toinfloslm
No. 63.
Woensdag 30 Juli.
Anno 1902.
Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeland.
FEUILLETON.
Wedergevonden.
Brieuen, stukken en aduertentiën te zenden aan den Redacteur-Administrateur van „ZELANDIA" te Zuiddorpe.
Prijs per 3 maanden s
franco per post 75 cent. Bij vooruitbetaling voor een geheel jaar bedraagt de abonnementsprijs
slechts f2,50 voor Nederland en voor België frs. 6,50.
Aan deze uitgave is verbonden een GEÏLLUSTREERD ZONDAGSRLAD tegen den
prijs van 45 cent per 3 maanden, betaalbaar tegelijk met de abonnementsgelden.
Deze courant verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond.
Abonnementen worden aangenomen op post- en hulpkantoren.
Advertentiên
van 1 tot 5 regels 50 cent, voor elke regel meer 10.
BijQdriemaal"plaatsing van dezelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dienstaanbiedingen en aanvragen om dienstpersoneel ter grootte van hoogstens 8 regels worden
bij vooruitbetaling geplaatst voor 40 cent per advertentie.
Bij abonnement of herhaalde plaatsing belangrijke reductie.
m Inzending van advertentiên vóór 3 ure op den dag der uitgave.
Op de interpellatie van den heer
Sassen over de suikerindustrie zeide de
Minister het volgende als antwoord op
de verschillende vragen door den afge
vaardigde gesteld.
De eerste vraag door den geachten
interpellant gesteld, luidt aldus:
„Is de Regeering niet van meening
dat in het algemeen belang behoort te
worden voortgegaan met in voldoende
mate de inlandsche suikerindustrie te
vrijwaren tegen de protectie van het
buitenland
De geachte interpellant heeft in zijn
toelichting gezegd, dat hij de vraag
punten zoo algemeen mogelijk had ge
steld. Juist omdat ik wil medewerken
tot bereiking van het doel, waarnaar
hij streeft, tot het geven van zekerheid
en van een helder licht, moet ik den
zin Aar vraag wat nader preciseeren.
Immers kan die vraag op tweëerlei
wijze worden opgevat, en het is uit
haar redactie niet met zekerheid op te
maken, welk der twee beteekenissen
werd bedoeld. Zij kan beteekenen „be
hoort te worden voortgegaan met, vol
gens het voorschrift van art. 67 der
Suikerwet van 29 Januari 1897 Staats
blad n°. 32), de premiën uit te keeren
en aan Nederlandsche suikerfabrikanten
en suikerraffinadeursbedragende over
het werkjaar 1902/3 respectievelijk
f2,000,000 en f250,000?"
Aldus opgevat, zou de vraag door mij
bevestigend worden beantwoord, althans
wat betreft het werkjaar 1902/3, want
de volgende jaren komen, bij goedkeu
ring van de Brusselsche conventie, on
der de heerschappij van art. 1 dier con
ventie, verbiedende de uitkeering van
25.)
«Hier is uw hoed,'' zeide zij, «en hier
uwe reistasch.
De hengelroede moet hier blijven, die
kunt gij niet dragen."
«Maar bracht ik hiertegen in.
«Stil 1" zeide zij, met haar oor naar de
trap gekeerd, die wij nu bereikt hadden.
«Mijn vader en broeder zullen, evenals gij,
denken dat het eene dwaasheid is in zulk
een nacht de bescherming van een dak te
verlaten voor de onzekerheden van den
weg, maar gij moet u niet aan hen sto
ren. Ik zeg u, eene schuilplaats brengt
gevaar in dezen nacht, en de eenige vei
ligheid is te vinden op den stormachtigen
weg."
En zonder op mijn antwoord te wach
ten, ging zij snel naar beneden, stiet on
der aan de trap eene deur open en trad
terstond de kamer binnen, die wij een uur
vroeger hadden verlaten.
Wat was er in die kamer, dat voor de
eerste maal eene onheilspellende rilling als
van een duidelijk gevaar door mijne ade
ren deed gaan Niets op het eerste ge
zicht, alles op het tweede. Het vuur, dat
men niet had laten uitgaan, brandde nog
lustig op den haard, maar dat was het
niet, wat mijne vrees opwekte. Evenmin
het luide tikken van den klok op den
schoorsteenmantel, welker wijzers het uur
premiën. In dat geval kan er van
„voortgaan met uitkeering" natuurlijk
geen sprake zijn.
