Paarden- en Veeverzekering-Mij
Kindermeid,
een Knecht
Provinciale
Hypotheek-Bank
Dr. Jules De Vos,
„Hel Wanen van Zeelani"
Diamant- en Zilverwerk
en Reparatiën.
„Zelandia,"
R. K. Nieuwsblad
Openbare Verkooping.
zwaar gewassen GERST,
A. F. NEELEMANS, HULST.
SCH00NE JUWEELEN,
In den Remontoir.
IS WILLEMYNS.
80 a 100 M3 GRIND.
Openbare Verkooping
Zeeuujsch- Vlaanderen.
Het Wonder van Bamberg.
4 pets Pandbrieven
Allerbeste llorloge's
en Pendulen,
o p
gevestigd te 's-GRAVENHAGE.
Geplaatst maatschappelijk kapitaal
1.500.000 waarop gestort tien percent.
ZWOLLE.
Verzekert: 1°. tegen sterven, noodzakelijk afmaken en ongeschiktheid, tot een
premie o. a. voor jonge paarden van 3% 'met 90% schadevergoeding
2°. tegen brand- en bliksemschade der geheele levende have als afzon
derlijke afdeeling k fl,50 per f 1000,-, met 100% uitkeering.
Agent B. C. PUIJLAERT, Zuiddorpe.
ZIE VERDER TARIEVEN. AGENTEN GE VRAAGD.
LINTHOUT, Directeur.
Mevrouw MALOTAUX te Sas van
Gent, vraagt voor 1 Juli een
niet beneden de 15 jaar, eenigszins kun
nende naaien, voor bij twee kinderen
van 4 en 7 jaar.
B. VAN JOLE, Schilder,
te GROENENDIJK, Hontenisse vraagt
om terstond in dienst te treden.
's-Gravenhage.
De DIRECTIE geeft hiermede beleefd
kennis, dat de coupons harer pandbrie
ven, vervallende 1 Juli 1902, van af
dien datum betaalbaar zijn ten kantore
van den heer
Ls van Waesberghe-Janssens
te Hulst, waar tevens de pandbrieven
verkrijgbaar zijn.
De Directie,
P. F. VAN WIERINGHEN BORSKI.
C. D. G. GOEDKOOP VAN HELLE.
voor Nederland,
gevestigd te MAASTRICHT.
Opgericht in 1882.
Maatschappelijk kapitaal f 1,000,000,
Loopende leeningen op
31 Maart 1902 6,210,923,795
Uitgegeven Pandbrie
ven op 31 Maart 1902 6,171,450,
Reserve-fonds 84,476,26.
De Bank sluit leeningen tegen bil
lijke voorwaarden en biedt de ge
legenheid aan tot soliede geldbeleg
ging in hare 4 pCt. pandbrieven,
welke zij in stukken van 1000, /"500,
f 100 en /"50 uitgeeft, thans tegen ÏOO
pCt.
De Directie,
J. I>. S C II O O X.
De Notarissen E. B. DUMOLEYN te
Hontenisse en Ph. STEEGERS te As
senede, zullen in het openbaar verkoo-
pen
op Zaterdag Juli 1 !K>2,
des voormiddags 10'A uur.
50 hectaren
in de nieuw bedijkte Mossel
en Kanaalpolders, gemeenten Phi
lippine en Hoek op de kavels 52,
53, 54, 55, 43, 58, 59, 61, 62, 8,
10, 17, en 19. Allen verdeeld in
koopen.
Te beginnen bij kavel 52 in dan Ka-
Ier.
De Directie bericht dat hare
in stukken van /"1000, ƒ500, ƒ100 en ƒ50
verkrijgbaar zijn gesteld te Hulst ten
kantore van den Heer
Ls. van Waesberghe-Janssens.
De Directeur,
J. HOOFT GRAAFLAND.
J. A. VAN ERPERS ROIJAARDS.
24 St. Elisabethplaats
(tramlijn Zuidstatie Rabot,)
is te raadplegen voor Vrouwenziek
ten (Genees- en heelkundige behandeling)
alle Maan-, Woens- en Vrijdagen van 2 tot
4 uren.
HOTEL
CAFÉ RESTAURANT.
Ten alle tijde gelegenheid tot dineeren.
Beafstack a la minute, enz.
RUIME mm.BILLIJKE PRIJZEN.
zijn te bekomen aan matige prijzen
Veldstraat 22, GENT.
Gevraagd prijsopgave voor de leve-
vering van
van 1 tot 6, te leveren vóór 1 Augus
tus 11X12 voor den wal te Zeedorp, ge
meente Ossenisse.
