„Ga naar bed."
Vier lotsbestemmigen.
lijke dingen leest, dan kan men reeds van
te voren verzekerd zijn te vernemen, dat
dit alles in Amerika gebeurde. Zoo b.v.
lijkt het nogal sterk gekleurd, wanneer
wij hooren, dat er b.v. boerderijen bestaan
waar niet minder dan tienduizend duiven
gehouden worden. De afbeelding naar een
photographie die het Geïll. Stuiversblad on
langs gaf, kan echter als direct bewijs
gelden.
Stel u voor tienduizend duiven die den
geheelen dag maar door op en af vliegen.
Dat moet inderdaad een zeer aardig ge
zicht opleveren en niet minder interessant
is het een kijkje te nemen op zoo'n reuzen
onderneming.
De afbeelding stelt voor zulk een boer
derij bij de Arroyo Seco in het Sierra Ma-
dregebergte in de buurt van Los Angeles.
De tien duizend duiven, die meest licht
van kleur zijn, worden geherbergd in acht
groote kooien is het woord hier niet,
in acht groote gebouwen waarvan de da
ken met galvanische platen zijn bedekt.
Meestal loopen de duiven over den grond
totdat een vreemdeling in de buurt komt
en zij in groote zwermen op de daken
vliegen.
Deze onderneming behoort aan een syn
dicaat in Los Angeles en is tegelijk een
merkwaardigheid die door vreemdelingen
druk wordt bezocht, maar ook door negers,
die er werk van maken zooveel duiven als
zij kunnen krijgen te stelen. Twee groote
honden moeten dan ook steeds zorgen de
ongewenschte gasten van het erf der boer
derij af te houden.
Toch verdwijnen veel der duiven maar
ook door ziekte en door ratten, die weer
zooveel mogelijk door kleinere honden
worden tegen gegaan.
Twee mannen zijn steeds bezig om jon
ge duiven te plukken; deze „squaps" zoo
als zij worden genoemd, verkoopt de maat
schappij uitsluitend aan groote hotels en
restaurants in Los Angeles; de prijs die
daarvoor wordt gemaakt bedraagt acht
shillings per dozijn. Deze vogels moeten
twintig a vijf en twintig dagen oud zijn.
De uitgave om al deze vogels te voede
ren bedraagt ongeveer vier en twintig
gulden per dag. Zij worden met tarwe en
afval van korenmolens gevoederd. Tevens
wordt gezorgd dat het voedsel steeds van
beste kwaliteit is want zooals men kan
begrijpen hangt het welzijn der onderne
ming geheel daarvan af.
Alleen met de guano der duiven wordt
jaarlijks ongeveer twee honderd en vijftig
gulden verdiend, welke meststof bijzonder
vruchtbaar is.
Een eigenaardigheid is het al die duiven
te hooren kirren. Dat doet iemand denken
aan den wind die des winters door oude
vensters blaast of het geluid van verwij
derde branding op de kust. De Santa Fé
spoorweg gaat vlak langs de boerderij
maar de duiven zijn zoo gewend gewor
den aan de' puffende en snorrende treinen
dat zij doodkalm blijven zitten wanneer
deze voorbijgaan. In den regel blijven zij
dag en nacht op de daken, want het kli
maat is in Californië zeer zacht, en alleen
wanneer er jongen in aantocht zijn, zoe
ken de paartjes de hokken op.
Dronkenschap als buitenkansje.
Een Fransch zeilschip, de „Tournij",
was door den kapitein en de bemanning
wegens stormschade verlaten. Eén matroos
bleef echter aan boord van het schip dat
daarna door een Engelsche stoomboot
drijvende werd gevonden en naar Algiers
gesleept. De reederij legde den matroos
850 francs toe, omdat zijn aan boord blij
ven ten gevolge had gehad dat hel schip
niet als onbeheerd kon worden beschouwd
en daarom de bergers geen aanspraak
konden maken op een derde van de waarde
van schip en lading, maar zich met een
kleinere som moesten tevreden stellen. De
matroos beweerde echter, dat hem wel
daarvoor 10,000 francs toekwam en stelde
een vordering tot dat bedrag in. De ree
derij antwoordde, dat bij niet uil helden
moed aan boord was gebleven, maar om
dat hij, toen de anderen het schip ver
lieten, zóó dronken was, dat hij niet wist
wal hij deed toen hij weigerde met hem
mee te gaan
De rechtbank te Marseille heeft het an
ders beslist. Al is bet niet bewezen, zoo
overwoog zij, dat de eischer door aan
boord te blijven het schip heeft gered,
toch is daarvan een gevolg geweest dat
de reederij veel minder heeft moeten be
talen aan bergloon dan hel geval ware
geweest, indien ook de eischer het schip
had verlaten Door aan boord te blijven,
heeft hij in alle gevallen de reederij een
belangrijken dienst bewezen, welke met
850 fr niet voldoende wordt vergolden.
