M Li* van den UMÏ aan een of ander regeeringsbureau in Indië, dien zij voor de curiositeit afdrukt. Voor wie het niet gelooven wil, is het epistel in originali aan haar bureau ter inzage. Het fraaie stuk luidt dan als volgt: HoogEdelGestrenge Mejuvrouw! Naar aanleiding van de bal waar u op mij gedans, ik wil u vragen, mijn gart (hart) Wil wel mijn mond durf niet omdat ik uitgegleden met u en gevallen. Mijn gart hij gaat kateplok kateplok kateplok (bonsen) mijn verstan hij gaat naar boven: ik kan niet spreken mijn tong als hij ziet met U hij is verslik in mijn keel ik krijg de hik en wordt zwarthallig (zwartgallig) daarom ik denk beter u schrijven. Liever dood, u mij gelooven, omdat ik geloof; u geloof mij niet, en ik denk poera poera sadja (dat dit slechts voorgewend is) beter dood ik als zonder u alles, nonna (juffrouw) u wil niet zeggen tramau (ik wil niet) want ik ben dood gevallen als de bliksem. Plat op mijn buik gevallen voor udurf niet meer op kijken voor u zeg »ja". Die »ja" als ik hoor van u ik spring op en vlieg in de hemel want u is een engel op aarde waare pisang ge- roeit. Ja juffrouw er zijn honderd soorten maar een goeie en die pisang is ik. U zeg »ja" beproef mij u weet eerst hij is goed als u geantwoord »boleh" (het mag) ik kqm voorbij, ik gebruik broek zwart, jas wit en wil mijn top- pie (hoed) voor u openmaken als u wil geven, ik gebruik een roos op mijn jas, zoo niet ik gartpijn (hartpijn) tot oogwater er uitkomt u niet boos met mij als u boos, ik spring in de water maar wil nog niet dood als nonna leef. Anders niet. Alleen vele groeten en ik heb met referte aan bovenstaande en met ver zoek van terugzending de eer te zijn. U HoogEdel Gestrenge. PS. Na gelezen te hebben, u ver scheur mij. Verboden geheimmiddelen. Meerma len is er reeds op gewezen hoe in andere landen beperkende maatregelen van ver schillenden aard zijn ingevoerd om den ongebreidelden verkoop van kwakzalverij en te bemoeilijken. In Engeland moeten zij in iedere verpakking, om voor verkoop te worden toegelaten, voorzien zijn van een zegeltje, in Rusland worden vrij hoo- ge rechten geheven, in Oostenrijk kan de Opperste Gezondheidsraad alleen vergun ning tot verkoop verleenen en onder ge houdenheid, dat zij geen sterkwerkende bestanddeelen bevatten enz. In sommige kantons van Zwitserland is de verkoop vaak geheel verbodenzoo ko men op de laatste lijst van geheimmidde len en zoogenaamde specialités, waarvan de verkoop, het adverteeren en de ver spreiding is verboden, gedagteekend van 1 Juni 1901. De lijst bevat niet minder dan 155 namen van geheimmiddelen, die in Nederland ongestoord binnenkomen, op allerlei wijzen geadverteerd en verspreid worden. 't Is toch een streelende voldoening voor Nederland, dat het in de vrijheid voor ongelukkigen, onwetenden en onnoozelen door de gewetenlooze kwakzalvers en hun ne agenten te doen bedriegen, zoo ver staat zelfs boven Zwitserland Vergiftiging. Een treurig geval van vergiftiging had volgens het »Soer. Hbl." den25en Juni te Soerabaja plaats. Yan den heer B., in de Elleboogsteeg, werden twee kinderen ziek onder ver schijnselen van vergiftiging. In allerijl werd dr. Wijdenes Spaans geroepen, die constateerde, dat de kinderen met arsenicum waren vergiftigd. Een van de lijders kon niet meer gered worden: het kind bezweek na een hevig lijden; het andere daarentegen hoopt de ge neesheer te kunnen behouden. De verdenking, dat zij iets van de zaak wist, viel aanstonds op de baboe; zij werd in hechtenis genomen en in tegenwoordigheid van dr. Wijdenes Spaans door den djaksa