No. 71. Woensdag 27 Augustus. Anno 1902. De Middenstand. FEUILLETON. Wedergevonden. Brieven, stukken advertentiën te zenden aan den Redacteur-Administrateur van ZELANDtA te Zu/ddorpe. Prijs per 3 maanden t franco per post 75 ent. Bij v«,ruitbetaling ooo, eon geheel jaa, bedraagt de abonnementsprijs slechts f2,50 voor Nederland en voor België frs. 6,50. Aan deze uitgave is verbonden een GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD tegen den prijs van 45 cent per 3 maanden, betaalbaar tegelijk met de abonnementsgelden. Deze courant verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond. Abonnementen worden aangenomen op post- en hulpkantoren. Ailvertentiën van 1 tot 5 regels 50 cent, voor elke regel meer 10. Bij driemaal plaatsing van dezelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend Groate letters worden naar plaatsruimte berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen om dienstpersoneel^ bij vooruitbetaling geplaatst voor 40 cent per advertentie. Bij abonnement of herhaalde plaatsing belangrijke reductie. Inzending van advertentiën vóór 3 ure op den dag der uitgave. Er is geen twijlel aan, dat in den strijd om 't bestaan, dien de verschil lende standen in de Maatschappij voe ren, de Middenstand erg in de ver drukking en op den achtergrond is ge raakt. Wil de Middenstand nu geholpen worden, dan dient hij zelf de handen uit de mouw te steken. Onze tegenwoordige minister van Binnenlandsche zaken zelfs heeft dit een voorwaarde genoemd voor een in grijpen der regeering. Wij verheugen ons dan ook van ganscher harte over het Congres van den Middenstand, dat in de volgende maand te Amsterdam zal gehouden worden. Al verwachten wij er nog geen on- middelijke vruchten van, toch is t een teeken, dat de Middenstand is wakker geworden. Om nu zelf de hand aan den ploeg te slaan, daartoe moet men 't ploegen verstaan, d. i. moet men weten wat men wil, en hoe men dat bereiken zal. Nu klagen de middenstanders wel algemeen en geven zij velerlei midde len ter verbetering aan, maar een juist overzicht van den algemeenen toe stand in zijn velerlei geledingen wordt niet algemeen aangetroffen. En zulk een overzicht is toch noodig, om de juiste maatregelen ter verbetering te kunnen treffen. Het Congres nu kan, neen zal er krachten toe bijdragen, om in deze meerdere en juiste kennis te versprei den. In de eerste plaats toch, wijl de toestand veelzijdig bekeken wordt. Zie hier de onderwerpen, zooals die over de drie afdeelingen zijn verdeeld De eerste afdeeling zal zich bezighou den met het bespreken van 1. Consumptie-coöperatie; 2. Produc tie-coöperatie: 3. Het vereenigingsle- ven. 4. Het crediet. 5. Contante betaling. 6. Informatiebureau's. De tweede afdeeling met: 1. Oneer lijke concurrentie. 2. Uitverkoop onder valsche voorgevens. 3. Vervalsching van koopwaren. 4. Zwendelarijen. 5. Wetgeving op het faillisement. 6. Ge dwongen winkelnering. 7. Het venten. 8. Arbeid in gevangenissen. De derde'afdeeling met: 1. Beroeps en Handelsonderwijs. 2. Vervroegde winkelsluiting. 3. Zondagstust. 4. Be lastingen. 5. Snel en goedkoop recht. Er zijn er misschien, die vinden dat dit alles te veel hooi op de vork gela den is voor één Congres. Zeker er is voor deze meening wel iets te zeggen. Maar daartegenover staat, dat voor al deze onderwerpen rapporteurs worden benoemd, wier rapporten van te voren aan de congresleden worden toegezon den, zoodat ieder zich op de hoogte kan stellen van die punten, welke hem interesseeren. Op die wijze kan er in weinig tijds veel arbeid worden ver richt en kan reeds dit eerste C ongres een grooten voorraad materiaal opleve ren, waaruit de Regeering zal kunnen putten, wanneer zij den Middenstand wil helpen, tenzij rechtstreeks door het treffen van wettelijke maatregelen of zijdelings door het wegruimen en voor komen van verkeerde toestanden. Bij de keuze der rapporteurs was de regelings-commissie wel gelukkig. Zij mocht er toch in slagen mannen der