Een goed hart.
geld brachten, was er ook eene van eene
drietal jonge dames uit Makkum. Toen
deze haar geld aangeboden hadden, vroe
gen ze. een quiiantie. Waarschijnlijk
een niet onaardig bedacht en gelukt mid
del om aan een paar interessante hand-
teekeningen te bekomen. Het publiek juich
te de jonge dames hartelijk toe.
De torens in Venetië. Volgens de
„Gazette di Venezia" dreigt de kerktoren
van San Stefano te Venetië, in te storten.
Men weet dat kort na den val van den
Marcustoren daarvan reeds sprake was,
maar men achtte het gevaar geweken. Om
te zien of er nog afwijking was in den
bouw, had men dan een marmeren zuil
er tegen geplaatst en nu heeft men gezien
dat deze gebarsten is. Eene tweede zuil
is weer gebarsten.
Op een trein geschoten. Te De
Steeg is ter hoogte van de Üiepesteeg op
den sneltrein, die om 10,7 uit Dieren
vertrekt, met een buks geschoten. De ko
gel verbrijzelde de ruit van een 2e-klasse-
coupé en ging rakelings langs liet hoold
van een der reizigers. De politie stelde
dadelijk een onderzoek in.
Geneesvrouwen. Blijkens eene
statistische opgaaf zijn er tegenwoordig
in Engeland 500 geneesvrouwen.
De mouw nog geweerd. In de te
Keulen te houden algemeene vergadering
van het „Gesellschaft für Sociale Reform"
zou Frl. Helene Simon, daartoe door het
bestuur uitgenoodigd, een voordracht hou
den over vrouwen- en kinderarbeid in fa
brieken. Maar er kwam niets vanDe
politie was van oordeel, dat het „Gesell
schaft" een politieke vereeniging is, waar
van vrouwen geen deel mogen uitmaken;
van het houden eener voordracht door een
dame mocht dus heelemaal geen sprake
wezen
Behalve „sociale reform" heeft de ver
eeniging nu natuurlijk ook de wensche-
lijkheid der wijziging of opheffing van der
gelijke ouderwetsche bepalingen bespro
ken, een onderwerp, dat bereids in
den Rijksdag aan de orde was.
Een studiereis. Een Zuid-Afrikaansch
diamanthandelaar, de heer Alfred Mosely,
die van de voortreffelijkheid der Ameri-
kaansche werkwijze overtuigd is, heeft
een twintigtal voorlieden van groote En-
gelsche fabrieKsinstellingen uitgenoodigd,
op zijn kosten gezamenlijk de Vereenigde
Staten te bereizen, om daar de arbeids
verhoudingen te leeren kennen. De stu
diereis, waai over rapport zal worden uit
gebracht, vangt in November aan, het op
onthoud in Amerika zal 4 of 5 weken
duren.
De Engelsche vakgenooten zijn wel wat
ongeloovig ten aanzien van de resultaten
dier reis. Daar zijn zij trouwens Engel-
schen voor.
Omgewaaid. Uit Stadskanaal schrijft
men
Juist met het passeeren der posttram van
12 uur waaide bij den Nijveenschen mond
een boom om. De zware stam kwam op
het voorbalkon van den wagen terecht,
die erg beschadigd werd. De koetsier M.
deed tamelijk ernstige kneuzingen op.
Een gezellige plaats. Te Oosterhout
(N. Br.), eene gemeente van ongeveer 11000
zielen, moesten dezer dagen aan 80 inge
zetenen, zitbriefjes worden uitgereikt, om
in de strafgevangenis te Breda, voor een
of meer dagen te gaan logeeren.
Mijnongeluk. Een verschrikkelijk
ongeluk is in een mijn nabij Pontyrillel
(Wales) gebeurd. Terwijl de dagploeg
naar boven ging, is de kooi, waarin de
werklieden zich bevonden, van den kabel
losgeraakt en tot een diepte van 230 M.
gevallen. Alle acht werklieden werden
onmiddellijk gedood.
