Een goed hart. geld brachten, was er ook eene van eene drietal jonge dames uit Makkum. Toen deze haar geld aangeboden hadden, vroe gen ze. een quiiantie. Waarschijnlijk een niet onaardig bedacht en gelukt mid del om aan een paar interessante hand- teekeningen te bekomen. Het publiek juich te de jonge dames hartelijk toe. De torens in Venetië. Volgens de „Gazette di Venezia" dreigt de kerktoren van San Stefano te Venetië, in te storten. Men weet dat kort na den val van den Marcustoren daarvan reeds sprake was, maar men achtte het gevaar geweken. Om te zien of er nog afwijking was in den bouw, had men dan een marmeren zuil er tegen geplaatst en nu heeft men gezien dat deze gebarsten is. Eene tweede zuil is weer gebarsten. Op een trein geschoten. Te De Steeg is ter hoogte van de Üiepesteeg op den sneltrein, die om 10,7 uit Dieren vertrekt, met een buks geschoten. De ko gel verbrijzelde de ruit van een 2e-klasse- coupé en ging rakelings langs liet hoold van een der reizigers. De politie stelde dadelijk een onderzoek in. Geneesvrouwen. Blijkens eene statistische opgaaf zijn er tegenwoordig in Engeland 500 geneesvrouwen. De mouw nog geweerd. In de te Keulen te houden algemeene vergadering van het „Gesellschaft für Sociale Reform" zou Frl. Helene Simon, daartoe door het bestuur uitgenoodigd, een voordracht hou den over vrouwen- en kinderarbeid in fa brieken. Maar er kwam niets vanDe politie was van oordeel, dat het „Gesell schaft" een politieke vereeniging is, waar van vrouwen geen deel mogen uitmaken; van het houden eener voordracht door een dame mocht dus heelemaal geen sprake wezen Behalve „sociale reform" heeft de ver eeniging nu natuurlijk ook de wensche- lijkheid der wijziging of opheffing van der gelijke ouderwetsche bepalingen bespro ken, een onderwerp, dat bereids in den Rijksdag aan de orde was. Een studiereis. Een Zuid-Afrikaansch diamanthandelaar, de heer Alfred Mosely, die van de voortreffelijkheid der Ameri- kaansche werkwijze overtuigd is, heeft een twintigtal voorlieden van groote En- gelsche fabrieKsinstellingen uitgenoodigd, op zijn kosten gezamenlijk de Vereenigde Staten te bereizen, om daar de arbeids verhoudingen te leeren kennen. De stu diereis, waai over rapport zal worden uit gebracht, vangt in November aan, het op onthoud in Amerika zal 4 of 5 weken duren. De Engelsche vakgenooten zijn wel wat ongeloovig ten aanzien van de resultaten dier reis. Daar zijn zij trouwens Engel- schen voor. Omgewaaid. Uit Stadskanaal schrijft men Juist met het passeeren der posttram van 12 uur waaide bij den Nijveenschen mond een boom om. De zware stam kwam op het voorbalkon van den wagen terecht, die erg beschadigd werd. De koetsier M. deed tamelijk ernstige kneuzingen op. Een gezellige plaats. Te Oosterhout (N. Br.), eene gemeente van ongeveer 11000 zielen, moesten dezer dagen aan 80 inge zetenen, zitbriefjes worden uitgereikt, om in de strafgevangenis te Breda, voor een of meer dagen te gaan logeeren. Mijnongeluk. Een verschrikkelijk ongeluk is in een mijn nabij Pontyrillel (Wales) gebeurd. Terwijl de dagploeg naar boven ging, is de kooi, waarin de werklieden zich bevonden, van den kabel losgeraakt en tot een diepte van 230 M. gevallen. Alle acht