practijk bereid te vinden voor het be handelen van practische onderwerpen, terwijl zij voor zaken van juridieken aard bekwame rechtskundigen bereid vond. Laten wij eenigen dier raporteurs de revue passeeren tot staving onzer mee ning. Zoo zal dan o. a. gesproken wor- door Dr. J. Nouwens, professor aan het college der abdij van Heeswijk, over «Verheffing van den handeldrijvende n middenstand door het vereenigingsleven en het stichten van een algemeenen Nederlandschen bond van vereenigin- gen"; K. Citroen Rzn. bestuurslid der algemeene Winkeliersverenigingen te Amsterdam, over ,,het nadeel der coö peratie van maatschappelijk stand punt,,; J. Droste, voorzitter der Asser Handelsvereniging, over „Consump tie-coöperatie, speciaal over z. g. ver- bruiks- of winkelvereenigingen"; Henri Bergman, manufacturer te Utrecht, over de vraag, natuurlijk bevestigend te beantwoorden: „Zijn vakverenigin gen ook voor winkeliers noodzakelijk P Oltmann Helm, te Amsterdam, over ,.het Informatiewezen in zijn verhou ding tot den handeldrijvenden Midden stand,,; M. H. G. F. Fiedeldy Dop, se cretaris van de vereniging ,,'t Kogge schip" te Amsterdam, over ,,de(n) han- deldrijvende(n) Middenstand en het Vreemdelingen-verkeer"; Mr. P. J. M. Aalberse, Leiden, over „Oneerlijke con currentie en hare bestrijding volgens het Nederlandsch Recht, dat reeds vele practise!) toepasselijke bepalingen bezit; P. J. Nord Thomson, te Amsterdam, over de stelling: „Artikel 237 W. v. S. is onvoldoende ter bescherming van den industrieelen eigendom"; Mr. J. A. Levy te Amsterdam over „Vervroegde winkelsluiting", Ed. Ferzon te Amster dam over „Wettelijke regeling van den Arbeid in het Winkelbedrijf", en M. G. A. Wennips te Zutphen overbelas tingen in verband met gemeente bedrij ven. Nogmaals: 't lijkt wel des gulen zu viel, vooral wijl het opgesomde niet alles is. Maar juist de grondige voor bereiding en de ferdeeling der afdee lingen zal het mogelijk maken, veel af te doen. Wat bij de beschouwing van de lijst der sprekers ook opvalt is, dat de com missie haar keuze niet beperkte tot een eng kringetje, maar zich op een breed standpunt stelde, zoodat er een flinke choc des opinions kan komen en de natuurlijk te drukken handelingen van het Congres een degelijk overzicht zul len geven van wat er in alle geledin gen van den Middenstand omgaat. Het Congres zal een fundament leg gen, waarop met vrucht verder kan worden gebouwd, den zoo lang ver waarloosden Middenstand ten heil. Buitenlandsch Overzicht. RUMEN1E. Een vrouwelijke bandiet» Eene jonge dame in Rumenië schijnt het op zich genomen te hebben te bewij zen, dat de vrouwen, als ze willen, in bandieterij niet ten achter staan bij de mannen. Alle Rmneensche bladen schrijven lan ge artikelen over bedoelde jonge dame, een meisje van 22 jaar. Zij moet zeer mooi en bevallig zijn, maar niettegenstaande dat heeft het lieve kind met hare bende reeds moorden, 108 misdaden met geweldple ging en 648 diefstallen op haar rekening! Daar de politie de bende en hare aan voerster niet weet machtig te worden, is er een groote premie uitgeloofd voor hem of haar, die de jongejuffrouw in handen der justititie levert. DUITSCHLAND. Soldatenmislmncleling. In de Kölnische Zeitung vinden wij een verhaal over mishandeling van soldaten. Het geval wordt gemeld door een cor respondent te Frankfort, die er bij voegt dat het een uit verscheidene is, in den laatsten tijd voorgekomen, hoewel de com mandant van het 18e legercorps nog niet lang geleden een rondschrijven had uitge vaardigd naar -aanleiding van verscheiden gevallen van mishandeling waaraan onder officieren zich schuldig hadden' gemaakt, vooral bij het garnizoen van Mainz. Dezer dagen verscheen voor het militai re gerechtshof te Frankfort de onderoffi cier Ihlow. Bij een parade had de kapitein van zijn compagnie aanmerking gemaakt op het slechte marcheeren van Ihlow's manschap pen, en deze was daar zoo boos over ge worden, dat hij verscheiden soldaten schop