Een wonderkind. In the Lancet be
schrijft dr. J. M. C. Gibbon een kind, met
stompjes van de vier ledematen geboren
Naar aanleiding daarvan herinnert het
zelfde tijdschrift aan twee merkwaardige
gevallen van dien aard. Mattheus Buchin-
ger, geboren te Nürnberg had iets langere
armstompen dan het wichtje, in the Lan
cet afgebeeld. Hij kon muziekinstrumen
ten bespelen, teekenen, schrijven, gooche
len en zich scheren. Bovendien heeft hij
elf kinderen uit vier huwelijken gehad.
Hij is 48 jaar oud geworden. Nog merk
waardiger was het parlementslid Arthur
Kavanagh, overleden 1891deze bezat van
armen en beenen slechts bovenste derde
gedeelten en kon schrijven, teekenen,
paardrijden en rijtuig besturen, schieten en
visschen.
Glas als bouwmateriaal. Glas als
bouwmateriaal voor huizen en in de eer
ste plaats ook voor hotels, is een beeld
van de toekomst, hetwelk de vroegere
directeur der wereldberoemde glasfabriek
te St. Gobain, Jules Henrivaux, voor on
twijfelbaar zeker aanneemt. Nog onlangs
heeft hij bij zekere gelegenheid zijn oor
deel daarover uitgesproken en gezegd, dat
voor het glas, naast zijn hedendaagsche
menigvuldige toepassing, als bouwmateriaal
nog een veel grootere toekomst is weg
gelegd. Hij noemt het juist het beste
bouwmatiaal voor woonhuizen, vooral in
den vorm van het nu kort geleden uit
gevonden steenglashet weerstandsvermo
gen hiervan overtreft ver het graniet
Zelfs moet dit glas beter bestand zijn
tegen krachtige hamerslagen dan marmer
en lijdt het zeer weinig door slijtage. Dit
glas kan volgens Henrivaux ondoorzichtig
en dan in elke gewenschte kleur worden
gefabriceerd en de grondstoffen daarvoor
zijn in buitengewonen voorraad voorhan
den. De glazen worden door hoefijzers te
zamen gehouden en de holle ruimten
binnen de wanden kunnen dienen tot
geleiding voor warme of koude lucht,
gas, electriciteit enz. Dat zulk een glas
huis een recht sterke bouw zou worden
van groot weerstandvermogen, is onge
twijfeld zeker, vooral omdat het glas
overal kan worden afgewasschen zonder
dat er vochtigheid achterblijft. De heer
Henrivaux wijst er op, dat het Paleis
Lumineux in zekere mate als voorbeeld
beschouwd kan worden van zijn glazen
toekomsthuis, en hij beweert, dat ook
zulk materiaal voor dakbedekking ver
de voorkeur verdient boven pannen.
Wanneer dit alles waar is, wat deze
Fransche technicus ervan zegt, dan zal
het spreekwoord minder vérstrekkend
worden, dat „wie in een glazen huis
woont, niet met steenen moet werpen".
Een vastende reuzenslangDe slan
gen zijn zeer grillig. Er zijn er die goed
eten er zijn er echter ook die met het
grootste genoegen een maand vasten. Er
zijn er zelfs die systematisch al het voed
sel weigeren, al zoekt men het allerverlei-
delijkste uit. Dit geldt natuurlijk voor
slangen in gevangenschap. In Parijs in de
menagerie van het Museum, heeft men
een slang uit Amerika, die 15 maanden
zonder eten bleef en een ratelslang, die
eerst na 26 maanden vastens haar voedsel
aannam.
De heer Vaillan, professor aan 't Museum,
vermeldt dat een slang van Madagascar,
die op het oogenblik nog leeft, 23 maan
den zonder voedsel bleef en dat een reuzen
slang eerst na 29 maanden voedsel aan
nam. Er zijn er die deze economische
leefwijze kunnen volhouden, maar do mees
ten eindigen met te sterven. Zoo ging
het met twee ratelslangen die, na drie en
vier jaar vastens, op zekeren dag rustig
stierven.
De 17den November 1899 kwam in de
menagerie van het Museum een prachtige
reuzenslang in Japan gevangen. De heer
M. J. Pellegrin, belast met de zorg over
de reptielen van het Museum, deelt hier
over het volgende mee aan de «Société
Zoölogique.
