Landbouw.
Gemengd Nieuws.
Een antieke bdnk. f e Bolswarü ih de
St. Martinikerk der Ned. Herv. gemeente
staat sedert 1699 een antieke bank, regee-
ringsbank geheeten Deze bank is gemaakt
op kosten van de leden van den magi
straat en met een bijdrage uit de gemeente
kas. Daarvoor werd afgeschaft een jaarlijkseh
collation, wat steeds een groote som eisch-
te. In 1816 heeft de toenmalige vrederech
ter A. Alberba en in 1848 mr. B. J de
Kok, kantonrechter, aan den gemeenteraad
verzocht om mede in die bank zitting te
mogen hebben. Beide VGÏjüfifikfiP werden
ingewilligd en er werd besloten in dezer
voege, dat zitplaats zullen hebben: „eerst
de burgemeester, dan de wethouder, dan
de vrederechter (kantonrechter), dan de
leden van den raad en dan de secretaris."
Door verandering in den gemeenteraad
werd 30 Jaren geleden weinig gebruik
gemaakt van de bank en namen kerkvoogden
en notabelen het besluit om de bank te
annexeeren. De gemeenteraad verzette zich
hiertegen, behield de eigendomsrechten
op de bank, doch stond kerkvoogden en
notabelen toe om mede in de bank zitting
te nemen De houding, die enkele kerk
voogden en notabelen, korte jaren geleden
benoemd en onbekend met de rechten van
de stad, aannemen, hebben den gemeen
teraad de volgende motie doen aanemen:
„De raad der gemeente Bolsward, dank
betuigende aan den heer Eisma voor zijne
mededeeling omtrent de regeeringsbank
in de St. Martinikerk, en zijne verdedi
ging van de rechten van den raad, stelt
er prijs op, dat die rechten volkomen
blijven gehandhaafd."
tfouwd!^rt£v;. -O.K nVf
moet de zanger niet opzien tegen repetee-
ren en oefenen en zich niet voorstellen dat
liturgische muziek gemakkelijk genoeg is.
Neen, slechts door oefening wordt de kunst
verkregen. Bezoekt dus, Liturgische Zan
gers, vooral goed de repetities en laat u
grondig onderrichten, dan zult ge waar
lijk eerst liturgische zangers zijn en God
zal uwe moeite en opofferingen reeds hier
op aarde en vooral hiernamaals loonen, dan
zult gij in alle eeuwigheid zijn lof mogen
zingen, geschaard om zijnen Glorietroon
A. R.
's Heerenhoek, Mei 1902.
Men schrijft:
Liet de «uitgang" van het lijnzaad, we
gens de matige vochtigheid en het «mul
le" van den bodem, niets te wenschen
over, en waren alzoo de vlasakkers uit
stekend met jonge planten bezet, thans,
tengevolge van het gure weer en de kil
le hagel-en regenvlagen in de laatste we
ken, wordt algemeen geklaagd, dat zich
in de vlasvelden kale plekken gaan ver
toon en.
De fijne worteltjes der vlasplanten kun
nen zich van wege de lage temperatuur
van den grond, niet ontwikkelen, de plant
kan niet opschieten, en schadelijke dieren
als aardrupsen, ritnaalden e. d. vreten de
wortels weg, terwijl dit den dood van
menig plantje tengevolge moet hebben.
Ook voor het plantenrijk geldt dus de
spreuk«Stilstand in het goede is achter
uitgang!"
Het is daarom te wenschen, dat het
weer zachter moge worden, want ook
peulvruchten en andere gewassen dragen
de kennelijke sporen van de kou. De gele
kleur en de rossige toppen aan de tarwe
wyzen niet minder op gebrek aan warmte.
Guano in den tuin en in
den boomgaard.
Een tuinman, die vroege en smakelijke
groenten levert, wint het van zijn collega
die wat later komt en wiens groenten
niet zoo smakelijk zijn. De vroegste en
fijnste groenten leveren het meest op. Hoe
die te verkrijgen? Er zijn weinig of geen
tuiniers, die kunstmest gebruiken. De mees
ten gebruiken koemest, paardemest, beer,
enz. Het lijdt geen twijfel of al deze mest
stoffen zijn zeer nuttig. Toch worden zij
in uitwerking overtroffen door kippen- en
duivenmest. Dat weet eljte tuinman. De
kippenmest gebruikt hij vooral daar, waar
hij een krachtige werking wenscht.
Peru-Guano is in hoofdzaak vogelmest.
Het laat zich verstaan, dat ook zij ten
zeerste voor den tuin geschikt is. Een
tuin is, vergeleken bij het bouwland, klein.
De hoeveelheid Guano om een ganschen
tuin van tamelijke grootte rijk te bemes
ten met Peru-Guano is betrekkelijk gering.
