BERICHT.
Nieuwe abonné's.
Dr. Jules De Vos,
R. K. Nieuwsblad
„flut fapii van Zeeland"
Eene Nalatigheid.
soliede Agenten
voor Zeeland.
A. F. NEELEMANS, HULST.
Stoombootdienst op de W ester-Schelde.
De Onroerende Goederen, te Ter
Neuzen, van de Weduwe en Erven
NICOLAAS HARTE worden herveild
op Woensdag 24 September 1902,
des namiddags 2 ure, in het koffiehuis
«Het Scheepje" te Ter Neuzen.
De goederen zijn te aanvaarden 15 Oc
tober 1092, in plaats als eerst
gemeld 17 November.
Slechts ingesteld op f 2800.
Notaris DREGMAXS.
Eene sinds jaren bestaande en scherp
concurreerende Mij. van Levensverz.
vraagt voor de afd. weekpremiën te
Zuiddorpe, Westdorpe, Koewacht en
Clinge
tegen salaris en provisie. Franco brie
ven onder lett. Z aan dit blad.
Er stroomen ons in de
laatste dagen talrijke nieu
we abonnés toe. Sommi
gen echter geven hun a-
dres niet secuur genoeg
op.
Vriendelijk verzoeken
wij, vooral voor duidelij
ke opgave van adres te
zorgen, ten einde verde
ren last'te voorkomen.
Zij, die zich thans abon-
neeren tegen de winter
maanden ontvangen de
nummers tot 1 October gra
tis, zooals aan 't hoofd van
ons blad vermeld staat.
Dat Zelandia niet alleen
bij onze partijgenooten
maar ook bij tegenstan
ders in prineipen, een aan
genaam onthaal vindt, is
voor ons een duidelijk be
wijs, dat ons blad steeds 't
beste en vlugste is met zijn
nieuwsberichten.
In de andere Zeeuwsehe
bladen worden veelal on
ze berichten klakkeloos
overgenomen,zonder ver
melding van bron zelfs.
Men talme dan ook niet
om zich nog voor den
aanstaanden winter te a-
bonneeren.
Aangename lectuur en
serieuze, vertrouwbare en
vlugge berichten, gepaard
aan de volledigheid in al
le rubrieken, maken Ze
landia tot een onmisbaar
orgaan voor onze Provincie.
Dat men dit dan ook be
grijpt, bewijst de groote
toeloop van nieuwe abon
nés, waarvoor wij niet an
ders dan dankbaar zijn-
j
24 St. Elisabethplaats
O P
(tramlijn Zuidstatie Rabot,)
is te raadplegen voor Vrouwenziek
ten (Genees- en heelkundige behandeling)
alle Maan-, Woens- en Vrijdagen van 2 tot
4 uren.
het eenige
HOTEL
CAFÉ RESTAURANT.
Ten allen tijde gelegenheid totdineeren.
Beafstaek a la minute, enz.
RUIME KAMERS. BILLIJKE PRIJZEN.
Mengelwerk.
Mevrouw Homan aan de Lindelaan
had bezoek. Na afloop der visite was
de jonge mevrouw Wilbrand langzaam
naar haar woning gewandeld. Bij uit
zondering teekende haar anders zoo
opgeruimd gelaat heden treurigheid,
wat niet anders verklaard kon worden,
of de visite moest daarvan de oorzaak
zijn. Met het hoofd vol gedachten liep
zij verder en verder.
,,Ik zou toch gaarne ^eten, wat
mevrouw Asser op mij tegen had!"
sprak zij fluisterend; zij, die anders
zoo lief jegens mij is, mij steeds ge
zelschap hield, liet vandaag duidelijk
merken, dat mijne aanwezigheid op
het kransje haar onaangenaam was.
Zij groette mij nauwelijks. Wanneer
ik zoo beleefd mogelijk eene vraag tot
haar richtte, kreeg ik nauwelijks ant
woord en sprak zij in het algemeen
tot de aanwezigen, dan gedroeg zij
zich, of ik er niet was. Deze verande
ring in de houding dier dame is mij
onbegrijpelijk. Ik ben mij niet bewust
haar in iets te kort gedaan te hebben I
Ik wist evenmin, dat mijn man met
den professor, haren man, onaange
naamheden had. Er moet bepaald iets
tusschen de mevrouw en mij of wel
tusschen den professor en mijnen man,
die als geneesheer met hem in betrek
king staat, gekomen zijn, wat hen
beleedigt de mevrouw zinspeelde
daarop. Ik moet mijn man dadelijk na
zijn thuiskomst daarnaar vragen!"
