BIJVOEGSEL Zaterdag 9 Augustus. Landbouw. Gemengd Nieuws. VAX IlLUDIA VAX ring, heupjicht, zenuwziekte en tal van andere kwalen in de blufferige adverten ties en boekjes genoemd. Bei» ander middel ter verbe tering; der weilanden. Met groote ijzeren harken en haken maakt men hier en daar vooral op de sterkst veronkruide plekken, de zode los, doch niet geheel. Daarna wordt gras en krui den gezaaid en na eenigen tijd gerold. Vervolgens wordt er gegierd en in den winter of vroeg in het voorjaar eene hoe veelheid houtasch en compost gegeven. De uitwerking van zulk eene behandeling is zoo groot, dat men bet niet gelooft, als men het zelf niet kan zien. Eene goede weide moet niet uitsluitend gras bevatten zooals eene bleek. Het is nuttig als er ook andere goede voederkruiden groeien. Men heeft opgemerkt, dat het vee liever op zul ke weiden huist en ze kaler afweiden. Sommige kruiden hebben waarde als voedsel; andere maken het gras en vooral het hooi smakelijker en weer andere be werken eene betere spijsvertering. Ze werken ook soms zeer gunstig op den smaak van melk en boter. Het bewijs daar van levert Zwitserland. De Alpenweiden zijn bloemtapijten en vol sappige, geurige kruiden. Het Zwitsersche vee is beroemd en de Zwitsersche boter wordt altijd duur der betaald dan andere. Op eene geheel andere wijze moet men handelen met wei den, die overdadig nat en koud zijn. Hier zou de bovenaangeduide behandeling van bijzaaien geen nut hebben. Men moet be proeven of men het overtollige grondwa ter kwijt raken kan, hetzij door te gra ven greppels of door een zijsteem van bui zen. Dit kost echter arbeid en geld, doch wanneer.het echter met succes uitgevoerd kan worden, is het voordeel zeer groot. Het kan echter niet altijd. Weiden, die zuur gras geven, zonder nog buitengewoon nat te zijn, worden soms van dit gebrek genezen door eene flinke kalkbemesting. Het moeilijkst te verbete ren zijn weiden, die gebrek aan water hebben maar ook daarvoor kan wat gedaan worden, dat langzamerhand den toestand beter maakt. Er moet namelijk boven op eene humus- laag gebracht worden, die het water goed vasthoudt en niet spoedig uitdroogt. Men kan dat op de volgende wijze bereiken. In den herfst moet de weide met een scherpe weide-eg losgemaakt worden en dan moet men er een kompost op brengen, die uit aarde, turfmolm en koemest bestaat en vervolgens na den eersten regen goed ge rold. Men moet dit eenige jaren volhouden en men zal er stellig baat bij vinden. Yoor eene weide, die goede grassen en kruiden bevat, maar die verwaarloosd is, helpt maar een middel, flinke bemesting. Herhaalde waarschuwingen. Pinkpillen, nog steeds onophoudelijk in onze Nederlandsche bladen en in brochu res met veel ophef aangekondigd zijn door den heer G. B. Smidt te Amsterdam on derzocht met het volgend resultaat. In een houten kokertje bevonden zich 38 stuks versuikeide pillen (ieder kokertje moet 35 stuks bevatten, maar 't schijnt er op een paar niet aan te komen) van zeer uit een- loopend gewichtde grootste woog 390, de kleinste 160 milligram, zeker geen be wijs van een zorgvuldige bereiding. Zij bleken als werkzaam bestanddeel te bevatten gemiddeld 26 milligram kool- zuurijzer per pil, doch, zoo hard te zijn, daf zij grootendeels in de maag onontleed zullen doorgaan en dus niet opgenomen zullen worden. Yoor den uiet deskundigen lezer volge een toelichting op het bovenstaande. In verscheidene pharmacopeeën en ook in de Nederlandsche is een voorschrift op genomen voor de bereiding van pillen met koolzuurijzer, bekend onder den naam van Blaudsche pillen. Die van onze pharmaco- pee bevatten per pil 50 milligram koolzuur ijzer en behooren zoodanig te zijn bereid, dat zij gemakkelijk in de maag worden ontleed. Men ziet hieruit, dat men, om de werking