naerdien zat Jantje aen d' tafele en wierd mêe ineene kieer zwart en blauwt. Wat es't dat ventje, zee zijn moedre, hette misschien ineen bieentje ingezwol- len Niee, niee, mama, 't es den biskop die in mijn broek geschiepert hé zei Jantje al schrieemende. Een kostbare prentbriefkaart. Te Ve- nendaal vervoegde zich aan het postkan toor een man, met het verzoek, het van zijn elders dienende dochter ontvangen bankbiljet van f 25 te willen wisselen voor zilver. De man was een en al ver rukking; hij wist wel dat hij een kind had, dat zij spaarzaam, oppassend en braaf was, maar dat zij nu, nog zoo betrekkelijk kort „er uit", al f 25 voor haar ouders had opgegaard, neen, zoo hoog had hij zij ne verwachting toch niet durven span nen. Er werd hem duidelijk gemaakt dat het poskantoor geen wisselbank was, waar om hij zich bij een kassier had te wenden. Het kostte dezen echter heel wat moeite den nog altijd van blijdschap opgewonden man aan het verstand te brengen, dat hem door zijne dochter slechts een curiositeit van eenige centen, een prentbriefkaart, gezonden was. Een journalistieke idylle in Amerika. Het in Lima, de hoofdstad van Peru, verschijnend blad »La Idea Libre" publi ceerde kort geleden een artikel, waarin de zonen van den hoofdredacteur van het concurreerend orgaan „El Commerco" aan de kaak gesteld werden. Luis Miros Que- sada, de vader van de beleedigde jonge lieden, stuurde eenige boodschappers aan den redacteur van „La Idea Libre," Louis Tassara, om hem te vragen öf het stuk te herroepen öf zijn getuigen te zenden. Een der boodschappers, de 25-jarige Luis Pazos Varela, verbonden aan het Spaansche ge zantschap, kreeg twist met Tassara, die daarop dadelijk zijn redactierevolver nam en op den jongen man schoot. De andere trachtte hem het wapen afhandig te ma ken. Dat gelukte eerst, toen de politie kwam. Toen kon men pas de gevolgen van dezen twist overzien. De jonge Vare la lag dood op den grond. Een kogel had hem in het hart getroffen. Naast hem lag zijn begeleider, ^doodeüjk gewond. Eindelijk was nog één man zwaar en één licht gewond. Dit hoofdartikel was echter niet de ee nige reden voor deze „zaak van eer." Kort te voren hadden Quesada en Tassara ruzie gehad op straat, zóó dat Tassara op de vlucht geslagen werd met een dikken knuppel. Bij deze redacties speelden dus knuppel en revolver de hoofdrollen. Een veelbelo vend begin voor de 20e eeuw in de Ame- rikaansche journalistiek Moord. Maandagmiddag heeft een ze kere A. v. d. L. te Hendrik-Ido Ambacht na een korte woordenwisseling J. v. E. zoodanig met een mes gestoken, dat de dood kort daarop volgde; de dader is in hechtenis genomen. Omtrent dezen moord meldt men nader; Maandagmiddag om half drie keerden eenige lotelingen, in de omliggende plaat sen woonachtig, van de loting te Ridder kerk terug en in hun gezelschap bevond zich de 21-jarige scheepsmaker Joost van Es, wonende te Ridderkerk. Op den Ach- ter-ambachtsweg begonnen de jongelieden te stoeien, waardoor echter weldra twist ontstond tusschen Van Es en éen der lo telingen, den arbeider Adriaan van der Linden, die beweerde, dat Van Es hem met slijk had geworpen en zich ten slotte zoo driftig maakte, dat hij zijn mes trok en dit den scheepsmaker tot het heft toe in de borst stak met het gevolg, dat deze kort daarop overleed. Het lijk werd vervoerd naar het raad huis van Hendrik-Ido-Ambacht, waar de gemeentegeneesh. dr. Kamberg, de schou wing verrichtte en den dood constateerde. Gelijktijdig stelde de burgemeester, de