BIJVOEGSEL Zaterdag 25 October. Aan Hunne Excellentiën de ministers van Buitenlandse he zaken, van Fi nanciën, van Waterstaat, Handel en Nijverheid en van Koloniën. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het hoofdbestuur der Groninger Maatschappij van Landbouw en Nijver heid, goedgekeurd bij K. B. d.d. 29 Januari 1900, no. 37, dat ingevolge de suikerwetgeving in verschillende landen van Europa eener- zijds de productie kunstmatig is bevor derd en anderzijds de consumptie kunst matig tegengegaan, tengevolge waar van ten slotte is ontstaan een grootte overproductie, dat aan dezen onnatuurlijken toestand terecht een einde zal worden gemaakt door de inwerkingtreding der Brussel- sche suikerconventie met ingang van den len September 1903, dat meergemelde overproductie heeft ten gevolge gehad een buitengewone daling van den suikerprijs, waarbij geen loonende bietencultuur voor ons land meer mogelijk is, dat deze bietencultuur van groot al gemeen belang is te achten, waarbij in hooge mate zijn betrokken o. a. 1°. de suikerfabrieken met al haar perso neel, 2°. de landbouw, 3°. de veldar- beiders en 4°. de kleine schipperij, waaromtrent valt op te merken: ad. lum In Nederland bestaan 31 suikerfabrieken, die in 1901 hebben verwerkt pl.m. 1500 mill. K.G. beet wortelen. Laat men de directeuren, chefs de culture en chemici, als hoo- ger bezoldigde beambten, buiten reke ning, dan waren voor die verwerking benoodigd verscheidene duizenden fa brieksarbeiders, verdienende samen pl. m. f 1.5 mill, aan loon gedurende ééne campagne. ad 2um- De in 1901 geteelde beetwor telen gerekend op f 9 per 1000 K.G. geeft dit eene geldelijke opbrengst van 1 500 000 X f 9 is 13'/» mill. Rekent men 30 000 K.G. peeën per H.A. (de lagere oogsten van de Betuwe en U- trecht mede in aanmerking genomen) dan zonden verbouwd zijn 50 000 H.A. beetwortelen. Aannemende, dat deze hebben ingenomen van het bouwland der bie tenverbouwers, dan komt men tot 300 000 H.A. in wisselbouw bij beet wortelen-cultuur betrokken, d. i. ruim van al het bouwland in Nederland (804 894 II.A. volgens het laatste land- bouwverslag.) Doch niet alleen naar de oppervlak te, veel meer nog naar haren aard is de beetwortelencultuur voor den land bouw van groot belang. Overal waar zij is ingevoerd heeft zij de intensiteit van het bedrijf ver hoogd, de grondbewerking en de be mesting vermeerderd, de veevoeding verbeterd. ad 3um 1 H.A. beetwortelen kost aan arbeidsloon zonder het paarden- werk, gemiddeld ongeveer f 90, d. i. bij 50 000 H.A. in totaal plm. f 4'/* millioen, waarbij nog is te rekenen f 0.50 per 1000 K.G. voor het laden en lossen in en uit schip of wagon en het wegen. Yoor de 1.500 millioen K.G. wordt dit f millioen of te zamen met de f 4'A millioen in total f 5'/« millioen aan arbeidsloon, nagenoeg uitsluitend voor veldarbeiders. Bij graan bouw zou dit bedrag ongetwijfeld minstens f 4 mill, lager zijn geweest. Hierbij dient te worden overwogen, dat een groot deel van dit meerdere ar beidsloon wordt verdiend in een tijd van schaarschte aan werk, zoodat de veldarbeider er door in staat wordt gesteld zijne inkomsten te vermeerde ren in een tijd, dat hij anders zou moe ten ledig loopen of veel minder loo- nend werk verrichten. Bovendien leert de ervaring dat door de bietencultuur de loonstandaard ten platten lande in het algemeen wordt opgeheven, ook voor het overige veld werk. Neemt