van de Engelsche Pinkpillen, slordig bereid door de Fransche apothekers Gablin comp. te krijgen in elke Neder landsche apotheek een praeparaat kan koo- pen, dubbel zooveel werkzame bestanddee- len bevattende en met veel meer zorg be reid. Daarbij zal men voor 35 Blaudsche pillen 35 cent betalen, tegen f 1.75, die de Pinkpillen kosten. Maarxmen ziet tevens hieruit, dat deze staalpillen, hoe gunstig werkende in som mige gevallen, nooit datgene zullen uit richten, wat er van wordt beloofd en dat het een schandelijke leugen is, wanneer er o. m. van wordt gezegd: dat zij kracht dadig zijn bij verlamming, ruggemergste- Ontvangst van Slegtkamp. Naar men uit IJmuiden meldt, is de heer H. Slegt kamp daar luisterrijk ingehaald. Men weet, dat onze landgenoot, die zich te Spioenkop samen met een of twee anderen onder scheiden heeft, door met een Transvaalsche vlag op een kopje stand te houden en zoo het vuur van de Engelschen naar zich toe en van de burgers af te trekken, en die tot 't laatst toe met de Boeren meege vochten heeft, uit IJmuiden afkomstig is. Men begrijpt, dat de bevolking daar grootsch op den vroegeren stadgenoot is en hem dat bewijzen wilde. Dat is dan ook gebeurd. Aan het station te Haarlem, waar de heer Slegtkamp, uit den Haag gekomen, moest uitstappen, werd hij reeds gehul digd. Hij kreeg een krans van de Letter lievende Vereeniging Jan Jacob Cremer met een toespraak van den heer van Ooij, en nog een korte toespraak van jhr. Sand- berg, die hem van commando kent. Het publiek juichte toe. Met den trein van 5.40 uit Amsterdam, in een salonwagen, ging het voorts naar IJmuiden. Aan de tusschengelegen stations nieuwe huldiging. Dames vielen den heer Slegtkamp zoo maar om den hals in IJmuiden weer en deze liet zich niet onbetuigd. Te IJmuiden was de geheele bevolking op de beenhet station vol. Toen de trein aan was, daverend gejuich en muziek en zang van fanfarekorpsen en zangvereni gingen. Men zong een lied van den heer J. F. N. Jungbacher, den heer Slegtkamp opgedragen. De heer Vermeulen, lid van den gemeenteraad, hield een gloedvolle toespraak, en het gejuich was groot. Daarna ging het in optocht door de stra ten, waar druk gevlagd werd, naar het huis van de familie Slegtkamp. De held van Spioenkop aldus de betiteling in alle toespraken reed met zijn ouders in een rijtuig met vier paarden. Verder wa ren er een aantal vereenigingen uit IJmui den, Beverwijk en Sandpoort, die mee liepen. Het was een feest. In de woning van den heer Slegtkamp Sr. werd er receptie gehouden. Daar kwam het dagelijksch bestuur van Velsen, raads leden, het Roode en het Witte Kruis enz. Daar ook werd aan den heer II. Slegt kamp het huldeblijk van IJmuiden s bur gerij overhandigd, een gouden zakuurwerk met ketting. De heer van der Does, lid van den gemeenteraad, hield daarbij een geestdriftvolle redevoering, waarvan ook jhr. Sandberg, die meegekomen was, zijn deel kreeg. Een vuurwerk op het strand was het besluit. Een geheimzinnige dood. Onder Olst is uit den IJsel het geheel naakte lijk opgehaald van den heer N., burge meester van Blokzijl. De overledene was ruim een week geleden uitgegaan op een fiets, die hij van zijn zuster te Oens, waar hij gelogeerd was, ten ge schenke had ontvangen. Sinds dien dag werd hij niet teruggezien Hoewel de heer N. lijdende was aan zwaarmoedigheid, is het vermoeden vrij algemeen, in verband met den ont- kleeden toestand van het lijk en het niet kunnen vinden van kleeren en fiets, dat hij bij het zwemmen verdron ken is en de vermiste voorwerpen ge stolen zijn. Het lijk, dat naar Olst is overgebracht, zal op verzoek der fami lie naar Oene worden vervoerd en daar teraardebesteld. zoovele anderen werd gevangen genomen en naar Ceylon vervoerd. Nu de oorlog geëindigd is, werd ook aan hem