heer Spoor, een onderzoek in en arresteer de den dader, die terstond bekende, waar op de burgemeester aan de justitie te Dordrecht telegrafeerde. Dientengevolge kwamen gisterenavond om 7 uur te Hen drik-Ido-Ambacht aan de officier van jus titie mr. Van Tricht, de rechter-commis- saris mr. Thijssens en de griffier mr. Wi- arda, die een onderzoek instelden. Gistermorgen is het lijk gekist en ter gerechtelijke schouwing naar het Zieken huis te Dordrecht vervoerd, terwijl de da der om 9 uur eveneens door twee rijks veldwachters naar Dordrecht is gebracht en daar opgesloten in het Huis van Be waring. Zoowel de dader als het slacht offer stonden in de plaats hunner inwoning gunstig bekend. Van der Linden heeft, toen hij zich van Hendrik-Ido-Ambacht naar de loting te Ridderkerk begaf, den zoon van A. Smit, dien hij op een hondenkar ontmoette, ge tracht een steek toe te brengen met een vlijmscherp mes, dat hij vooraf geslepen had. Smit wist evenwel zoodanig uit te wijken, dat het mes in de kar drong. Geen der personen, die bij den moord tegenwoordig waren, ook de dader niet, verkeerden onder den invloed van ster ken drank. Gistermorgen zijn de getuigen door den officier van justitie te Dordrecht gehoord. Ratten. Waar tot voor eenigen tijd door het gemeentebestuur te Haarlem een premie werd betaald voor iedere gedoode rat, komt nu in een der plaatselijke bla den een advertentie voor, waarin namens de gemeente worden te koop gevraagd 12 levende ratten tegen f 0.25 per stuk. Die beesten moeten dienen om te worden ingeënt met een gifstof, om dan te worden losgelaten in de stadsriolen, waar zij dan onder de ratten die hen, als zij gestorven zijn, opeten, den dood verspreiden. Reeds genomen proeven hebben uitmun tende resultaten opgeleverd. Iets nieuws. A. „Wat mankeer jou, parfumeer je je met benzine?" B. Ja weet je, dan denken de menschen dat ik een automobiel ben." Burgerlijke Stand. Ter Neuzen. Huwelijks-Aangiften. 24. Jozias de Kraker, 22 j., jm. en Pie- ternella Schoonakker, 21 j., jd. Ilnwelijks-Voltrekkingen. 23. Krijn Hubrecht Wieland, 29 j., jm. en Tanneke Butler, 25 j., jd. Geboorten. 19. Louis Hubert, z. van Franqois Johan de Groote en Helena Aleida Groenendijk. Jacobus Daniel, z. van Alex ander Wilhelmus Gijsbertus Elve en Fian- cina Laurina Oostdijk. Coralie Apolonia, d. van Pieter Cornelis Heijens en Rosalia de Meijer. 22. Celina Aleida Sophia, d. van Alphonsus Jacobus Schirres en Sophia Maria Anna van Rossum. 23. Jan, z. van Pieter de Feijter Jansz. en Klazina Lijntje Maria Bliek. 24. Janna, d. van Andries Nagtegaal en Helena de Doelder. Overlijden. 20. Gilles de Regt, 8 w., z. van Willem en Jauneke Jansen van Rosendaal. 22. Pieter de Putter, 3 m., z. van Cornelis en Maria Verschelling. 23. Maria Cornelia de Fouw. 3 w., d. van Adriaaa en Janus van der Pijl. 25. Pieter de Ruijter, 72 j., echtg. van Kornelia van den Broeke. Mengelwerk. Somber en akelig lag daar het ge bouw, de woning der misdadigers, de gevangenis, omgeven door hooge mu ren. Doodsche stilte heerschte rondom, doodsche, tragische stilte. Liline, het kleine meisje van den portier, speelde hinkeperk in haar tuin, een tuin, dien zij erg mooi vond, om dat tusschen de groote muren in de zwarte aarde drie roode geraniums bloeiden. Onbezorgd, niets wetend van de misdaden, die om haar heen wer den uitgeboet, fladderde Liline als een gouden tor in de zon. Eensklaps hoorde zij achter den muur een geheimzinnig geschuifel en zij wendde de oogen naar de halfgeopen