Landbouw. Gemengd Nieuws. Een antieke bdnk. f e Bolswarü ih de St. Martinikerk der Ned. Herv. gemeente staat sedert 1699 een antieke bank, regee- ringsbank geheeten Deze bank is gemaakt op kosten van de leden van den magi straat en met een bijdrage uit de gemeente kas. Daarvoor werd afgeschaft een jaarlijkseh collation, wat steeds een groote som eisch- te. In 1816 heeft de toenmalige vrederech ter A. Alberba en in 1848 mr. B. J de Kok, kantonrechter, aan den gemeenteraad verzocht om mede in die bank zitting te mogen hebben. Beide VGÏjüfifikfiP werden ingewilligd en er werd besloten in dezer voege, dat zitplaats zullen hebben: „eerst de burgemeester, dan de wethouder, dan de vrederechter (kantonrechter), dan de leden van den raad en dan de secretaris." Door verandering in den gemeenteraad werd 30 Jaren geleden weinig gebruik gemaakt van de bank en namen kerkvoogden en notabelen het besluit om de bank te annexeeren. De gemeenteraad verzette zich hiertegen, behield de eigendomsrechten op de bank, doch stond kerkvoogden en notabelen toe om mede in de bank zitting te nemen De houding, die enkele kerk voogden en notabelen, korte jaren geleden benoemd en onbekend met de rechten van de stad, aannemen, hebben den gemeen teraad de volgende motie doen aanemen: „De raad der gemeente Bolsward, dank betuigende aan den heer Eisma voor zijne mededeeling omtrent de regeeringsbank in de St. Martinikerk, en zijne verdedi ging van de rechten van den raad, stelt er prijs op, dat die rechten volkomen blijven gehandhaafd." tfouwd!^rt£v;. -O.K nVf moet de zanger niet opzien tegen repetee- ren en oefenen en zich niet voorstellen dat liturgische muziek gemakkelijk genoeg is. Neen, slechts door oefening wordt de kunst verkregen. Bezoekt dus, Liturgische Zan gers, vooral goed de repetities en laat u grondig onderrichten, dan zult ge waar lijk eerst liturgische zangers zijn en God zal uwe moeite en opofferingen reeds hier op aarde en vooral hiernamaals loonen, dan zult gij in alle eeuwigheid zijn lof mogen zingen, geschaard om zijnen Glorietroon A. R. 's Heerenhoek, Mei 1902. Men schrijft: Liet de «uitgang" van het lijnzaad, we gens de matige vochtigheid en het «mul le" van den bodem, niets te wenschen over, en waren alzoo de vlasakkers uit stekend met jonge planten bezet, thans, tengevolge van het gure weer en de kil le hagel-en regenvlagen in de laatste we ken, wordt algemeen geklaagd, dat zich in de vlasvelden kale plekken gaan ver toon en. De fijne worteltjes der vlasplanten kun nen zich van wege de lage temperatuur van den grond, niet ontwikkelen, de plant kan niet opschieten, en schadelijke dieren als aardrupsen, ritnaalden e. d. vreten de wortels weg, terwijl dit den dood van menig plantje tengevolge moet hebben. Ook voor het plantenrijk geldt dus de spreuk«Stilstand in het goede is achter uitgang!" Het is daarom te wenschen, dat het weer zachter moge worden, want ook peulvruchten en andere gewassen dragen de kennelijke sporen van de kou. De gele kleur en de rossige toppen aan de tarwe wyzen niet minder op gebrek aan warmte. Guano in den tuin en in den boomgaard. Een tuinman, die vroege en smakelijke groenten levert, wint het van zijn collega die wat later komt en wiens groenten niet zoo smakelijk zijn. De vroegste en fijnste groenten leveren het meest op. Hoe die te verkrijgen? Er zijn weinig of geen tuiniers, die kunstmest gebruiken. De mees ten gebruiken koemest, paardemest, beer, enz. Het lijdt geen twijfel of al deze mest stoffen zijn zeer nuttig. Toch worden zij in uitwerking overtroffen door kippen- en duivenmest. Dat weet eljte tuinman. De kippenmest gebruikt hij vooral daar, waar hij een krachtige werking wenscht. Peru-Guano is in hoofdzaak vogelmest. Het laat zich verstaan, dat ook zij ten zeerste voor den tuin geschikt is. Een tuin is, vergeleken bij het bouwland, klein. De hoeveelheid Guano om