Deze slang was 6 Meter 45 cM. lang;
haar kleur was levendig en schitterend,
haar omvang enorm, haar beweeglijkheid
verried een uitstekende gezondheid. Men
bood haar de grootste verscheidenheid van
voedsel aan en zij weigerde steedsscha
pen uit Dahomey, lammeren, ganzen, een
den, konijnen. Zij versmaadde alles. Som
tijds worgde zij een van die dieren, maar
zij liet het toch steeds weer liggen.
Deze reuzenslang werd zorgvuldig waar
genomen door den heer Pellegrin, ten eer
ste in de hoop haar te beletten van hon
ger te sterven, zooals die, waarvan zoo
even sprake, was en verder, ten einde te
onderzoeken hoe groot de gewichtsver
mindering van het dier was toen het van
honger stierf, of wel, na welke gewichts
vermindering van het dier niet meer kon
leven. Het is duidelijk dat in een derge
lijk geval, de slang zich zelf opeet.
Wanneer is zij ver genoeg uitgeteerd
dat de dood er op volgt?
Volgens oude proeven van Chassat te
Genève, eveneens gedaan met koudbloedi
ge dieren, treedt de dood eerst in, wan
neer het dier 40 a 50 percent van zijn
oorspronkelijk gewicht verloren heeft d
w. z. wanneer het de helft van zichzelf
verslonden heeft.
De heer Pellegrin is tot de volgende re
sultaten gekomen bij de slangen.
Vele dezer dieren sterven zoodra het
gewicht ongeveer met 38 percent is afge
nomen. Dit was alleen het geval bij totaal
vasten, d.w.z. niet eten en niet drinken.
Wanneer de dieren wel mochten drinken,
dan trad de dood eerst in, wanneer de
gewichtsvermindering 43 percent bedroeg
maar de levensduur was bij deze dieren
ongeveer viermaal zoolang als hij de slan
gen die in 't geheel geen water kregen.
De reuzenslang van het museum at niet,
maar baadde zich van tijd tot tijd in haar
bassin, wat natuurlijk haar leven verleng
de. Ten slotte zag men haar heur krach
ten verliezen en werd zij aanmerkelijk
magerder. De zoo levendige kleur van de
slang verdween, om plaats te maken voor
een dofle grijsachtige tint.
In het begin van het jaar 1902 was zij
verbazend mager geworden. Gevoelloos en
onbewegelijk lag zij opgerold in een hoek
van haar kooi. Men trachtte haar eieren
in de keel te gieten, doch zonder gevolg
Langzaam en achtereenvolgens stierven de
verschillende organen af. De groote reu
zenslang overleed den 20n April 1902 dus
na 2 jaar 5 maanden en 3 dagen vastens
Het dier, waarvan het gewicht bij zijne
komst 75 KG. was, woog na zijn dood
niet meer dan 27 KG. Het gewichtsver
lies was dus 48 KG. d.i. twee derde van
het oorspronkelijke gewicht of 66 percent
Men kan dus aannemen dat, tenminste
bij zekere groote slangensoorten die vrij
willig vasten, de dood eerst komt wan
neer de gewichtsvermindering veel groo
ter is dan men tot nu toe mogelijk achtte
Burgerlijke Stand.
Ter Neazen. Huwelijks-aangiften. 29.
Jan van de Wege, 26 j., jm. en Elisabeth
Vercouteren, 23 j., jd. 3. Anthonie Cor-
nelis Harte, 27 j., jin. en Maria van Dijke,
28 jjd. Samuel Jacob Gazan, 28j.,jm.
en Maria Koster, 21 jjd.
Huwelijks-Voltrekkingen. 2. Augustus
Bernardus de Coninck, 26 j., jm. en Elisa
beth Maria de Meijer. 21 j., jd. Nicolaas
Johannes Acke, 22 j., jm. en Maria de
Fouw, 25 j., jd. Augustus te Dunne, 30
jm. en Tanneke Pieternella Kaan 31
jd-
Geboorten. 28. Mels, z. van Jacobus
Oppeneer en Tanneke van Tatenhove. 29.