De rechtbank veroordeelde de reederij
daarom een vergoeding van 3000 frs uit
le betalen en in de kosten van het rechts
geding
Een Hoogvlieger onder Water.
Zekere Albert Schmüiz beweerde een
vliegmachine te hebben uitgevonden; hij
zou deze week, voorzien van een paar
door eigen spierkracht in beweging te
brengen vlerken van den 20 M. hoogen
toren der Avre-waterleiding bij St. Cloud
springen en dan door de lucht vliegen als
een vogel. Een groote menigte nieuwsgieri
gen was vergaard op beide oevers om
't schouwspel gade te slaan Schmütz, al
leen in hemd en pantalon gekleed, sprong
kloek van den toren, maar de vleugelen
hielden hem niet op en hij viel in de
Seine; hij bleef vrij lang onder water,
maar kwam eindelijk zonder vlerken bo
ven en werd in een der talrijk aanwezige
booten opgenomen.
Leer om Leer. Een boekverkooper
zond aan onderscheidene personen een
boekwerk in een omslag, waarop gedrukt
stond: ,,Is dit werk binnen acht dagen
niet terug bezorgd, zoo wordt het als ge
kocht beschouwdEen gebenefieeerde
zond het niet terug, werd, toen hij wei
gerde te betalen, voor den Kantonrechter
gedagvaard en (zoo luidt het verhaal)
door dezen tot betaling veroordeeld. De
onwillige kooper, steenfabrikant, deed wat
een goed burger betaamt... hij gehoor
zaamde aan het vonnis.
Toen nu eenige dagen later de boek
verkooper zijn winkel wilde openen, werd
hij daarin belemmerd door de omstandig
heid, dat duizende steenen lagen opge
stapeld op zijn stoep En bovenop lag een
papier vermeldende den naam van den
fabriekant, den prijs der steenen en de
mededeeling, dat, tenzij deze vóór den
middag waren terugbezorgd aan de fabriek,
zij zouden gelden als le zijn gekocht.
Rechtszaken.
Een viervoetige zonderling.
Uit Amsterdam schrijft men
Voor het gerechtshof alhier verscheen
als appellant een aapjeskoetsier van den
Dam, die door de rechtbank tot gevange
nisstraf voor den tijd van 8 dagen was
veroordeeld wegens het mishandelen van
zijn paard, een ruin van 12 jaren.
Eenige voorbijgangers hadden gezien,
dat de koetsier dit paard, terwijl het iet
wat onwillig was bij het inschroeven van
kalkoenen in het hoefijzer, met een spoor
stok over den rug sloeg en met den klomp
tegen de borst en onder den buik bij de
achte>-beenen schopte. Het dier uitte daar
bij zulke smartelijke geluiden, dat de voor
bijgangers geen anderen indruk dan dien
dien eener ergerlijke mishandeling kon
den ontvangen en diensvolgens een aan
klacht indienden. De koetsier nu had
voor het Hof eenige collega's van den
Dam medegebracht om door dezen te la
ten verklaren, dat het paard in quaestie
met een zonderlingen aard behept was.
Als men het maar even aanraakte, al wa
re het om het beest vriendelijk op den
nek of de bil te kloppen, sprong het van
den grond en hinnikte met een vreemd
geluid. Dit moest de mannen, die den
koetsier hadden aangeklaagd, misleid heb
ben. Want hun kameraad was waarlijk
een der zachtmoedigste koetsiers, die men
zich kan denken, en had stellig zijn paard,
overigens zijn besten vriend, slechts een
verdiende bestraffing toebedeeld volgens de
leer, dat men kastijdt dien*men lief heeft
Eerst schenen de raadsheeren moeielijk
geloof te kunnen slaan aan het verhaal
der zonderlinge geaardheid van het dier.
