No. 50. Zaterdag 14 Juni 1902. I6 Jaargang. Pintjes en borrels. FEUILLETON. Wedergevonden. Brievenstukken en aduertentiën te zenden aan den Redacteur-Administrateur van „ZELANDIA" te Zuiddorpe. Zij, die zich tegen 1 Juli op ons blad wenschen te abonneeren, ontvangen de nog tot dien tijd ver schijnende nummers gra tis. Deze courant verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond. Abonnementen worden aangenomen op post- en hulpkantoren. Inzending van advertentiën vóór 3 ure op den dag der uitgave. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. i. Er is in onzen tijd geen vijand, die meer venijnig en verderfelijk tegen het welzijn der menschen optrekt, dan ko ning alcohol. De meeste ellenden, armoede, doodslag, vechtpartijen en misdaden van allerlei aard kunnen voor 't grootste gedeelte veilig op zijn rekening worden geschoven. Als verslaggever van dagbladen heb ik in Hollandsche steden honderde ma len mijn schreden gericht naar de Pa leizen van justitie, waar onder duizen- de vormen het werkelijke treurspel wordt opgevoerd van alle menschelijke ellen den en zwakheden. Maar van de tallooze hoofdpersona ges, die daar verschenen in den bak der misdadigers, heb ik het grootste ge deelte hooren veroordeelen wegens fei ten, gepleegd tengevolge van misbruik van sterken drank. In mijn droevigste „Kijkjes uit de Rechtszaal" speelden zij meestal de hoofd rollen. Mannen en vrouwen, voor wie een maal het leven een paradijs was ge weest op deze wereld,leden uit families, onder wier gezellig huiselijk dak in vroeger dagen geluk en wel vaart woonden en waarover de zon van Gods liefde en goedheid in beter tijden haar liefelijkste glansen had doen spe len, stonden daar met gebogen hoofd en tranen op de wangen, ja zelfs op hun ouden dag nog, gestoken in het grijze pakje, waarin misdadigers en land- loopers zuchten en boeten in de sombe re cellen der gevangenissen of achter de zware muren onzer rijkswerkinrich tingen. En ondervraagd door den rechter, leg den ze het pijnlijk verhaal af van hun droeven val, dat schier altijd en altijd neerkwam op dien ongelukkigen drank. Het was een zeldzaam voorkomend feit, dat de jenever niet de oorzaak was, die hen van goede burgers, van oppas sende menschen gemaakt had tot land- loopers, bedelaars en misdadigers van allerlei slag. Maar het is niet noodig, dat we gaan naar de Paleizen van justitie. We hoeven den blik maar te slaan om ons heen, om zoo vaak de ellendige gevolgen te constateeren, die de drank na zich sleept. Wie kent ze niet in zijn omgeving, die zaken welke kwijnen en achteruit gaan, zelfs heelemaal op raken, omdat de man of de vrouw, of beide drinken Wie heeft zich niet vaak geërgerd aan de zedelooze taal van jonge man nen en onbeschaamde deernen, die op gewonden waren door den sterken drank, of zelfs met walging het oor afgewend van lage gesprekken, waaraan zich ou den van dagen, om wier schedel de wit- te bloem van het kerkhof reeds vlokt, nog schuldig maken, als de jenever hun verstand heeft beneveld en hun harts tochten geprikkeld. Wie kent de meisjes niet, die komen tot den jammerlijksten val in oogen- blikken dat de alcohol hun geest heeft verdonkerd en hun wilskracht verlamd De ongelukkige sletten, die in de obs cure kroegen en krotten onzer steden hun jammerlijk bestaan voortsleepen, zijn vaak als kind van brave familie goed en eerlijk geweest, maar zoo ver re gezonken door een eeuwigen roes van alcohol, die hen te gelegener tijd heeft aangegrepen en beheerscht als een geest der hel. De alcohol is de grootste plaag van onzen tijd. „Vroeger, zegt Emile de Lavaleye, de beroemde staathuishoudkundige, bad men tot God om de wereld te bevrij den van drie geeselsVan oorlog, pest en hongersnood, verlos ons HeerToen kende men niet de ftieuwe, ons door de Arabieren gebrachte