de gelegenheid gegeven terug te keeren, doch te staan onder Engelsche ti ranniedat nooit. Daarom kwam hij Donderdag, na een afwezigheid van ruim 22 jaren, terug in de ouderlijke woning. Zijn oude vader, die in de verte zijn zoon in vreemde kleederdracht, met kurken hoed en langen baard, dadelijk herkende, was buiten zich zelf van vreugde, en de ontmoeting dezer twee was dan ook tref fend. Twee zijner zonen vertoeven thans nog in Transvaal en hebben den oorlog van het begin tot het einde meegemaakt. Een tegenvallerije. De knecht van een sigarenfabrikant te Esschen reed met een wagen hooi voorbij het Belgische douanekantoor. Dezen het zaakje niet vertrouwende hielden den wagen aan en bij onderzoek kwam van onder het hooi een groote partij tabak te voorschijn. Alles is verbeurd en het gevalletje zal den eigenaar op eenige duizenden francs boete te staan komen. Veelbelovende bengels. De Arnh. Ct. bevat de volgende waarschuwing: Eenige jongens, onder aanvoering van een 16jarigen zoon van een knappe burgerfamilie, misbruiken hun vaeantie, om de ondoordachte weldadigheid van medelijdende menschen uit te buiten. Goed gekleed belt die voorman aan, vraagt om mevrouw te spreken, discht een verhaal op, nu eens van een on gelukkig visschersgezin, dan weer voor een dito werkman zijn fantasie laat hem niet in den steek laat haar een eigengemaakte inteeken- lijst zien en klopt inderdaad hier en daar van onnoozelen een gulden, een rijksdaalder of meer uit die oplichterij. Laastst had de bende f 7 bijeen. Dat geld wordt versnoept en verder verdaan aan allerlei ongerechtigheden. Niet alleen Arnhem is het operatieveld der bende. Onlangs bleek het, dat zij tot in Doesburg geweest was. Wie weet, waar ze al niet hun dupes hebben ge maakt! De ouders trekken tevergeefs tegen de streken te velde. Zelfs politiestraf baatte niet. Een zware eisch. Het volgende schrijven ontving de »N. Gorinch. Ct." nadat gedurende een of meer weken in Gorinchem geen sterfgevallen waren voorgekomen. «Mijnheer, Neem mij niet kwalijk dat wij tot onze spijt in de rubriek Burgerlijke Stand opmerken er geene overlijdens berichten voorkomen, dat hopen wij zal wel weder geschieden zooals vroe ger gebruikelijk was is het evenwel uitgemaakt het voortaan niet meer zal geschieden dan moet ik weer naar de Burgstraat (bureau van een concurrent) terugkeeren. Uwe courant is toch zoo mooi dat wij hopen ze te behouden en weer zoóals vroeger a. s. Zondag enz. we derom de overlijdensberichten zullen vinden, want als men zoo 50 jaren in Gorkum heeft gewoond kunt U goed begrijpen het voor ons interresseert te meer om reden dat bij U altijd accu raat was. Minzame groeten hopende gunstige uitslag. Uw abonné, (Volgt onderteekeningi) Terug.' Ruim 22 jaar geleden trok de oudste zoon van den timmerman Derk- sen, te Arnhem, naar Transvaal. Dat hij bij het uitbreken van den oorlog de partij der Boeren koos, behoeft van den stoeren man niet te worden gezegd, maar jammer genoeg, kon hij niet lang zijn diensten aan zijn tweede vaderland wijden, daar hij als Moord. Zondagavond ruim 10 uur is de molenaar H. Verheesen te Herten, bij Roermond, nabij zijn woning door slagen en steken met een riek en, naar men zegt, door messteken vermoord. De vermoorde laat eene weduwe met 3 kinderen achter. Als verdachten zijn door de maréchans- sées van de brigade Roermond gearresteerd J. H. v. O., bakker, en zijn beide zoons Th. en J. van O., wonende alhier. Omtrent dezen moord wordt gemeld, dat sedert eenige jaren eene gespannen ver houding bestond tusschen Verheesen, werk zaam op een molen te Roermond, en Van O. Zondag nu, het was schuttersfeest te Herten, zou naar men zegt een woorden twist tusschen beiden zijn ontstaan, en zou de verslagene aan v. O. een paar klappen hebben