te en met de kolf van zijn geweer sloeg. Zekeren Fischbach trapte hij zoo hard op den linkervoet, dat 's mans middelvoet- beenderen gebroken werden, en hij acht weken in*het lazaret moest liggen. Daar bezocht de onderofficier hem twee maal, opdat hij zou voorwenden, zich op marsch den voet verstuikt te hebben. Een anderen soldaat, die een stoot met de geweerkolf had opgeloopen, wist Ihlow zoo bang te maken dat hij de mishande ling verzweeg. Zes of zeven gevallen van mishandeling door Ihlow konden intusschen bewezen worden. Dat belette niet dat deze onderofficier in eerste instantie met 6 weken arrest ge- sraft werd. En het Oberskriegs-gericht vond wel is waar die straf te gering, maar heeft het toch voldoende geacht, den man vier maan den gevangenisstraf op te leggen, zonder degradatie. Gekkenwerk. Graaf Pückler, do geweldige Duitsche antisemiet, zorgt nog altijd voor opvroolij- king. De reizigers in den trein die Woens dagochtend om half zeven het station Klein-Tschirne passeerde, verheugden zich in een bizondere hulde. Graaf Pückler had zich met een geüniformeerde lijfwacht te paard aan het station opgesteld. Bij de aankomst van den trein speelde zijn mu ziekkorps, en de graaf die rechts van zijn Maar dronkenschap der ziel is niet zeer verschillend van die van het lichaam; en zooals ik zeide, niet voor ik beproefd had de deur te openen en haar gesloten vond, bemerkte ik Üe vergissing, die ik begaan had. Met het dwaze gevoel van schaamte, dat ons altijd bevangt, als wij zulk eene klei ne dwaling begaan, keerde ik haastig te rug, toen mijn voet op iets trad, dat on der mijne zwaarte brak. Ik laat nooit iets zelfs de kleinste dingen niet, onopgemerkt voorbijgaan. Daarom bukte ik naar wat ik zoo bij ongeluk vertrapt had, nam het mee naar de plek, waar eene enkele gas vlam, die zeer la|g brandde, de lange gang gedeeltelijk verlichtte, en zag toen, dat het een stuk rood krijt was. Wat was er in dat eenvoudige feit, dat mij deed schrikken en eenige halfverge ten bijzonderheden in mijn geheugen te rugriep, welke, toen zij mij eerst weer helder voor den geest stonden, eene reeks gedachten veroorzaakten, die tot de ont dekking en gevangepneming van die twee geduchte dieven leidde? Dat zal ik u zeg- gen. Ik herinner mij niet, of ik, in mijn ver slag van het bezoek, dat ik aan het hu)s der Schoenmakers in Vermont bracht, u ■ets heb gezegd van het roode kruis, dat, ik op eene der deuren getrokken zag. Het scheen toen onbeteekenend en maakte wei nig of geen indruk op mij, en mogelijk zou ik er nooit weer aan gedacht hebben, indien ik het niet juist had gevonden, toen mijn boofd vol was van diezelfde Schoenmakers. Maar nu ik er aan dacht, gevoegd bij een ander halfvergeten feit, n.l. dat mijne huisjuffrouw mij eenige da gen geleden had medegedeeld, dat de menschen die boven mij woonden, (twee mannen en eene vrouw, zeide zij, geloof ik), haar eenigen last veroorzaakten, maar dat zij goed betaalden en zij hen daarom niet de huur wilde opzeggen wekte het een onbestemd vermoeden bij mij op en bracht mij er toe terugtegaan naar de deur, die ik in. mijne verstrooidheid had pogen te openen, en ze zorgvuldig te be kijken. 't Was eene eenvoudige, witte deur, minder net afgewerkt dan die beneden, maar die geene aanleiding gaf tot langer onderzoek. Zoo was het echter niet met eene andere deur, die er aan den linker kant rechthoekig op stond. Recht in het midden daarvan zag ik duidelijk getrokken waarschijnlijk 'met hetzelfde stukje krijt, dat ik' in' de hand hield een rood kruis,' volkomen gelijk aan datgene, dat ik eenige dagen eerder op de deur der Schoenmakers te Granby gezien had. Die ontdekking deed mijn haar bijna te berge rijzen. Was* dit befaamde trio dus in hetzelfde huis te vinden, waar ik zelf meer dan eene week had gewoond juist boven mijn hoofd? Ik kon den blik niet afwen den van het geheimzinnig uitziende ding. Ik sloop naderbij en luisterde; ik hoorde iets, dat op het onderdrukt gesnork