een ganschen tuin van tamelijke grootte rijk te bemes ten met Peru-Guano is betrekkelijk gering. Men kan de Guano ook gemakkelijk op de bedden uitstrooien. Ook dat is geen gering voordeel. Het ligt in den aard van de Guano, in haar samenstelling, zij ver- eenigt toch alle voedende stoffen in zich, dat zij de tuingroenten ook in koude voor jaren, krachtig en snel doet groeien. De tuinman, die vroege groenten wil hebben ook op koude gronden in een koude lente, beproeven het met Peru-Guano. Wat de smakkelijkheid betreft der groenten het is duidelijk, en de ervaring leert het, dat versche stalmest en beer den smaak en de fijnheid van het gewas niet altijd bevor deren. Ook met het oog op den smaak der groenten kunt ge de proef met Peru-Guano gerust wagen. Ook de boomgaard moet nu en dan bemest worden, afgezien nog van de bemesting, die men aan den bodem geeft, voordat de boomen geplant worden. Het ligt in den aard van de zaak, dat de stof, waarmede men den grond van den boomgaard bemest, zoo moet gekozen wor den, dat de verschillende voedingsstoffen eenige jaren achtereen, langzamerhand door de wortels opgenomen worden, dus niet eene, die slechts gedurende korten tjjd haar voedingsstoffen verleent. Wanneer we den grond, alvorens de boomen te planten op de plaats, waar zij zullen ko men te slaan, ongeveer 1 Meter diep en ongeveer in een kring van 2 a 3 M. mid- delijn zoo goed met ruwe Peru-Guano, (echte Peru-Guano van zoo hoog mogelijk stikstofgehalte) vermengen, dan behoeven de boomen eerste jaren geen mest te heb ben. Men kan ze op ongeveer '/.M. inden omtrek van den stam nu en dan eens be gieten met verdunde urine (vooral van paarden en schapen, doch ook van runde ren). Men maakt daartoe een kringvormig gootje om den boom. Deze heeft ten doel het kaligehalte van den bodem te verhoo- gen. Ook zeepsop kan daarvoor dienstdoen. Bij een dergelijke bemesting zal men zien dat de boomen goed aanslaan, ffink hout vormen en reeds vroegtijdig vruchten dra gen. Vooral in den eersten tijd geve men dan verder om de drie a vier jaar een ze kere hoeveelheid Peru-Guano (van 7% stikstof 10% phosphorzuur en 2% Kali), die men op ongeveer M. van den stam, ter breedte van 1 M. met de bovenste la gen van den grond vermengt. De vruch ten zullen daardoor talrijker, grooter en sappiger worden. Er zijn in België en Duitschland talrijke boomgaarden, die op bovengenoemde wijze behandeld worden en zeer goede renten opleveren. Bij den aankoop van Peru-Guano trachte men niet den goedkoopsten te verkrijgen, want dan komt men bedrogen uit. De goede Peru- Guano kan nu eenmaal niet goedkoop ge leverd worden. Kanarieteelt. De tamme kanarie stamt af van de wilde. Men dient hierbij echter in 't oog te hou den, dat de vogels, die als wilde kanaries af en toe ingevoerd en door sommige han delaars verkrijgbaar gesteld worden, meest al geheel andere vogels zijn (ofschoon zij wel t«t dezelfde familie, nl. die der vinken behooren) zooals bv. de Kaapsche kanarie. Van de echte wilde kanarie treft men zelden een exemplaar in den handel aan. Al onze tamme kanaries, hoeveel deze vo gels ook onderling verschillen, stammen af van de wilde. Wanneer de mensch zich eenmaal op de kweeking van bepaalde diersoorten toelegt, dan wijkeu de gekweek te vormen weldra, en van elkaar en van de stamvormen in zoo groote mate af, dat men haast niet zou vermoeden dezelfde soort, dieren te zien. Het verwondert ons dan ook geenszins dat in den betrekkelijk korten tijd van aankweeking der kanarie vogels de vormen en kleuren zoo uiteen loopen. In den regel is de tamme kanarie iets grooter en forscher dan de wilde. Voor het overzicht van de verschillende rassen der kanaries verdeelen wij ze in 3 hoofd groepen, nl. 1 de Duitsche kanaries, 2 de Hollandsche kanaries en 3 de Engelsche kanaries. L De Duitsche kanaries. De Duitsche kanaries kunnen wij onder scheiden