Helena, d. van Constantijn Cornelis Nobels
en Adriana Eliza Hijpers. Henriette Adri-
ana, d. van Johannes Franciscus van Riet
en Anna Theodora van der Vorst. 30.
Maria Cornelia, d. van Adriaan de Fouw
en Janna van der Pijl. 1. Janneke Maria,
d. van Hendrik Willem van Aalst en Fran-
Qoise Reigel.
Overlijden 23. Antonie Cornelis van
Driel 39 j., echtg. van Leuntje Wieland.
29. Karei de KoetjèY, 78 -j echtg. van
Maria Anna Tholens. Jacob Arie IJzerman,
3 mnd., z. van Jacob en Hendrica Saaman.
1. Alouisius Leon Kesbeke, 2 mnd., z. van
Qharles Ludovicus en Anna Catharina van
Duijse. 3. Minicus 't Gilde, 15 d., z. van
Abraham eD Susanna Cornelia Wisse. 4.
Willem Cornelis van Loo, 20 j„ z. van
Maria Broecke.
Hulst. Geboorten. 17. Franciscus Johan
nes Adrianus, z. van Franciscus Alphon-
sius Ferket en Euphemia de Waal. 17. Jan
Francies, z. van Camillus Bosschaert en
Maria Catharina de Kraker. 17. Maria
Gerarda, d. van Johannes Petrus Lebbinck
en Sophia van de Velde. 18. Isabella Na-
thalia d. van Laurentius Anthonius Blom-
maert en Maria van der Walle. 30. Hele
na Sophia Johanna d. van Emilius Cattoir
en Maria Helena de Boij. 30. Jan Joseph
Petrus Maria z. van Josephus Franciscus
Rottier en Maria Louisa Fricot. 27. Chris
tina, d. van Charles Louis Blommaert en
Anna Catharina Philomena Michielsen.
Overlijden. 19. Sophia Mangnus, 66 j.,
echtg. van Jacobus Maas.
Hontenisse. Huwelijks-Aangiften. 19.
Bernardus Johannes Marie Thomaes 26 j.,
jm. en Leonie Marie Fassaert 25 j., jd. 26.
Petrus Antonius Strobbe 20 j., jm. en
Louisa Scheirlinck 20 j., jd.
Huwelijks-Voltrekkingen. 20. Johannes
Jacobus Franciscus Teepen 31 j., jm. en
Maria Geertruida ven Dijen 33 j., id. 20.
Augustus Baert 44j.,jm. en Ida Catharina
Vioen 31 j., jd.
Geboorten. 21. Emma Maria, d. van
Augustus van Damme en Leontina Maria
van Hooije. 23. Louisa Maria, d. van Vic
tor Lauwers en Maria Catharina van Bou-
wel. 26. Josephina Therisa, d. van Gillis
Francies Leenknegt en Rozalia Pardaan.
28. Alouisius Petrus, z. van Josephus van
Ombergen en Anna Catharina Gordijn. 28.
Josephus Petrus z. van Josephus van Om
bergen en Anna Catharina Gordijn. 29.
Eduardus, z. van Aloijsius Sloot en Ludo-
vica de Gijsel.
Overlijden. 16. Judoca Maria Herrewegh
1 m., d. van Theophilus en Apolonia Lou
isa Heije. 17. Desiré |Bun 15 d., z van
Jan Prancies en Cornelia Stoelen. 19. Leo
de Klerk 5 m., z. van Jan Francies de
en Maria Louiza de Bakker. 25. Jan Fran
cies du Bois 77 j., echtg. van Anna Maria
Baart.
Stopi>el<lijit. Huwelijks-Voltrekkin
gen. 27. Antonius Wauters, 36 j., jm. en
Johanna van den Berge.
Geboorten. 17. Levinus z. van Johannes
Ludovicus Jacobs en Anna Catharina
Rosier.
Overlijden. 15. Anna Maria Compiet 46
j., echtg. van Jan Francies van Campen.
18. Christina Flips, 89 weduwn. van Pie-
ter Johanna Nijs.
