„Ga naar bed." Vier lotsbestemmigen. lijke dingen leest, dan kan men reeds van te voren verzekerd zijn te vernemen, dat dit alles in Amerika gebeurde. Zoo b.v. lijkt het nogal sterk gekleurd, wanneer wij hooren, dat er b.v. boerderijen bestaan waar niet minder dan tienduizend duiven gehouden worden. De afbeelding naar een photographie die het Geïll. Stuiversblad on langs gaf, kan echter als direct bewijs gelden. Stel u voor tienduizend duiven die den geheelen dag maar door op en af vliegen. Dat moet inderdaad een zeer aardig ge zicht opleveren en niet minder interessant is het een kijkje te nemen op zoo'n reuzen onderneming. De afbeelding stelt voor zulk een boer derij bij de Arroyo Seco in het Sierra Ma- dregebergte in de buurt van Los Angeles. De tien duizend duiven, die meest licht van kleur zijn, worden geherbergd in acht groote kooien is het woord hier niet, in acht groote gebouwen waarvan de da ken met galvanische platen zijn bedekt. Meestal loopen de duiven over den grond totdat een vreemdeling in de buurt komt en zij in groote zwermen op de daken vliegen. Deze onderneming behoort aan een syn dicaat in Los Angeles en is tegelijk een merkwaardigheid die door vreemdelingen druk wordt bezocht, maar ook door negers, die er werk van maken zooveel duiven als zij kunnen krijgen te stelen. Twee groote honden moeten dan ook steeds zorgen de ongewenschte gasten van het erf der boer derij af te houden. Toch verdwijnen veel der duiven maar ook door ziekte en door ratten, die weer zooveel mogelijk door kleinere honden worden tegen gegaan. Twee mannen zijn steeds bezig om jon ge duiven te plukken; deze „squaps" zoo als zij worden genoemd, verkoopt de maat schappij uitsluitend aan groote hotels en restaurants in Los Angeles; de prijs die daarvoor wordt gemaakt bedraagt acht shillings per dozijn. Deze vogels moeten twintig a vijf en twintig dagen oud zijn. De uitgave om al deze vogels te voede ren bedraagt ongeveer vier en twintig gulden per dag. Zij worden met tarwe en afval van korenmolens gevoederd. Tevens wordt gezorgd dat het voedsel steeds van beste kwaliteit is want zooals men kan begrijpen hangt het welzijn der onderne ming geheel daarvan af. Alleen met de guano der duiven wordt jaarlijks ongeveer twee honderd en vijftig gulden verdiend, welke meststof bijzonder vruchtbaar is. Een eigenaardigheid is het al die duiven te hooren kirren. Dat doet iemand denken aan den wind die des winters door oude vensters blaast of het geluid van verwij derde branding op de kust. De Santa Fé spoorweg gaat vlak langs de boerderij maar de duiven zijn zoo gewend gewor den aan de' puffende en snorrende treinen dat zij doodkalm blijven zitten wanneer deze voorbijgaan. In den regel blijven zij dag en nacht op de daken, want het kli maat is in Californië zeer zacht, en alleen wanneer er jongen in aantocht zijn, zoe ken de paartjes de hokken op. Dronkenschap als buitenkansje. Een Fransch zeilschip, de „Tournij", was door den kapitein en de bemanning wegens stormschade verlaten. Eén matroos bleef echter aan boord van het schip dat daarna door een Engelsche stoomboot drijvende werd gevonden en naar Algiers gesleept. De reederij legde den matroos 850 francs toe, omdat zijn aan boord blij ven ten gevolge had gehad dat hel schip niet als onbeheerd kon worden beschouwd en daarom de bergers geen aanspraak konden maken op een derde van de waarde van schip en lading, maar zich met een kleinere som moesten tevreden stellen. De matroos beweerde echter, dat hem wel daarvoor 10,000 francs toekwam en stelde een vordering tot dat bedrag in. De ree derij antwoordde, dat bij niet uil helden moed aan boord was gebleven, maar om dat hij, toen de anderen het