Prijsopgave in te zenden voor 28 Ju
ni a. s. aan den Burgemeester van Os
senisse.
De Notaris P. DREGMANS te Axel,
zal ten verzoeke van de Kinderen M.
VAN LAERE, te Overslag, op
Don<lcr<lng «len 2 Juli 1 SMIS,
des namiddags ten 2 ure, verkoopen
Ruim 3 H.A, weigewassen ROGGE,
Omtrent 3 GERST,
li 1 o e VLAS,
ERWTENen
1 Maaigras en Riet,
alles wassende op hunne landen in
de polders Varempé (Overslag) en
Zijpe (Zuiddorpe).
Te vergaderen op de hofstede bewoond
door Adolf van Laere.
het eenige
voor
Mengelwerk.
Naar het Duitsch.)
Niet ver van het stille dorpje, waar
de Regnitz zich met de Main vereenigt,
rust de stad Babenberg of Bamberg als
een amphitheater in schilderachtige
ronding op heuvels en weiden.
Op den berg troont in koninklijke
pracht een burcht, terwijl aan de spie-
gelklare golven der Regnitz een nijver
landvolk woont, dat van den vroegen
morgen tot den laten avond de handen
rept om den bodem te bewerken en de
veldvruchten naar ver verwijderde stre
ken te verzenden.
Reeds voor eeuwen kon het vriende
lijk stadje bogen op den steun van gra
ven en vorsten en onder de bevolking
leeft de gedachtenis voort aan den hei
ligen keizer Hendrik II en diens ge
malin Kunegonde.
In de nabijheid van liet dorp Abbach
bemerkt men op den top van den berg
de met mos bedekte ruïne van een oud
ridder kasteel, waar de keizer, den 6en
Mei van het jaar O. II. 972 geboren,
bij den H Doop den naam Henricus,
d. i. deugdenrijk ontving.
Na menigen kamp in het jaar 1002
tot keizer van het Roomsche Rijk ge
kozen, vierde hij op het feest van den
H. Laurentius te Paderborn zijne ver
loving met Kunegonde, de dochter van
den Palzgraaf Siegfried van Luxemburg.
Toen de jonge keizer voor de eerste
maal zijne bruid aanschouwde, werden
zijne oogen vochtigeerbied vervulde
zijn gemoed en hij geloofde eene heili
ge des hemels voor zich te zien.
Nadat in het groote rijk de rust her
steld was voerde Hendrik II zijne ge
malin naar Bamberg, want dit plaats
je had hij zich tot een rustoord uitver
koren.
Hij beminde deze streekwaar milde,
helderblauwe lucht het leven veraan
genaamt, waar heldere beken de natuur
een frissche kleur verleenen, waar
geest en hart bij de beschouwing van
dit aardsche paradijs tot God, den
Schepper van deze heerlijkheid ge
voerd worden.
Hier was het, dat hij den eersten
steen legde voor den hoogen dom,
waardoor zijn naam in de Katholieke
wereld eeuwig in gezegend aandenken
blijft. Bovendien bestemde hij deze stad,
alsook den Altenburg tot eene geschenk
voor zijne heilige echtgenoote. En de
keizerin was deze gift waard.
Voor haar huwelijk had Kunegonde
de gelofte van eeuwige zuiverheid af
gelegd. Ook in het huwelijk wilde zij
die gelofte getrouw blijven.
Omgeven door de keizerlijke pracht,
midden in het gewoel van het hofleven,
omringd van eene zinnelijke wereld,
wilde zij alleen voor haren Heiland
leven.
Ter eere van haren Schepper, meen
de zij zich het moederschap te moeten
ontzeggen
Vroegtijdig reeds had zij dit besluit
naar ons de oorkonden vermelden
haren echtgenoot medegedeeld.
„Geloof evenwel niet, mijn dierbare
gemaal," zeide zij, ,,dat ik u niet wil
beminnen. Ik had u lief, van het eer
ste oogen blik af, dat ik u aanschouw
de en nooit zal deze liefde jegens u
verminderen. Ik zal uw steun zijn in
alle omstandigheden des levens en met
onwrikbare trouw u dienen. Ik ken
d.e plichten eener vrouw en zal ze steeds
volgens mijn geweten vervullenin
nood en dood zal ik u ter zijde staan,
want anders ware mijn levensgedrag
strafbaar in de oogen van God. Maar
verhinder mij niet in mijn voornemen,
edele gemaal. Weliswaar kunt gij be
velen, ik ben uw vrouw, maar weet,
dat de moed mij niet ontbreekt, een
arm en verlaten leven te leiden, zoo gij
geweld zoudt willen gebruiken, tenein-
mij ontrouw te doen worden aan mij
nen Schepperen dat ik onder de hoe
de sta der II. Kerk, die bare dochters
weet te beschermen, zelfs tegen de
woede des machtigsten keizers."