in a. de gewone Duitsche kana rie en b. de Harzeskanarie. De gewone Duitsche kanarie is algemeen verspreid. Hij heeft een sterk gestel en is daardoor en ook door zijn groote vruchtbaarheid zeer geschikt er mee te telen. Toch is dit ras voor den handel van minder beteekenis, omdat het gezang van deze vogels niet uitmunt. Liefhebbers echter, die zich met dit minder edele gezang willen tevreden stellen, kunnen aan het telen met deze vogels veel genoegen beleven, juist omdat venster was er nog een, en ja, nog verder weer een en weer een. Ik vond er zelfs een op de vensterbank. In de kamer sprin gend zocht ik op het kleed verdere spo ren. Het was het lastigste kleed ter we reld om er zoo iets op te vinden als ik zocht, daar het een verward patroon bruin en rood vertoonde, en ik moest zeer diep bukken om goed te kunnen onderscheiden. «Wat zoekt gij?" vroeg juffrouw Da niels. Ik wees naar den bloeddroppel op de vensterbank. «Ziet gij dat?" vroeg ik. Zij slaakte een kreet en kwam dichter bij. «Bloed!" riep zij uit en bleef er op staren, sidderend en met verbleekte wan gen. «Zij hebben haar gedood, en hij zal nooit. Daar zij plotseling ophield, keek ik op. «Denkt gij, dat het haar bloed was?" fluisterde zij op een toon van afgrijzen. «Er is alle reden dat te gelooven," ant woordde ik, naar eene plek wijzend, waar ik eindelijk niet slechts één rooden drop pel had ontdekt, maar vele, die over de nauwelijks roode rozen onder mijne voe ten verspreid lagen. «O! het is nog erger dan ik dacht!" prevelde zij. «Wat zult gij doen? Wat kunnen wij doen «Ik zal nog een détective laten halen," antwoordde ik, stapte naar het venster en wenkte Harris om naar Gryce te gaan. «Dengene, dien wij op het bureau za gen Ik knikte. Hare gelaatstrekken ontspanden zich ee- nigszins. «O, daar ben ik blij om; hij zal wel iets doen." Ik bedwong mijne verantwoordiging over dien zijdelingschen aanval en ge bruikte mijn tijd om kleine bijzonderhe den op te merken, die mij te voren ont gaan waren. Er waren niet veel. De open schrijfcassette waarin ik echter geen brieven of andere geschreven stukken vond, slechts een paar vellen papier, met pen, inkt enz.; borstel en haarspelden ver spreid op de latafel, alsof het meisje ge stoord was, terwijl zij hare haren in orde bracht (als zij tenminste gestoord was, en de afwezigheid van een grooten hoop naai werk, zooals men verwachten zou te zien in eene kamer, voor naaien bestemd, dat was alles, wat ik kon ontdekken. Het kon ons niet veel helpen in geval dit eene zaak van gewicht mocht blijken, zooals ik begon te vermoeden. Bij Gryce 's komst begon het echter spoedig beter te lijken. Hij kwam bij de zijdeur, werd binnen gelaten door uw ne- derigen dienaar, was in een oogenblik op de hoogte van de zaak, zoover ik ze had onderzocht, en was boven op de naaika mer, eer ik, die, zooals gij allen weet, de vlugste man van het korps genoemd word, tijd had te berekenen welk verschil zijne tegenwoordigheid voor mij zou maken uit een geldelijk oogpunt, indien juffrouw Daniels' beloften werkelijk vervuld wer den. Hij bleef daar niet lang, maar toen hij beneden kwam, zag ik, dat zijne be- deze dieren minder weekelijk zijn. Van dit gewone Duitsche ras ktye'ekt men kleurvogels, die men op de volgende wijze onderscheidt: a. De grijsgroene kanarie, die krachtig en sterk is en wel 't meest op de wilde stamsoort gelijkt. De kleur kan bij de verschillende individuen meer of minder naar 't gele, groene of zwarte overhellen, b. De goudgele kanarie, die men vooral hoog roemt, wanneer de kleur meer naar 't oranje overhelt. Het is wel de fraaiste vogel van dit ras, die des te meer geliefd is, naarmate de kleur "-over 't geheele lichaam regelmatiger is. Zij zijn echter minder sterk. c. De stroogele ka narie. Deze vogel komt veel voor. De kleur is beter dan bij de vorige variëteit, de vo gel is sterker en maakt