werklieden werden onmiddellijk gedood. Een wonderkind. In the Lancet be schrijft dr. J. M. C. Gibbon een kind, met stompjes van de vier ledematen geboren Naar aanleiding daarvan herinnert het zelfde tijdschrift aan twee merkwaardige gevallen van dien aard. Mattheus Buchin- ger, geboren te Nürnberg had iets langere armstompen dan het wichtje, in the Lan cet afgebeeld. Hij kon muziekinstrumen ten bespelen, teekenen, schrijven, gooche len en zich scheren. Bovendien heeft hij elf kinderen uit vier huwelijken gehad. Hij is 48 jaar oud geworden. Nog merk waardiger was het parlementslid Arthur Kavanagh, overleden 1891deze bezat van armen en beenen slechts bovenste derde gedeelten en kon schrijven, teekenen, paardrijden en rijtuig besturen, schieten en visschen. Glas als bouwmateriaal. Glas als bouwmateriaal voor huizen en in de eer ste plaats ook voor hotels, is een beeld van de toekomst, hetwelk de vroegere directeur der wereldberoemde glasfabriek te St. Gobain, Jules Henrivaux, voor on twijfelbaar zeker aanneemt. Nog onlangs heeft hij bij zekere gelegenheid zijn oor deel daarover uitgesproken en gezegd, dat voor het glas, naast zijn hedendaagsche menigvuldige toepassing, als bouwmateriaal nog een veel grootere toekomst is weg gelegd. Hij noemt het juist het beste bouwmatiaal voor woonhuizen, vooral in den vorm van het nu kort geleden uit gevonden steenglashet weerstandsvermo gen hiervan overtreft ver het graniet Zelfs moet dit glas beter bestand zijn tegen krachtige hamerslagen dan marmer en lijdt het zeer weinig door slijtage. Dit glas kan volgens Henrivaux ondoorzichtig en dan in elke gewenschte kleur worden gefabriceerd en de grondstoffen daarvoor zijn in buitengewonen voorraad voorhan den. De glazen worden door hoefijzers te zamen gehouden en de holle ruimten binnen de wanden kunnen dienen tot geleiding voor warme of koude lucht, gas, electriciteit enz. Dat zulk een glas huis een recht sterke bouw zou worden van groot weerstandvermogen, is onge twijfeld zeker, vooral omdat het glas overal kan worden afgewasschen zonder dat er vochtigheid achterblijft. De heer Henrivaux wijst er op, dat het Paleis Lumineux in zekere mate als voorbeeld beschouwd kan worden van zijn glazen toekomsthuis, en hij beweert, dat ook zulk materiaal voor dakbedekking ver de voorkeur verdient boven pannen. Wanneer dit alles waar is, wat deze Fransche technicus ervan zegt, dan zal het spreekwoord minder vérstrekkend worden, dat „wie in een glazen huis woont, niet met steenen moet werpen". Een vastende reuzenslangDe slan gen zijn zeer grillig. Er zijn er die goed eten er zijn er echter ook die met het grootste genoegen een maand vasten. Er zijn er zelfs die systematisch al het voed sel weigeren, al zoekt men het allerverlei- delijkste uit. Dit geldt natuurlijk voor slangen in gevangenschap. In Parijs in de menagerie van het Museum, heeft men een slang uit Amerika, die 15 maanden zonder eten bleef en een ratelslang, die eerst na 26 maanden vastens haar voedsel aannam. De heer Vaillan, professor aan 't Museum, vermeldt dat een slang van Madagascar, die op het oogenblik nog leeft, 23 maan den zonder voedsel bleef en dat een reuzen slang eerst na 29 maanden voedsel aan nam. Er zijn