In eene minder prettige stemming
bereikte mevrouw Wilbrand hare wo
ning en begaf zich dadelijk naar de
kinderkamer, waar hare lieve jongen
tjes, een paar tweelingen, haar kraai
ende van pret tegemoet snelden. Dat
kleine volkje verstond de kunst, de
wolken van haar gelaat te verdrijven,
De moeder lachte en schertste met de
knaapjes en legde ze eigenhandig te
bed.
Toen zij daarna de blauwe gordijnen
dichtgetrokken, de gewone drie wees
gegroetjes voor de kleinen gebeden en
zich naar de woonkamer begeven had,
ja, toen weer kwam dat onbehagelijke
gevoel, dat haar bemachtigde, toen
mevrouw Asser zich zoo vreemd jegens
haar gedroeg en dat haar zeide, dat
iets recht onaangenaams te wachten
was.
Die gemoedstoestand veranderde niet,
toen na verloop van een goed uur de
dokter, assistent-arts aan het acdemisch
ziekenhuis, waaraan prof. dr. Asser als
eerste geneesheer verbonden was, van
zijn ziekenbezoek thuis kwam en zich,
zonder zijn gewonen hartelijken groet
aan tafel zette en zwijgend het avond
maal gebruikte. Den angstigen blik
der echtgenoote ontging het niet, dat
de dokter verdrietig was en deze ont
dekking maakte haar nog ongelukki
ger. Aarzelend vroeg zij, toen het maal
geëindigd was;
,,Wat scheelt u, man? Ge zijt zoo
stil Hebt ge ongenoegen in het zieken
huis gehad?"
Ja zeker heb ik verdriet gehad",
sprak de jonge arts heftig. „Goddank
niet, wat mijn beroep betreft, maar gij
hebt, naar het schijnt, ervoor gezorgd,
dat men woorden van zijn superieuren
moet hooren, die iemand zeer doen?
Ik heb den professor niet goed begre
pen, want ik was te opgewonden,
wijl mijn naam in een theekransje
genoemd was. Zooveel vernam ik ech
ter, dat er van een brief sprake was,
waarin beleedigende uitdrukkingen om
trent mevrouw Asser voorkwamen. De
brief moet in uw bezit zijn en men
meent, dat gij daarin betrokken zijt.
Meer weet ik van de zaak niet af en
ik wilde mij daarmede ook niet be
moeien, voor ik u gesproken had. Dit
laatste heb ik den professor ook gezegc
en hem vooraf verzekerd, dat de heele
aangelegenheid op een misverstane
moest berusten, daar gij altijd met de
meeste hoogachting van mevrouw Asser
spreekt en u gelukkig acht, hare ge
negenheid te bezitten. Dus, Margaretha,
biecht op, wat is er waar van dat ge
babbel
Onderwijl de dokter sprak, was de
jonge mevrouw alles duidelijk gewor
den.
Zij zat daar doodsbleek. Dus die
brief, die ongelukkige brief was de
stichter van al dat verdriet. Maar de
brief was niet de onmiddellijke oorzaak,
doch hare eigene nalatigheid, brie
ven, briefkaarten en andere geschrif
ten, niet, zooals het behoort, weg te
sluiten, maar op schotels, tafel, naai
machine of in het sleutelmandje te
aten rondslingeren
Het was in het laatst van den vo-
rigen herfst, toen eene nicht van haar,
die eenige weken bij den dokter ge
logeerd was geweest haar een brief
zond en daarin bij het herdenken der
vroolijke uren als logée doorgebracht,
ook verscheidene komische oogenblikken
niet onvermeld liet, en o.a. mevrouw
Asser aan eene onschuldige, maar toch
eenigszins belachelijke cirtiek onder
wierp.
Mevrouw Wilbrand had zich destijds
over die spotternijen, die niet kwaad
bedoeld waren, geamuseerd, maar ze
ook spoedig weer vergeten en het
rosegekleurde briefje volgens hare ge-
woont 3 in het sleutelmandje gelegd,
dat gewoonlijk op de vensterbank
stond. Maar het kindermeisje had dik
wijls het mandje genomen om de klei
nen met de sleutels en wat meer daar
in lag, te laten spelen.
Fanny was een nieuwsgierig meisje,
dat, zooals mevrouw later merkte,
overal haar neus in stak en elk pa
ai itje nazag. Daarom was deze dienst
bode indertijd weggezonden en tegen
woordig diende Fanny bij den profes
sor.
Dat was het. Het ontrouwe meisje
had toenmaals het briefje, dat dagen
lang in het mandje lag, gelezen en uit
den inhoud dat genomen, wat mevr.