gehoord. Circus-trust. Volgens een Laffan-be- richt uit New-York worden er in Ameri ka onderhandelingen gevoerd over de vor ming van een circus-trust. Buffalo Bill, de bekende prairie-ruiter die met zijn Wild West heel Europa doorgetrokken is, Bar- num Bailey, Forepaugh en Seljs, zijn met elkaar in overleg getreden over het sluiten van een overeenkomst, volgens welke zij Duitschland, Engeland en Ame rika onder elkaar zouden verdeelen in dezen zin, dat elk circus in elk van deze landen twee jaren lang voorstellingen kan geven zonder de mededinging der andere groote ondereemingen behoeven te vree zen. Profetische Journalistiek. Het uitstellen der kroning heeft te Londen heel wat slachtoffers gemaakt, ie%\Truth, en de bladen hebben er lang en breed over uitgeweid, maar met de meeste grootmoedigheid hebben zij nagelaten aan hun eigen verliezen te herinneren, die toch aanzienlijk moeten zijn ge weest Wie zal ooit buiten de redactiebureanx weten, hoeveel naar waarheid geschilder de tooneelen in Westminster Abbeye", of ,,in de straten", hoeveel kolommen druks vol prachtige beschrijvingen of historische verhalen, voorzichtiglijk gereedgemaakt met het oog op de aanstaande gebeurtenis, op ruwe wijze ter prullemand zijn ge doemd geworden. Waar niet alle van te voren gereedge maakte kopie kon in de prullemanden terechtkomen, en- er hebben zich voor enkele bladen werkelijk zeer onaangena me incidenten voorgedaan De groote bladen en de tijdschriften vooral hadden hun maatregelen genomen om de groote gebeurtenis op waardige wijze te vieren. Bekwame reporters en teekenaren van naam waren speciaal voor de gelegenheid in dienst genomen, en aangezien de administraties er prijs op stelden de postaansluilingen niet te missen, werden van te voren groote hoeveelheden exemplaren opgesteld, afge drukt en gereedgemaakt. Men borg ze toen op en wachtte, dat het klokgebom van Westminster zou uitsterven, om de exemplaren onder het publiek te bren gen De groote klok van Westminster liet zich echter in het geheel niet hooren, en de kroning had niet plaats. Dientengevolge konden vier vijfden van de Londensche weekbladen niet verschijnen; de overige stelden in allerijl een ander nummer samen, en (Je Engelsche voddenrapers zullen dezer dagen een geweldig grooten voorraad „Magazines" beërven, waarop nimmer de blik van een lezer rustte. Er zijn echter bladen geweest, die niet zoo voorzichtig waren, om te wachten op het uitsterven van het klokgebom van Westminster, om hun voorraacl exem plaren te verzenden. Zij leverden ze van te voren aan de boekverkoopers af, kon den ze niet weder terugkrijgen en zoo komt het, dat men thans te Londen in eenige tijdschriften de beschrijving in kleuren en geuren kan lezen, hoe het bij de kroningsplechtigheid is toegegaan! ^Zoo heeft de „Penny Illustrated Maga zine" van Zaterdag 28 Juni een groote plaat: „De aflegging van den eed door den Koning". Een ander blad publiceerde een prent van de kroningsplechtigheid, waaronder stond, dat het naar een photographie was. Het fraaist komt nog in een dames- tijdschrift, ,,Lady,s Kealm", voor den dag. Daar staal een gloeiende beschrijving te lezen van de kroning in de abdij, ge schreven, naar het heet, door de „dochter van een pair.,' De hooggeboren jonkvrouwe bepaalt er zich niet toe de gebeurtenissen in de abdij voor de bewonderende wereld te beschrijven, gelijk zij die van haar verheven zetel heeft aanschouwd. Zij gaat nog verder en beschrijft ook feesten, die in de week zouden plaats gevonden heb ben, o a de gala-voorstelling in de opera. En haar critiek