er die deze economische leefwijze kunnen volhouden, maar do mees ten eindigen met te sterven. Zoo ging het met twee ratelslangen die, na drie en vier jaar vastens, op zekeren dag rustig stierven. De 17den November 1899 kwam in de menagerie van het Museum een prachtige reuzenslang in Japan gevangen. De heer M. J. Pellegrin, belast met de zorg over de reptielen van het Museum, deelt hier over het volgende mee aan de «Société Zoölogique. Deze slang was 6 Meter 45 cM. lang; haar kleur was levendig en schitterend, haar omvang enorm, haar beweeglijkheid verried een uitstekende gezondheid. Men bood haar de grootste verscheidenheid van voedsel aan en zij weigerde steedsscha pen uit Dahomey, lammeren, ganzen, een den, konijnen. Zij versmaadde alles. Som tijds worgde zij een van die dieren, maar zij liet het toch steeds weer liggen. Deze reuzenslang werd zorgvuldig waar genomen door den heer Pellegrin, ten eer ste in de hoop haar te beletten van hon ger te sterven, zooals die, waarvan zoo even sprake, was en verder, ten einde te onderzoeken hoe groot de gewichtsver mindering van het dier was toen het van honger stierf, of wel, na welke gewichts vermindering van het dier niet meer kon leven. Het is duidelijk dat in een derge lijk geval, de slang zich zelf opeet. Wanneer is zij ver genoeg uitgeteerd dat de dood er op volgt? Volgens oude proeven van Chassat te Genève, eveneens gedaan met koudbloedi ge dieren, treedt de dood eerst in, wan neer het dier 40 a 50 percent van zijn oorspronkelijk gewicht verloren heeft d w. z. wanneer het de helft van zichzelf verslonden heeft. De heer Pellegrin is tot de volgende re sultaten gekomen bij de slangen. Vele dezer dieren sterven zoodra het gewicht ongeveer met 38 percent is afge nomen. Dit was alleen het geval bij totaal vasten, d.w.z. niet eten en niet drinken. Wanneer de dieren wel mochten drinken, dan trad de dood eerst in, wanneer de gewichtsvermindering 43 percent bedroeg maar de levensduur was bij deze dieren ongeveer viermaal zoolang als hij de slan gen die in 't geheel geen water kregen. De reuzenslang van het museum at niet, maar baadde zich van tijd tot tijd in haar bassin, wat natuurlijk haar leven verleng de. Ten slotte zag men haar heur krach ten verliezen en werd zij aanmerkelijk magerder. De zoo levendige kleur van de slang verdween, om plaats te maken voor een dofle grijsachtige tint. In het begin van het jaar 1902 was zij verbazend mager geworden. Gevoelloos en onbewegelijk lag zij opgerold in een hoek van haar kooi. Men trachtte haar eieren in de keel te gieten, doch zonder gevolg Langzaam en achtereenvolgens stierven de verschillende organen af. De groote reu zenslang overleed den 20n April 1902 dus na 2 jaar 5 maanden en 3 dagen vastens Het dier, waarvan het gewicht bij zijne komst 75 KG. was, woog na zijn dood niet meer dan 27 KG. Het gewichtsver lies was dus 48 KG. d.i. twee derde van het oorspronkelijke gewicht of 66 percent Men kan dus aannemen dat, tenminste bij zekere groote slangensoorten die vrij willig vasten, de dood eerst komt wan neer de gewichtsvermindering veel groo ter is dan men tot nu toe mogelijk achtte Burgerlijke Stand. Ter Neazen. Huwelijks-aangiften. 