Maar de uitdrukking „behoort te wor
den voortgegaan" kan nog een anderen
zin hebben, namelijk „behoort met de
toekenning van premiën aan de inland
sche suikerindustrie verder te worden
gegaan dan art. 67 der Suikerwet ver
oorlooft, met andere woorden, behoort
de Nederlandsche schatkist den inland-
schen suikerindustrieelen over het werk
jaar 1902/1903 een nog hooger bedrag
uit te keeren dan de f 2,250,000, die
hun bij art. 57 der Suikerwet reeds zijn
verzekerd?"
Ik heb reden te vermoeden, dat de
ze interpretatie van vraagpunt 1, over
eenkomt met de bedoeling van den ge-
achten interpellant, wien ik overigens
alle recht laat wedervaren, door te er
kennen, dat hij getracht heeft die be
doeling zoo euphemistisch mogelijk te
vertolken.
Het antwoord, dat ik namens de Re
geering op vraagpunt 1, meen te moe
ten geven, steunt op de volgende over
wegingen
1°. dat de Nederlandsche suikerindus
trie, welker gewicht de Regeering
gaarne erkent, evenals het zeer groote
belang, dat de Nederlandsche Staat
heeft bij haar voortbestaan en bloei,
in abstracto toch geen andere of meer
dere aanspraak heeft op ondersteuning
door den Nederlandschen Staat, dan
eenige andere inlandsche tak van nij
verheid
2°. dat hoewel de zeer bijzondere om
standigheden die zich bij de regeling
van de financieele verhouding tusschen-
de Nederlandsche suikerindustrie en de
Nederlandsche schatkist hebben voor
gedaan, het feit verklaren, dat aan
die industrie de premiën, vastgesteld
van elf aanwezen.
Evenmin de doffe rust van de schaaft
gemeubileerde kamer, met de eenige lamp
brandend op de grenen houten tafel naast
den wand. Het was het gezicht van die
twee krachtige mannen, die in grimmig
stilzwijgen leunden, de een tegen de deur,
die naar de gang leidde, de ander naast
die, welke naar de keuken ging.
Een blik op Luttra, die rustig en onver
vaard naast mij stond, stelde mij dadelijk
weer gerust. Met dien wil te mijnen
gunste aangewend, moest ik wel veilig
zijn, wat mij ook bedreigde. Ik wierp
mijne reistasch over mijn schonder en deed
een stap naar de deur en de zwijgende
gedaante van mijn waard. Maar niet een
snellen greep van hare hand trok zij mij
terug.
«Sta stil!" zeide zij, »Karl," ging zij
voort, haar gelaat naar het nog norscher,
maar minder strakke gezicht van haar
broeder wendend, «doe de deur open en
laat dezen heer voorbij. Hij vindt het huis
onveilig in zulk een storm en wenscht het
te verlaten. Terstond!'' ging zij voort,
toen haar broeder nog vaster tegen de deur
ging leunen«ik vraag niet dikwijls eene
gunst."
«De man, die in een nacht als deze naar
buiten wil gaan, is een dwaas," zeide de
kerel, met eene stijfkoppige beweging; en
dat zijt gij ook, die hem daartoe aanmoe
digt. Ik ben te bezorgd voor uwe gezond
heid om het toetestaan."
Zij scheen het niet te hooren. «Wilt gij
de deur opendoen ging zij voort, terwijl
zij voor het vuur bleef staan, waar wjj
bij art. 67 der Suikerwet, zijn toege
kend, daaruit geenszins valt af te lei
den het bestaan eener gehoudenheid
van den Staat om deelneming in die
industrie te alle tijde te vrijwaren te
gen eventueele nadeelen of financieele
verliezen
3°. dat een verhooging van de bij
art. 67 der Suikerwet vastgestelde pre
miën onvereenigbaar is met het stelsel
van de wet, hetwelk voorgesteld en
aanvaard is met de erkende bedoeling
om alle toekomstige verhooging voor
goed uit te sluiten.
Op de tweede vraag gaf de Minister
een ontkennend antwoord.
1°. omdat de Nederlandsche beetwor
tel-suikerindustrie bestaat uit twee wel
te onderscheiden helftende beetwor-
telsuikerfabricage en de beetwortelsui
kerraffinage en deze laatste in deze pe
riode niet alleen niet verliest, maar in
tegendeel veel verdient
2°. omdat de toekomst eener indus
trie veel minder afhangt van haar fi
nancieele uitkomsten, van het oogen-
blik, (jan van haar vooruitzichten voor
de toekomst, en de vooruitzichten m.i.
voor de Nederlandsche beetwortelsuiker-
iudustrie over de volgende jaren niet
ongunstig zijn
3°. omdat het bestaan van een krach
tige, wijd vertakte, in tientallen van
goed geoutilleerde fabrieken gedreven
wordende industrie, die zich mag ver
heugen in een verleden van grooten
bloei over een reeks van jaren, niet
kan vernietigd worden door den invloed
eener gedurende één of twee jaren ver
liesgevende exploitatie. Neen, het gaat
in casu niet zoozeer om de toekomst
van de Nederlandsche beetwortelsuiker
industrie als zoodanig, als wel om de
toekomst van eenige beetwortelsuiker
fabrieken, die misschien ten gevolge
beiden ons bevonden.