toegediend. V. O. te huis komende zou dit aan zij ne huisgenooten verteld hebben, waarop het gezin van v. O., bestaande uit man en vrouw, twee zoons en twee dochters, zich naar de woning van den verslagene heb ben begeven, alwaar men handgemeen werd met het bekende treurige gevolg Verheesen laat eene weduwe na met drie kinderen, twee uit het eerste en éen uit het tweede huwelijk, w lk laatste ruim 6 maanden telt. Door de maréchaussées zwaar geboeid werden de drie aangehoudenen gevoerd naar het dorp waar de moord geschied is, ter confrontatie, terwijl mede aldaar arri veerde de justitie uit Roermond tot het houden van een onderzoek in loco. De sectie op het lijk werd verricht door de heeren Haffmans en Quaedvlieg, artsen te Roermond. Behalve enkele onbeduidende wonden had de verslagene eene diepe en breede steekwonde in den rug, die, naar men wil, den dood heeft veroorzaakt, althans door de daardoor ontstane verbloeding. Na afloop van het onderzoek werden de drie gearresteerden naar de gevangenis te Roermond overgebracht, voor en nabij welke gevangenis meer dan 300 nieuws gierigen zich hadden verzameld. Nog voortvluchtig. Men meldt uit Almelo Tot nog toe is het de politie nog niet gelukt de van kindermoord verdachte vrouw B. te Ambt Almelo op te sporen Een 18-jarige dochter, die met de moeder was gevlucht, is weer teruggekomen. De man is voorloopig weer op vrije voeten ge steld. Naar men verneemt moet bij de gerech telijke schouwing gebleken zijn, dat het kindje, waarvan het lijkje gevonden is, wel heeft geleefd. Kazernebloempje. Sergeant. ,,Zeg eens, Japiksen, trek nu niet zoo'n grijns- bakkes als een ezel, die een anderen ezel een stommiteit ziet begaan Verschil. Onderwijzer. „Nu zullen wij eens uit het hoofd rekenen. Hoe oud zou iemand zijn die in 1868 geboren was?" Nellie. „Was het een man of een vrouw, mijnheer Alpenongelukhen. In de Alpen zijn weer verschillende ongelukken voorgekomen. Een Italiaan wilde den Sanetsch in Graubunderland overtrek ken om Seon te bereiken hij verdwaal de en viel in een afgrond. Men heeft zijn verminkt lijk gevonden. Bij Karrersee in Oostenrijk moet de hofmusicus Christ een ongeluk hebben gekregen, althans hij is dood gevonden. Er ligt echter een geheimzinnig waas over deze historie. Even voordat Christ den tocht ondernam, die hem het leven kostte, had hij zich in het Karrersee- hotel verloofd met een schoone Ameri- kaansche. Op zijn bergtoer werd Christ begeleid door een gids en zekeren mijnheer Wil lie von Sachs, een te Weenen met zijn broeder woonachtigen Amerikaan, die veel in muzikale kringen verkeert. Men begint nu te gelooven, dat Christ niet tengevolge van een ongeluk het leven verloren heeft, maar in een Ame rikaan sch duel. Ongelukken in de Alpen. Dr. Kürsteiner te Bern heeft in het „Jaar boek van de Zwitsersche Alpenclub" een beredeneerde statistiek openbaar gemaakt van de ongelukken, die tus schen 1S91 en 1900 bij het beklimmen van de Alpen voorgevallen zijn. Aangezien in de Duitsch-Oostenrijksche Alpen jaarlijks ongeveer 78,000 tochten gemaakt worden en voor de centrale en westelijke Alpen nog een 22,000 daaraan toegevoegd moeten worden, kan men het aantal „bergtoeren" vei lig op 100,000 's jaars begrooten. Gemiddeld komen in het beschouwde tienjarige tijdvak op dat groote aantal slechts 27 doodelijk afgeloopen ongelukken voor. Wel zou volgens de ruwe statistische opgaven het aantal ongelukken toenemen, maar dat is vermoedelijk te verklaren uit allerlei oorzakener worden meer beklim mingen uitgevoerd, meer propaganda voor het alpinisme gemaakt, het ge bergte is beter toegankelijk dan vroeger, in 't voor-en najaar en zelfs 's winters worden meer tochten gemaakt, evenzoo gaan er tegenwordig meer menschen zonder gids, of zelfs geheel alleen er op uit; dan