29. Jan van de Wege, 26 j., jm. en Elisabeth Vercouteren, 23 j., jd. 3. Anthonie Cor- nelis Harte, 27 j., jin. en Maria van Dijke, 28 jjd. Samuel Jacob Gazan, 28j.,jm. en Maria Koster, 21 jjd. Huwelijks-Voltrekkingen. 2. Augustus Bernardus de Coninck, 26 j., jm. en Elisa beth Maria de Meijer. 21 j., jd. Nicolaas Johannes Acke, 22 j., jm. en Maria de Fouw, 25 j., jd. Augustus te Dunne, 30 jm. en Tanneke Pieternella Kaan 31 jd- Geboorten. 28. Mels, z. van Jacobus Oppeneer en Tanneke van Tatenhove. 29. Helena, d. van Constantijn Cornelis Nobels en Adriana Eliza Hijpers. Henriette Adri- ana, d. van Johannes Franciscus van Riet en Anna Theodora van der Vorst. 30. Maria Cornelia, d. van Adriaan de Fouw en Janna van der Pijl. 1. Janneke Maria, d. van Hendrik Willem van Aalst en Fran- Qoise Reigel. Overlijden 23. Antonie Cornelis van Driel 39 j., echtg. van Leuntje Wieland. 29. Karei de KoetjèY, 78 -j echtg. van Maria Anna Tholens. Jacob Arie IJzerman, 3 mnd., z. van Jacob en Hendrica Saaman. 1. Alouisius Leon Kesbeke, 2 mnd., z. van Qharles Ludovicus en Anna Catharina van Duijse. 3. Minicus 't Gilde, 15 d., z. van Abraham eD Susanna Cornelia Wisse. 4. Willem Cornelis van Loo, 20 j„ z. van Maria Broecke. Hulst. Geboorten. 17. Franciscus Johan nes Adrianus, z. van Franciscus Alphon- sius Ferket en Euphemia de Waal. 17. Jan Francies, z. van Camillus Bosschaert en Maria Catharina de Kraker. 17. Maria Gerarda, d. van Johannes Petrus Lebbinck en Sophia van de Velde. 18. Isabella Na- thalia d. van Laurentius Anthonius Blom- maert en Maria van der Walle. 30. Hele na Sophia Johanna d. van Emilius Cattoir en Maria Helena de Boij. 30. Jan Joseph Petrus Maria z. van Josephus Franciscus Rottier en Maria Louisa Fricot. 27. Chris tina, d. van Charles Louis Blommaert en Anna Catharina Philomena Michielsen. Overlijden. 19. Sophia Mangnus, 66 j., echtg. van Jacobus Maas. Hontenisse. Huwelijks-Aangiften. 19. Bernardus Johannes Marie Thomaes 26 j., jm. en Leonie Marie Fassaert 25 j., jd. 26. Petrus Antonius Strobbe 20 j., jm. en Louisa Scheirlinck 20 j., jd. Huwelijks-Voltrekkingen. 20. Johannes Jacobus Franciscus Teepen 31 j., jm. en Maria Geertruida ven Dijen 33 j., id. 20. Augustus Baert 44j.,jm. en Ida Catharina Vioen 31 j., jd. Geboorten. 21. Emma Maria, d. van Augustus van Damme en Leontina Maria van Hooije. 23. Louisa Maria, d. van Vic tor Lauwers en Maria Catharina van Bou- wel. 26. Josephina Therisa, d. van Gillis Francies Leenknegt en Rozalia Pardaan. 28. Alouisius Petrus, z. van Josephus van Ombergen en Anna Catharina Gordijn. 28. Josephus Petrus z. van Josephus van Om bergen en Anna Catharina Gordijn. 29. Eduardus, z. van Aloijsius Sloot en Ludo- vica de Gijsel. Overlijden. 16. Judoca Maria Herrewegh 1 m., d. van Theophilus en Apolonia Lou isa Heije. 17. Desiré |Bun 15 d., z van Jan Prancies en Cornelia Stoelen. 19. Leo de Klerk 5 m., z. van Jan Francies de en Maria Louiza de Bakker. 25. Jan Fran cies du Bois 77 j., echtg. van Anna Maria Baart. Stopi>el<lijit. Huwelijks-Voltrekkin gen. 27. Antonius Wauters, 36 j., jm. en Johanna van den Berge. Geboorten. 17. Levinus z. van Johannes Ludovicus Jacobs en Anna Catharina Rosier. Overlijden. 15. Anna Maria Compiet 46 j., echtg. van Jan Francies van Campen. 