men aan, dat door het verdwijnen van den bietenbouw door de betrokken veldarbMders-gezinnen f50 per gezin aan arbeidsloon wordt gederfd, wat gemiddeld niet ver van de waarheid kan zijn, dan zouden 80000 gezinnen die schade lijden en zulks bij inkomens van f 250 tot 400. Naar ons oordeel bewijzen deze cijfers duidelijker dan het langste betoog, van hoe in grijpend belang de beetwortelencultuur voor den veldarbeider is geworden, wat nog van des te grootere beteekenis zal blijken, naarmate zijn trek naar de Duitsche industriestreken vermindert of ophoudt. ad 4um- Het laatst genoemd, maar daarom niet het minst, zijn bij de sui kerindustrie betrokken de belangen van de kleine schipperij. Van de genoemde 1500 mill. K. G. zijn vervoerd pl.m. V» gedeelte per schip en pl. m. per as. Rekent men het vervoer per schip op f 1 gemiddeld vracht per 1000 K.G. dan is door de kleine schipperij aan vracht ontvangen pl.m. f 1.1 mill. Be halve de bieten is per schip vervoerd een groote hoeveelheid pulp, pl.m. 180 mill. K.G. suiker en pl.m. 100 mill. K.G. steenkolen. Deze cijfers bewijzen van hoe groote beteekenis ook voor deze groote schare kleine lieden de suikerindustrie in ons land is geworden. Verder wordt eerbiedig opgemerkt, dat het niet aangaat eerst door de sui kerwetgeving een nieuwe belangrijke industrie in 't leven te roepen, waarbij landbouw, veldarbeiders en kleine schip perij zich hebben aangepast, om daar na onverwachts eiken regeeringssteun weg te nemen en dien geheelen tak van volksbestaan te gronde te laten gaan, dat de beetwortelsuikerindustrie niet, zooals is voorgegeven, slechts van be lang is te achten voor de door hooge dividenden verwende aandeelhouders van suikerfabrieken, waarvoor het hoofdbestuur zich allerminst warm maakt, maar tevens en vooral voor landbouw, veldarbeider en kleine schip perij, hetgeen met reden mag doen verwachten, dat onze regeering al het mogelijke zal willen doen, om te ver hinderen, dat die met den ondergang bedreigde tak van ons volksbestaan worde vernietigd, dat de eenige middelen, die daartoe in de gegeven omstandigheden in staat stellen, bestaan in een belangrijke ver laging van den suikeraccijns en in het heifen van een surtaxe, als bij de suikerconventie toegelaten, dat de verlaging van den suikerac cijns tot gevolg zal hebben een ver meerderd verbruik van suiker, wat op zich zelf van groot belang moet wor den geacht, niet alleen uit het oogpunt van een volkomen onschuldig, zeer al gemeen gebruikt genotmiddel, maar evenzeer en vooral uit het oogpunt van volksvoeding, dat dit vermeerderd suikerverbruik tot gevolg zal hebben een rijzing van den suikerprijs. dat, zal die prijsstijging den Neder- landschen producent ten goede komen ter instandhouding van den bietenbouw, de heffing van een surtaxe als boven bedoeld en in alle met ons cuncurree- rende landen ongetwijfeld zal worden ingevoerd, noodzakelijk zal blijken, dat die surtaxe in werking zou moeten treden lang vóór 1 Sept. 1903, omdat anders ons land vooraf met buitenlan- landsche suiker dreigt te worden over stroomd, zooais schijnt te mogen wor den afgeleid o.a. uit het feit, dat van 1 Jan.1 Juni j.l. reeds pl.m. 49 mill. K.G. ruwe suiker is ingevoerd, terwijl er nog ongeveer 90 mill. K.G. inlandsch product onverkocht in voor raad lag, Redenen, waarom het Hoofdbestuur zich tot Uwe Excellentiën wendt met het eerbiedig, doch dringend verzoek