is lang niet malsch Na het gehad te hebben over de bloemgeuren, die nooit de lucht instegen, en bewon dering ie hebben gevraagd voor juweelen en japonnen, die nooit werden gedragen, spreekt zij het vernietigend oordeel uit: „De gala-voor-stelling in de opera is op slot van rekening een teleurstelling ge weest. Zelden zongen koren slechter. De onovertrefbare Jean de Beszké is niet meer zoo krachtig als vroeger Melba is nog altijd heel lief, maar haar zang wordt er niet beter op De Londensche correspondent van den Matin, die het verhaal ook geeft, teekent hierbij aan: „Arme Beszké, arme Melba! Te moeten hooren, dat men slecht zingt, wanneer men hel goed doet, is al hard, maar te moeten hooren, dat men slecht heeft gezongen, wanheer men in het geheel niet gezongen heeft is verschrik- kelijk Het gekste is misschien nog, dat hel nummer van de Lady's Realm Zaterdag 28 Juni had moeten verschijnen of uiterlijk Maandags, terwijl de galavoorstelling in de Opera eerst Maandagavond zou hebben plaats gehad. En te denken, dat wanneer de kronings feesten waren doorgegaan, de Londensche lezers al dien zonderling bereiden kost met een geloovig gezicht zouden hebben geslikt! Amerikaansche Schoenpoetsers. Amsterdam heeft weer iets nieuws gekregen. Geüniformeerde schoenpoet sers, die op zijn Amerikaansch werken. Op den Dam trekken de net gekleede jongelui veel bekijksen reeds werk ook, wat het voornaamste is. Want vooral om aan jongelui van omstreeks 16 jaar, van welke er in Amsterdam heel wat zonder arbeid rondloopen, aan werk te helpen, is deze nieuwe industrie in het leven geroepen door een philan- tropische instelling te Amsterdam, die met een schoensmeerfirma te Londen, de firma Everett, hieromtrent een overeenkomst heeft weten te sluiten. De jongelui verdienen f 4 per week, hebben vrije bovenkleeding, waarvoor het een-vierde van hun Zondags-in komsten in de reservekas wordt ge stort, en hebben verder als emolumen ten een ander vierde deel der Zondags ontvangst, benevens procenten van de opbrengst. leder dezer schoenpoetsers heeft een bonboekje bij zich, waaruit een blaadje ter controle gescheurd wordt, wanneer zij iemand wat glans op de laarzen hebben gebrachthet tarief is laag. Het voornemen bestaat ook te 's-Gravenhage en in andere plaatsen van ons land brigades-schoenpoetsers te vormen. -Niet Hoesten. Met hoesten wordt heel wat kracht verspild. Een dier geduldige statistici, waar voor Duitschland vermaard is heeft uitgerekend, dat een patiënt, die één maal per kwatier hoest, in dien tijd van tien uren daaraan zooveel kracht verspilt, als verkregen wordt door het gebruik van drie eieren of twee glazen melk. Bij de normale ademhaling wordt de lucht uit de longen gedreven met eene snelheid van 4 voeten per seconde en bij hevig hoesten soms wel met eene snelheid van 300 voeten. Het is geraden den prikkel tot hoes ten zooveel mogelijk te weerstaan. Voortdurend hoesten heeft dezelfde uitwerking als aanhoudend krabben aan eene uitwendige wond. Zoolang dat wordt gedaan, zal de wond niet genezen. Wie nu aandrang tot hoesten heeft, moet beproeven het gelukt niet al tijd! diep adem te halen en den adem zoo lang in te houden, totdat de lucht zichzelve en elke cel der lon gen heeft verwarmd. De ingeademde lucht werkt dan als een verzachtend middel op de slijm vliezen en bevordert het genezen van de longen, de luchtpijp en hare ver takkingen. Een of ander verzachtend hoestmid del, daarbij gebruikt, zal de genezing nog verder bevorderen. Burgerlijke Stand. Ziiixldorpc. Van 16 31 Juli. Overlijden. 