pest van den alcohol, die der menschheid noodlotliger is ge worden, dan de drie andere geesels te zamen." Inderdaad, de verwoestingen door dien geesel aangericht, zijn niet naar de werkelijkheid te schetsen. Fabelachtig zijn de afmetingen door het drankmisbruik aangenomen, en ontzettend de sommen, die besteed wor den aan alcohol. Dezer dagen verscheen een uitgave der bekende gele boekjes, waarin dr. Alph. Ariëns handelt over den Geesel der eeuw. De schrijver stelt het alcoholisme van vroeger eeuwen tegenover dat van thans en releveert zijn bevindingen als volgt «Thans, nu de jenever een dagelijk- sche kameraad is geworden, zijn hec toliters noodig, waar weleer liters vol doende waren, en mag men gerust spreken van een zee van alcohol, die door de wereld verzwolgen wordt. En welk een zeeO, als er geen ministers van finantiën geweest waren, die er belang bij hadden de diepte dier zee nauwkeurig te peilen, dan zou de stoutste verbeelding de waarheid niet gedroomd hebben. Of klinkt het niet fabelachtig, dat Frankrijk op dit oogenblik 6 maal meer aan sterken drank en Zwitserland 30 maal meer aan bier gebruikt, dan een halve eeuw geleden Klinkt het niet ongelooflijk, dat Bel gië dagelijks ƒ700,000 uitgeeft aan al coholische dranken, waarvan ƒ200,000 alleen aan jenever. Klinkt het eindelijk niet als een sprookje, dat het kleine Nederland met zijn 5 millioen inwoners jaarlijks tot 80 millioen gulden alleen aan jenever besteedt Tachtig millioen dat is 8 maal meer dan de Nederlandsche staat aan zijn peperduur onderwijs besteedt 1 Dat is meer dan 2 maal zooveel als wij aan Oorlog en Marine, met inbe grip van onzen Atjeh-oorlog, besteden Dat is meer dan de helft van het geen het heele huishouden van ons va derland kostBinnen- en Buitenland- sche Zaken, Waterstaat en Justitie, Oorlog en Marine, Finantiën en Kolo niën staan op de begrooting van 1899 genoteerd voor slechts152 mil lioen Ziedaar in korte trekken de reusach tige afmetingen, die het misbruik van sterken drank heeft aangenomen. Wij stellen ons voor om in een vol gend artikel nog even terug te komen op dit onderwerp en aan de hand van dr. Ariëns een en ander na te gaan van deze verschrikkelijkste plaag onzer dagen. P. N. Br. Buitenlandsch Overzicht. LANDIA Prijs per 3 maandcm franco per post 75 cent. Bij vooruitbetaling voor een geheel jaar bedraagt de abonnementsprijs slechts f2,50 voor Nederland en voor België frs. 6,50. Aan deze uitgave is verbonden een GEÏLLUSTREERD ZOIVDAGSBLAD tegen den prijs van 45 cent per 3 maanden, betaalbaar tegelijk' met de abonnementsgelden. Advertentiên t van 1 tot 5 regels 50 cent, voor elke regel meer 10. Bij[Mriemaalfplaatsing van dezelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen om dienstpersoneel ter grootte van hoogstens 8 regels worden bij vooruitbetaling geplaatst voor 40 cent per advertentie. Bij abonnement of herhaalde plaatsing belangrijke reductie. li.) Ik was toen aan den overkant van den weg; maar ik snelde haastig voorwaarts en wenkte dezelfde omnibus. Maar juist, toen ik wilde instappen, zag ik den heer Blake haastig teruggaan en, met de oogen op een meisje gericht, dat hem voorbijsnel- de met een mandje op den arm, weer het trottoir bereiken met een haast, die zijn verlangen verried om haar in te halen. Natuurlijk liet ik ook de omnibus voorbij gaan, ofschoon ik niet te dicht bij hem durfde komen, na mijne in 'toog vallende poging om er met hem binnen te gaan. Maar van den overkant zag ik hem het meisje op zijde komen, dat, naar hare klee ding te oordeelen, de dochter of vrouw kon zijn van een der hulpelooze, dronken wezens, die op de vier hoeken der straat rondslenterden, en na eenige minuten ern stig met haar te hebben gesproken, ging hij nog steeds pratende met haar mede naar de Broome-straat. Op dit gezicht