Wilbrand nadeelig kon zijn.
Bliksemssnel hadden deze herinne
ringen het brein der jonge vrouw
doorkruist en haar diep treurig ge
maakt.
„Max," zeide zij zacht en berouw
vol, „ik weet, hoe alles zich toege
dragen heeft," en met tranen in de
oogen bekende zij haren man de ge
schiedenis van den brief der nicht,
daarbij niet vergetend, dat alles aan
hare eigen nalatigheid te wijten was.
„Ik heb het gedacht", sprak de
arts, nog altijd misnoegd, „dat er zoo
iets gebeurd was. Grete, Grete! Hoe
vaak heb ik u niet gezegd niet zoo
slordig met geschriften om te gaan!
Ik kan het niet uitstaan, dat anderen
papieren inzien, die niet voor hen be
stemd zijn. Die overmoedige Frieda
heeft niet aan boos opzet gedacht, bij
die kritiek op mevr. Asser, die zij
anders had kunnen laten. Was de
brief vernietigd geworden, dan zou de
heele grap niets te beteekenen hebben
maar door uve nalatigheid prijs
gegeven aan moedwillige dienstboden,
werd dit onnoozele schrijven de oor
zaak dat twee personen ons slecht ge
zind zijn, lieden, aan wier vriendschap
ons veel gelegen is. Zie maar, hoe ge
alles weer in orde brengt!"
De dokter begaf zich naar zijne stu
deerkamer, zijn vrouw in eene hoogst
onpleizierge stemming achterlatende!
De vrede tusschen het jonge echtpaar
was verstoord, door eene niets
beteekenende zaak.
Mevr. Wilbrand heeft niets nage
laten om zich met de gekrenkte me
vrouw Asser te verzoenen. De laatste
was goedig genoeg, om niet al te lang
boos te zijn op de vrouw van een der
beste dokters, die onder het toezicht
van haren man praktiseerden. Ook de
professor trachttë het gebeurte te ver
geten. Voor oningewijden bleef de
verhouding tusschen de vier personen
zooals ze eertijds was, maar mevrouw
Wilbrand gevoelde evenwel zeer goed,
dat het vertrouwen, dat zij vroeger
genoot, geschokt was.
Dat hare nalatigheid in het wegber
gen van schrifturen daarvan de schuld
was, vergat zij nimmer. Zij is nader
hand steeds zorgvuldig geweest in het
bewaren van elk geschrift.
J. M.
Naar het Fransch)
Zij leefde met haar oudersde moe
der 'was blind, de vader verlamd en
bijna kindsch. Vroeger hadden zij goe
de dagen gekend, en Lisette zoo
werd Elisabeth bij verkorting genoemd
had op een pensionaat een goede
opleiding ontvangen. Thans werkte zij
voor een linnenwinkelzij borduurde
randen voor hemden en zoomde lakens;
maar dikwijls ontbrak het haar aan
werk, want in de kleine stad waarin
deze geschiedenis voorvalt, neemt men
een uitzet als men trouwt en doet men
er mee tot dat men sterft.
Zij was in de twintig; een bleek
tenger persoontje, met een laag voor
hoofd en dikke zwarte vlechten; als
zij een weinig geluk gekend had, zou
zij wellicht schoon geweest zijn. Nu
zag zij er niet bekoorlijk uit in het
wollen kleedje dat haar tengere ge
daante sterk deed uitkomen; ook wa
ren haar oogen rood en dof door het
aanhoudend turen op haar naaiwerk.
Zij zat te naaien voor het venster,
in een laag vertrek, dat uitkwam op
een straat waar nooit de zon haar stra
len schoot; den ganschen dag legden
haar vingers de naald slechts neder
wanneer een der oude hulpeloozen haar
met knorrige stem riependan zette
zij zich weder, met de geregelde bewe
gingen van een automaat, neder voor
het venster, dat slechts op enkele zeer
warme dagen geopend werd.
De zomer ging voorbij, de winter
evenzeer: de lente kwam weer met
haar teeder groen. Somtijds dacht zij
er aan, hoe buiten de stad, de boomen
groen moesten zijn, hoe de appelboo-
men zeker prijkten met haar roodkleu
rige bloesems; hoe de zon dat alles door
haar licht bekoorlijk maakte! Maar zij
zoude er niets van zien. Langzaam vloei
de een traan langs haar bleek gelaat,
en als vergoeding voor al, dat voor
haar onbereikbaar geluk, ging zij eens
een kus drukken op de verduisterde
oogen der blinde en streelde met haar,
door het naaien vereelte vingeren den
kalen schedel van den verlamde.