wel te willen bevorderen, dat wets voorstellen worden ingediend: a. tot belangrijke verlaging van den suikeraccijns; b. tot heffing van een zoo spoedig mogelijk in te voeren surtaxe, als be doeld bij art. 3 der suikerconventie, 't Welk doende, Het hoofdbestuur der Maatschappij voornoemd (get.) J. Bs. WESTERDIJK, voorzitter. (get.) H. D. EBBENS, secretaris. Nieuwbeerta, ~u bePtember iyu^- Uit bovenstaande zal het ieder dui delijk zijn, wat voor enorm belang on ze streek heeft bij de instandhouding der bietencultuur, daar waar zij zoo'n grooten omvang heeft. Mocht de bie tencultuur te gronde gaan, dan is met recht te vreezen, dat voor landbouw- werklieden, schipperij enz. weer don kere tijden aanbreken. Daarom bij de Regeering aangeklopt tot aanmerkelijk verlaging van den suikeraccijns en ook tot invoering der surtaxe, zonder de welke onze industrie niet zal kunnen concurreeren tegen de buitenlandsche beschermde industrie. Zijn hier en daar niet een paar wak kere mannen te vinden, die zorgen kunnen voor een rekest aan de Regee ring, voorzien van handteekeningen van landbouwers, werklieden, schip pers enz. alle belanghebbenden bij de instandhouding der bietencultuur? Wie niet vraagt, krijgt niet: Waar blijft toch in deze het hoofd bestuur der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw Gemengd Nieuws. Een moord. Een vreeselijk drama is te Gheel de vorige week afgespeeld. Zekere van Gestel zou een paard gaan koopen. Zijn zwager Luijckx moest onder wijl een paardskribbe maken. Dit was echter nog niet gebeurd, toen men 't paard thuis bracht. Daarover ontstond twist. Eensklaps pakte L. een mes en bracht daarmee zijn zwager vijf steken toe. De ze zakte ineen en was binnen eenige oo- geublikken een lijk. 't Slachtoffer was een oppassend man, gehuwd en had 3 kinde ren. De dader is gevankelijk naar Turn hout gevoerd. Spoorwegdieven. Een avontuurlijke treinaanranding wordt uit Durban gemeld. Niet ver van de Pinetowabrug werd Maandagavond een poging gedaan, een van Pretoria komenden trein, in welks bagagewagen 12,000 pd. st. baar aanwezig waren, te plunderen. Vier gemaskerde ke rels sprongen in den wagen, bonden de beambten, duwden hun een prop in den mond en maakten zich gereed de geldkis ten te openen. Maar opeens kwamen in denzelfden wagen verborgen detectiven te voorschijn en na een kort gevecht konden drie roovers gekneveld worden, terwijl de aanvoerder, een bekende spoorwegdief, kon ontkomen. Een Boerenvriend schijnt prins Friedrich Leopold, een neef van den Duitschen Keizer, te zijn. Reeds meer malen gaf hij hiervan de duidelijkste bewijzen en thans heeft hij een nieuwen maatregel in zijn park te Glienicke, dicht bij Potsdam, ingevoerd, welke sterk spreekt voor zijn Boeren-sym- pathie. De parkwachters en portiers in het park droegen van oudscher de koninklijke Pruisische hofofficianten- uniform, een donkerblauwe frak met zilveren knoopen en een zilvergebor- duurde muts. Prins Friedrich Leopold heeft deze uniform afgeschaft. Hij pen- sionneerde oude beamten en nam jon ge mannen in de plaats, meest oud cavaleristen, die door hem gestoken werden in het Boerenkostuum. En zoo ziet men thans de wachters in het park te Glienicke in hun grauwe uniform, gele slobkousen met een groo ten slappen hoed. Het kleinste postkantoor ter we reld is gevestigd te Virginia, Califor- nië. Het bestaat uit een klein houten tentje en staat aan den