wordt er beter aanteeke- ning gehouden van het aantal onge lukken, en ten slotte waagt men zich lichter aan moeilijke en gevaarlijke klimtoeren. Dr. Kürsteiner maakt de opmerking, dat het aantal doodelijke ongelukken tengevolge van tochten in de Alpen bij lange na niet zoo groot is, percentsgewijs, als dat bij andere lichaamsoefeningenvoetbal, wielrijden, roeien, enz. Van het geheele aantal (275) doodelijke ongelukken komt 33 pet. ten laste van Zwitserland, 48 van de oostelijke Alpen. In de eigenlijke „Hochalpen" gebeurde nog niet de helft van het geheele aantal ongeluk ken: 114. De gevaarlijkste bergen schij nen te zijnhet Kaisergebirge, de Raxalpen, de Pilatus, de Rochers de Naye, de Montblanc, de Zugspitze, de Matterhorn het gevaar neemt geenzins evenredig met de hoogte toe. Jongelui tusschen de 15 en 25 krijgen de meeste ongelukken; bij het afdalen komen veel meer ongelukken voor dan bij het opklimmen. De schrijver voorspelt dat het aantal rampen aanmerkelijk zal toenemen wanneer men, nog meer dan nu reeds 't geval is, het alpinisme enkel als sport beschouwt, en dus aller lei voorbereiding en voorzorg verzuimt, die het gevaarlijke van zulke uit stapjes grootendeels kunnen opheffen. ken op een toon van gekwetste waardig heid. Men stapte in 't rijtuig en deed de kap neer. De zangeres had daar bezwaar tegen, maar hare begeleiders verontschuldigden zich met de opmerking dat zij op last der politie niet met dames mochten rijden. Zij haalden dus de kap neer om niet ge zien te worden door politie-agenten en schildwachten. Intusschen reed de victoria de stad uit, het vlakke veld op. Op de hoogten van Hassankeui zeiden de drie vrienden, dat men moest uitstappen, omdat de weg on berijdbaar was en men toch vlak bij het restaurant was gekomen. Zij zonden nu de koetsier weg en wierpen zich op de dame, die zij met ongehoorde woestheid een behandeling deden ondergaan, die men niet in woorden kan brengen. Daarop lieten zij haar bezwijmd liggen. Toen zij des avonds bijkwam, begon zij om hulp te roepen. Twee gendarmen te paard kwamen op haar kreten toesnellen, plaatsten haar tusschen hunne paarden en wilden haar zoo meesleepen. Maar zij, verschrikt en vreezende voor een herha ling, spartelde zoodanig tegen, dat zij haar loslieten. Nu moest de arme vrouw des nachts ronddwalen over bergen en dalen, alleen zonder verdediging, zonder zich ver staanbaar te kunnen maken. Eindelijk kwam zij aan een wachtpost. Een offi cier schreef een soort van verslag en door een soldaat met een lantaarn vergezeld, bereikte zij in den morgenstond, gebro ken van vermoeienis en aandoening, na een tocht van verscheidene uren te voet, het gouvernementsgebouw te Pera. De gouverneur hield haar voor een Duitsche en schreef aan het consulaat van Duitschland, dat men haar zou komen af halen. Toen de vergissing bemerkt werd, deed de Engelsche consul haar opeischen en nam kennis van haar verklaring. De Belgische gezant, graaf Van Dud eischt thans in zeer strenge nota de voor beeldige bestraffing van de drie officieren, die hun slachtoffer verzekert uit duizenden te zullen herkennen. De gezant behoudt zich het recht voor, een schadeloosstelling te bepalen voor de schandelijke bejege- ging, die zijn landgenoote ondervond. Het eigenaardige in deze zaak is, dat de Turksche overheid zich uit de moeilijk heid tracht te redden door de aanhouding van een jongen Duitschen matroos, die volgens de politierapporten als vagebond werd aangetroffen in de nabijheid van de plek, waar de jonge dame 't eerst gezien werd. Men wil die Turksche officieren uit den brand helpen en men zal 't doen ook. Een Turksch schandaal. De corres pondent te Konstantinopel van de Opr. H. Ct. schrijft van 16 Juli: Men spreekt hier van niets anders dan van het ongeluk dat een jonge