YVesttlorpe. Hu welijks-Voltrekkingen
20. Désiré Huyghe 27 j., jm. (van Sel-
zaete) en Eliza Maria van Troost 22 j., jd.
Geboorten. 19. Bertha Maria, d. van
Charles Ludovicus Verhoosel en Maria
Phairailda van Hecke. 24. Magdalena Na-
thalia Louisa d. van Prudent Oderij en
Florence de Bouver. 25. Petrus Hendricus,
z. van Henri Kalle en Virgenie Dumez.
30. Prudent z. van Eduardus de Tollenaar
en Maria Francisca van Laere.
Mengelwerk.
Een helder winterzonnetje op de be
sneeuwde straat; de wegen glad, glij
baantjes overal. Een arme, oude stak
ker aan de deur van eene burgerwo
ningde schel gaat over; tingeling!..
't Is een gebogen gestalte, de zeven
tigjarige met weinig, grijzend haar on
der de versleten wintermuts slordig
uithangende; armelijke plunje om de
dunne leden, een tasch op zij, een stok
in de hand...
De deur wordt geopend door de vrouw
des huizes.
„Och, juffrouw, begint de stakker
met betraand oog, wat ben ik daar zoo
juist te pas gekomen van wegens de
gladheid van den weg; och, och, wrat
ben 'k gevallen. Ze moesten me ginder
op den hoek binnendragen 'k kon met
geen mogelijkheid overend komen en
op m'n beenen niet staan eerst. Goeie
menschen, daar ginder. Ze hebben me
een kop koffie gegeven en toen ben 'k
zoo wat bekommen. Maar, o, o,'tdoet
me nog, nog zeer 'k heb m'n arm be
zeerd, dat voel ik wel. Och, wat is 't
een spul! Heere, Heere!"
De goedige juffrouw troost den arme
en geeft den stakker eene kleinigheid.
„Nu haal je ginder bij den apotheker
voor een dubbeltje boórzalf, dat strijk
je over de wonde en dan een linnen
lap er om. Heb je oud linnen"
„Ja wel, juffrouw 'k heb nog wel
een oud, versleten hemd liggen. Dat
kan wel
Ja, dat 's al heel goed.
„God zal je loonen zegt de oude en
strompelt voorzichtig de stoep af naar
de volgende woning."
Voorzichtig maar aan, maant de juf
frouw en sluit de deur..,
Tingeling gaat de schel weer...
Weer opent de juffrouw de pas ge
sloten deur. Een heel andere figuur dan
zoo even. Een klein, tenger vrouwtje,
vlug en levendig, met een mager en
spits gezichtje en heldere kijkertjes in
't dappere kopje. Ze is arm, maar zin
delijk in de kleeren.
„Je komt zeker ook om een aal
moes
„Eigenlijk wel graag, dat 's zeker
juffermaar hij heeft 't meer noodig,
de stakker."
En vlug strekt ze de hand uit naar
den armen stumper van juist, die daar
een paar huizen verder op z'n stokje
leunende, heenstrompelt.
„Ja, zie je, juffer, ik ken 'm goed,
't is een oude stakker, ja, dat is ie.
Hij woont naast me 'k ben al jaren
z'n buurvrouw. Och, Heere! en ze
maakt eene meewarige beweging met
hand en hoofd, och Heere! 't is zoo'n
stakker! Hij sukkelt maar altijd zoo
door met z'n hoofd. Ja, ja juffer, 't is
watarm en oud en dan altijd allee-
nig
„Van morgen kwam ik hem, ach
ter z'n karretje, op den weg tegen.
Hij was van wegens de gladdigheid op
straat gevallen, ,,'k Heb 'm weer over
end geholpen, 'k Zeg nog zoo tegen
den stakker Wat doe jij nou ook op
den weg met zoo'n glijerigheid!"
„Ja, buurvrouw, motten is ook wat!
zeit ie."
„Nou ja, hij moet het dan eigenlijk
ook wel: 'tis z'n dag om centen op
te halen bij z'n klanten. Ik zei tegen
'mmaar je menschen kunnen die cen
ten toch ook wel tot morgen of later
bewaren".