18. Christina Flips, 89 weduwn. van Pie- ter Johanna Nijs. YVesttlorpe. Hu welijks-Voltrekkingen 20. Désiré Huyghe 27 j., jm. (van Sel- zaete) en Eliza Maria van Troost 22 j., jd. Geboorten. 19. Bertha Maria, d. van Charles Ludovicus Verhoosel en Maria Phairailda van Hecke. 24. Magdalena Na- thalia Louisa d. van Prudent Oderij en Florence de Bouver. 25. Petrus Hendricus, z. van Henri Kalle en Virgenie Dumez. 30. Prudent z. van Eduardus de Tollenaar en Maria Francisca van Laere. Mengelwerk. Een helder winterzonnetje op de be sneeuwde straat; de wegen glad, glij baantjes overal. Een arme, oude stak ker aan de deur van eene burgerwo ningde schel gaat over; tingeling!.. 't Is een gebogen gestalte, de zeven tigjarige met weinig, grijzend haar on der de versleten wintermuts slordig uithangende; armelijke plunje om de dunne leden, een tasch op zij, een stok in de hand... De deur wordt geopend door de vrouw des huizes. „Och, juffrouw, begint de stakker met betraand oog, wat ben ik daar zoo juist te pas gekomen van wegens de gladheid van den weg; och, och, wrat ben 'k gevallen. Ze moesten me ginder op den hoek binnendragen 'k kon met geen mogelijkheid overend komen en op m'n beenen niet staan eerst. Goeie menschen, daar ginder. Ze hebben me een kop koffie gegeven en toen ben 'k zoo wat bekommen. Maar, o, o,'tdoet me nog, nog zeer 'k heb m'n arm be zeerd, dat voel ik wel. Och, wat is 't een spul! Heere, Heere!" De goedige juffrouw troost den arme en geeft den stakker eene kleinigheid. „Nu haal je ginder bij den apotheker voor een dubbeltje boórzalf, dat strijk je over de wonde en dan een linnen lap er om. Heb je oud linnen" „Ja wel, juffrouw 'k heb nog wel een oud, versleten hemd liggen. Dat kan wel Ja, dat 's al heel goed. „God zal je loonen zegt de oude en strompelt voorzichtig de stoep af naar de volgende woning." Voorzichtig maar aan, maant de juf frouw en sluit de deur.., Tingeling gaat de schel weer... Weer opent de juffrouw de pas ge sloten deur. Een heel andere figuur dan zoo even. Een klein, tenger vrouwtje, vlug en levendig, met een mager en spits gezichtje en heldere kijkertjes in 't dappere kopje. Ze is arm, maar zin delijk in de kleeren. „Je komt zeker ook om een aal moes „Eigenlijk wel graag, dat 's zeker juffermaar hij heeft 't meer noodig, de stakker." En vlug strekt ze de hand uit naar den armen stumper van juist, die daar een paar huizen verder op z'n stokje leunende, heenstrompelt. „Ja, zie je, juffer, ik ken 'm goed, 't is een oude stakker, ja, dat is ie. Hij woont naast me 'k ben al jaren z'n buurvrouw. Och, Heere! en ze maakt eene meewarige beweging met hand en hoofd, och Heere! 't is zoo'n stakker! Hij sukkelt maar altijd zoo door met z'n hoofd. Ja, ja juffer, 't is watarm en oud en dan altijd allee- nig „Van morgen kwam ik hem, ach ter z'n karretje, op den weg tegen. Hij was van wegens de gladdigheid op straat gevallen, ,,'k Heb 'm weer over end geholpen, 'k Zeg nog zoo tegen den stakker Wat doe jij nou ook op den weg met zoo'n glijerigheid!" „Ja, buurvrouw, motten is ook wat! zeit ie." „Nou ja, hij moet het dan eigenlijk ook wel: 'tis z'n dag om centen op te halen bij z'n klanten. Ik zei tegen 'mmaar je menschen kunnen