weg naar San Diego. Van tijd tot tijd gaat de post meester er heen om de aankomst van een koetsier af te wachten. Niettegen staande het gebied bijna zoo groot is als ons land, wonen op deze opper vlakte slechts twaalf burgers, het aan tal brieven is aan het kantoor dus niet groot. Er worden ook geen brieven besteld. ledeieen brengt en haalt zijn post op bepaalde dugen. Naar het schijnt, is in Beemster een tweede erfenis Neeltje Pater opengevallen. Blijkens een openbaar proces-verbaal door notaris Doncau te Midden-Beemster opge maakt, zijn de aandeelen der diverse erf genamen van nu wijlen Klaas der Boer, overleden in 1860, uitgedrukt in een mil lioen driehonderd dertig duizend vijf hon derd en zestig gedeelten (zegge 1.330 560 gedeelten.) Als de erfenis dan maar groot genoeg is. Nachtrust. Vele doctoren zijn van gevoelen, dat de duur der nacht rust, die men gewoon is te nemen, zeer veel invloed heeft op den levens duur, en vrij algemeen nemen zij aan, dat minstens acht uren slaap per et maal voldoende is. Nu kan dat theoretisch ten opzichte van den gemiddelden mensch wel toe- fegeven worden, maar toch is opmer- elijk, dat de werkzaamste menschen van vroegeren en lateren tijd nooit acht uren per dag aan den slaap heb ben besteed. Zoo wijst men op James Leyge, pro fessor in de Chineesche taal aan de universiteit te Oxford, die eiken mor gen om 3 uur opstond, nooit langer dan vijf uren sliep en op 82-jarigen leeftijd stierf. Brunei een beroemd ingenieur, werk te het grootste deel van zijn leven twintig uren per dag. Hij had de ge woonte om, na een groot gedeelte van den nacht aan den arbeid te hebben besteed, twee of drie uren in zijn fauteuil te slapen, en als hij dan ont waakte, was hij dadelijk wedergereed om zijn werk te hervatten. Sir George Eliot, die naderhand lord Heatfield werd en die het opperbevel voerde hij het groote beleg van Gibral tar, dat niet minder dan vier jaren duurde, sliep nooit meer dan vier uren daags, doch dit belette hem niet om den ouderdom van vier-en- tachtig ja ren te bereiken. Ook Humboldt sliep, toen hij oud was, vier uren per etmaal, doch hij hield staande dat hij in zijn jongen tijd niet meer dan twee uren slaap noodig had. Het is bekend, hoe Littré leefde. Om 8 uur stond hij op om 9 uur begon hij zijn werkzaamheden tot het uur van het ontbijtom 1 uur hervatte hij den arbeid en zond hij zijne bijdra gen aan het „Journal des Savants", waaraan hij sedert 1855 geregeld me dewerkte van 3 tot 6 werkte hij aan zijn woordenboek, om 6 uur gebruikte hij het middagmaal en om 7 uur zet te hij zich weder aan den arbeid. Te middernacht hield hij even op, en nadat zijne vróuw en dochter zich ter ruste hadden begeven, vatte hij het werk weder op tot 3 uur 's mor- ges, doch 's zomers zette hij in den regel zijne studiën voort, tot de zon opging. Littré is bij deze levenswijze nog tachtig jaar geworden. Een evenredig verband tusschen den duur en de dagelijksche nachtrust schijnt dus niet te bestaan. Verstandige Musschen en dom me Menschen. De eigenaar eener Ame- rikaansche katoenplantage trachtte de musschen, die zijne struiken en boomen geducht toetakelden, op de volgende wijze te vangen. Hij liet brandewijn met suiker vermengen, tarwe daarme de bevochtigen, en de laatstgenoemde tusschen de katoenplan ten uitstrooien. De kleine schelmen lieten zich geen tweemaal noodigen, deze lekkernij op te smullen, en deden