Getroffen door zulk eene engelen
reinheid en zielenadel, viel de keizer
haar te voeten en beloofde onder eede,
geen enkele poging te zullen aanwen
den, om zijne gemalin tot andere ge
dachten te brengen. De heilige vorst
zag op tot de vrouw, die zoo schoon,
zoo aanminnfg daar stond als eene Sanc-
ta Cecilia voor haren hemelschen brui
degom. Vroomheid, zachtmoedigheid
en nederigheid spraken uit haar gelaat,
zoet en lieflijk klonken de woorden uit
hare mond, goedheid en liefde schitter
den uit hare oogen.
Terecht mocht dan ook de keizer den
kruipenden, listigen aanklager des
zangers woorden toeroepen
„Van 's Keizers edele, reine vrouw,
Zeg niets, dan woord of daad van trouw."
De lasteraar kwam.
De keizer had een adellijken armen
wees aan zijn hof opgenomen, die door
zijne bescheidenheid en godsvrucht de
gunst en het vertrouwen van zijne hoo-
ge gebiedster won. De vrome, ouder-
looze jongeling was de meest ver
knochte dienaar der keizerin, want hare
zachtmoedigheid ep. goedheid verleven
digde bij hem het' beeld zijner lang
geleden gestorven moeder. Kunegonde
trok hem boven alle andere hovelingen
voor en van zijnen kant werd hij niet
moede, dit blijk van vertrouwen te
waardeeren.
Deze bevoorrechting werd niet begre
pen door zinnelijke lieden, niet slechts
begrepen, maar meermalen opzettelijk
misduid.
Op het sneeuwwitte gewaad der
deugd werpt de boosheid haar vuil en
de teederste leliebloemen der onschuld
worden besmet mèt den pestwalm der
laster.
Een edelman uit het geslacht der
Truppachs, kamerheer der keizerin,
wist op listige wijze in het hart des
keizers liet gif van den twijfel en arg
waan jegens de hooge vrouw te drop
pelen. Ten laatste waagde hij het zelfs
met een openbare aanklacht tot den
troon van Hendrik II te naderen.
Daar, waar tegenwoordig langs de
Regnitz de rivierzoom als vruchtbare
akkergrond door de tuinlieden wordt
bewerkt, vond men ten tijde van den
heiligen keizer slechts enkele kolen
branderswoningen, alsmede kalk en
steenovens, welke voor de keizerlijke
gebouwen de benoodigde materialen le
verden. Aan den weg welke van den
stad naar de ovens voerde stond een
kapel, toegewijd aan de H. Gertrudis.
Thans is het kerkje verdwenen en op
de plek een woonhuis gebouwd.
De keizer zoo vertelt de sage
dacht voortdurend aan de woorden,
door den edelman gesproken, maar
wilde zelf een onderzoek instellen naar
de schuld van de beklaagde. En wer
kelijk zag hij, hoe zijne gade den edel-
knaap boven anderen voortrok en deze
niet alleen de keizerin op hare wen
ken bediende, maar naar zijn vermogen
elk verlangen voorkwam.
Daar nadert op zekeren morgen Trup-
pach den keizer weder, begint ander
maal, door den nijd gedreven hetzelfde
lied en houdt staande, dat het geheele
hof weet, van welken aard de omgang
van de hooge gebiedster met haren
lieveling is.
De keizer wordt vertoornd, spoort zijn
ros aan en rijdt zoo snel het paard loo-
pen kan naar den naastbijzijnden kalk
oven, waar hij de werklieden toeroept,
den eerste den beste, die komt vragen
of het bevel des keizers volbracht is,
in den oven te werpen. Hij wendt den
teugel en begeeft zich onmiddelijk daar
op naar het slot, waar hij den edel-
knaap gebiedt, dadelijk naar den kalk
oven te gaan om te vragen of 's kei
zers bevel volbracht is.
Gewillig begeeft de jongeling zich op
weg. Maar niet ver van de kapel hoort
hij het klokje luiden. De vrome knaap
treedt binnen en wil in het portaal een
Onze Vader en Ave Maria bidden voor
zijne ouders en de keizerlijke familie.