Men kan de Guano ook gemakkelijk op
de bedden uitstrooien. Ook dat is geen
gering voordeel. Het ligt in den aard van
de Guano, in haar samenstelling, zij ver-
eenigt toch alle voedende stoffen in zich,
dat zij de tuingroenten ook in koude voor
jaren, krachtig en snel doet groeien. De
tuinman, die vroege groenten wil hebben
ook op koude gronden in een koude lente,
beproeven het met Peru-Guano. Wat de
smakkelijkheid betreft der groenten het is
duidelijk, en de ervaring leert het, dat
versche stalmest en beer den smaak en de
fijnheid van het gewas niet altijd bevor
deren. Ook met het oog op den smaak der
groenten kunt ge de proef met Peru-Guano
gerust wagen. Ook de boomgaard moet
nu en dan bemest worden, afgezien nog
van de bemesting, die men aan den bodem
geeft, voordat de boomen geplant worden.
Het ligt in den aard van de zaak, dat de
stof, waarmede men den grond van den
boomgaard bemest, zoo moet gekozen wor
den, dat de verschillende voedingsstoffen
eenige jaren achtereen, langzamerhand door
de wortels opgenomen worden, dus niet
eene, die slechts gedurende korten tjjd
haar voedingsstoffen verleent. Wanneer
we den grond, alvorens de boomen te
planten op de plaats, waar zij zullen ko
men te slaan, ongeveer 1 Meter diep en
ongeveer in een kring van 2 a 3 M. mid-
delijn zoo goed met ruwe Peru-Guano,
(echte Peru-Guano van zoo hoog mogelijk
stikstofgehalte) vermengen, dan behoeven
de boomen eerste jaren geen mest te heb
ben. Men kan ze op ongeveer '/.M. inden
omtrek van den stam nu en dan eens be
gieten met verdunde urine (vooral van
paarden en schapen, doch ook van runde
ren). Men maakt daartoe een kringvormig
gootje om den boom. Deze heeft ten doel
het kaligehalte van den bodem te verhoo-
gen. Ook zeepsop kan daarvoor dienstdoen.
Bij een dergelijke bemesting zal men zien
dat de boomen goed aanslaan, ffink hout
vormen en reeds vroegtijdig vruchten dra
gen. Vooral in den eersten tijd geve men
dan verder om de drie a vier jaar een ze
kere hoeveelheid Peru-Guano (van 7%
stikstof 10% phosphorzuur en 2% Kali),
die men op ongeveer M. van den stam,
ter breedte van 1 M. met de bovenste la
gen van den grond vermengt. De vruch
ten zullen daardoor talrijker, grooter en
sappiger worden. Er zijn in België en
Duitschland talrijke boomgaarden, die op
bovengenoemde wijze behandeld worden
en zeer goede renten opleveren. Bij den
aankoop van Peru-Guano trachte men niet
den goedkoopsten te verkrijgen, want dan
komt men bedrogen uit. De goede Peru-
Guano kan nu eenmaal niet goedkoop ge
leverd worden.
Kanarieteelt.
De tamme kanarie stamt af van de wilde.
Men dient hierbij echter in 't oog te hou
den, dat de vogels, die als wilde kanaries
af en toe ingevoerd en door sommige han
delaars verkrijgbaar gesteld worden, meest
al geheel andere vogels zijn (ofschoon zij
wel t«t dezelfde familie, nl. die der vinken
behooren) zooals bv. de Kaapsche kanarie.
Van de echte wilde kanarie treft men
zelden een exemplaar in den handel aan.
Al onze tamme kanaries, hoeveel deze vo
gels ook onderling verschillen, stammen
af van de wilde. Wanneer de mensch zich
eenmaal op de kweeking van bepaalde
diersoorten toelegt, dan wijkeu de gekweek
te vormen weldra, en van elkaar en van
de stamvormen in zoo groote mate af, dat
men haast niet zou vermoeden dezelfde
soort, dieren te zien. Het verwondert ons
dan ook geenszins dat in den betrekkelijk
korten tijd van aankweeking der kanarie
vogels de vormen en kleuren zoo uiteen
loopen. In den regel is de tamme kanarie
iets grooter en forscher dan de wilde. Voor
het overzicht van de verschillende rassen
der kanaries verdeelen wij ze in 3 hoofd
groepen, nl. 1 de Duitsche kanaries, 2 de
Hollandsche kanaries en 3 de Engelsche
kanaries.
L De Duitsche kanaries.
De Duitsche kanaries kunnen wij onder
scheiden in a. de gewone Duitsche kana
rie en b. de Harzeskanarie. De gewone
Duitsche kanarie is algemeen verspreid.