Doch zij knorden slechts, omdat zij
liefst met rust gelaten werden, en de
moeder zeide zelfs, dat zij uit luiheid
een voorwendsel zocht om haar werk
neer te leggen.
Zij keerde terug naar haar venster
met nog bleeker gelaat en begon weer
te naaien met op elkaar geklemde lip
pen.
Op zekeren dag viel er iets voor, dat
Lisette's leven in beroering bracht; het
was een prachtige dag in de maand
Mei, de lucht boven de daken zag hel
der blauw, men bespeurde duidelijk dat
de zon scheen achter de donkere hui
zen.
Eensklaps hoorde zij in haar nabij
heid het geluid van sporen, en toen zij
het hoofd ophief zag zij een officier die
haar aanstaarde.
Zij bloosde en trok zich haastig ach
ter in de kamer terug; de officier ver
wijderde zich. Zij hervatte peinzend
haar werk en schaamde zich over haar
wegloopen.
Den volgenden dag kwam de jonge
man die luitenant bij de jagers was,
weer voorbij; ditmaal groette hij, zij boog
het hoofd met een kleur als vuur, maar
verliet het venster niet.
Zoo ging het een gansche week; ein
delijk vond zij op een morgen een groo-
ten ruiker veldbloemen op de venster
bank.
Haar hart klopte luide bij dien aan
blik; toen hij in den loop van de week
voorbij kwam, wees zij met een vrou
welijke behaagzieke beweging naar
eenige korenbloemen en madeliefjes, die
zij in een knoopsgat van haar japon
had gestoken.
Toen kwam hij bij het open raam en
wisselden zij eenigt woorden zij spra
ken zeer zachtjes om de sluimerende
oudjes niet te wekken. Zij vertelde van
haar droevig eentonig leven van ha
re armoede, van de hulpelooze ouders,
die zij lief had en wier steun zij was.
Hij deelde haar mede dat hij een wees
was geweest, en dat hij zich zeer een
zaam gedoelde in het militair leven,
waarin men telkens van garnizoen ver
wisselen moest en nergens recht te
huis werd. Zijn regiment was eerst se
dert drie weken in de stad en nu werd
er reeds over vertrekken gesproken
Zij verbleekte; hij zag het en bekende
haar, dat hij haar beminde! Zij sloot
de oogen als overstelpt door geluk, ook
zij beminde hem. Toen legden zij de
handen ineen met het vertrouwen en
de kuische verrukking van twee men
schen, die geleden hebben; eindelijk
viel aan de twee karig bedeelden ook
geluk ten deel
Op zekeren middag vertrouwde zij
de oudjes toe aan de zorg eener buur
vrouw, en, onder voorwendsel, dat z^
uit moest voor een nieuwe bestelling
Werk, gihg zij haar verloofde ontmoe
ten. Zij zag er bekoorlijk uit, nu haar
donkere oogen van geluk schitterden
haar lippen waren weer rood gekleurd
en zij gevoelde haar bloed nog jeugdig
en onstuimig door de aderen vloeien.
Zij was zelve verbaasd en een weinig
ongerust over dat nieuwe in haar ont
waakte leven. Zij gingen buiten wan
delen, waarheen zij zich anders in
haar droomen begaf; zij liep over de
groene velden arm in arm met hem,
dien zij liefhad. De vogelen zongen, de
blauwe vlinders fladderden luchtig over
de bloeiende heggen van meidoorn; de
natuur vierde feest ter eere van dien
gezegenden dag. Zij was een en al ver
rukking, vroolijk en lachende als een
aankomend meisje; voor het oogenblik
geheel vergeten hoe ongelukkig zij ge
weest was, nu het leven ook voor haar
schoon werd!
«Lieveling," zeide hij, "wij moeten
spoedig trouwen, mijn regiment gaat
weer verhuizenhebt ge al met uw
moeder gesproken
„Neen," antwoordde zij, en haar
gelaat verduisterde; „ziet ge, ze zijn
naijverig op mijn genegenheid; ook
vrees ik, dat het hun veel zal kosten
om deze stad te verlaten, waar zij zoo
lang gewoond hebben."
De jonge man bleef verbaasd staan.
„Maar ge begrijpt toch wel, dat we
hen niet kunnen medenemen Ik heb
u toch gezegd, Lisette, dat ik niets ter
wereld bezit dan mijn soldij; gij hebt
evenmin fortuin; wij kunnen ons on
mogelijk met hen belasten."