de deur op den weg der ronde. Met de lenigheid van een kat sloop een man van links naar rechts, keek loe rend om zich heen, sprong daarna ge- druischloos in den tuin, sloot zacht de deur en schoof er den zwaren grendel van binnen op, een grendel zoo hoog, dat Liline er niet bij kon. Toen hij dit gedaan had, ontsnapte een zware zucht van verlichting de borst van den man. Daar Liline met sommige ongevaar lijke, gedweeë gevangenen, die men voor eenige werkzaamheden gebruikte zeer familiaar was, keek zij dezen zon der verwondering aan, hoewel zij hem niet kende. In zijn vuil linnen pak, met zijn bleek gelaat, zijn groene, kwaadaardig flikkerende oogen vond zij hem leelijk. Hij was blootsvoets en had groote handen met afgeplatte vingers. Hij richtte zich op in woeste vreugde als een wild dier, dat uit zijn kooi ont snapt is, en toen hij niemand voor zich zag dan 't kleine, zwakke meisje, lach te hij lang, maar zonder gedruisch. Doch Liline bekommerde zich al niet meer om hem en ging voort met haar spel, terwijl zij haar steen van het ee ne vak naar het andere schopte. De man trad op Liline toe. Liline struikelde en hield zich zonder meer vast aan den kiel van den man. Deze deed de handen open, twee monster achtige handen, gereed den blanken hals der kleine te wurgen. Zij hief haar heldere oogen naar hem op en zei met haar lief stemmetje: „Ga een beetje op zij. Mijn steen ligt tegen uw voet en daar gij bloots voets zijt, zou ik je pijn doen, als ik mijn steen voortschopte De man ging een weinig achteruit. Liline schopte den steen met den punt van haar laarsje in het perk en riep blij uit: »>Hij is er in, ik heb gewonnen I Kom, laten we nu samen spelen. Wat wilt ge? Tuinman spelen. Zij liep naar den hoek der muren, raapte daar de schop op en bracht die hem. ,,Zie, ik zal je de schop geven, gij ziet, dat ik goed ben..." Toen de man het scherpe ijzer zag, dat schitterde, flikkerden zijn oogen onheilspellend; hij trad eensklaps eeni ge schreden achteruit en mompelde met een ruwe stem, die niets mensche- lijks meer had: „lk wil niet... neen! Weg met dat ding! Ik wil het niet aanraken!" „Nu, ge zijt niets aardig," zei Lili ne pruilend, terwijl zij de schop weg wierp. „De anderen zijn veel aardiger dan gij, die willen altijd spelen, voor al Grelu..." „Grelu is een flikflooier," mompel de de man. „Flikflooier! Ik weet niet wat dat is," hernam Liline verstrooid. „Maar Grelu is aardig en goed, hij helpt pa pa, men laat hem gaan zooals u en hij doet alles wat ik hem zeg. Indien gij in spaden geen lust hebt, laten we dan wat anders doen... Wilt ge de bloemen begieten Vertrouwelijk trok zij hem opnieuw bij zijn kiel. „Kom, daar is de put... gij moet er water uit halen, ik kan het alleen niet, het is te diep." De man volgde haar werktuiglijk. Zonder zijn kiel los te laten, boog zij zich geheel over den donkeren kuil. „Buig je er ook over heen," zei zij, „daar beneden kan men zich zelf zien als in een spiegel... Ziet gij mij?... Ik zie je goed... O, wat schijnen je oogen boos in het water!"