zich aan een weelderig ontbijt te goed. Gedurende 15 of 20 minuten ging alles bestmaar toen begonnen de vogeltjes zich zonder ling te gedragenzij fladderden als razend heen en weder, en lieten zich eindelijk op den grond vallen. Kort daarop kwam er een troep kinderen, die de kleine dronkaards in zakken opraapte. Maar... de andere musschen lieten zich op die plek niet meer zien! De menschen zijn niet zoo voorzich tig. Hoe meer slachtoffers door den alcohol worden gedood, des te meer liefhebbers vindt hij. Een witte raaf. Eenige dames te Nieuwe Niedorp, collecteerende voor het Generale Boeren hulpfonds, bezochten een arm vrouwtje, dat heelemaal niets van de zaak afwist, noch van den oorlog, noch van den vrede, niets! Dat klinkt waarlijk vreemd in deze dagen. Toen haar een en ander uitgelegd was, gaf ze blijmoedig haar dubbeltje. (O. H. Ct.) Onder het oog der politie is te Buda- pesth een merkwaardige diefstal gepleegd. De magistraat liet ter eere van het Int. Congres van hotelhouders de oevers van de Conau verlichten. De illuminatie gelukte zoo mooi, dat zij nog eens vertoond zou worden. Dus bleven de 4000 lampions hangen en een sterke macht politie werd er bij geplaatst om dieven op behoorlijken afstand te houden. De tweede illuminatie ging echter niet door en de magistraat besloot dus de lampions te laten afnemen. Van dit be sluit werd de wacht in kennis gesteld. Om 4 uur, heel in de vroegte, het was nog vrij donker, verscheen een sterke troep werklieden en pakte ijverig en beleidvol aan. Elke man bracht zoowat 100 lampions bij elkaar, tilde het vrachtje op den rug en eclipseerde. Binnen 10 minuten was de heele oever onttakeld. De agenten zagen kalm op den nijveren aibeid toe en vroegen niets, in de waan dat zij gemeen tewerklieden voor zich hadden. Maar een uur later rukten de arbeiders die werkelijk door de magistraten be steld waren, aan en ter plaatse gekomen, vonden zij wel verblufte roodkragen-ge- zichten, maar niet het kleinste lampion netje meer. De moderne Vrouw. Anna de S. L. in de Hollandsche Lelie aan Nini „Zeker, als gij behoefte hebt u „nuttig" te maken, kom dan vóóral hier in Den Haag wonen. Gij kunt hier 's ochtends al om 9 uur beginnen, met b. v. naar de een of andere kliniek te draven, om een dokter te ,,helpen"(?) Uw verdere morgen-uren kunt ge aan vullen door tentoonstellingen af te loopen om uzelf met „kunstkennis" te volmaken, of als gij meer van thuiszitten houdt, door 't schrijven van diepzinnige stukjes over de slechtheid van den man en zijn ver dorven aard, vergeleken bij dat hoogstaan de wezen, de moderne vrouw, 's Middags „vergadert" gij natuurlijk tot verbetering van den man, om hem van „drankmis bruik'' en andere vreeselijkheden te be- keersn, met behulp van „Vrouwenkies recht" enz. Als gij welbespraakt zijt, dan treedt ge ook zelve op in 't publiek en spreekt over „De Vrouwenquaestie". Tusschenin kunt ge nog eenige „cur sussen" afloopen, en des avonds studeeren voor 'teen of ander vak, dat tot hier'oe alleen door een man werd uitgeoefend, b. v. schoorsteenvegerNatuurlijk zult ge wel geen tijd hebben iets voor uw fa milie te wezen, uw moeder gezelschap te houden, uw jongere zusje te helpen wat komt dat er op aan Voor uw naaste familie moogt ge gerust een draak zijn, als ge maar „nuttig" zijt in de maat schappij." Heldhaftige Moeder. Een Ameri- kaansch blad verhaalt de volgende helden daad: Den 8sten