„Ja, zeit ie zuchtende, dat kon mis
schien ook wel."
„Och juffer, 't is een spul met den
stakker. Kom laat ik je dat eens ver
tellen. Hij is oud en alleenig ik
ben dan nog jong; jong, nou ja, dat
's te zeggen, 'k ben drieeenvijftig hij
is, wil 'k maar zeggen heelemaal
alleenig en heeft een gulden onder
stand van de heeren in de week. Ik
heb om van men eigens te spreken een
man en ik zwijg dus.
M'n man verdient nietsgeen centen
hij zit zonder eten. Ja zie je om nou
eerlijk de waarheid te zeggen m'n man
ging vroeger altijd met een harmonica
langs de deur en al zeg ik 't zelf, 't is
een grappenmaker, m'n vent, en hij
kan geld verdienen as water, Kees
mot je weten dan drinkt hij 'took as
water, weer op. Dan gaat ie naar de
kroeg en dan zijn er altijd die 'm zeg
gen toe Kees, zoo heet m'n man, toe
Kees speel nog ereis 'n moppie. En
dan speelt Kees en dan maakt ie d'r
muziek. Dan geven ze hem een borrel
ën dan drinkt hij z'n eigen centen er
ook nog bij op.
Zoo gebeurde 't vroeger keer op keer.
Dan kwam er op 'tend ruzie en spul
van.
Dan kreeg ie percesverbaal en dan
most ie een week wat of een paar
maand zitten.
En dan was ie leelijk, heel leelijk
tegen me als hij thuis kwam. En
dat kon 'k niet hebben van 'm. En
toen zeg ik op 'n avond tegen hem
„Hoe kan je nu weer zoo leelijk tegen
me wezen, Kees nou krijg je eten voor
niets en ik krijg alle weken veertig
cent onderstand omdat ik geen man
heb. Zoo troostte ik 'm dan maar.
„Maar zie, juffer, dat ie dan zoo
leelijk tegen me was daar had ik in
m'n hart toch een hekel aan. En nou
heb ik 'm dan zoover gekregen dat ie
niet meer met de harmonica gaat.
„Als ik nou 's avonds moe thuis kom,
dan zegt m'n man tegen me; „Wacht
maar vrouw!" Hij heeft de koffie dan
klaar. En dan speelt ie een moppie op
de harmonica en dan heb ik plezier
en 'k geloof hij ook. En dan zegt ie:
„vrouw zoo is 't toch nog beter dan
in de kroeg eert proces-verbaal krijgen
en in den bak te zitten!"
„En loop ik met negotie of een bak-
kerskorf, dan heb ik tenminste vree
in m'n huis en nou lach ik om 'm, as
ie kunsten maakt, in plaats van ande
ren. Ik eet dan nog liever brood zon
der botter met plezier, dan altijd spul
en herrie in huis te hebben.
„Ja, juffer, anders liep ik niet met
den korf. Vroeger ging 'k uit werken
bij de lui, maar 'k heb beeneter aan
de hand gehad ze trekt een heel
groote gebreide handschoen uit en laat
een akelig verwrongen hand zien met
veel dichtgenaaide wonden enkele
beentjes zijn er uitgesneden juffer! Uit
werken kan ik nou niet meer, dat
ziet de juffer wel, want die hand staat
altijd krom. Eerst stond ie nog wel
recht, maar dat was zoo lastig voor
me, zei de dokter, om redenswille, dat
ik me dan zoo licht stootte tegen die
hand en toen heeft de dokter, ie is
nou al dood, juffer, 'm maar krom ge
draaid. „Nou stoot je die hand niet. zoo
licht, zeit ie tegen me.
„Uit werken kan ik nou niet meer.
Als de juffer soms nog een oud stuk
kleer heeft liggen.voor me, ik kan
't altijd van pas maken". En ze tipt
haar dunnen rok op. „Dat 's een oude
brok, dat ziet de juffer wel, allemaal
lappen erop, maar schoon en heel, al
zeg ik 't zelf. De juffer kon er nog
eens een oud stuk hebben liggen, 'k
kan 't altijd gebruiken Kinder heb ik
wel niet. Ja, 'k heb er een, maar die
is getrouwd, en die is ook arm en die
heeft kinder in soorten. Dus, 'k wil
maar zeggen, als de juffer 't een of
ander heeft 't kan niet schelen of
't te groot of te klein is dan past
het altijd.