schip ver lieten, zóó dronken was, dat hij niet wist wal hij deed toen hij weigerde met hem mee te gaan De rechtbank te Marseille heeft het an ders beslist. Al is bet niet bewezen, zoo overwoog zij, dat de eischer door aan boord te blijven het schip heeft gered, toch is daarvan een gevolg geweest dat de reederij veel minder heeft moeten be talen aan bergloon dan hel geval ware geweest, indien ook de eischer het schip had verlaten Door aan boord te blijven, heeft hij in alle gevallen de reederij een belangrijken dienst bewezen, welke met 850 fr niet voldoende wordt vergolden. De rechtbank veroordeelde de reederij daarom een vergoeding van 3000 frs uit le betalen en in de kosten van het rechts geding Een Hoogvlieger onder Water. Zekere Albert Schmüiz beweerde een vliegmachine te hebben uitgevonden; hij zou deze week, voorzien van een paar door eigen spierkracht in beweging te brengen vlerken van den 20 M. hoogen toren der Avre-waterleiding bij St. Cloud springen en dan door de lucht vliegen als een vogel. Een groote menigte nieuwsgieri gen was vergaard op beide oevers om 't schouwspel gade te slaan Schmütz, al leen in hemd en pantalon gekleed, sprong kloek van den toren, maar de vleugelen hielden hem niet op en hij viel in de Seine; hij bleef vrij lang onder water, maar kwam eindelijk zonder vlerken bo ven en werd in een der talrijk aanwezige booten opgenomen. Leer om Leer. Een boekverkooper zond aan onderscheidene personen een boekwerk in een omslag, waarop gedrukt stond: ,,Is dit werk binnen acht dagen niet terug bezorgd, zoo wordt het als ge kocht beschouwdEen gebenefieeerde zond het niet terug, werd, toen hij wei gerde te betalen, voor den Kantonrechter gedagvaard en (zoo luidt het verhaal) door dezen tot betaling veroordeeld. De onwillige kooper, steenfabrikant, deed wat een goed burger betaamt... hij gehoor zaamde aan het vonnis. Toen nu eenige dagen later de boek verkooper zijn winkel wilde openen, werd hij daarin belemmerd door de omstandig heid, dat duizende steenen lagen opge stapeld op zijn stoep En bovenop lag een papier vermeldende den naam van den fabriekant, den prijs der steenen en de mededeeling, dat, tenzij deze vóór den middag waren terugbezorgd aan de fabriek, zij zouden gelden als le zijn gekocht. Rechtszaken. Een viervoetige zonderling. Uit Amsterdam schrijft men Voor het gerechtshof alhier verscheen als appellant een aapjeskoetsier van den Dam, die door de rechtbank tot gevange nisstraf voor den tijd van 8 dagen was veroordeeld wegens het mishandelen van zijn paard, een ruin van 12 jaren. Eenige voorbijgangers hadden gezien, dat de koetsier dit paard, terwijl het iet wat onwillig was bij het inschroeven van kalkoenen in het hoefijzer, met een spoor stok over den rug sloeg en met den klomp tegen de borst en onder den buik bij de achte>-beenen schopte. Het dier uitte daar bij zulke smartelijke geluiden, dat de voor bijgangers geen anderen indruk dan dien dien eener ergerlijke mishandeling kon den ontvangen en diensvolgens een aan klacht indienden. De koetsier nu had voor het Hof eenige collega's van den Dam medegebracht om door dezen te la ten verklaren, dat het paard in quaestie met een zonderlingen aard behept was. Als men het maar even aanraakte, al wa re het om het beest vriendelijk op den nek of de bil te kloppen, sprong het van den grond en hinnikte met een vreemd geluid. Dit moest de mannen, die den koetsier hadden aangeklaagd, misleid heb ben. Want hun kameraad was waarlijk een der zachtmoedigste koetsiers, die men zich kan denken, en had stellig zijn paard, overigens zijn besten vriend, slechts een verdiende bestraffing toebedeeld volgens de leer, dat men kastijdt dien*men lief heeft Eerst