eveneens een pret- tigen indruk, d. De Isabellakleurige ka narie. Bij dezen vogel zijn de bovendeelen roodachtig geel of geelachtig bruin* terwijl de onderdeelen goudgeel zijn. Het is een fraaie vogel, die wanneet de kleur goed uitkomt, hoog geschat wordt. e. De witte kanarie. Deze vogel is eigenlijk niet zuiver wit, maar eenigszihs geelachtig. Ëij is niet sterk en wordt Voöral zeer gezocht voor de bastaardteelt met putters en andere vinkensoorten. Bij de vele bonte variëtei ten onderscheidt men: a Zwaluwtjes, b Half-zwaluwtjes, c Eenvleugelige, d Ge zadelde en e Platjes óf zwartkopjes. Zwaluwtjes vertoonen op den bovenkop en op de vleugels een kleur verschillend met die .van het overige lichaamen wel groen, grauw, zwart of Isabellakleurig, terwijl de overige deelen goudgeel of bleek geel zijn. Bij half-zwaluwen is de kop en één vleu gel anders gekleurd en 't overige gedeelte van den vogel geel. Eenvleugelige hebben één vleugel don ker en 't overige deel van 't lichaam geel. Gezadeldehebben bovenkopen rugdonker. Platjes of zwartkopjes hebben het boven gedeelte van den kop anders gekleurd dan 't overige gedeelte vah den vogel. Een Leukerd. Op het gemeentehuis van een dorp in Gelderland zou een trouw plechtigheid plaats hebben van een paartje uit een naburige plaats. Op het bepaalde uur rijden de rijtuigen aan, de concierge snelt toe om de portieren te openen en aanschouwt.... een lieve bruid en geluk kigen bruigom Neen een leeg rijtuig. De volgende, waarin de ernstige vaders, wee- nende moeders, deftige getuigen, coquette bruidsjuffers, enz., behoorden te zitten, waren eveneens leeg. Men wist niet wat te denken. In ge- strekten draf de rijtuigen terug om de ver loren bruiloftsgasten op te sporen, die ech ter ongeduldig zaten te wachten niet be grijpende het lang wegblijven. Wat bleek gebeurd te zijn Een grappenmaker had, terwijl de rijtuigen stonden te wachten, de portieren dichtgeslagen en geroepen „vooruit maar", waarna de koetsiers met hunne gewone op- noch omziende onver schillige deftigheid waren weggereden. Zoo zijn er. Een dorpspastoor had zich te beklagen over de praatzucht zijner keukenmeid, welke gewoonlijk zeer lang buurten bleef met de babbelkousen uit den omtrek. Dit ging ten laatste zoo ver, dat het geduld van den eerwaarden heer, het welk nog wel, het mag gezegd, eenige verwantschap vertoonde met dat van Jób, gevaar liep van op de flesch te gaan. Daar de goede man een aartsvijand was van knorren, verzon hij te harer verbetering een middeltje, hetwelk ik u ga mededee- len Hij spande er namelijk voor den veld wachter, een man juist geschikt voor zulk langstelling volstrekt niet verminderd was. «Hoe zag dat meisje er uit?" vroeg hij, snel op juffrouw Daniels toetredend, die zich intusschen in eene nis in de bene dengang had teruggetrokken. «Beschrijf haar eens haar, oogen, gelaatskleur, enz., weet ge." «Dat dat kan ik niet doen," stotter de zij aarzelend en werd zeer rood. «Ik merk slecht op. Ik zal een van de meis jes roepen, ik Zij was weg, voor wij bemerkten, dat zij haar volzin niet vol tooid had. «Humliet Gryce hooren en in ge dachten nam hij eene vaas, die op een stander in de nabijheid stond, en keek er in. Ik durfde niets zeggen. Toen juffrouw Daniels terugkwam, was zij vergezeld van een net meisje met een innemend uiterlijk. «Dit is Fanny," zeide zij; «zij kent E- mily goed, daar zij haar gewoonlijk aan tafel bediende; zij zal u zeggen, wat gij wilt weten. Ik heb haar verteld," ging zij voort, met eert hoofdknik tegen Gryce en zoo bedaard als zij nog niet geweest was, «dat gij uwe nicht zoekt, die eenigen tijd geleden van huis weg liep om ergens in dienst te gaan." «Zeker, juffrouw," zeide Gryce met spot tende bewondering eene buiging makend. Toen richtte hij onverschillig zijn blik op den vaatdoek, welken Fanny wel wat opvallend in hare hand hield en herhaalde! de