* Zij boog haar blanken, kleinen hals steeds dieper over den kuil. De man was eenige schreden achter uitgegaan en de oogen gesloten riep hij met angst uit; „Buig niet!... O wee, als gij je bo ven den kuil buigt... ik sidder, ik be sterf het Liline begreep zijn vreeselijke woor den niet, zij hief haar hoofd met een glimlach op en zei: „Er is geen ge vaar voor, dat ik er in zal vallen, daar gij hier zijt." Maar zoodra zij zich had opgericht, duwde de man haar ver van den put en zoo wild, dat twee tranen de hel dere oogen van het meisje benevelden. .,Gij doet mij kwaad," zei zij, „ik dacht dat je aardig waart, gij zijt boos, Grelu doet mij nooit kwaad." Hij zag haar ween en, daarna zei hij, terwijl hij al het mogelijke deed om zijn stem zacht te doen klinken: „Ween niet, kind, ween niet!... Ik wou je geen kwaad doen... maar raak niet aan de schop en buig je niet over den put... Ik zal je niet meer stooten." Aanstonds getroost, lach te zij door haar tranen heen. „Pluk dan voor mij de geraniums, dan zal ik niet meer weenen." Hij plukte de bloemen en bood ze haar onbeholpen aan. Zij nam ze en stak heel coquet het roode bouquetje tusschen haar sneeuwwitten hals en haar kraagje. „Is dat niet mooi vroeg ze daar na naïef, ,,'t Is net zoo rood als bloed!" De man verborg zijn bleek gelaat in zijn beenderige handen om niet te zien en brulde als een gewond beest. „Weg met dat rood Weg met dat rood Liline liet de bloemen vallen. Haar oogen vulden zich met tranen. Toen de man de oogen opende, zag hij niet meer het roode op den blanken hals. Toen boog hij zich naar haar, trachtte te glimlachen en zei zoo zacht moge lijk met zijn ruwe stem „Ween niet,... nu is het voorbij, nu ik dat rood niet meer zie en nu zal ik aardig zijn evenals Grelu.... Ween niet meer, kind, ik wil niet, dat gij weent...." En met zijn ruwe vingers streelde hij vreesachtig de fijne gouden lokken der kleine, toen hij eensklaps opschrik te en zich in een noek van den tuin verborg. Men beukte de deur en een onrustige stem riep: „Liline, zijt gij daar „Ja, papa." „Doe open, doe gauw open! „Ik kan niet, ge weet wel, dat de grendel veel te hoog is." „Hoe hebt gij ze dan gesloten?" „Dat heb ik niet gedaanpapa, maar hij."...." "Wie is die hij riep de veschrik- te stem. „Hij.... de gevangene. Ik weet niet hoe hij heet.' De gevangene brulde. Maar Liline keerde zich om, en was verwonderd, hem in de houding te zien van een stier, die gaat loopen. „Neen," zei ze boos, „neen, kijk niet naar den put en de bloemen... en raap niet de schop op, omdat dat ze je boos maakt." Aan de andere zijde stiet men wan hopig met de schouders tegen de deur. Toen sprong Liline naar aen man en hem bij zijn kiel vasthoudend, zei ze „Kom, doe open voor papa... Gij hebt mij beloofd aardig te zijn evenals Gre lu... En laat eerst de schop los, anders ga ik schreien." Over geheel zijn lichaam bevend keek de man in de heldere oogen, die op hem gevestigd waren. De twee tra nen verschenen er weer. Toen brulde hij opnieuw als een overwonnen dier en wierp de schop weg. Liline nam zijn ruwe hand leidde hem naar de deur en begon naar den grendel te springen. „Gij ziet het, ik ben te klein... schuif den grendel weg! Hij hief de hand op, aarzelde een seconde, daarna schoof hij plotseling de klink terug. Drie bewakers vielen op den man in het grijslinnen pak en wierpen hem op den grond, terwijl een vierde be waker het kleine meisje greep en haar liefdevol tegen zich aandrukte. Maar toen Liline zag, dat allen te zamen den gevangene geboeid naar de gevan genis voerden, terwijl zij hem schopten en sloegen, begon zij te weenen. „Papa, ik wil niet, dat men hem slaHij heeft met mij gespeeldIk verzeker u, dat hij niet slecht is... Pa pa ik wil niet, dat men hem sla." De bewaker haalde ongeduldig de schouders op. „Zwijg toch, kleine dwa ze meid... het is de wurger!" Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddcrpe.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 6