die cen ten toch ook wel tot morgen of later bewaren". „Ja, zeit ie zuchtende, dat kon mis schien ook wel." „Och juffer, 't is een spul met den stakker. Kom laat ik je dat eens ver tellen. Hij is oud en alleenig ik ben dan nog jong; jong, nou ja, dat 's te zeggen, 'k ben drieeenvijftig hij is, wil 'k maar zeggen heelemaal alleenig en heeft een gulden onder stand van de heeren in de week. Ik heb om van men eigens te spreken een man en ik zwijg dus. M'n man verdient nietsgeen centen hij zit zonder eten. Ja zie je om nou eerlijk de waarheid te zeggen m'n man ging vroeger altijd met een harmonica langs de deur en al zeg ik 't zelf, 't is een grappenmaker, m'n vent, en hij kan geld verdienen as water, Kees mot je weten dan drinkt hij 'took as water, weer op. Dan gaat ie naar de kroeg en dan zijn er altijd die 'm zeg gen toe Kees, zoo heet m'n man, toe Kees speel nog ereis 'n moppie. En dan speelt Kees en dan maakt ie d'r muziek. Dan geven ze hem een borrel ën dan drinkt hij z'n eigen centen er ook nog bij op. Zoo gebeurde 't vroeger keer op keer. Dan kwam er op 'tend ruzie en spul van. Dan kreeg ie percesverbaal en dan most ie een week wat of een paar maand zitten. En dan was ie leelijk, heel leelijk tegen me als hij thuis kwam. En dat kon 'k niet hebben van 'm. En toen zeg ik op 'n avond tegen hem „Hoe kan je nu weer zoo leelijk tegen me wezen, Kees nou krijg je eten voor niets en ik krijg alle weken veertig cent onderstand omdat ik geen man heb. Zoo troostte ik 'm dan maar. „Maar zie, juffer, dat ie dan zoo leelijk tegen me was daar had ik in m'n hart toch een hekel aan. En nou heb ik 'm dan zoover gekregen dat ie niet meer met de harmonica gaat. „Als ik nou 's avonds moe thuis kom, dan zegt m'n man tegen me; „Wacht maar vrouw!" Hij heeft de koffie dan klaar. En dan speelt ie een moppie op de harmonica en dan heb ik plezier en 'k geloof hij ook. En dan zegt ie: „vrouw zoo is 't toch nog beter dan in de kroeg eert proces-verbaal krijgen en in den bak te zitten!" „En loop ik met negotie of een bak- kerskorf, dan heb ik tenminste vree in m'n huis en nou lach ik om 'm, as ie kunsten maakt, in plaats van ande ren. Ik eet dan nog liever brood zon der botter met plezier, dan altijd spul en herrie in huis te hebben. „Ja, juffer, anders liep ik niet met den korf. Vroeger ging 'k uit werken bij de lui, maar 'k heb beeneter aan de hand gehad ze trekt een heel groote gebreide handschoen uit en laat een akelig verwrongen hand zien met veel dichtgenaaide wonden enkele beentjes zijn er uitgesneden juffer! Uit werken kan ik nou niet meer, dat ziet de juffer wel, want die hand staat altijd krom. Eerst stond ie nog wel recht, maar dat was zoo lastig voor me, zei de dokter, om redenswille, dat ik me dan zoo licht stootte tegen die hand en toen heeft de dokter, ie is nou al dood, juffer, 'm maar krom ge draaid. „Nou stoot je die hand niet. zoo licht, zeit ie tegen me. „Uit werken kan ik nou niet meer. Als de juffer soms nog een oud stuk kleer heeft liggen.voor me, ik kan 't altijd van pas maken". En ze tipt haar dunnen rok op. „Dat 's een oude brok, dat ziet de juffer wel, allemaal lappen erop, maar schoon en heel, al zeg ik 't zelf. De juffer kon er nog eens een oud stuk hebben liggen, 'k kan 't altijd gebruiken Kinder heb ik wel niet. Ja, 'k heb er een, maar die is getrouwd, en die is ook arm en die heeft kinder in soorten. Dus, 'k wil maar zeggen, als de juffer 't een of ander heeft 't kan niet schelen of 't te groot of te klein is dan past het altijd. ,,'t Is met m'n dochter anders als vroeger met mij. 