vraag, die hij reeds aan juffuouw Da niels had gedaan. Het meisje draaide een bretje met haar een hakkefiëtje. Tingeiihg', tingeling, tingeling, zoo gaat hij bellende door de .gemeente, en met een gezicht zoo ernstig als gold het moord of brand roept hij tot de hem omringende groote schare: Bekendmaking dat is verloren de keu kenmeid van Mijnheer de Pastoor. Behoor lijke belaoning voor die ze hem terug brengt. Het mooiste van de grap was, dat onze keukenprinses stond op den eersten rang, met wijd opengespalkten mond 'en oogen. Men oordeéle over de verbaasdheid en de uitgelatene vroolijkheid, door welke de toehoorders werden aangegrepen. Een jaar of wat na deze geschiedenis, een bezoek op de pastorie brengende, ver klaarde mij de heer pastoor, nog nimmer zulk eene oprechte bekeering gezien te hebben. (N.Br.) Vrouwentaktiek. „Karei, ga je met mij naar de partij van de Mullers vana vond?" vroeg mevrouw Z. aan haren man. „Neen lieve, ik kan niet." „Waarom niet, beste man?" „Omdat ik morgen om 7 uur moet op staan en den geheelen dag druk werk heb." „Maar wij zullen niet laat naar huis gaan." „Dat heb je ook beloofd, toen we naar de Van Klaverens gingen, en wij kwamen om 3 uur thuis." „Maar, Karei, je weet toch, dat ik niet zonder jou kan gaan." „Waarom niet?" „Kom, wees niet dwaas, Karei." „Daar doe ik mijn best toe, lieve." „Dat is weer net iets voor jou. Als ik plezier in iets heb, dan weiger je mij dat altijd, Zonder eenige reden." „Kom, kom!" „En je laat zelfzuchtig je eigen genoe gen boven het mijne gaan." „Maar vrouwtje, dat is toch niet recht vaardig „En je hebt niets voor mij over." „Maar lieveling, ik „En je bent zoo lomp en ruw tegen mij. O, o! waarom ben ik toch met je ge hoofd en antwoordde terstond «O, zij zag er knap genoeg uit als gij dat bedoelt, altijd voor menschen, die er van houden, dat een meisje wangen heeft zoo wit als deze doek was, eer ik er de lepels mee afdroogde. Wat hare oogen aangaat, die waren zwarter dan hare ha ren, welke de zwartste waren, die ik ooit zag. Zij was heel mager, en wat haar figuur betreft Fanny zag neer op haar eigen welgevormd persoontje en haalde veelbeteekenend de schouders op. «Is die beschrijving naar waarheid vroeg Gryce, blijkbaar aan juffrouw Da niels, ofschoon zijn blik steeds bleef rus ten op het hoofd van het meisje, dat met een mutsje was bedekt. «Tamelijk goed," antwoordde juffrouw Daniels zeer zacht. En toen met een plot seling vertoon van wilskracht, «Emily had geene gevulde gestalte. Ik heb haar gezien Zij hield op alsof zij van hare eigen woorden schrikte en wenkte Fan ny heen te gaan. «Wacht een oogenblik," kwam Gryce bedaard tusschenbeide. «Gij hebt gezegd, dat haar en oogen van het meisje donker waren; donkerder dan bij u «O ja, meneer," antwoordde het meisje glimlachend, terwijl zij aan de linten van hare muts plukte. «Laat mij uw haar zien." Zij nam glimlachend haar mutsje af. «Ha, heel mooi, heel mooi. En de ande re meisjes Gij hebt nog meer dienst meisjes, veronderstel ik «IScg twee, meneer," antwoordde juf- Bedaar toch, lieve. Als je zóózeer ge steld zijt op die partij, dan zal ik wel met je mede gaan." „Nu, zie je wel, Karei; ik wist wel dat je zoudt kunnen, als je maar wildet." Een -puck met dubbel vel. Aan boord van een Kanaal-stoomboot is onlangs het volgende gebeurd. Op het schip bevond zich een dame met een buitengewoon vet ten puckhond, wat niet zoo heel vreemd is, daar puckhonden meestal aanleg ver tonnen tot zwaarlijvigheid. Bjj aankomst te Dover scheen de dienstdoende douane ambtenaar veel belang te stellen in het puckie. Terwijl hij den onschuldig uitzien- den koffer van de reizigster onderzocht, scheen de ambtenaar meer aandacht te hebben voor de bewegingen van het hond je, dan voor zijn werk; Ten slotte zei hij tot de dame: Wat een prachtige hond is dat I Ik hou erg veel van pucks. Zoudt u hem even op