schenen de raadsheeren moeielijk geloof te kunnen slaan aan het verhaal der zonderlinge geaardheid van het dier. Toen echter ook een brigadier van het voerwezen die verklaringen kwam beves tigen, rees er twijfel. Jammer, dat de heeren niet even naar beneden konden gaan. Het paard zelf toch stond buiten voor de poort van het ge rechtsgebouw te wachtenhet had zijn meester en diens gildebroeders naar de zitting gereden. Wij zei ven konden ons van de waarheid der getuigenis overtui gen. Hoe vriendelijk men het dier ook aansprak, als men het daarbij ook maar even met de vlakke hand aanraakte, begon het terstond op alle vier beenen te dansen en op een on-paardelijke, bijna men- schelijke manier te schreeuwen Een politierechter zou zich terstond bij de aanklacht van deze vreemde omstan digheid hebben kunnen overtuigen, en dan ware dit proces allicht in hare geboorte gesmoord geworden. Allerlei. Prinder, een man uit het volk, pakte alles aan om door de wereld te komen, doch veel mislukte. Op het laatst was hij huisknecht Nog geen week was hij in dienst of zijn meester gaf een diner en Prinder werd beduid dat hij bij de komst der gasten hen moest aankondigen. Hij plaatste zich aan de deur van hel salon en riep: Majool* Ludemeijer, mevrouw Lttde- meijer, de jongeheer Ludemeijer, de jonge juffrouw Ludemeijer; en zoo voort Dit verveelde eindelijk zijn meester en deze heet hem toe: I'riïlder, je moet de gasten niet zóó aankondigen, maak het korter. De schel ging en binnenkwamen de heer en mevrouw (lulden en hunne dochter. Prinder opende de salondeur en riep plechtig de zaal in: Drie pop! Als Peperman niet ophoudt zonderlinge dingen uit le halen, zal de faam niet moede worden dit te verkondigen Ziehier wat hem nu weer overkomen is Peperman leed aan zenuwen en de dokter had hem stortbaden voorgeschreven. Hij ging naar een hadinrichting en men wees hem hoe hij doen moest om het stroomende water naar heneden te doen storten. Na eenigen tijd ontmoette hij den dok ter: Het is kapitaal, wat die dingen hel pen! riep hij hem te gemoet Ik hen er zeer lekker op geworden, zie maar! Maar ik was ook op alles voorbereid Wat bedoelt ge? vroeg de dokter Ik had mijn slechtste pak aangetrok ken, waaraan geen zier te bederven is Maar al had ik mijn zwarten rok en mijn witte das aangehad, ik zou nog droog gebleven zijn. Mijn vrouw heeft een para plu, waaronder wel een appelwijf met vijf manden kan schuilen, en die heb ik tel kens mcêgenomen en opgezet. Goede mor gen! G-o-e-de-m-o-r-g-e-n! stamelde de dokter, van vei hazing stotterende. "Het is altijd gevaarlijk om in de na bijheid van een dierentuin te wonen." Daaraan had de heer D. ook dikwijls gedacht, maar hij woonde nu eenmaal in een gezellig huis dicht bij Artis. Maar toen hij onlangs wat laat en laat ons er bij voegen iet of wat aange schoten thuis kwam en hij de huis deur met moeite geopend had, sprong hij met schrik terug, want hij zag een tamelijk groote slang, die geheel ineen gerold op de vloermat lag. Hij raapte al zijn moed bijeen, stoof het beest voorbij, liep in het achterhuis en kwam, met het koude zweet op zijn voorhoofd, met een hakbijl terug Hij hakte zijn zenuwen verleenden hem een groote kracht hij hakte het beest in twee-en-twintig stukken en liep toen de trappen op en sleepte als 't ware zijn vrouw naar beneden. Te opgewonden om iets te zeggen, wees hij zwijgende naar de overblijfselen van het ondier. Een slang! riep zijn wederhelft. Je bent gek! en zij sloeg hem met zijn eigen wandelstok, die hij in de standaard gezet had, woedend op het hoofd; je hebt mijn beste boa in stukken gehakt. Mengelwerk. In het jaar 1810 werden vier kinde ren geboren, die voor een groote toe komst