«Neen, dat doe ik Hiet," was het ruwe
antwoord. «Zij is op het nachtslot gedaan
en ik zal ze niet openen."
Haar reeds bleek gelaat werd nog wit
ter, zij wendde zich tot haar vader. Hij
keek zelfs niet naar haar.
«Iemand moet de huisdeur opendoen,"
zeide zij, met een blik naar haar broeder.
«Deze heer is van plan wegtegaan en aan
zijne gril moet worden voldaan. Wilt gij
die deur openen of zal ik het doen?"
Een toornig gegrom stoorde haar. Haar
vader had met één sprong de deur verla
ten, waarvoor hij stond en kwam haastig
naar haar toe. In mijne vrees hield ik
mijn arm als een schild voor haar, want
hij zag er uit, alsof hij haar wilde ver
moorden, maar ik liet hem weer vallen,
toen ik haar blik opving, waarvan gloei
hitte uitstraalde en die geen sprankje van
vrees voor zich zelf bevatte.
«Daar moet gij blijven staan," zeide zij,
naar eene plek wijzend op een paar voet
afstand van haar. «Een stap verder, en
ik laat datgene, waarvoor gij, zooals ik u
heb hooren zeggen, uwe ziel zelfs zoudt
willen verkoopen, midden in de vlammen
vallen." En zij haalde uit hare borst een
pakje banknoten te voorschijn en hield ze
boven het vuur, waarvoor zij stond,
«Gij kwam over de grijsgebaarde
lippen van den ouden man, maar hij bleef
staan, waar hij was en zag naar de bank
noten alsof hij betooverd was.
«Ik ben niet een meisje van veel woor
den, zooals gij weet," ging zy voort, op
een trotschen, onuitsprekelijk gebiedenden
van de crisis zullen bezwijken. Dit laat
ste ware, ook naar de opvatting van
de Regeering, ongetwijfeld een groote
ramp, die zij ten hoogste zou betreuren,
maar die toch niet het karakter zou
hebben van een nationale ramp tot wier
afwending het gerechtvaardigd ware
millioenen uit de reeds te schraal voor
ziene schatkist beschikbaar te stellen.
Het gaat om de afwenteling van een
dreigend financieel verlies voor een ze
ker aantal particuliere nijverheidsonder
nemers op den Staat. Nu is het volko
men verklaarbaar, dat zij van hun stand
punt die zaak beschouwende, die af
wenteling beproeven. Maar het zou min
der verklaarbaar en zeer zeker minder
verdedigbaar zijn, wanneer de Regee
ring in het algemeen en de Minister
van Financiën in het bijzonder, hen
daarbij assisteerde, en zulks te minder
omdat er eenige omstandigheden bestaan
die allerminst pleiten voor het verlee-
nen van een extra premie door den
Staat aan de gezamenlijke suikerfabri
kanten.
Op de derde vraag kan mijn antwoord
zeer kort zijn. De geachte interpellant
heeft gevraagd „Kan niet door de goe
de zorg der Regeering een voldoend
aantal exemplaren van het officieele
proces-verbaal der laatste Brusselsche
internationale conferentie ter beschik
king gesteld worden van de leden der
Staten Generaal."
Ik antwoord, dat de Regeering, uit
haar beperkten voorraad, gaarne een
15tal exemplaren voor het aangegeven
doel zal beschikbaar stellen, en ze te
dien einde, in de verhouding van 5 en
10, zal deponeeren ter beide griffiën
van de Staten-Generaal.
Ik begin met de verklaring, dat ik
met suikerfabrieken qua talis niets te
maken heb, nooit te maken heb gehad
toon. «Gij kunt mij worgen of op eene
andere wijze dooden, het komt er weinig
op aan; maar deze heer verlaat het huis
van nacht, of ik vernietig het geld met
eene enkele beweging."
«Gij kwam weer over zijne bevende
lippen, maar de oude man verroerde zich
niet.