Toen echter ook een brigadier van het
voerwezen die verklaringen kwam beves
tigen, rees er twijfel.
Jammer, dat de heeren niet even naar
beneden konden gaan. Het paard zelf toch
stond buiten voor de poort van het ge
rechtsgebouw te wachtenhet had zijn
meester en diens gildebroeders naar de
zitting gereden. Wij zei ven konden ons
van de waarheid der getuigenis overtui
gen. Hoe vriendelijk men het dier ook
aansprak, als men het daarbij ook
maar even met de vlakke hand aanraakte,
begon het terstond op alle vier beenen te
dansen en op een on-paardelijke, bijna men-
schelijke manier te schreeuwen
Een politierechter zou zich terstond bij
de aanklacht van deze vreemde omstan
digheid hebben kunnen overtuigen, en dan
ware dit proces allicht in hare geboorte
gesmoord geworden.
Allerlei.
Prinder, een man uit het volk, pakte
alles aan om door de wereld te komen,
doch veel mislukte.
Op het laatst was hij huisknecht
Nog geen week was hij in dienst of zijn
meester gaf een diner en Prinder werd
beduid dat hij bij de komst der gasten
hen moest aankondigen.
Hij plaatste zich aan de deur van hel
salon en riep:
Majool* Ludemeijer, mevrouw Lttde-
meijer, de jongeheer Ludemeijer, de jonge
juffrouw Ludemeijer; en zoo voort
Dit verveelde eindelijk zijn meester en
deze heet hem toe:
I'riïlder, je moet de gasten niet zóó
aankondigen, maak het korter.
De schel ging en binnenkwamen de
heer en mevrouw (lulden en hunne dochter.
Prinder opende de salondeur en riep
plechtig de zaal in:
Drie pop!
Als Peperman niet ophoudt zonderlinge
dingen uit le halen, zal de faam niet
moede worden dit te verkondigen
Ziehier wat hem nu weer overkomen is
Peperman leed aan zenuwen en de dokter
had hem stortbaden voorgeschreven.
Hij ging naar een hadinrichting en men
wees hem hoe hij doen moest om het
stroomende water naar heneden te doen
storten.
Na eenigen tijd ontmoette hij den dok
ter:
Het is kapitaal, wat die dingen hel
pen! riep hij hem te gemoet Ik hen er
zeer lekker op geworden, zie maar! Maar
ik was ook op alles voorbereid
Wat bedoelt ge? vroeg de dokter
Ik had mijn slechtste pak aangetrok
ken, waaraan geen zier te bederven is
Maar al had ik mijn zwarten rok en
mijn witte das aangehad, ik zou nog droog
gebleven zijn. Mijn vrouw heeft een para
plu, waaronder wel een appelwijf met vijf
manden kan schuilen, en die heb ik tel
kens mcêgenomen en opgezet. Goede mor
gen!
G-o-e-de-m-o-r-g-e-n! stamelde de
dokter, van vei hazing stotterende.
"Het is altijd gevaarlijk om in de na
bijheid van een dierentuin te wonen."
Daaraan had de heer D. ook dikwijls
gedacht, maar hij woonde nu eenmaal in
een gezellig huis dicht bij Artis.
Maar toen hij onlangs wat laat en
laat ons er bij voegen iet of wat aange
schoten thuis kwam en hij de huis
deur met moeite geopend had, sprong
hij met schrik terug, want hij zag een
tamelijk groote slang, die geheel ineen
gerold op de vloermat lag.
Hij raapte al zijn moed bijeen, stoof
het beest voorbij, liep in het achterhuis
en kwam, met het koude zweet op zijn
voorhoofd, met een hakbijl terug
Hij hakte zijn zenuwen verleenden
hem een groote kracht hij hakte het
beest in twee-en-twintig stukken en liep
toen de trappen op en sleepte als 't ware
zijn vrouw naar beneden.
Te opgewonden om iets te zeggen, wees
hij zwijgende naar de overblijfselen van
het ondier.
Een slang! riep zijn wederhelft. Je
bent gek! en zij sloeg hem met zijn eigen
wandelstok, die hij in de standaard gezet
had, woedend op het hoofd; je hebt mijn
beste boa in stukken gehakt.
Mengelwerk.
In het jaar 1810 werden vier kinde
ren geboren, die voor een groote toe
komst waren bestemd. De eerste was
een glorie der kerk, de tweede een door
luchtig prins, de derde een beroemd
dichter en de vierde een groot soldaat.