18. Sophia Laureijs, 68 j., wed. van Joannes Cornelis Audenaert. Overslag. Huwelijks-aangiften. 29. Leo Waelput, 36 j., wedn. en Maria Lau- rentia van den Ierssel, 21 j., jd. Huwelijks-voltrekkingen. 2 Juli. Henri Verplancke, 31 j., jm. en Josephina Maria Pollet, 22 j., jd. Overlijden. 24. Philomena Francisca Do minica Fermont, 2'A j., d. van Augustus en Maria Amelia de Wolf. Ter Neuzen. Huwelijks-aangiften. 23 Juli. David Francois de Bree, oud 21 j., jm. en Maria Janneke Eekhout, oud 20 j., jd. Pieter Sol oud 22 j., jm. en Pieternel- la Donze, 23 j., jd. Geboorten. 20. Adriaan, z. van Gilles Buijze en van Rosalia Johanna Baert. 21. Jacobus Franpois, z. van Leendert de Blaeij en van Elisabeth Penne. Johanna Tanne- ke, d. van Jan Koster en van Tanneke Esther Pladdet. Catharina, d. van Pieter Izaak Bedet en van Dina Meijer. 22. Abra ham, z. van Jacob Leenhouts en van Adri- ana Maria Rinders. 24. Helena Cornelia, d. van Joannes Jacob den Engelsman en van Suzanna Ollebek. Wilhelmina, d. van Maarten Florussen en van Jacoba van Dix- hoorn. Johannes Cornelis en Jozias Johan nes, zonen van Jan Baptiste Dooms en van Mecdelina Jacoba Huijssen. 26. Johannes Adrianus Alphonsius, z. van Jacobus van der Burgt en van Maria Philomena Uijten- denhof. Maria, d. van Jan van de Vrede en van Elizabeth Klaassen. Pieter, z. van Pieter Dieleman en van Adriana Janna Huijssen. Cornelia Adriana, d. van Adriaan Bootsgezel en van Cornelia Geertrui Harms. Overlijden. 22. Boudewijn Hemmekam, oud 70 j., echtg. van Suzanna Petronella Verlaat. 26. Joost Paulus de Smit, oud 2 j., z. van Joost Paulus en van Martha Eli sabeth Heijnsdijk. Cornelia Apolonia Rosa lia van der Peijl, oud 16 m., d. van Jan en van Maria Apolonia van de Velden. Jo zias Johannes Dooms, oud 2 d., z. van Jan Baptiste en van Mechelina Jacoba Huijs sen. Mengelwerk. Uit het leven van een straatmuzikant, (Slot.) Wij klampten den ouwen muzikant aan, in de vaste overtuiging, dat we wellicht te doen hadden met een straat type, zooals we die in de groote steden bijna overal ontmoeten, en die ons vaak stof leveren voor een schetsje, wijl Zi zich meestal geven, zooals ze zijn, wel ruw, maar getrouw maar de natuur. En de natuur liegt nooit, wijl ze de schepping Gods is, vol waarheid en schoonheid, ontdaan,althans voor den kunstenaar, van alle vernis, waaronder een of ander valsch stelsel van leer of beschaving het zuivere maak sel des Heeren vaak bedekt, of onder andere kleuren doet verschijnen, dan 't inderdaad is. Wij spraken met den jood, en een oogenblik later was hij ons reeds de geschiedenis aan 't verhalen van het »lichtje van den Sabbath," dat de Ita liaan van zooëven had bedoeld. «Ziet u dat?". vroeg hij, terwijl hij ons het medaillonnetje toestak. Er was een ontzettende weemoed in die vraag, en uit z'n melancholieke trekken nevelde een gebroken ziel. Het medaillonnetje bevatte het por tret van een beeldschoon meisje,een echt jodenkind, zooals jodenkinderen zijn,met fijn besneden gezichtje, en lijnen en vormen zóó regelmatig en zóó schoon, als ik nog zelden zag. De jood draagt toch nog altijd in z'n wezen iets van de ouwe aristocratische grootheid, uit de dagen toen dat volk het uitverkoren volk Gods was. Maar aan 't wezen van dit kind was alles gegeven wat ons een menschen- kind kan doen bewonderen, en wat 't maakt tot een verschijning, als een droom vol schoonheid en poëzieeen model, waaraan de vurigste fantasie van den rijkst begaafden schilder niets heeft toe te voegen. Ik werd niet uitgekeken op dat lief portretje, en 't was me zoo wonder te moede, bij de gedachte, dat 