Belgische vrouw, een zangeres, overkomen is. Zij was pas gehuwd en wilde een contract teekenen met den eigenaar van een aan zienlijk café-chantant. Zij begaf zich naar die inrichting, besprak de zaak met den directeur en besloot daarna te ontbijten. Men zeide haar, dat zij in de buurt wel een restaurant zou vinden. Daar zij alleen Duitsch sprak, stelde zich een officier, Djemal-eddin-bey geheeten, die met de nestels van adjudant getooid was, dadelijk te harer beschikking als gids en tolk. Met eenige aarzeling nam zij het aan bod aan. Onderweg ontmoette de officier twee collega's, zijne vrienden, zeide hun dat hij een fortuintje had en noodigde ze uit hem ie volgen. Men stelde zich aan de dame voor. In het restaurant gekomen kwam de eerste officier plotseling tot de ontdekking, dat men er niet goed zat, dat er in de buurt een ander was waar de be diening ontegenzeggelijk beter was. Dade lijk daarop af. Maar ook daar vonden de heeren 't niet geschikt en zij stelden de dame voor naar een groot etablissement te gaan, een model in zijn soort, met een uitstekende keuken, uitmuntende bieren en koele dranken, enz. De dame maakte tegenwerpingen, zij was zonder haar echt genoot en moest binnen een uur te Pera terug zijn, waar deze haar verwachtte. O, dat beduidt niets antwoordden de offi cieren wij zullen een rijtuig nemen en op tijd terug komen." „Maar ik ken u i.iet, heeren." „Wij zijn officieren en mannen van eer," antwoordden de schur- Lastig. Men leest in het jongst- verschenen uummer van het „Week blad voor de Administratie der directe belastingen": Een inspecteur schrijft ons: Op de algemeen bekende, voor parti culieren bestemde grijze omslagen, aan het hoofd voorzien van de aanwijzing „Belasting op bedrijfs- en andere in komsten" Bedrag, no. 47 zeggen wij, vakmannen komt het gedrukte adres voor „Aan den Heer". Dit gaf een dezer dagen aan zeker iemand aanstoot. Hij stuurde me den hem gezonden omslag terug, na het woord Heer door drie nijdige inktstrepen te hebben doorslagen en het stuk te hebben voorzien van de aanteekening „Er is slechts één Heer en die woont in de Hoogste Hemelen, alle andere zijn nietige aardwormen. Zie daarom trent Martinique." Het causaal verband tusschen de ramp, die onlangs plaats greep, en het voor mij plichtmatig gebruik van de van de Landsdrukkerij herkomstige enveloppe, zal aan velen met mij, die de terecht wijzing ontving, misschien niet volko men duidelijk wezen. De ergernis van den geadresseerde is, voor zoover ik weet, eene noviteit. Ons wordt er dikwijls een grief van gemaakt, dat aan de gedrukte stukken welke van onze administratie uitgaan, zoo weinig hoffelijkheid ten koste wordt gelegd. Zoo heeft elke ontvanger der directe belastingen telkens en telkens weer opnieuw een goedkoope aardig heid aan te hooren als gevolg hiervan, dat aan het hoofd der waarschuwingen en aanmaningen de naam van den belastinschuldige, zonder meer, wordt vermeld. „Is het Heeren Ontvangers bepaald verboden, de gewone burger lijke beleefdheid in acht te nemen?" wordt hem niet zelden gevraagd. De drukker meent wel eens, zich op eigen gezag eene kleine afwijking van het voorgeschreven formulier te mogen veroorloven; ik ondervond dat eens toen ik eene bezending waarschuwin gen of aanmaningen bekwam, aan het hoofd voorzien van de letter M. vóór de plaats, waar de naam behoorde te worden ingevuld. „Mag ik vragen wat die gedrukte M. beduidt vóór de aanwijzing van mijn naam? Monster of wat anders? Waarom staat er niet „Aan den Heer""? heette het toen meermalen. Tot mijn spijt vind ik me niet be voegd, zonder hoogere machtiging voortaan de thans ondervonden erger nis aan den zich noemenden Nietigen Aardworm te besparen door, bij uitzon-

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 5