De laatste was de Fransch man Pier
re Bosquet. In de Krim-oork)g redde hij
het Britsche leger, dat gevaar liep door
de Russen te worden in de pan gehakt.
Reeds aangetast door de vreeselijke
ziekte, welke hem zou dooden, wacht
te de maarschalk Saint-Arnaud te paard,
gesteund door twee adjudanten, met
ongeduld het korps van Bosquet. Eens
klaps zag hij in de verte een donkere
massa het siagveld naderen. Was dat
eindelijk de Fransche infanteriep Of
waren het de Russen? Hij wachtte
Grouchy. Zou het Blücher zijn Eens
klaps kleurde een bloedstroom de bleeke
wagen van den maarschalk, en zijn
bevende handen lieten zijn kijker glip
pen. „Mijne heeren," voegde hij zijn
adjudanten toe, ,,het zijn roodbróe-
ken mijn oude Bosquet van Afri
ka!"
Inderdaad was het generaal Bosquet,
die aan 9et hoofd van zijn zouaven op
rukte om de Russen in den rug aan te
vallen.
„Generaal, Engeland dankt u!" voeg
de lord Raglan nem toe op den avond
van den bloedigen dag.
Eenige maanden later, na het slui
ten van den vrede, ontving Bosquet
den maarschalkstaf uit de handen van
Napoleon III en hij werd benoemd tot
commandant van het legerkorps van het
zuidwesten. Hij kwam te Pau aan, te
midden van een onbeschrijfelijk en
thousiasme. 't Was echter de laatste
maal dat hij den roes der menschelijke
glorie zou smaken. Nog betrekkelijk
jong (hij had den maarschalkstaf op
46-jarigen leeftijd gekregen) werd zijn
krachtig gestel aangetast door een ge
heimzinnige kwaal en stierf hij daaraan
in de armen van zijne moeder, die het
betreurde, zoo lang te hebben moeten
leven, om dien slag te dragen....
De prins' die werd geboren in bal
lingschap (te Palermo), was de oudste
der zonen van den hertog van Orleans,
die eenmaal Louis Philippe zou heeten.
Zijn vader werd koning. Hij zelf was
kroonprins. Zijn minzame manieren en
ook eenige militaire, overigens gemak
kelijke, voordeelen, behaald in Afrika,
bezorgden hem een populariteit van
goed allooi, ,,Hij is mijn beste steun,"
zei de oude koning, zich verontrustend
over zijn toestand. Op zekeren dag wilde
de kroonprins, zich gereed makend om
naar het kamp van Saint-Omer te
vertrekken, zich naar Neuilly begeven,
om afscheid te nemen van de koningin.
Nooit had hij zich vroolijker, pretti
ger gevoeld. Hij onbeet met zijn gewe
zen leeraar in de wiskunde, den heer
Cuérard, van wien hij veel hield, en
besprak met hem levendig verscheidene
plannen. Na het dejeuner stapte de
prins in een rijtuig, een lichte victoria.
„Hé, Monseigneur," voegde de heer
Cuérard hem toe, „gaat gij alleen
naar NeuillY, zonder adjudant?"
„Ja," antwoordde de hertog van Or
leans' "al mijn personeel maakt toe
bereidselen om van avond met mij naar
Saint-Omer te vertrekken, en ik wil
niemand lastig vallen. Tot weerziens,
Cuérard, te Plombiéres ontmoeten we
elkaar."
De prins gaf het sein van afrijden.
De paarden waren vurig en schichtig.
De postiljon werd spoedig gewaar, dat
hij ze niet meer in de hand had. Ook
de prins merkte het op. De paarden
holden steeds wilder voort. Na de
krachtigste pogingen slaagde de postil
jon erin, ze weer meester te worden.
Hij wendde zich alsnu om naar den
prins. Deze was verdwenenHad
hij op den rijweg willen springen?
Was hij opgestaan, om tot den koet
sier te spreken en toen uit het rijtuig
geworpen? Niemand heeft het ooit
geweten.... Toen de prins op den weg
evonden werd, ademde hij nog, maar
ij opende niet meer de oogen en ont
sloot niet meer zijn lippen. In allerijl
verwittigd, snelden de koning en ae
kpningin naar hun geliefd kind, en
W'aren verscheiden uren, machteloos,
tegenwoordig bij den pijnlijken dood
strijd. De koningin, de wanhoop nabij,
bleef geknield liggen en smeekte God
om een mirakel. Wat Louis Philippe
betreft, hij begreep ongetwijfeld, dat
de uitboeting voor hem begonnen was.