waren bestemd. De eerste was een glorie der kerk, de tweede een door luchtig prins, de derde een beroemd dichter en de vierde een groot soldaat. De laatste was de Fransch man Pier re Bosquet. In de Krim-oork)g redde hij het Britsche leger, dat gevaar liep door de Russen te worden in de pan gehakt. Reeds aangetast door de vreeselijke ziekte, welke hem zou dooden, wacht te de maarschalk Saint-Arnaud te paard, gesteund door twee adjudanten, met ongeduld het korps van Bosquet. Eens klaps zag hij in de verte een donkere massa het siagveld naderen. Was dat eindelijk de Fransche infanteriep Of waren het de Russen? Hij wachtte Grouchy. Zou het Blücher zijn Eens klaps kleurde een bloedstroom de bleeke wagen van den maarschalk, en zijn bevende handen lieten zijn kijker glip pen. „Mijne heeren," voegde hij zijn adjudanten toe, ,,het zijn roodbróe- ken mijn oude Bosquet van Afri ka!" Inderdaad was het generaal Bosquet, die aan 9et hoofd van zijn zouaven op rukte om de Russen in den rug aan te vallen. „Generaal, Engeland dankt u!" voeg de lord Raglan nem toe op den avond van den bloedigen dag. Eenige maanden later, na het slui ten van den vrede, ontving Bosquet den maarschalkstaf uit de handen van Napoleon III en hij werd benoemd tot commandant van het legerkorps van het zuidwesten. Hij kwam te Pau aan, te midden van een onbeschrijfelijk en thousiasme. 't Was echter de laatste maal dat hij den roes der menschelijke glorie zou smaken. Nog betrekkelijk jong (hij had den maarschalkstaf op 46-jarigen leeftijd gekregen) werd zijn krachtig gestel aangetast door een ge heimzinnige kwaal en stierf hij daaraan in de armen van zijne moeder, die het betreurde, zoo lang te hebben moeten leven, om dien slag te dragen.... De prins' die werd geboren in bal lingschap (te Palermo), was de oudste der zonen van den hertog van Orleans, die eenmaal Louis Philippe zou heeten. Zijn vader werd koning. Hij zelf was kroonprins. Zijn minzame manieren en ook eenige militaire, overigens gemak kelijke, voordeelen, behaald in Afrika, bezorgden hem een populariteit van goed allooi, ,,Hij is mijn beste steun," zei de oude koning, zich verontrustend over zijn toestand. Op zekeren dag wilde de kroonprins, zich gereed makend om naar het kamp van Saint-Omer te vertrekken, zich naar Neuilly begeven, om afscheid te nemen van de koningin. Nooit had hij zich vroolijker, pretti ger gevoeld. Hij onbeet met zijn gewe zen leeraar in de wiskunde, den heer Cuérard, van wien hij veel hield, en besprak met hem levendig verscheidene plannen. Na het dejeuner stapte de prins in een rijtuig, een lichte victoria. „Hé, Monseigneur," voegde de heer Cuérard hem toe, „gaat gij alleen naar NeuillY, zonder adjudant?" „Ja," antwoordde de hertog van Or leans' "al mijn personeel maakt toe bereidselen om van avond met mij naar Saint-Omer te vertrekken, en ik wil niemand lastig vallen. Tot weerziens, Cuérard, te Plombiéres ontmoeten we elkaar." De prins gaf het sein van afrijden. De paarden waren vurig en schichtig. De postiljon werd spoedig gewaar, dat hij ze niet meer in de hand had. Ook de prins merkte het op. De paarden holden steeds wilder voort. Na de krachtigste pogingen slaagde de postil jon erin, ze weer meester te worden. Hij wendde zich alsnu om naar den prins. Deze was verdwenenHad hij op den rijweg willen springen? Was hij opgestaan, om tot den koet sier te spreken en toen uit het rijtuig geworpen? Niemand heeft het ooit geweten.... Toen de prins op den weg evonden werd, ademde hij nog, maar ij opende niet meer de oogen en ont sloot niet meer zijn lippen. In allerijl verwittigd, snelden de koning en ae kpningin naar hun geliefd kind, en W'aren verscheiden uren, machteloos, tegenwoordig