't beeld van zoo'n parel der schepping rustte in 't versleten plunje van een armen straat muzikant In de groote, zwarte oogën van 't meisje fonkelde een kalme, onschuldige ziel,de ziel van het kind, dat het leven vriendelijk tegemoet kijkt, vol idealen en illusies, en om den rozen mond de lichte glimlach van leven en jeugd »Ziet mijne heeren, vervolgde de jood, »gij vraagt me naar hat lichtje van den Sabbath, omdat die jonge snuiter aan dat tafeltje daar z'n spottende waar schuwing richtte tot den ouwen, onge lukkigen muzikant, die verlaten het le ven doorgaat, zijn broodje winnend met het zingen van een lied, terwijl zijn hart schreit,schreit om de eenzaam heid van het leven." «Welnu, dè,t was het lichtje van den Sabbath, ja,dAt was het lichtje van den Sabbath", herhaalde hij peinzend, en terneergeslagen, terwijl hij wees op het portret in 't medaillon. «Zij was het eenige, wat ik op de wereld bezat, mijn dochtertje, mijn Alma. De moeder stierf, toen Alma ter we reld kwam, en ik bleef alleen met het kindje, dat pas zijn oogjes in dit leven had geopend, toen de moeder ze sloot voor eeuwig. Nog zie ik haar liggen op het doods bed, die mooie, goeie, jonge vrouw, die het leven mij had doen ontmoeten, en met wie ik het leven heb gedeeld in dagen van geluk en liefde. En toen ze dood was, zat ik uren en uren te staren op dat marmeren gezicht, waarop een glimlach van geluk en te vredenheid scheen te zweven maar naast dat lijk was een man in wanhoop, en naast dat lijk schreide het kindje, datGod ons had geschonken, neen mij had geschonken want de moeder mocht het slechts een oogen blikje aanschouwen, ze mocht er een oogenblikje tegen glimlachen en sterven. O, ik had uren dat ik niet kon ge looven, dat die vrouw, die daar lag on der 't witte doek, dood was, dood dooden vaak zelfs sprak ik tot het lijk, als een radelooze, in de meening, dat haar lippen zouden spre ken en haar oogen zich zouden openen. Arme dwaas, die ik was! Ze was dood dooddood En de oogen van den jood werden vochtig; de weemoedige trek om z'n mond werd nog weemoediger, en hij slikte, slikte, en slikte nog eens, alsof hij iets in de keel had, dat niet weg wilde „Maar komaan, vervolgde hij, dat is lang geleden, veertien jaar al, en ik was het vergeten. Mijn kind groeide opde menschen benijdden me, omdat ze zoo lief en mooi was, maar ik dankte den hemel, omdat ze een hart bezat van goud, goed en gewillig, altijd tevreden en altijd opge ruimd, altijd even bezorgd, om mij het leven maar zoo aangenaam mogelijk te maken Het goeie kind besefte, hoe ik vroe ger voor haar had getobd, en daarvoor zou ze me op de handen hebben ge dragen En nu Weet je waar ze is Daarginds daar sprak hij, terwijl hij een breed gebaar van z'n hand door een half woesten blik deed vergezeld gaan. Daarginds onder de palmboomen slaapt ze, naast baar moeder Misschien hebben de wormen, die beiden hebben verteerd, elkander reeds ontmoet in de aarde, en Toen zei de jood iets, wat we niet verstonden. Een oogenblikje zweeg hij. Dan kwam plotseling die vreemde trek op z'n gezicht, die eigen is aan menschen, wier geestvermogens in de war zijn. „Twee maanden, vervolgde hij weer, is 't geleden, sinds ze stierf. Twee maanden, ja, 't was onze Sabbath. Ze wilde 's morgens nog naar de Synagoog, zie je, en Toen zei de jood weer iets, wat we niet verstonden. Dan zweeg hij weer een poosje en vervolgde haastig: „Maar ze lag te ijlen, ze had koorts, zware koorts en vertelde vreemde din gen. Ze zag van alles, van alles en dan riep ze me. Ze keek me aan, alsof ze me niet zaghaar oog scheen verder te zien, dan wat vlak voor haar was. Ik troostte haar en trachtte haar ge rust te stellen. Eensklaps wierp ze zich om, en verborg haar gezicht in 't kussen, alsof ze bang was. Koorts, ijlkoorts was, het, zware ijl koorts. Dan richtte ze zich half op, en keek aandachtig voor zich uit, als zag ze ver voor zich iets, wat haar erg boeide. Haar golvend zwart haar hing in zware lokken over haar blanken hals; een verhit blosje zweefde over haar an ders melkblank gezicht, en haar altijd zoo vriendelijke zwarte kijkers, stonden nu wezenloos, vreemd. Ik werd bang, vervolgde de jood. Het was of er iemand om de leger stede ging, en toch waren we maar met ons beiden alleen. Mijn hart was beklemdik nam ha re hand vast, doch ze trok ze zachtjes terug, streek dwars over haar gezicht, als wilde ze een nevel verwijderen, en zag me toen aan, alsof ze iets vragen wou. Ik schrok van dien blik. Dan keek ze weer recht voor zich uit, aandachtig op éénzelfde punt in de verte. Eensklaps gaf ze een lichten gil. «Ze zullen zich branden, ze zullen zich branden!". riep ze haastig. Ik trachtte haar tot bedaren te bren gen, vervolgde de jood. «Wees maar kalm, mijn kind, en rust maar wat. Ze zullen zich niks doen. «Toe, vader, ze branden zich. Dat licht, dat licht! blaas uit! blaas uit dan In Gods naam, blaas uit Om haar tevreden te stellen blies ik in de richting, waar ze wees. Is 't nu goed, vroeg ik? Zachtjes gleed ze achterover op 't kussen en keek me glimlachend en dankbaar aan. „Is 't nu goed, mijn lieveling?" vroeg ik weer. Ze gaf geen antwoord. De glimlach bleef roerloos op haar gelaat en de oo gen bewogen niet. Ik vatte haar hand. God, God de pols stond stil. Ik riep haar bij haar naam. Niets, geen beweging geen leven! Ik tilde haar hoofdje even op. Maar niets meer! niets! Ze was dood, dood. Haar levenslicht was uitgeblazen, en met een glimlach op de lippen lag ze dood voor me op haar rustbed. Heb ik nu het licht uitgeblazen op den Sabbath vroeg de jood pein zend. En dan ja, zie je, dat smart en grieft me nog het meest. O, dan zou ik de menschen haten haten willen, als ze zeggen, dat wij, joden, onze huisgenooten mishandelen en martelen in de laatste oogen blikken van hun leven, als ze sterven durven op Sabbathdag Maar God is mijn getuige ze lie gen het, ze liegen hetriep de jood woedend, terwijl hij met z'n vuist voor z'n kop sloeg. O, had ik een bedstede gehad van elpenbeen of van goud, kussens van sa tijn en dekens van zijde en fluweel ik zou er mijn lief kind op hebben ge troeteld en verzorgd en was ik rijk geweest, rijk, ik zou haar kamer vol geneesheeren en mannen der weten schap hebben gezet, om de dood 't bin nentreden te beletten ik zou tapijten hebben laten leggen op de straten in de omgeving van mijn woning, om al le gerammel en geluid van wagens en voorbijgangers te smoren, opdat het mijn lieveling maar niet hadde gehin derd Maar martelen, omdat God haar deed sterven op een Sabbathdag Ik mijn kind martelen mijn kind Toen hield de jood plotseling op, en zweeg alsof hij ergens voor schrok. Hij keek om zich heen, en legde een vinger op z'n mond, alsof hij zich ver sproken had. Dan nam hij zijn guitaar en ging weg zonder groeten. Hij scheen er niet meer aan te den ken of reeds vergeten te hebben, dat hij ons die geschiedenis ha l verhaald. 'En een oogenblik later zong hij weer z'n eentonig en droefgeestig liédje in de verte, even sufferig en droomerig als straks. Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddorpe. DOOR I'. N. Itrouns.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 6