haastte ik mij hem te volgen, zonder mij te bekommeren over de gevolgen, die het kon hebben, als hij ontdekte, welke rol ik speelde, toen ik plotseling weer van het spoor werd gebracht, doordat ik hem haastig het meisje zag verlaten en naar mij toe komen, blijkbaar met de bedoeling om langs denzelfden weg terug te keeren Ik overwoog een oogenblik, wie van bei- den ik nu het best zou doen te volgen, en besloot den heer Blake een dag aan zich zelf over te laten en mijne aandacht te wijden aan het meisje, dat hij had aange sproken, vooral daar zij lang en mager was en eene bevallige houding had. Ik wierp dus slechts in het voorbijgaan een blik op hem met eene vergeefsche po ging om te beproeven de sombere uitdruk king van zijn ondoorgrondelijk gelaat te ontcijferen, dat in de laatste vijf dagen wel vijf jaar ouder was geworden, en volg de dan het meisje, dat snel de Broome- straat afliep. Ondertusschen nam ik hare kleeding tot in de kleinste bijzonderheden op en was eenigszins verbaasd te zien, hoe haveloos en vreemd die was. Dat de heer Blake een meisje staande hield, waar dan ook, dat gekleed was in zwarte alpacca japon, gestreepte sjaal en met veeren voor- zienen hoed, kon ik licht begrijpen; maar dat dit schepsel, met haar verschoten ka toenen kleedje, een los oin haar hoofd ge slagen vuileii doek, en haveloos mandje zijne aandacht trok, was mij raadselach tig. Ik haastte mij om zoo mogelijk een blik oj) haar gelaat te kunnen werpen maar zij scheen vleugels aan hare voeten te heb ben gekregen na haar onderhoud met den heer Blake. Tusschen een troep schreeu wende en joelende deugnieten, die van de Centre-straat achter een hollend paard kwamen aanhollen, verdween zij zoo snel uit mijn gezicht, dat ik wel zag, dat ik haar slechts door hard loopen zou kunnen inhalen. Ik versnelde dus mijn pas, maar dezelfde joelende kinderen kwamen mij in den weg, ik struikelde, en nu, ik be ken, dat ik op dat veld verslagen werd. Echter niet geheel. Juist toen ik viel, zag ik het meisje zich losrukken van een vuilnisbak op 't trottoir; en toen de orde weer hersteld was met welke deftige uitdrukking ik wil zeggen, dat uw ne derige dienaar zijn evenwicht weer had hernomen stond ik voor het feit, dat zij geheel verdwenen was. Ik snelde naar dien bak toe en het gelukte mij er een lapje aan te zien hangen, dat ik gemak kelijk herkende als een stuk van het oude katoenen kleed van onbestemde kleur, dat ik een oogenblik te voren gevolgd was. Als de eenige buit van een zeer onbevre digend dagwerk, borg ik het zorgvuldig in mijne portefeuille, waar het lag tot Maar hoewel ik zoo kort mogelijk zal zijn, moet ik toch niet vooruitloopen. Toen ik diun avond thuis kwam, werd ik onverwacht in eene zaak betrokken, die mij tenminste voor het overige van den dag, belette mij verder aan deze zaak te wijden. Den volgenden morgen ging de heer Blake niet als gewéonlijk uit, en te gen twaalf uur deelde Fanny mij mede, dat hij zich gereed maakte voor eene reis. Waarheen kon zij mij niet zeggen, even min wanneer, maar zij dacht, dat hij waar schijnlijk een vroegen trein zou nemen. Met juil'rouw Daniels werd het steeds er ger, zeide zij, en het huis was als een graf. Zeer verbaasd over dit onverwach te reisplan van den heer Blake, ging ik naar huis en pakte mijn valies met iets van den geest van haar, die eens, welis waar onder eenigszins verschillende om- standigheden, zeide: Waar gij gaat, daar zal ik gaan De waarheid was, dat ik zooveel moei te had gedaan en zoo weinig had ontdekt, dat mijn beroepstrots geprikkeld was. Die uitdrukking van Gryce stak mij nog en alleen een goed succes kon mijn beleedigd gemoed tot rust brengen. Toen de heer Blake dus den volgenden morgen naar het plaatsbureau van het Hudson River spoor wegstation stapte om een kaartje te ne men naar