de toonbank willen zetten, dan kan ik hem beter zien? De overige passagiers die op de vrijlating van hun bagage wachtten, werden ont stemd over deze tijdsverspilling, maar hun ontstemdheid verkeerde spoedig in verba zing, toen de dame, in plaats van te doen, wat haar verzocht was, vlug haar puckie in de armen nam en door de menigte een goed heenkomen zocht met achterlating van haar koffer. Doch een politieman, die van een en ander getuige geweest was, was haar te vlug af, en hond en dame weiden aangehouden en binnen het doua nekantoor gebtacht. Toen zij weer te Voorschijn kwamen, was er veel veranderd. Puckie was ge- slöhken tot op de helft tan zijn vorige afhietingen, terwijl de douane-ambtenaar zegevierend stond te zwaaien met een.;..: valsche huid, waaronder voor verscheidene duizenden francs kostbare kant; die zorg vuldig gewonden waren geweest om het echte lichaam van den hond. Verschillend oordeel over de vrouwen «Een vrouw is" zegt Vondel, «een ramp zalig dier." «Neen," zegt Victor Hugo, «de vrouwen zijn op aarde om alles te idealiseeren." P. C. Hooft daarentegen klaagt: «Och, wat komt er ramps door vrouwen, dat gheblankette quaedt." Vol taire is het in het geheel niet met Hooft eens. Hij sshrijft: «De hemel schiep de vrouw om onze zielen te verbeteren, om leed te verzachten, om andere menschen van ons te maken." La Bruyère stemt grootendeels met Voltaire in. Volgens hem «hebben de meeste vrouwen geen princi- pen, maar laten zij zich enkel leiden door de ingevingen van het hart." Cats, die ook al een woordje mee heeft gesproken, meende, dat «de vrouwen menschen zijn, zoowel als de mans, «sijn uijt dezelfde, ja betere stoffe als de mans." Langendijk is begaan met het lot der vrouw, want hij zegt: «Men plaag geen vrouwe in daad of schijn »'t Is plaags genoeg een vrouw te zijn! Roept Langendijk het medelijden voor de vrouw in, een aantal andere schrijvers zijn zoo welwillend niet. Om er slechts eenige te noemen, oordeelt Tasso, dat, «de vrouw is een verraderlijk ding; nu wil zij wel, dan wil zij niet; dwaas noemt hij den man, die op haar vertrouwt." Teren- tius schijnt ook niet veel met de vrouwen te hebben opgehad. Hij moet van haar eene bijzondere studie hebben gemaakt, maar kwam ook al tot geen gunstig re sultaat. «Hij kent zé," zegt hij, «de vrou wen; wilt gij, dan willen zij niet' en wilt gij niet, dan willen zij gaarne." Goethe keek enkel naar het uiterlijk. «Een mooie vrouw is altijd mooi," was het gevoelen BH—SS frouw Daniels. «En hun haar Is dat lichter van kleur dan Emily's ?"t Ja,.meneer;-ongeveer zooals Fanny." Gryce legde de hand op de borst op eene wijze, waaruit mij zijne tevredenheid bleek en liet het meisje gaan. «Laat ons nu naar de plaats gaan," zei de hij. Maar op dat oogenblik werd de deur der voorkamer geopend, en een heer kwam langzaam de gang door, dien ik op het eerste gezicht herkende als den eige naar van het huis. Hij was gekleed om uit te gaan en hield zijn hoed in de hand. Toen wij hem zagen, bleven wij stil staan en juffrouw Daniels kleurde tot in hare haarwortels. De heer Blake is een man van een voor naam uiterlijk, zooals gij misschien weet trotsch, teuughoudend en een weinig som ber. Toen hij zich tot ons wendde, viel het licht door de vensters rechts van ons vol op zijn gelaat, dat zulk eene afgetrok ken en melancholieke uitdrukking ver toonde, dat ik onwillekeurig achteruit trad, alsof ik onwetend inbreuk had gemaakt op het particuliere leven van een groot man. Maar Gryce kwam naar voren. «Meneer Blake, geloof ik." zeide hij op eene eerbiedige wijze buigend, zooals hij zoo goed kan doen. De heer, die blijkbaar uit eene droome- rij werd opgeschrikt, keek haastig op. Toen hij Gryee's vriendelijKen glimlach zag, beantwoordde hij de buiging, maar eenigszins trots en naar het scheen afge trokken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 2