De dichter was Alfred de Musset.
Ook hij stierf jong. Maar weinig men-
schen waren zoo begaafd als hij. Hij
was medeleerling geweest van den her
tog van Orleans, wiens ongelukkig
einde wij hierboven schetsten. Zijn werk
blijve hier onbeoordeeld. Hij leidde een
veelbewogen, losbandig leven en sloeg
de schennende hand aan zijn bestaan...
Men verzekert evenwel, dat hij in zijn
laatste oogenblikken tot God berouwvol
zou zijn teruggekeerd.
Van deze vier mannen, die in 1810
geboren werden, leeft er nog èèn. Hij
draagt den roemvollen naam van Leo
XIII, is in zijn 93ste jaar en het 25ste
van zijn Pausschap. Zijn helder verstand
heeft al zijn schitterenden glans be
houden, zijn geheugen is onaangetast.
De jaren hebben zijn machtig hoofd
doen vergrijzen, zonder het te krom
men. Zijn eenige zorg is het heil der
zielen. Hij zal in de historie gerekend
worden onder de grootste Pausen, die
ooit den stoel van Petrus hebben opge
luisterd.
't Was donker in het nauwe straat
je, waar de naar elkaar overhellende
huizen het zonlicht onderschepten, dat
in de breedere straten nog zijn laatste
stralen schijnen deed. Aan de deuren
stonden groepjes van vrouwen met ver
duidelijkende gebaren en veelbeteeke-
nende knipoogjes met elkaar te praten,
beurtelings met klem betoogend en met
hoofdschuddende verbazing toeluisterend.
Kinderen hingen aan de rokken der
moeders, grootere stoeiden en kropen,
en nog oudere slenterden met een air
van onafhankelijkheid rond, de meisjes
gearmd en lachend, de jongens met een
sigaar en onverschillig rondziend.
Maar donkerder dan in 't straatje nog,
was het in de lage woning heelemaal
achter in de straat, waar geen vrouw
stond te praten of geen man uitrustte
van de vermoeienissen, maar alleen een
meisje van een jaar of twaalf bij wijlen
schuw naar buiten keek, blijkbaar ie
mand verwachtend.
En binnen werd het geschrei gehoord
van een klein kind, dat naar moeder
verlangde, terwijl twee jongens van een
jaar of zeven hun tong tegen de oudste
zuster uitstaken en verklaarden, dat ze
niets om haar gaven, zoolang vader niet
thuis was.
Want vader en moeder waren beiden
uit. Niet te zamen en toch met het
zelfde doelze woonden vergaderingen
bij, waar opgekomen werd voor hun
rechten, hun politieke en sociale rech
ten, die door de burgerlijke kliek zoo
gruwelijk werden verkort, maar die zij
zouden verzekeren zoo niet voor zich,
dan toch voor hunne kinderen.
Terwijl in de lage donkere woning
de kleine schreeuwde, met handjes en
voetjes trappelende en zich blijkbaar af
vragend, welke plicht toch wel zwaar
der zou kunnen wegen dan de moeder
plicht, zat moeder de vrouw in een la
ge zaal met dof petroleumlicht aan een
lireede tafel. Want moeder was niet
enkel lid, maar zelfs bestuurslid der
vrije-vrouwenvereeniging, die elke week
hier vergaderde om toe te nemen in po
litieke wijsheid en sociaal bewustzijn.
Het was een cursus, die gehouden
werd, gehouden door een der kopstuk
ken van de partijeen geleerde, die na
vele wederwaardigheden plotseling een
politiek genie gebleken was. Hij had de
taak op zich genomen, de vrije burge
ressen in te wijden in de geheimen der
proletarische wereldbeschouwing, en
trachtte haar heden duidelijk te maken,
waï Vel de levensoorzaken van het ver
foeilijkste aller monsters, het kapitalis
me, waren.
Hij toonde aan, hoe naar sociaal-de
mocratische leer, naar de leer van Karl
Marx, den grooten denker, waarop eeuw
in eeuw uit de geheele wijsbegeerte
vergeefs had zitten wachten, hoe alleen
arbeid de bron is van hetgeen men rijk
dom noemt.