van een krachtig man geleek en moest mij met geweld bedwingen om mijne hand te weerhouden, die gesloten deur open te stooten en mijne voeten om er binnen te gaan. Ik had de hand reeds aan den knop, maar een bijzonder luid gesnork van bin nen, dat aan groote kracht deed denken, herinnerde mij, dat ik niet sterk was, en dat in dit geval en op dit uur bescheiden heid beter was dan moed. Daarom ging ik terug, maar lag den ganschen nacht wakker te luisteren naar mogelijke geluiden van be ven én dacht over hetgeen ik doen zou, indien het be wezen was, dat ik inderdaad op het spoor der mannen was, die ik zoo verlangend was te ontmoeten. Met het aanbreken van den dag was ik op de been. Eenige minuten tevoren was een zware tred de trap afgegaan, en ik brandde van verlangen dien te volgen. Maar weldra kwam ik tot het besluit, dat ik het verstandigste zou handelen met de huisjuffrouw uit te hooren en, als het mogelijk was, te vernemen, met welke soort menschen ik te doen had. Ik spoorde haar op in de keuken, waar zij op dit vroege uur reeds bezig was met huishoudelijke zaken, trok haar in een hoek, en deed mijne vragen. Zij bleef mij geen antwoord schuldig. In den korten tijd, dien ik onder haar dak had doorgebracht, had zij eene onschul dige genegenheid voor mij opgevat eene soort zwakheid, waaraan ik evenveel schuld had als zij en was maar al te zeer bereid hare grieven in mijn open oor uit te storten. Want die mannen waren een.last voor haar, hoewel het geld, waarvan zij haar zorgden te voorzien, zeer welkom was. Zij waren niet alleen altijd tehuis dat wil zeggen, een van hen zat steeds zijne oude pijp te rooken en de muren daardoor zwart te maken maar zij zagen er zoo kaal uit en bewaakten het meisje zoo; en als zij uitgingen, kwamen zij op zulke on gewone uren terug. Het was genoeg om haar gek te makenmaar het geld, het geld »Ja," zeide ik, »dat begrijp ik; en het geld moet u al die kleine onaangenaam heden, waarvan hij spreekt, over het hoofd doen zien. Wat is eene huisjuffrouw zonder ge duld? En ik haalde haar over hen niet te verdrijven. »Maar het meisje," ging zij voort, »zoo lief, zoo zacht en met zulk een ziekelijk bleek gezichtIk kan het niet verdragen, dat zij opgesloten is in die kleine kamer, met altijd den een of ander van die dik ke kerels om haar te bewaken. De oude man zegt, dat zij zijne dochter is, en zij ontkent het niet; maar ik zou even gemakkelijk kunnen gelooven,dat 't kleine, blozende kindje, dat gij daar in het venster hierover ziet zitten babbelen, aan den bedelaar behoort, die daar de poort binnengaat, als dat zij, met hare dames achtige manieren, iets te maken heeft met hem en zijn ruwen zoon. Gij moest haar zien »Dat is het juist, wat ik gaarne zou willen," viel ik haar in de rede; «niet omdat gij mijne belangstelling hebt opge wekt door de beschrijving harer bekoor lijkheden," haastte ik mij er bij te voegen, «maar omdat zij, als ik mij niet vergis, eene vrouw is, voor wier ontdekking en bevrijdiug eene groote som geld is uitge loofd." En zonder verderen rnnhaal deelde ik de verschrikte vrouw voor mij het feit mede, dat ik niet, zooals zij altijd gemeend had, de klerk buiten betrekking was, wiens dagelijksche bezigheden waren uit te gaan om eene nieuwe betrekking te zoeken, maar een beambte der stedelijke poli tie. Het maakte een behoorlijken indruk op haar, en ik haalde haar gemakkelijk over mij zoover bij te staan in mijn werk, als haar beperkt verstand toeliet. Zij gaf mij de vrije beschikking over ha re bovenverdieping en beloofde in de eer ste plaats haar stilzwijgen, zonder het welk al mijne mooie plannen om de schel men gevangen te nemen zonder opzien te baren, geheel en al zouden mislukken. Dienzelfden dag des namiddags was ik geïnstalleerd in eene kamer naast die, welker deur het roode merk droeg, dat den vorigen nacht zulke koortsachtige verwachtingen bij mij had opgewekt. Wordt vervolgd. 33.)

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 1