bij den pijnlijken dood strijd. De koningin, de wanhoop nabij, bleef geknield liggen en smeekte God om een mirakel. Wat Louis Philippe betreft, hij begreep ongetwijfeld, dat de uitboeting voor hem begonnen was. De dichter was Alfred de Musset. Ook hij stierf jong. Maar weinig men- schen waren zoo begaafd als hij. Hij was medeleerling geweest van den her tog van Orleans, wiens ongelukkig einde wij hierboven schetsten. Zijn werk blijve hier onbeoordeeld. Hij leidde een veelbewogen, losbandig leven en sloeg de schennende hand aan zijn bestaan... Men verzekert evenwel, dat hij in zijn laatste oogenblikken tot God berouwvol zou zijn teruggekeerd. Van deze vier mannen, die in 1810 geboren werden, leeft er nog èèn. Hij draagt den roemvollen naam van Leo XIII, is in zijn 93ste jaar en het 25ste van zijn Pausschap. Zijn helder verstand heeft al zijn schitterenden glans be houden, zijn geheugen is onaangetast. De jaren hebben zijn machtig hoofd doen vergrijzen, zonder het te krom men. Zijn eenige zorg is het heil der zielen. Hij zal in de historie gerekend worden onder de grootste Pausen, die ooit den stoel van Petrus hebben opge luisterd. 't Was donker in het nauwe straat je, waar de naar elkaar overhellende huizen het zonlicht onderschepten, dat in de breedere straten nog zijn laatste stralen schijnen deed. Aan de deuren stonden groepjes van vrouwen met ver duidelijkende gebaren en veelbeteeke- nende knipoogjes met elkaar te praten, beurtelings met klem betoogend en met hoofdschuddende verbazing toeluisterend. Kinderen hingen aan de rokken der moeders, grootere stoeiden en kropen, en nog oudere slenterden met een air van onafhankelijkheid rond, de meisjes gearmd en lachend, de jongens met een sigaar en onverschillig rondziend. Maar donkerder dan in 't straatje nog, was het in de lage woning heelemaal achter in de straat, waar geen vrouw stond te praten of geen man uitrustte van de vermoeienissen, maar alleen een meisje van een jaar of twaalf bij wijlen schuw naar buiten keek, blijkbaar ie mand verwachtend. En binnen werd het geschrei gehoord van een klein kind, dat naar moeder verlangde, terwijl twee jongens van een jaar of zeven hun tong tegen de oudste zuster uitstaken en verklaarden, dat ze niets om haar gaven, zoolang vader niet thuis was. Want vader en moeder waren beiden uit. Niet te zamen en toch met het zelfde doelze woonden vergaderingen bij, waar opgekomen werd voor hun rechten, hun politieke en sociale rech ten, die door de burgerlijke kliek zoo gruwelijk werden verkort, maar die zij zouden verzekeren zoo niet voor zich, dan toch voor hunne kinderen. Terwijl in de lage donkere woning de kleine schreeuwde, met handjes en voetjes trappelende en zich blijkbaar af vragend, welke plicht toch wel zwaar der zou kunnen wegen dan de moeder plicht, zat moeder de vrouw in een la ge zaal met dof petroleumlicht aan een lireede tafel. Want moeder was niet enkel lid, maar zelfs bestuurslid der vrije-vrouwenvereeniging, die elke week hier vergaderde om toe te nemen in po litieke wijsheid en sociaal bewustzijn. Het was een cursus, die gehouden werd, gehouden door een der kopstuk ken van de partijeen geleerde, die na vele wederwaardigheden plotseling een politiek genie gebleken was. Hij had de taak op zich genomen, de vrije burge ressen in te wijden in de geheimen der proletarische wereldbeschouwing, en trachtte haar heden duidelijk te maken, waï Vel de levensoorzaken van het ver foeilijkste aller monsters, het kapitalis me, waren. Hij toonde aan, hoe naar sociaal-de mocratische leer, naar de leer van Karl Marx, den grooten denker, waarop eeuw in eeuw uit de geheele wijsbegeerte vergeefs had zitten wachten, hoe alleen