Pudney, een klein stadje in het noorden van Vermout, zag hij naast zich een netten jongen tamboer, of die er ten minste veel op geleek, die zeer toevallig een kaartje naar dezelfde plaats wenschte. Dit scheen hem niet het minst te verwon deren, ook zag hij mij niet oplettender aan, dan'de eene vreemdeling den ander doet. Blijkbaar vermoedde de heer Blake niet, dat hij verdacht werd, ook scheen hij er niet het geringste denkbeeld van te hebben, dat men hem bewaakte en volg de en ik droeg zorg hem in die onwe tendheid te laten door plaats te nemen in een anderen waggon dan hij, en mij niet weer te vertoonen gedurende den gèhee- len rit van New-York naar Putney. VII. Waarom de heer Blake nu toch eene reis ging maken, en waarom hij van alle plaatsen ter wereld zulk eene onbeteeke- nende stad als Putney tot plaats van be stemming koos, was mij natuurlijk duister en ik zat er den geheelen tocht over te denken. Maar toen ik ongeveer vijf uur IV» den Oorlog;. Met een groote plechtigheid is te Preto ria het sluiten van den vrede gevierd. De correspondent van de Times geeft een uitvoerig verslag van deze plechtig heid. Gedurende de laatste dagen waren af- deelingen van alle takken van dienst en alle legercorpsen in Zuid-Afrika te Preto ria aangekomen, om deel te nemen aan de plechtigheid. Zondagmoigen om negen uur was het marktplein, waar een massa menschen uit den omtrek saamgestroomd waren, vol volk. Vijfduizend man troepen werden in hoef- ijzervorm opgesteld tegenover de regee- ringsgebouwenhet geheele schouwspel deed denken aan de plechtigheid na de bezetting van Pretoria, juist twee jaren geleden, toen de divisiën van Tucker, Pole-Carew en Ian Hamilton voor Lord Roberts defileerden, en de meeste menschen dachten dat het einde van den oorlog niet ver meer kon zijn. Toen zagen de troepen er droevig uit; slecht gekleed en uitgeput. Nu vertoonden zij zich op hun voordeeligst; velen had den splinternieuwe uniformen. Maar ook in de troepen zelf was veel veranderd. Er was nu ■veel meer ruiterij dan toen, en maar weinigen van de geregelde troe pen, twee jaar geleden hier tegenwoordig, waren er weer, evenzoo waren er andere aanvoerders. Van de generaals, bij de bezetting van Pretoria tegenwoordig, zag men nu alleen nog Lord Kitchener, Ian Hamilton en ge neraal Kelly. Na onderscheidingen uitgereikt te heb ben, reed L< rd Kitchener met zijn staf naar het platform, waarop de geestelijk heid zich bevond. Onder deze laatste zag men aartsbis- in den namiddag op het perron van het station te Putney uitstapte en den heer Blake inlichtingen hoorde vragen over ee ne zekere omnibus, die tusschen die stad en een nog kleiner dorpje verder oost waarts reed, was ik, dat moet ik beken nen, niet slechts verbaasd, maar bijna verlegen. Vooral daar hij erg teteurgesteld scheen te zijn, te hooren, dat die slechts eens per dag en op een vroegen morgen- trein reed. »Ik Vrees, dat gij tot morgen zult moe ten wachten," zeide de stationchef, »ten- zij de eigenaar van het hotel daarginds u een rijtuig kan bezorgen. Er is vandaag eene begrafenis verderop naar het westen, en Ik wachtte niet meer om te hooren, maar snelde naar het aangewezen hotel, zocht den eigenaar op en vroeg hem, of hij voor geld en goede woorden mij dien namiddag een rijtuig naar Melville kon bezorgen. Hij verzekerde mij, dat het on mogelijk zou gaan, daar de stal van den huurkoetsier, evenals de zijne, geheel leeg was. »Zoo iets gebeurt hier niet eens in de vijf jaar," zeide hij tot mij. Maar de ou de man, die gestorven is, was, ofschoon een zonderlinge snaak, toch een bekend persoon in deze streken, en niet één man, vrouw of kind, die maar een paard, ezel of muilezel kon krijgen, of hij maakte er gebruik van. Vervolg in het bijvoegsel.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 1