'k Zal 't nooit verge ten. Och, Heere, juffer! laat ik je dat nog 'reis vertellen. „Toen ik pas met den korf liep, kwam ik dan eens bij den dominé z'n vrouw. En toen zeit die tegen me „Al weer een met den korf"? 'k Zeg: „ja mevrouw"! „Wat wou je"? 'kZeg: „mevrouw ook wat noodig?" „Heb je ook een man? En ook kin dertjes? Ik zeg: „ja mevrouw, ik heb een kind". En toen vroeg ze mij nog eens: „hoeveel kindertjes" En toen dacht ik zoo bij me zelfhad ik maar zes gezeid. Maar 't was de eerlijke waarheid, 'k had er maar één en ik zei weer: één mevrouw" Toe zei ze tegen me: „Nu ben jij de eerste van allen, die hier met den korf zijn geweest, die een man heeft, dat had ik mevrouw ook verteld, en maar één kind. U geloof ik. Kom jij nu morgen maar weer, dan zal ik wat goed bij mekaar zoeken". En den anderen morgen kreeg ik me een bun del goed, Heere bewaar me'k kon m'n oogen haast niet gelooven. 'k Heb wel tien keer: „dank je wel, mevrouw!" gezeid. „Zie, juffer, maar nou is 't anders. „Is 't voor mij niet goed, dan is 't goed voor m'n dochter haar kinders. Dus als de juffer ereis wat hebben mocht? „Verleden winter kreeg ik van iemand een paar oude, vilten pantoffels; ik had nog al last van open voeten. De juffer, die ze me gaf, zei tegen me nu wil ik ook graag zien, dat je ze draagt! Dat zal de juffer gauw genoeg zien, zeg ik. ,,'k Zei toen 's avonds tegen m'n man, toen 'k met die warme dingen thuis kwam: nu zal je me eens zien met dingen aan de voeten, zooals je me nog nooit gezien heb. 'k Liet 'm de vilten pantoffels zienze waren bo ven wat stuk. „M'n man zegt zoo tegen me: heb je geen stuk van een oude broek of zoo iets Maar 't moet sterk wezen Toen heeft m'n man de pantoffels op gelapt en zoo mooi, of ie schoenmaker was. „Nu zei de juffer, die ze me gege ven had, hoe is 't? 'k Heb je nog nooit met de warme pantoffels gezien, vrouwtjedraag je ze niet heb ze nooit aan. Maar toen m'n man ze klaar had, juffer, zeit ie tegen me: daar blijf jij nu met de vingers af, die heb ik nou voor m'n eigens zoo mooi op gelapt. Dan ben ik ook eens de piet! Want ik heb nog een oud buis gekre gen en een oude broek en als 't nu droog weer is, dan komen daar de pan toffels bij aan en dan is ie.zoo in z'n schik, want ie heeft nog nooit van z'n leven vilten pantoffels gehad. „Och, och, als ie maar schik heeft, dan ben ik ook tevreden. Maar dat ie leelijk in huis voor me zou wezen, nee, juffer, daar kan 'k niet tegen. „We hebben mekaar eenmaal en we motten mekaar ook liefhebben, is 't zoo niet, jufier"? „Ja, dat hoort ook zoo", zei de juf fer. „Zoo is 't", snapt de aardige praat ster en ontvangt een dubbele aalmoes. Opgewekt en vroolijk gaat ze heen met een hartelijk„God zal je loonen, juffer!" Heerenveen H. J. Duffels. Centr. Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddorpe.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 6