Truppach, onzeker, of de knaap reeds
vernietigd is, kan niet langer wachten,
maar rijdt naar den kalkoven. Voor hij
den tijd heeft, een enkel woord te spre
ken, grijpen de knechts hem vast en
werpen hem in het vuur.
Het gebed is geëindigd en de edel-
knaap haast zich, den wil zijns heeren
te volbrengen. Maar nog is hij den
oven niet genaderd of reeds roepen de
knechts hem toe dat »hij al ligt te
braden 1"
De geschiedenis luidt evenwel anders.
Zij verhaalt ons, dat de Keizer, toen
Truppach onbeschaamd zijne aanklacht
volhield, zich, zij het ook met de noo-
dige zelfbeheersching, dan toch, met
argwaan in het hart, tot zijne gema
lin begaf, en haar, die aan geen
kwaad dacht, de zware beschuldiging
mededeelde.
Uit hare oogen, uit geheel haar we
zen sprak liefde en onschuld, zoo rein
en klaar, als de zonneschijn door de
teedere bladeren in de lente. Konden
die oogen bedriegen Den keizer be
rouwde het bijna, haar te bevelen, zich
van deze schandelijke aanklacht te
rechtvaardigen Meer verrast dan ver
schrokken greep Kunegonde zijne hand
en sprak op kalmen, ernstigen toon
»God weet het, dat ik onschuldig ben
en niet het geringste aandeel heb aan
het misdrijf, waarvan men mij beschul
digt. Doch de waarheid moet bekend
worden. Ik weet wat de H. Schrift
zegt: dat hij boos is en geen mensch,
die zijne eer niet verdedigt, wanneer
deze aangerand wordt. Ik zou u, mijn
dierbare gemaal, oogenblikkelijk kun
nen bewijzen, dat ik onschuldig ben,
maar, wijl door deze aanklacht erger
nis gegeven is, zoo wil ik openlijk en
in het bijzijn van geheel het hof mij
van elke, ook de geringste verdenking
zuiveren. De Almachtige, in wiens be
scherming ik mij beveel, zal mijne on
schuld bevestigen door zijn goddelijk
zegel. Ik verlang daarom, dat men de
vorsten en raadsheeren doet vergade
ren, om over mij gerecht te houden
en hoe hun oordeel ook moge zijn, ik
zal mij daaraan met Gods hulp gedul
dig onderwerpen."
Zoo zwaar het den keizer ook viel,
openlijk over zijne vrouw gerecht to
houden, evenzoo vast bieef de keizerin
bij haar besluit, op deze wijze voorgoed
aan alle mogelijke lasterlijke aantijgin
gen een einde te maken.
De keizer verzamelde dan de vorsten,
graven en ridders en gebood hen, zich
neer te zetten om recht te spreken.
Ook de keizerin werd verzocht te ver
schijnen.
Zij trad voor hare rechters met een
van droefheid en tranen bedekt gelaat,
maar met hoop en vertrouwen op den
goeden God.
Daar verlangde de keizer voor de vor
sten. dat zij een oordeel zouden uit
spreken over eene echtgenoote, wie
men had beschuldigd van echtbreuk.
De voorzitter van hot rechterlijk col
lege stond op en ontrolde het wetboek
waaruit hij, in de hand een witte staf
omhoog hóudend,, het volgende artikel
voorlas
»Dat de vrouw, van echtbreuk beschul
digd, niet in staat zijnde, zich te kun
nen rechtvaardigen, veroordeeld wordt
de vuurproef te ondergaan, opdat hare
onschuld blijke, indien zij onverlet over
gloeiende ijzers looptzoo niet, dan
wordt zij gerekend, zich aan dat mis
drijf schuldig gemaakt te hebben, waar
om zij hare euveldaad met den dood
moet boeten".
Ernstig en met waardigheid hief de
keizer zich van zijnen zetel op; het
gold het leven zijner dierbare vrouw.
Met bevende stem sprak hij tot de
vorsten«Deze en daarbij wees hij
op Kunegonde «is bij mij van echt
breuk beschuldigd geworden",
Allen sidderden en beefden, slechts
Kunegonde niet. Kalm en bedaard trad
zij voor hare rechters en sprak met den
moed eener kuische Suzanna
«Met woorden wil ik niet trachten
mij te verdedigen, door de daad zal ik
mijne onschuld bewijzen: openlijk
toonen, hoe valsch men mij betichtte.