,,'t Is met m'n dochter anders als
vroeger met mij. 'k Zal 't nooit verge
ten. Och, Heere, juffer! laat ik je dat
nog 'reis vertellen.
„Toen ik pas met den korf liep,
kwam ik dan eens bij den dominé z'n
vrouw. En toen zeit die tegen me
„Al weer een met den korf"? 'k Zeg:
„ja mevrouw"! „Wat wou je"?
'kZeg: „mevrouw ook wat noodig?"
„Heb je ook een man? En ook kin
dertjes? Ik zeg: „ja mevrouw, ik heb
een kind". En toen vroeg ze mij nog
eens: „hoeveel kindertjes" En toen
dacht ik zoo bij me zelfhad ik maar
zes gezeid. Maar 't was de eerlijke
waarheid, 'k had er maar één en ik zei
weer: één mevrouw"
Toe zei ze tegen me: „Nu ben jij de
eerste van allen, die hier met den korf
zijn geweest, die een man heeft, dat
had ik mevrouw ook verteld, en
maar één kind. U geloof ik. Kom jij
nu morgen maar weer, dan zal ik
wat goed bij mekaar zoeken". En den
anderen morgen kreeg ik me een bun
del goed, Heere bewaar me'k kon
m'n oogen haast niet gelooven. 'k Heb
wel tien keer: „dank je wel, mevrouw!"
gezeid.
„Zie, juffer, maar nou is 't anders.
„Is 't voor mij niet goed, dan is 't
goed voor m'n dochter haar kinders.
Dus als de juffer ereis wat hebben
mocht?
„Verleden winter kreeg ik van
iemand een paar oude, vilten pantoffels;
ik had nog al last van open voeten.
De juffer, die ze me gaf, zei tegen me
nu wil ik ook graag zien, dat je ze
draagt! Dat zal de juffer gauw genoeg
zien, zeg ik.
,,'k Zei toen 's avonds tegen m'n
man, toen 'k met die warme dingen
thuis kwam: nu zal je me eens zien
met dingen aan de voeten, zooals je
me nog nooit gezien heb. 'k Liet 'm
de vilten pantoffels zienze waren bo
ven wat stuk.
„M'n man zegt zoo tegen me: heb
je geen stuk van een oude broek of
zoo iets Maar 't moet sterk wezen
Toen heeft m'n man de pantoffels op
gelapt en zoo mooi, of ie schoenmaker
was.
„Nu zei de juffer, die ze me gege
ven had, hoe is 't? 'k Heb je nog
nooit met de warme pantoffels gezien,
vrouwtjedraag je ze niet heb ze nooit
aan. Maar toen m'n man ze klaar
had, juffer, zeit ie tegen me: daar
blijf jij nu met de vingers af, die heb
ik nou voor m'n eigens zoo mooi op
gelapt. Dan ben ik ook eens de piet!
Want ik heb nog een oud buis gekre
gen en een oude broek en als 't nu
droog weer is, dan komen daar de pan
toffels bij aan en dan is ie.zoo in z'n
schik, want ie heeft nog nooit van z'n
leven vilten pantoffels gehad.
„Och, och, als ie maar schik heeft,
dan ben ik ook tevreden. Maar dat
ie leelijk in huis voor me zou wezen,
nee, juffer, daar kan 'k niet tegen.
„We hebben mekaar eenmaal en we
motten mekaar ook liefhebben, is 't
zoo niet, jufier"?
„Ja, dat hoort ook zoo", zei de juf
fer.
„Zoo is 't", snapt de aardige praat
ster en ontvangt een dubbele aalmoes.
Opgewekt en vroolijk gaat ze heen
met een hartelijk„God zal je loonen,
juffer!"
Heerenveen H. J. Duffels.
Centr.
Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddorpe.