M Li* van den UMÏ
aan een of ander regeeringsbureau in
Indië, dien zij voor de curiositeit afdrukt.
Voor wie het niet gelooven wil, is het
epistel in originali aan haar bureau
ter inzage. Het fraaie stuk luidt dan
als volgt:
HoogEdelGestrenge Mejuvrouw!
Naar aanleiding van de bal waar u
op mij gedans, ik wil u vragen, mijn
gart (hart) Wil wel mijn mond durf
niet omdat ik uitgegleden met u en
gevallen.
Mijn gart hij gaat kateplok kateplok
kateplok (bonsen) mijn verstan hij gaat
naar boven: ik kan niet spreken mijn
tong als hij ziet met U hij is verslik
in mijn keel ik krijg de hik en wordt
zwarthallig (zwartgallig) daarom ik
denk beter u schrijven.
Liever dood, u mij gelooven, omdat
ik geloof; u geloof mij niet, en ik
denk poera poera sadja (dat dit slechts
voorgewend is) beter dood ik als zonder
u alles, nonna (juffrouw) u wil niet
zeggen tramau (ik wil niet) want ik
ben dood gevallen als de bliksem. Plat
op mijn buik gevallen voor udurf
niet meer op kijken voor u zeg »ja".
Die »ja" als ik hoor van u ik spring
op en vlieg in de hemel want u is
een engel op aarde waare pisang ge-
roeit. Ja juffrouw er zijn honderd
soorten maar een goeie en die pisang
is ik.
U zeg »ja" beproef mij u weet eerst
hij is goed als u geantwoord »boleh"
(het mag) ik kqm voorbij, ik gebruik
broek zwart, jas wit en wil mijn top-
pie (hoed) voor u openmaken als u
wil geven, ik gebruik een roos op mijn
jas, zoo niet ik gartpijn (hartpijn) tot
oogwater er uitkomt u niet boos met
mij als u boos, ik spring in de water
maar wil nog niet dood als nonna
leef.
Anders niet.
Alleen vele groeten en ik heb met
referte aan bovenstaande en met ver
zoek van terugzending de eer te zijn.
U HoogEdel Gestrenge.
PS. Na gelezen te hebben, u ver
scheur mij.
Verboden geheimmiddelen. Meerma
len is er reeds op gewezen hoe in andere
landen beperkende maatregelen van ver
schillenden aard zijn ingevoerd om den
ongebreidelden verkoop van kwakzalverij
en te bemoeilijken. In Engeland moeten
zij in iedere verpakking, om voor verkoop
te worden toegelaten, voorzien zijn van
een zegeltje, in Rusland worden vrij hoo-
ge rechten geheven, in Oostenrijk kan de
Opperste Gezondheidsraad alleen vergun
ning tot verkoop verleenen en onder ge
houdenheid, dat zij geen sterkwerkende
bestanddeelen bevatten enz.
In sommige kantons van Zwitserland is
de verkoop vaak geheel verbodenzoo ko
men op de laatste lijst van geheimmidde
len en zoogenaamde specialités, waarvan
de verkoop, het adverteeren en de ver
spreiding is verboden, gedagteekend van
1 Juni 1901. De lijst bevat niet minder
dan 155 namen van geheimmiddelen, die
in Nederland ongestoord binnenkomen, op
allerlei wijzen geadverteerd en verspreid
worden.
't Is toch een streelende voldoening voor
Nederland, dat het in de vrijheid voor
ongelukkigen, onwetenden en onnoozelen
door de gewetenlooze kwakzalvers en hun
ne agenten te doen bedriegen, zoo ver staat
zelfs boven Zwitserland
Vergiftiging. Een treurig geval
van vergiftiging had volgens het »Soer.
Hbl." den25en Juni te Soerabaja plaats.
Yan den heer B., in de Elleboogsteeg,
werden twee kinderen ziek onder ver
schijnselen van vergiftiging. In allerijl
werd dr. Wijdenes Spaans geroepen,
die constateerde, dat de kinderen met
arsenicum waren vergiftigd. Een van
de lijders kon niet meer gered worden:
het kind bezweek na een hevig lijden;
het andere daarentegen hoopt de ge
neesheer te kunnen behouden.
De verdenking, dat zij iets van de
zaak wist, viel aanstonds op de baboe;
zij werd in hechtenis genomen en in
tegenwoordigheid van dr. Wijdenes
Spaans door den djaksa gehoord.
Circus-trust. Volgens een Laffan-be-
richt uit New-York worden er in Ameri
ka onderhandelingen gevoerd over de vor
ming van een circus-trust. Buffalo Bill, de
bekende prairie-ruiter die met zijn Wild
West heel Europa doorgetrokken is, Bar-
num Bailey, Forepaugh en Seljs, zijn
met elkaar in overleg getreden over het
sluiten van een overeenkomst, volgens
welke zij Duitschland, Engeland en Ame
rika onder elkaar zouden verdeelen in
dezen zin, dat elk circus in elk van deze
landen twee jaren lang voorstellingen kan
geven zonder de mededinging der andere
groote ondereemingen behoeven te vree
zen.
Profetische Journalistiek. Het
uitstellen der kroning heeft te Londen
heel wat slachtoffers gemaakt, ie%\Truth,
en de bladen hebben er lang en breed
over uitgeweid, maar met de meeste
grootmoedigheid hebben zij nagelaten
aan hun eigen verliezen te herinneren,
die toch aanzienlijk moeten zijn ge
weest
Wie zal ooit buiten de redactiebureanx
weten, hoeveel naar waarheid geschilder
de tooneelen in Westminster Abbeye", of
,,in de straten", hoeveel kolommen druks
vol prachtige beschrijvingen of historische
verhalen, voorzichtiglijk gereedgemaakt
met het oog op de aanstaande gebeurtenis,
op ruwe wijze ter prullemand zijn ge
doemd geworden.
Waar niet alle van te voren gereedge
maakte kopie kon in de prullemanden
terechtkomen, en- er hebben zich voor
enkele bladen werkelijk zeer onaangena
me incidenten voorgedaan
De groote bladen en de tijdschriften
vooral hadden hun maatregelen genomen
om de groote gebeurtenis op waardige
wijze te vieren. Bekwame reporters en
teekenaren van naam waren speciaal
voor de gelegenheid in dienst genomen,
en aangezien de administraties er prijs
op stelden de postaansluilingen niet te
missen, werden van te voren groote
hoeveelheden exemplaren opgesteld, afge
drukt en gereedgemaakt. Men borg ze
toen op en wachtte, dat het klokgebom
van Westminster zou uitsterven, om de
exemplaren onder het publiek te bren
gen
De groote klok van Westminster liet zich
echter in het geheel niet hooren, en de
kroning had niet plaats. Dientengevolge
konden vier vijfden van de Londensche
weekbladen niet verschijnen; de overige
stelden in allerijl een ander nummer
samen, en (Je Engelsche voddenrapers
zullen dezer dagen een geweldig grooten
voorraad „Magazines" beërven, waarop
nimmer de blik van een lezer rustte.
Er zijn echter bladen geweest, die niet
zoo voorzichtig waren, om te wachten op
het uitsterven van het klokgebom van
Westminster, om hun voorraacl exem
plaren te verzenden. Zij leverden ze van
te voren aan de boekverkoopers af, kon
den ze niet weder terugkrijgen en zoo
komt het, dat men thans te Londen in
eenige tijdschriften de beschrijving in
kleuren en geuren kan lezen, hoe het bij
de kroningsplechtigheid is toegegaan!
^Zoo heeft de „Penny Illustrated Maga
zine" van Zaterdag 28 Juni een groote
plaat: „De aflegging van den eed door
den Koning".
Een ander blad publiceerde een prent
van de kroningsplechtigheid, waaronder
stond, dat het naar een photographie
was.
Het fraaist komt nog in een dames-
tijdschrift, ,,Lady,s Kealm", voor den dag.
Daar staal een gloeiende beschrijving te
lezen van de kroning in de abdij, ge
schreven, naar het heet, door de „dochter
van een pair.,' De hooggeboren jonkvrouwe
bepaalt er zich niet toe de gebeurtenissen
in de abdij voor de bewonderende wereld
te beschrijven, gelijk zij die van haar
verheven zetel heeft aanschouwd. Zij gaat
nog verder en beschrijft ook feesten, die
in de week zouden plaats gevonden heb
ben, o a de gala-voorstelling in de opera.
En haar critiek is lang niet malsch Na
het gehad te hebben over de bloemgeuren,
die nooit de lucht instegen, en bewon
dering ie hebben gevraagd voor juweelen
en japonnen, die nooit werden gedragen,
spreekt zij het vernietigend oordeel uit:
„De gala-voor-stelling in de opera is op
slot van rekening een teleurstelling ge
weest. Zelden zongen koren slechter. De
onovertrefbare Jean de Beszké is niet
meer zoo krachtig als vroeger Melba is
nog altijd heel lief, maar haar zang
wordt er niet beter op
De Londensche correspondent van den
Matin, die het verhaal ook geeft, teekent
hierbij aan: „Arme Beszké, arme Melba!
Te moeten hooren, dat men slecht zingt,
wanneer men hel goed doet, is al hard,
maar te moeten hooren, dat men slecht
heeft gezongen, wanheer men in het
geheel niet gezongen heeft is verschrik-
kelijk
Het gekste is misschien nog, dat hel
nummer van de Lady's Realm Zaterdag
28 Juni had moeten verschijnen of uiterlijk
Maandags, terwijl de galavoorstelling in
de Opera eerst Maandagavond zou hebben
plaats gehad.
En te denken, dat wanneer de kronings
feesten waren doorgegaan, de Londensche
lezers al dien zonderling bereiden kost
met een geloovig gezicht zouden hebben
geslikt!
Amerikaansche Schoenpoetsers.
Amsterdam heeft weer iets nieuws
gekregen. Geüniformeerde schoenpoet
sers, die op zijn Amerikaansch werken.
Op den Dam trekken de net gekleede
jongelui veel bekijksen reeds werk
ook, wat het voornaamste is. Want
vooral om aan jongelui van omstreeks
16 jaar, van welke er in Amsterdam
heel wat zonder arbeid rondloopen, aan
werk te helpen, is deze nieuwe industrie
in het leven geroepen door een philan-
tropische instelling te Amsterdam, die
met een schoensmeerfirma te Londen,
de firma Everett, hieromtrent een
overeenkomst heeft weten te sluiten.
De jongelui verdienen f 4 per week,
hebben vrije bovenkleeding, waarvoor
het een-vierde van hun Zondags-in
komsten in de reservekas wordt ge
stort, en hebben verder als emolumen
ten een ander vierde deel der Zondags
ontvangst, benevens procenten van de
opbrengst.
leder dezer schoenpoetsers heeft een
bonboekje bij zich, waaruit een blaadje
ter controle gescheurd wordt, wanneer
zij iemand wat glans op de laarzen
hebben gebrachthet tarief is laag.
Het voornemen bestaat ook te
's-Gravenhage en in andere plaatsen
van ons land brigades-schoenpoetsers
te vormen.
-Niet Hoesten. Met hoesten wordt
heel wat kracht verspild.
Een dier geduldige statistici, waar
voor Duitschland vermaard is heeft
uitgerekend, dat een patiënt, die één
maal per kwatier hoest, in dien tijd
van tien uren daaraan zooveel kracht
verspilt, als verkregen wordt door het
gebruik van drie eieren of twee glazen
melk.
Bij de normale ademhaling wordt
de lucht uit de longen gedreven met
eene snelheid van 4 voeten per seconde
en bij hevig hoesten soms wel met
eene snelheid van 300 voeten.
Het is geraden den prikkel tot hoes
ten zooveel mogelijk te weerstaan.
Voortdurend hoesten heeft dezelfde
uitwerking als aanhoudend krabben
aan eene uitwendige wond. Zoolang
dat wordt gedaan, zal de wond niet
genezen.
Wie nu aandrang tot hoesten heeft,
moet beproeven het gelukt niet al
tijd! diep adem te halen en den
adem zoo lang in te houden, totdat
de lucht zichzelve en elke cel der lon
gen heeft verwarmd.
De ingeademde lucht werkt dan als
een verzachtend middel op de slijm
vliezen en bevordert het genezen van
de longen, de luchtpijp en hare ver
takkingen.
Een of ander verzachtend hoestmid
del, daarbij gebruikt, zal de genezing
nog verder bevorderen.
Burgerlijke Stand.
Ziiixldorpc. Van 16 31 Juli.
Overlijden. 18. Sophia Laureijs, 68 j.,
wed. van Joannes Cornelis Audenaert.
Overslag. Huwelijks-aangiften. 29.
Leo Waelput, 36 j., wedn. en Maria Lau-
rentia van den Ierssel, 21 j., jd.
Huwelijks-voltrekkingen. 2 Juli. Henri
Verplancke, 31 j., jm. en Josephina Maria
Pollet, 22 j., jd.
Overlijden. 24. Philomena Francisca Do
minica Fermont, 2'A j., d. van Augustus
en Maria Amelia de Wolf.
Ter Neuzen. Huwelijks-aangiften. 23
Juli. David Francois de Bree, oud 21 j.,
jm. en Maria Janneke Eekhout, oud 20 j.,
jd. Pieter Sol oud 22 j., jm. en Pieternel-
la Donze, 23 j., jd.
Geboorten. 20. Adriaan, z. van Gilles
Buijze en van Rosalia Johanna Baert. 21.
Jacobus Franpois, z. van Leendert de Blaeij
en van Elisabeth Penne. Johanna Tanne-
ke, d. van Jan Koster en van Tanneke
Esther Pladdet. Catharina, d. van Pieter
Izaak Bedet en van Dina Meijer. 22. Abra
ham, z. van Jacob Leenhouts en van Adri-
ana Maria Rinders. 24. Helena Cornelia,
d. van Joannes Jacob den Engelsman en
van Suzanna Ollebek. Wilhelmina, d. van
Maarten Florussen en van Jacoba van Dix-
hoorn. Johannes Cornelis en Jozias Johan
nes, zonen van Jan Baptiste Dooms en van
Mecdelina Jacoba Huijssen. 26. Johannes
Adrianus Alphonsius, z. van Jacobus van
der Burgt en van Maria Philomena Uijten-
denhof. Maria, d. van Jan van de Vrede
en van Elizabeth Klaassen. Pieter, z. van
Pieter Dieleman en van Adriana Janna
Huijssen. Cornelia Adriana, d. van Adriaan
Bootsgezel en van Cornelia Geertrui Harms.
Overlijden. 22. Boudewijn Hemmekam,
oud 70 j., echtg. van Suzanna Petronella
Verlaat. 26. Joost Paulus de Smit, oud 2
j., z. van Joost Paulus en van Martha Eli
sabeth Heijnsdijk. Cornelia Apolonia Rosa
lia van der Peijl, oud 16 m., d. van Jan
en van Maria Apolonia van de Velden. Jo
zias Johannes Dooms, oud 2 d., z. van Jan
Baptiste en van Mechelina Jacoba Huijs
sen.
Mengelwerk.
Uit het leven van een straatmuzikant,
(Slot.)
Wij klampten den ouwen muzikant
aan, in de vaste overtuiging, dat we
wellicht te doen hadden met een straat
type, zooals we die in de groote steden
bijna overal ontmoeten, en die ons
vaak stof leveren voor een schetsje,
wijl Zi zich meestal geven, zooals ze
zijn, wel ruw, maar getrouw maar de
natuur.
En de natuur liegt nooit, wijl ze de
schepping Gods is, vol waarheid en
schoonheid, ontdaan,althans voor
den kunstenaar, van alle vernis,
waaronder een of ander valsch stelsel
van leer of beschaving het zuivere maak
sel des Heeren vaak bedekt, of onder
andere kleuren doet verschijnen, dan
't inderdaad is.
Wij spraken met den jood, en een
oogenblik later was hij ons reeds de
geschiedenis aan 't verhalen van het
»lichtje van den Sabbath," dat de Ita
liaan van zooëven had bedoeld.
«Ziet u dat?". vroeg hij, terwijl
hij ons het medaillonnetje toestak.
Er was een ontzettende weemoed in
die vraag, en uit z'n melancholieke
trekken nevelde een gebroken ziel.
Het medaillonnetje bevatte het por
tret van een beeldschoon meisje,een
echt jodenkind, zooals jodenkinderen
zijn,met fijn besneden gezichtje, en
lijnen en vormen zóó regelmatig en zóó
schoon, als ik nog zelden zag.
De jood draagt toch nog altijd in z'n
wezen iets van de ouwe aristocratische
grootheid, uit de dagen toen dat volk
het uitverkoren volk Gods was.
Maar aan 't wezen van dit kind was
alles gegeven wat ons een menschen-
kind kan doen bewonderen, en wat
't maakt tot een verschijning, als een
droom vol schoonheid en poëzieeen
model, waaraan de vurigste fantasie
van den rijkst begaafden schilder niets
heeft toe te voegen.
Ik werd niet uitgekeken op dat lief
portretje, en 't was me zoo wonder te
moede, bij de gedachte, dat 't beeld van
zoo'n parel der schepping rustte in 't
versleten plunje van een armen straat
muzikant
In de groote, zwarte oogën van 't
meisje fonkelde een kalme, onschuldige
ziel,de ziel van het kind, dat het
leven vriendelijk tegemoet kijkt, vol
idealen en illusies, en om den rozen
mond de lichte glimlach van leven en
jeugd
»Ziet mijne heeren, vervolgde de jood,
»gij vraagt me naar hat lichtje van den
Sabbath, omdat die jonge snuiter aan
dat tafeltje daar z'n spottende waar
schuwing richtte tot den ouwen, onge
lukkigen muzikant, die verlaten het le
ven doorgaat, zijn broodje winnend met
het zingen van een lied, terwijl zijn
hart schreit,schreit om de eenzaam
heid van het leven."
«Welnu, dè,t was het lichtje van
den Sabbath, ja,dAt was het
lichtje van den Sabbath", herhaalde hij
peinzend, en terneergeslagen, terwijl
hij wees op het portret in 't medaillon.
«Zij was het eenige, wat ik op de
wereld bezat, mijn dochtertje,
mijn Alma.
De moeder stierf, toen Alma ter we
reld kwam, en ik bleef alleen met het
kindje, dat pas zijn oogjes in dit leven
had geopend, toen de moeder ze sloot
voor eeuwig.
Nog zie ik haar liggen op het doods
bed, die mooie, goeie, jonge vrouw, die
het leven mij had doen ontmoeten, en
met wie ik het leven heb gedeeld in
dagen van geluk en liefde.
En toen ze dood was, zat ik uren en
uren te staren op dat marmeren gezicht,
waarop een glimlach van geluk en te
vredenheid scheen te zweven
maar naast dat lijk was een man in
wanhoop, en naast dat lijk schreide het
kindje, datGod ons had geschonken,
neen mij had geschonken want de
moeder mocht het slechts een oogen
blikje aanschouwen, ze mocht er een
oogenblikje tegen glimlachen en
sterven.
O, ik had uren dat ik niet kon ge
looven, dat die vrouw, die daar lag on
der 't witte doek, dood was, dood
dooden vaak zelfs sprak
ik tot het lijk, als een radelooze, in de
meening, dat haar lippen zouden spre
ken en haar oogen zich zouden openen.
Arme dwaas, die ik was!
Ze was dood dooddood
En de oogen van den jood werden
vochtig; de weemoedige trek om z'n
mond werd nog weemoediger, en hij
slikte, slikte, en slikte nog eens, alsof
hij iets in de keel had, dat niet weg
wilde
„Maar komaan, vervolgde hij, dat is
lang geleden, veertien jaar al, en ik
was het vergeten.
Mijn kind groeide opde menschen
benijdden me, omdat ze zoo lief en mooi
was, maar ik dankte den hemel, omdat
ze een hart bezat van goud, goed en
gewillig, altijd tevreden en altijd opge
ruimd, altijd even bezorgd, om mij het
leven maar zoo aangenaam mogelijk te
maken
Het goeie kind besefte, hoe ik vroe
ger voor haar had getobd, en daarvoor
zou ze me op de handen hebben ge
dragen
En nu Weet je waar ze is
Daarginds daar sprak hij,
terwijl hij een breed gebaar van z'n
hand door een half woesten blik deed
vergezeld gaan.
Daarginds onder de palmboomen slaapt
ze, naast baar moeder
Misschien hebben de wormen, die
beiden hebben verteerd, elkander reeds
ontmoet in de aarde, en
Toen zei de jood iets, wat we niet
verstonden.
Een oogenblikje zweeg hij.
Dan kwam plotseling die vreemde
trek op z'n gezicht, die eigen is aan
menschen, wier geestvermogens in de
war zijn.
„Twee maanden, vervolgde hij weer,
is 't geleden, sinds ze stierf. Twee
maanden, ja, 't was onze Sabbath. Ze
wilde 's morgens nog naar de Synagoog,
zie je, en
Toen zei de jood weer iets, wat we
niet verstonden.
Dan zweeg hij weer een poosje en
vervolgde haastig:
„Maar ze lag te ijlen, ze had koorts,
zware koorts en vertelde vreemde din
gen. Ze zag van alles, van alles en dan
riep ze me. Ze keek me aan, alsof ze
me niet zaghaar oog scheen verder
te zien, dan wat vlak voor haar was.
Ik troostte haar en trachtte haar ge
rust te stellen.
Eensklaps wierp ze zich om, en
verborg haar gezicht in 't kussen, alsof
ze bang was.
Koorts, ijlkoorts was, het, zware ijl
koorts.
Dan richtte ze zich half op, en keek
aandachtig voor zich uit, als zag ze ver
voor zich iets, wat haar erg boeide.
Haar golvend zwart haar hing in
zware lokken over haar blanken hals;
een verhit blosje zweefde over haar an
ders melkblank gezicht, en haar altijd
zoo vriendelijke zwarte kijkers, stonden
nu wezenloos, vreemd.
Ik werd bang, vervolgde de jood.
Het was of er iemand om de leger
stede ging, en toch waren we maar
met ons beiden alleen.
Mijn hart was beklemdik nam ha
re hand vast, doch ze trok ze zachtjes
terug, streek dwars over haar gezicht,
als wilde ze een nevel verwijderen, en
zag me toen aan, alsof ze iets vragen
wou.
Ik schrok van dien blik.
Dan keek ze weer recht voor zich
uit, aandachtig op éénzelfde punt in de
verte.
Eensklaps gaf ze een lichten gil.
«Ze zullen zich branden, ze zullen
zich branden!". riep ze haastig.
Ik trachtte haar tot bedaren te bren
gen, vervolgde de jood.
«Wees maar kalm, mijn kind, en
rust maar wat. Ze zullen zich niks
doen.
«Toe, vader, ze branden zich. Dat
licht, dat licht! blaas uit! blaas uit
dan In Gods naam, blaas uit
Om haar tevreden te stellen blies ik
in de richting, waar ze wees.
Is 't nu goed, vroeg ik?
Zachtjes gleed ze achterover op 't
kussen en keek me glimlachend en
dankbaar aan.
„Is 't nu goed, mijn lieveling?"
vroeg ik weer.
Ze gaf geen antwoord. De glimlach
bleef roerloos op haar gelaat en de oo
gen bewogen niet.
Ik vatte haar hand.
God, God de pols stond stil.
Ik riep haar bij haar naam.
Niets, geen beweging geen leven!
Ik tilde haar hoofdje even op.
Maar niets meer! niets! Ze was dood,
dood.
Haar levenslicht was uitgeblazen, en
met een glimlach op de lippen lag ze
dood voor me op haar rustbed.
Heb ik nu het licht uitgeblazen op
den Sabbath vroeg de jood pein
zend.
En dan ja, zie je, dat smart en
grieft me nog het meest.
O, dan zou ik de menschen haten
haten willen, als ze zeggen, dat wij,
joden, onze huisgenooten mishandelen
en martelen in de laatste oogen blikken
van hun leven, als ze sterven durven
op Sabbathdag
Maar God is mijn getuige ze lie
gen het, ze liegen hetriep de jood
woedend, terwijl hij met z'n vuist voor
z'n kop sloeg.
O, had ik een bedstede gehad van
elpenbeen of van goud, kussens van sa
tijn en dekens van zijde en fluweel
ik zou er mijn lief kind op hebben ge
troeteld en verzorgd en was ik rijk
geweest, rijk, ik zou haar kamer vol
geneesheeren en mannen der weten
schap hebben gezet, om de dood 't bin
nentreden te beletten ik zou tapijten
hebben laten leggen op de straten in
de omgeving van mijn woning, om al
le gerammel en geluid van wagens en
voorbijgangers te smoren, opdat het
mijn lieveling maar niet hadde gehin
derd
Maar martelen, omdat God haar deed
sterven op een Sabbathdag
Ik mijn kind martelen mijn
kind
Toen hield de jood plotseling op, en
zweeg alsof hij ergens voor schrok.
Hij keek om zich heen, en legde een
vinger op z'n mond, alsof hij zich ver
sproken had.
Dan nam hij zijn guitaar en ging weg
zonder groeten.
Hij scheen er niet meer aan te den
ken of reeds vergeten te hebben, dat
hij ons die geschiedenis ha l verhaald.
'En een oogenblik later zong hij weer
z'n eentonig en droefgeestig liédje in
de verte, even sufferig en droomerig als
straks.
Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddorpe.
DOOR
I'. N. Itrouns.