Niet zoo de jonge man. Hij vloog van
zijn post en zou het volgend oogenblik zij
ne sterke armen om hare ranke gestalte
hebben geslagen, indien ik hem niet hal
verwege was tegemoet gekomen met een
slag, die hem aan hare voeten op den grond
neervelde. Zij zeide niets, maar liet eene
der banknoten uit de hand vallen in het
vuur, waar ze onmiddellijk verteerde.
Met den gil van een razend beest, dat
in zijne meest kwetsbare plek wordt ge
wond, stampte de oude man voor ons met
den voet op den grond.
«Houd op riep hij, en ging snel naar de
voordeur en opende die. «Daar schreeuw
de hij, «als gij gekken wilt zijn, gaat dan
en moge de bliksem u treffen Maar geef
mij eerst het geld."
«Kom van de deur weg," zeide zij, met
hare linkerhand de lantaarn qemende, die
naast den haard hing, «en laat Karl deze
aansteken en zelf uit den weg blijven."
Zoo gebeurde het In minder tijd dan ik
noodig heb om het te vertellen, was de
oude man van de deur weggegaan, de zoon
had de lantaarn aangestoken en wij waren
gereed te vertrekken.
«Ga nu maar vooruit," zeide zij tot mij,
«ik zal volgen."
«Neen, "zeideik, «we zullen samen gaan.'
en hoop ook niet iets te maken te zul
len hebben. Maar hoe is 't mogelijk, in
zulke benarde omstandigheden, van de
Regeeringstafel een antwoord te ver
nemen als wij hoorden Mij is 't een
raadsel.
Mijnheer de Voorzitter! Ik zou uren
lang over dit onderwerp kunnen pra
ten, maar ik wil slechts in 't kort zeg
gen wat ik op 't hart heb,* en wat
mijn verontwaardiging heeft gewekt.
Er wordt gezegd: Waarover klaagt
gij, wat gij verliest komt ten goede
aan de raffinadeurs.
Dat is hetzelfde alsof men aan ie
mand zeggen zouwaar beklaagt gij u
over dat men u uw geld ontstolen heeft,
een ander is er rijker door geworden.
Zij die er belang bij hebben dat de sui
ker goedkoop is, zijn juist de raffina
deurs. Hoe komt men er toe om bij de
crisis, die de beetwortelsuikerfabrikan-
ten ondergaan, de raffinadeurs aan te
halen, die in de allereerste plaats zoo
goedkoop mogelijke grondstof trachten
te verkrijgen om die te raffineeren.
En hoe verschillend wordt er hier
gehandeld wanneer het andere toestan
den geldtdat heb ik in den tijd dat ik
lid van deze Kamer ben geleerd. Vijf
jaar geleden werd in deze Kamer ge
sproken over de crisis die de suikerin
dustrie op Java onderging.
De toenmalige Minister zeidedit is
niet zoo hij haalde balansen aan waar
door hij aan de fabrikanten op Java
13, 14 en 15 pet. en meer winst be
haalden. Het wees er op hoe door het
goedkoop huren van landen van de In-
sche vorsten en tengevolge van de hee
rendiensten goedkoop suiker kon wor
den geproduceerd.
Nauwelijks kwam de Minister Cre-
mer aan het bewind of de suikeruit-
voer op Java werd afgeschaft. Waar-
«Maar het geld brulde de zware stem
van den waard over mijn schouder.
«Dat zal ik u bij mijne terugkomst ge
ven," zeide het meisje.
XII.
«Nooit zal ik de regenvlagen vergeten,
die ons in het gezicht sloegen en in eencT
wolk van nat hulden, toen de deur op ha
re hengsels draaide om ons naar buiten in
de duistere nacht te laten gaan noch den
electrischen schok die door mij heen ging,
toen dat slanke meisje mijne hand greep
en mij door de dichte duisternis meevoer
de. Ik was echter minder ontroerd door
hare schoonheid als getroffen door hare
kracht en energie. De woede van den
storm scheen zich naar haar wil te buigen,
de wind gaf vleugelen aan hare voeten.
Toen wij op den weg waren, bleef zij
staan en keek om. De twee groote ge
daanten der mannen, die wij achtergela-
laten hadden, stonden in de deur der her
berg; een oogenblik later kwamen zij naar
ons toeloopen. Met een zachte kreet sprong
het meisje naar een boom toe, waar ik tot
mijne onbegrensde verbazing mijn paard
geheel gezadeld zag staan. Zij maakte
de merrie haastig los, hing de brandende
lantaarn aan den zadelknop, gaf het hij
gende dier een flinken slag op den rug
en was in een sprong weer bij mij.
Het verschrikte paard snoof, steigerde,
en draafde ons voorbij den weg op.
«Wij zullen wachten," fluisterde Luttra.
Wordt vervolgd.
ZELANDIA