Mei 1.1., toen de vreeselijke uitbarsting van den Mont Pelée, op Mar tinique, de stad Saint-Pierre met haar 30.000 inwoners vernietigde, lagen een groot aantal vaartuigen in de haven. Al le gingen te gronde en alle équipages kwamen om het leven met uitzondering van een dertigtal menschen, die door een Franschen kruiser werden gered. In één der vaartuigen, die door den regen van brandende asch binnen eenige oogenblik- ken in een vuurmantel werden gehuld, bevond zich eei jonge vrouw, die in haar armen een kind van nauwelijks één jaar hield. Deze vrouw en alle andere pas sagiers spelden naar de brug van het schip, daar de hitte in de hutten ondraaglijk was geworden. Op de brug moesten zij de moorddadige asch trotseeren, die door den vulkaan werd uitgebraakt. Hoewel de jonge moeder over het geheele lichaam brandwonden kreeg, lette zij er niet op. Zij had slechts één doelhaar kind te be schermen. En zij hield de kleine onder zich, hem aldus met haar lichaam beschut ting gevend. Men vond later de vrouw doody maar het kind leefde in haar armen. Bismarck's Studententijd. In de ge denkschriften van graaf Alexander Key- serling, den langjarigen vriend van Bis marck, welke dezer dagen verschenen en reeds door ons vermeld zijn leest men o.m. het volgende vermakelijke verhaal over Bismarck's Studententijd. Toen mevrouw Bismarck de hoogeschool te Berlijn zag, was zij zeer geroerd bij de gedachte dat hier „haar lieve Bismarck" als jong studentje in- en uitgegaan was en zeide zij aangedaan tot hem„Ach, daar ben je zeker eiken dag geweest?" „Nooit," antwoordde Bismarck bruusk. „Ja," voegde graaf Keyserling •rbij, „zoo is het; hij is er nooit geweest en op zijn examen bereidde hij zich in één week voor, en dan kwam hij er toch door. En als hij terugkwam, was hij woedend dat hij zoo veel geleerd had." Bismarck „Natuurlijk, naar het meeste wat ik geleerd had, vroeg men mij in het geheel niet. Ik had het mij nog veel min der druk moeten maken." SoldatenmishandelingZwitsersche bladen vertellen het volgende geval van soldatenmishandeling doer een majoor: Op een exercitieterrein te Bern waren aspi- rantonderofficieren onder leiding van een majoor van den generalen staf met gewe ren aan 't exerceeren. Een der aspiranten had verzuimd zijn geweer te ontladen. De instructeur wist dat, kwam stilletjes ach ter den nalatigen man, zekeren Gseller, en schoot het geweer af. Doch de aspirant, die op 't zelfde moment den majoor zoo vlak bij zich voelde, schrok en bewoog zich, waardoor de kogel in Gseller's bo venarm drong. Hij werd naar het hospi taal gebracht, maar doordat er stukjes van zijn jas meegekomen waren in de wond, ontstond een hevige ontsteking, zoo dat de arm waarschijnlijk zal moeten wor den afgezet. Begraving onder de sneeuw. In een verhandeling iu de Archives générales de médecine bespreekt dr. Ferrier eenige ge vallen van begraving onder sneeuw in de Alpen. Vier mannen hadden zes tot twaalf minuten onder de sneeuw doorgebracht en twee daarvan waren al dien tijd bij be wustzijn gebleven. Drie andere mannen waren twee en een half uur 1 tot 2 M. diep begraven geweest en slechts bij een van hen was kunstmatige ademhaling noo dig. Zij herstelden overigens allen in kor ten tijd. Het schijnt, dat de sneeuw tus schen de kristalletjes voldoende lucht be- VA IV mam VAIV UlTHUIZERMEEDEN, m Wpmhpr 10A9

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 3