„Niets, letterlijk niets", zoo verklaar
de hij, „niets is er op de tafel der rij
ken, niets is er in zijn huis, geen waar
de heeft zijn kapitaal, of deze is ont
staan, doordat hij zich meester heeft
gemaakt van 't bloed en zweet der ar
beiders. (Applaus, triomfantelijke blik
ken van een deel der dames jegens een
ander deel, dat er tegen was geweest
dezen spreker te noodigen.)
„Op geen andere wijze is ooit rijk
dom ontstaan, en zal ooit rijkdom ont
staan dan door arbeid en door arbeid
alleen."
Dat was het thema en dat bleef het
thema en gretig luisterden de dames
naar dit fundament der economische
wetenschap, totdat de vergadering werd
gesloten en de moeders zich naar huis
begaven, waar hun kinderen met be
traand gelaat waren ingeslapen, droo-
mend van de rechten, die ook zij, klei
ne menschen meenden te kunnen doen
gelden en die zoo vreeselijk werden
verkort.
Toen in 't klein straatje de vrouw
verscheen, om haar functie van be
stuurslid te verwisselen met die van
huisvrouw, kwam de oudste dochter
blijde binnen, om de bootschap te ver
tellen en daarmee het snikkend meisje
te troosten, terwijl de jongens zwegen
en snorkten als waren zij al uren lang
in diepen slaap. Terwijl de kleine zich
tegen moeder aanvlijde en de dochter,
een kind nog, maar met zorgelijken
trek op 't gelaat, de lamp opstak, kwam
ook vader thuis.
Hij was opgewekt, vroolijk zelfs, wat
hem niet vaak gebeurde, bij de voort
durende gedachte aan de vele zorgen,
die hem drukten en waaraan hij te
huis door alles wat hij zag, werd herin
nerd.
Maar nu straalden zijn anders zoo
doffe oogen. «Jongen, vrouw, 'twas
zoo mooi."
«Wat was zoo mooi vader?" vroeg
het meisje, tegen hem aanleunend, blij
de dat er nu eens kans bestond op een
vriendelijk woord, een zonnestraaltje in
haar verdorrende ziel.
«Wat die spreker zei, 't was zoo
mooi. Als dan later die kapitalisten
troep even kwam weer de gewone
bittere trek te voorschijn is opge
ruimd en de klasse-heerschappij weg
is, dan zul je eens wat zien.
«Dan werken we twee uur daags of
drie uur, en den overigen tijd brengen
we door met te genieten van alles wat
nu alleen de rijken maar vasthouden."
«Twee uur maar, vader? En anders
altijd thuis bij ons?" vroeg 't meisje
dat door niets zoozeer werd gekweld
als door de lange, eenzame uren, zoo
als van dezen avond.
«Ja, hoor, een paar uur, zoo voor
middags van een uur of negen tot het
middag is om te eten. En dan, wat er
op tafel komtJa meid, je mag blij zijn
dat je nog zoo jong bent je zult ér
lang plezier van kunnen hebben
«Zeg vrouw, waar was 't bij jullie
op de vergadering over?"
«Bij ons, over het kapitaal en waar
alle rijkdom vandaan is gekomen, waar
nou die uitzuigers alleen pleizier van
hebben."
«Zoo, o ja, daar is de vorige cursus
bij ons over geweest."
«Waar is die rijkdom dan vandaan
gekomen, vader P" vroeg de zachte kin
derstem weer.
«Waar die vandaan gekomen is! Dat
zal ik je nou eens kort zeggen. Zie je,
als die mijnheer, waar ik werk in een
rijtuig rijdt, dan is dat niet door zijn
arbeid, maar dat is van ons zweet. Al
le rijkdom komt door den arbeid, zie
je anders komt er niets in de wereld."
Peinzend stond ze een oogenblik te
staren. «Maar vader," riep ze opeens.
«Nou
«Als alle menschen rijk zullen wor
den, wat u straks zei, dan moet er
toch nog veel meer rijkdom in de we
reld komen."
«Ja, natuurlijk!"
«En dan moet er dus ook nog veel
harder worden gewerkt, en die mijn
heer zei van twee uur
Moeder keek vader aan en deze zei, op
springend: »'t Is laat meid, ga naar
bed."
Er werd dien avond niet meer over
't socialisme gesproken
Maar wel gedacht. V. S.
Centr.