Ik verzoek, neen, ik eisch de vijftien
gloeiende ploegijzers, waarover ik op
naakte voeten wil loopen, zonder ook
slechts een enkel over te slaan. De
Heer, die mijn hart kent, zal mij be
waren en verdedigen"!
Dus sprak de hooge vrouw. Tranen
bevochtigden aller oogen. Des keizers
hart dreigde te breken toen hij sprak
«Welaan, ik bevestig het oordeelI-'
Den volgenden morgen, toen de op
gaande zon hare purperroode stralen over
de besneeuwde velden wierp, en de
vensters van den hoogen dom als zoo
vele bloedroode schijven verlichtte, lag
de heilige biddend op hare knieën en
de engel des vredes druppelde balsem
in haar kuisch en rein hart.
Zij woonde met aandacht de heilige
Mis in den dom bij, liet zich door den
bisschop zegenen en keerde terug naar
het slot om hare moeilijke taak te aan
vaarden.
Buiten het kasteel hadden zich bereids
véle vorsten en graven, ridders en ede
len, krijgsknechten, burgers en land
lieden verzameld; de schoorsteen, waar
onder de ijzers gegloeid werden, wierp
donkere wolken omhoog. Op allen
maakte de verschijning der heilige vrou
we een diepen indruk. Allen wensch-
ten der keizerin een gelukkigen gang.
Menigeen boog de knie en smeekte den
Heer des Hemels om bijstand voor de
geliefde vorstin. In ieders borst ont
waakte de stille hoop, die uit een on
geluk, dat voor de deur staat, een goe
de toekomst verwacht.
Rustig trad de keizerin te midden van
het volk als de versch gevallen sneeuw
bij het morgenrood, glansden hare voe
ten en een met rozen gestikt groen
kleed bedekte haar slank lichaam.
Slechts één enkele, wiens blik ter aar
de gericht was de heer Von Trup
pach.
's Keizers borst bestormden rouw,
liefde, schaamte, vertwijfeling en hoop.
Hij zou heden de gemalin duizendmaal
liever vergeven hebben, indien zij schul
dig was, dan haar in dezen toestand
te zien.
Nog sprak de keizerin tot de verza
melde rechters en het volk, toen zij
eene stem uit den hemel meende te ver
nemen, die haar toeriep«Wees ge
troost, trouwe dienstmaagd vrees niet,
ik zal met u zijn en u niet verlaten
Volbreng wat ge zijt begonnen
En met moed legde de keizerin de
sandalen af en betrad de gloeiende baan
onder de woorden
«Zoo waar ik ongedeerd over deze
gloeiende ijzers loop, zoo waar ben ik
onschuldig."
En na haren tocht volbracht te heb
ben, toonde zij hare voeten, waaraan
geen enkele verschroeide plek te zien
was.
«De Heer zij geloofd en geprezen
riepen verheugd de rechters en het
volk; zij is schuldeloos De keizer viel
op zijne knieën voor de heilige, die als
een wezen uit hoogere sferen voor hem
stond.
«Vergeving" smeekte hij een boete
ling gei ijk dan zich verheffende, wees
hij met een ernstigen blik den rechter
op den boosdoener en veroordeelde hem
ter dood.
Kunegonde herkende in den lagen
lasteraar haren vijand, maar, daar de
zucht naar wraak in haar hart geen
toegang kon vinden, sprak zij-tot den
keizer«Mijn gemaal, toen gij mij in
den beginne dit vergrijp melddet, dacht
ik oogenblikkelijk, dat de aanklacht
door geen ander dan dezen mensch kon
geschied zijn doch in den ergsten nood,
mijn hooge bieder, mag men niemand
tot verrader maken mijn hart billijkt
deze wraak niet!"
En de edele vrouw bad om genade
voor den booswicht, tot de keizer het
doodsoordeel vernietigde en den trou-
weloozen dienaar gebood het land te
verlaten om in Italië, als God hem die
gunst wilde verleenen, door een be
rouwvol leven zijn misdrijf uit te boeten.
«Nimmermeer zullen drie leden van
het geslacht Truppach tegelijk weer
baar zijn," riep de keizerin, zooals de
kroniek vermeldt. Deze profetie is be
waarheid geworden. Spoedig stierf dit
geslacht uithet stamslot op den Oos
telijken bergrug, in de buurt van Men-
geiidorf is sedert eeuwen vervallen en
op de plek, waar het kasteel zich ver
hief, weidt nu de herder zijne kudde.
Centr. J. M.
Snelpersdruk A. Moerdijk, Zuiddor'pe.
p-
TE
tu