arbeid de bron is van hetgeen men rijk dom noemt. „Niets, letterlijk niets", zoo verklaar de hij, „niets is er op de tafel der rij ken, niets is er in zijn huis, geen waar de heeft zijn kapitaal, of deze is ont staan, doordat hij zich meester heeft gemaakt van 't bloed en zweet der ar beiders. (Applaus, triomfantelijke blik ken van een deel der dames jegens een ander deel, dat er tegen was geweest dezen spreker te noodigen.) „Op geen andere wijze is ooit rijk dom ontstaan, en zal ooit rijkdom ont staan dan door arbeid en door arbeid alleen." Dat was het thema en dat bleef het thema en gretig luisterden de dames naar dit fundament der economische wetenschap, totdat de vergadering werd gesloten en de moeders zich naar huis begaven, waar hun kinderen met be traand gelaat waren ingeslapen, droo- mend van de rechten, die ook zij, klei ne menschen meenden te kunnen doen gelden en die zoo vreeselijk werden verkort. Toen in 't klein straatje de vrouw verscheen, om haar functie van be stuurslid te verwisselen met die van huisvrouw, kwam de oudste dochter blijde binnen, om de bootschap te ver tellen en daarmee het snikkend meisje te troosten, terwijl de jongens zwegen en snorkten als waren zij al uren lang in diepen slaap. Terwijl de kleine zich tegen moeder aanvlijde en de dochter, een kind nog, maar met zorgelijken trek op 't gelaat, de lamp opstak, kwam ook vader thuis. Hij was opgewekt, vroolijk zelfs, wat hem niet vaak gebeurde, bij de voort durende gedachte aan de vele zorgen, die hem drukten en waaraan hij te huis door alles wat hij zag, werd herin nerd. Maar nu straalden zijn anders zoo doffe oogen. «Jongen, vrouw, 'twas zoo mooi." «Wat was zoo mooi vader?" vroeg het meisje, tegen hem aanleunend, blij de dat er nu eens kans bestond op een vriendelijk woord, een zonnestraaltje in haar verdorrende ziel. «Wat die spreker zei, 't was zoo mooi. Als dan later die kapitalisten troep even kwam weer de gewone bittere trek te voorschijn is opge ruimd en de klasse-heerschappij weg is, dan zul je eens wat zien. «Dan werken we twee uur daags of drie uur, en den overigen tijd brengen we door met te genieten van alles wat nu alleen de rijken maar vasthouden." «Twee uur maar, vader? En anders altijd thuis bij ons?" vroeg 't meisje dat door niets zoozeer werd gekweld als door de lange, eenzame uren, zoo als van dezen avond. «Ja, hoor, een paar uur, zoo voor middags van een uur of negen tot het middag is om te eten. En dan, wat er op tafel komtJa meid, je mag blij zijn dat je nog zoo jong bent je zult ér lang plezier van kunnen hebben «Zeg vrouw, waar was 't bij jullie op de vergadering over?" «Bij ons, over het kapitaal en waar alle rijkdom vandaan is gekomen, waar nou die uitzuigers alleen pleizier van hebben." «Zoo, o ja, daar is de vorige cursus bij ons over geweest." «Waar is die rijkdom dan vandaan gekomen, vader P" vroeg de zachte kin derstem weer. «Waar die vandaan gekomen is! Dat zal ik je nou eens kort zeggen. Zie je, als die mijnheer, waar ik werk in een rijtuig rijdt, dan is dat niet door zijn arbeid, maar dat is van ons zweet. Al le rijkdom komt door den arbeid, zie je anders komt er niets in de wereld." Peinzend stond ze een oogenblik te staren. «Maar vader," riep ze opeens. «Nou «Als alle menschen rijk zullen wor den, wat u straks zei, dan moet er toch nog veel meer rijkdom in de we reld komen." «Ja, natuurlijk!" «En dan moet er dus ook nog veel harder worden gewerkt, en die mijn heer zei van twee uur Moeder keek vader aan en deze zei, op springend: »'t Is laat meid, ga naar bed." Er werd dien avond niet meer over 't socialisme gesproken Maar wel gedacht. V. S. Centr.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 6