„En wat zal er van hen worden
zonder mij sprak zij met doffe stem,
nu zij het luchtkasteel van haar geluk
zag ineenstorten.
„De buurvrouw moet op hen passen
wij zullen hen geldelijk een weinig
steunen, gij kunt hen wel eens bezoe
ken."
Zij was doodsbleek geworden.
„Ik kan hen niet verlatenzij zou
den sterven, als zij mijne zorgen moes
ten ontberen, waaraan zij zoo zijn ge
woon geraakt."
„Het is onmogelijk," herhaalde hij,
,,maar ik zie wel kans om hen in een
gasthuis geplaatst te krijgen."
Zij weigerde droevig en verontwaar
digd; hij drong er niet op aan. Een
somber stilzwijgen volgde.
„Laat ons naar huis gaan," zeide zij,
wanhopig kalm, „alles is uit, wij moe
ten elkander vergeten."
Eenige dagen later verliet het regi
ment de stad. Lisette liet zich door
geen smeeken van haar besluit terug
brengen. Zij was weer de stilzwijgende
oude vrijster geworden, die met doffe
oogen, en een gelaatskleur als gele
was, voor het venster zat te werken.
Toen zij van verre het trompetgeschal
hoorde, dat het vertrek der soldaten
aankondigde, zuchtte zij diep, wierp
haar werk ter zijde en knielde neder
bij de blinde.
„Moeder, lieve moeder," sprak zij,
met gevouwen handen, „zeg mij, dat
ik bij u ben."
„Laat mij toch met rust," zeide de
onde vrouw, die in haar slaap gestoord
werd, „wat beduidt dat comediespel?
ge deedt beter mijn koffie klaar te ma
ken."
Zij stond weer op, zag verward in
het rond, en toen haar oog viel op
een crucifix, dat aan den muur hing,
viel zij op de knieën en hief, luid snik
kende, de handen naar het kruisbeeld
omhoog.
En het geluid der trompetten stierf
weg in de schemering.
Hervorming.)
UREN VAN VERTREK GEDURENDE DE MAAND
SEPTEMBER 190 2.
West-Europeesche of Spoortijd.
Da g e 1 i j k s
Van Vlissingen naar Breskens vm. 5,— 7,30 9,30 vm. 11,50 a) b) nm. 3,30 en 6,20 c)
Breskens naar Vlissingen 5,30 8,— 10,—nm. 12,15 a) 3,55 6,50
Van Ter Neuzen n. Borsselen vm. 5,15 7,30e) 10,25 nm. l,55a)g) 4,45
Borsselen n. Vlissingen vm. 5,35 7,50e) 10,45 nm. 2,15a) 5,05
Vlissingen n. Borsselen vm. 6,10*1) 9,10e) fll,50a)b) nm. 3,30 6,20e)h)
Borsselen n. Ter Neuzen vm. 6,30d) ---f) nm. 12,10a) nm. 3,50 6,401i)
Van Ter Neuzen naar Hoedekenskerke vm. 8,10
W oensdags yan Hoedekenskerke naar Ter Neuzen 8,50
Deze reizen worden des ZONDAGS niet gemaakt.
Bij vertraging van trein 11,44 kunnen booten naar Breskens, Borsselen en Ter
Neuzen ten hoogste 5 minuten wachten.
Bij vertraging van trein 6,12 wacht de boot van 6,20 naar Breskens ten hoog
ste :tO minuten en naar Borsselen en Neuzen ten hoogste I 5 minuten
Des WOENSDAGS vertrekt de boot van 6,10 van Vlissingen naar Borsselen en
Neuzen om <i,50.
Deze reizen worden des WOENSDAGS niet gemaakt.
Op deze reis wordt te Borsselen niet aangelegd.
Bij vertraging van trein 1,25 te Neuzen wacht de boot van 1,55 van Neuzen naar
Borsselen en Vlissingen ton hoogste 20 minuten.
Des ZONDAGS en op 15 SEPTEMBER en volgende dagen wordt op deze reis te
Borsselen niet aangelegd.
Omnibus tusschen de aanlegplaats der stoombooten en het spoorwegstation te Ter
Neuzen ad 15 cent per persoon en per rit.
Tusschen Vlissingen—Breskens, Vlissingen—Borsselen, Vlissingen—Ter Neuzen,
Breskens—Ter Neuzen, Borsselen—Ter Neuzen en omgekeerd, worden retourkaarten af
gegeven, geldig voor vier dagen, als de abonnementskaarten per maand.
I»)
Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddorpe.
TE
tl]
„Zelandia,"
1»)
o)
d)
e)
f'
S)