Hij heeft een sterk gestel en is daardoor
en ook door zijn groote vruchtbaarheid zeer
geschikt er mee te telen. Toch is dit ras
voor den handel van minder beteekenis,
omdat het gezang van deze vogels niet
uitmunt. Liefhebbers echter, die zich met
dit minder edele gezang willen tevreden
stellen, kunnen aan het telen met deze
vogels veel genoegen beleven, juist omdat
venster was er nog een, en ja, nog verder
weer een en weer een. Ik vond er zelfs
een op de vensterbank. In de kamer sprin
gend zocht ik op het kleed verdere spo
ren. Het was het lastigste kleed ter we
reld om er zoo iets op te vinden als ik
zocht, daar het een verward patroon bruin
en rood vertoonde, en ik moest zeer diep
bukken om goed te kunnen onderscheiden.
«Wat zoekt gij?" vroeg juffrouw Da
niels.
Ik wees naar den bloeddroppel op de
vensterbank.
«Ziet gij dat?" vroeg ik.
Zij slaakte een kreet en kwam dichter
bij. «Bloed!" riep zij uit en bleef er op
staren, sidderend en met verbleekte wan
gen. «Zij hebben haar gedood, en hij zal
nooit.
Daar zij plotseling ophield, keek ik op.
«Denkt gij, dat het haar bloed was?"
fluisterde zij op een toon van afgrijzen.
«Er is alle reden dat te gelooven," ant
woordde ik, naar eene plek wijzend, waar
ik eindelijk niet slechts één rooden drop
pel had ontdekt, maar vele, die over de
nauwelijks roode rozen onder mijne voe
ten verspreid lagen.
«O! het is nog erger dan ik dacht!"
prevelde zij.
«Wat zult gij doen? Wat kunnen wij
doen
«Ik zal nog een détective laten halen,"
antwoordde ik, stapte naar het venster en
wenkte Harris om naar Gryce te gaan.
«Dengene, dien wij op het bureau za
gen
Ik knikte.
Hare gelaatstrekken ontspanden zich ee-
nigszins. «O, daar ben ik blij om; hij zal
wel iets doen."
Ik bedwong mijne verantwoordiging
over dien zijdelingschen aanval en ge
bruikte mijn tijd om kleine bijzonderhe
den op te merken, die mij te voren ont
gaan waren. Er waren niet veel. De open
schrijfcassette waarin ik echter geen
brieven of andere geschreven stukken
vond, slechts een paar vellen papier, met
pen, inkt enz.; borstel en haarspelden ver
spreid op de latafel, alsof het meisje ge
stoord was, terwijl zij hare haren in orde
bracht (als zij tenminste gestoord was, en
de afwezigheid van een grooten hoop naai
werk, zooals men verwachten zou te zien
in eene kamer, voor naaien bestemd, dat
was alles, wat ik kon ontdekken. Het
kon ons niet veel helpen in geval dit eene
zaak van gewicht mocht blijken, zooals
ik begon te vermoeden.
Bij Gryce 's komst begon het echter
spoedig beter te lijken. Hij kwam bij de
zijdeur, werd binnen gelaten door uw ne-
derigen dienaar, was in een oogenblik op
de hoogte van de zaak, zoover ik ze had
onderzocht, en was boven op de naaika
mer, eer ik, die, zooals gij allen weet, de
vlugste man van het korps genoemd word,
tijd had te berekenen welk verschil zijne
tegenwoordigheid voor mij zou maken uit
een geldelijk oogpunt, indien juffrouw
Daniels' beloften werkelijk vervuld wer
den. Hij bleef daar niet lang, maar toen
hij beneden kwam, zag ik, dat zijne be-
deze dieren minder weekelijk zijn. Van
dit gewone Duitsche ras ktye'ekt men
kleurvogels, die men op de volgende wijze
onderscheidt: a. De grijsgroene kanarie,
die krachtig en sterk is en wel 't meest
op de wilde stamsoort gelijkt. De kleur
kan bij de verschillende individuen meer
of minder naar 't gele, groene of zwarte
overhellen, b. De goudgele kanarie, die
men vooral hoog roemt, wanneer de kleur
meer naar 't oranje overhelt. Het is wel
de fraaiste vogel van dit ras, die des te
meer geliefd is, naarmate de kleur "-over
't geheele lichaam regelmatiger is. Zij zijn
echter minder sterk. c. De stroogele ka
narie. Deze vogel komt veel voor. De kleur
is beter dan bij de vorige variëteit, de vo
gel is sterker en maakt eveneens een pret-
tigen indruk, d. De Isabellakleurige ka
narie. Bij dezen vogel zijn de bovendeelen
roodachtig geel of geelachtig bruin* terwijl
de onderdeelen goudgeel zijn. Het is een
fraaie vogel, die wanneet de kleur goed
uitkomt, hoog geschat wordt. e. De witte
kanarie. Deze vogel is eigenlijk niet zuiver
wit, maar eenigszihs geelachtig. Ëij is niet
sterk en wordt Voöral zeer gezocht voor
de bastaardteelt met putters en andere
vinkensoorten. Bij de vele bonte variëtei
ten onderscheidt men: a Zwaluwtjes, b
Half-zwaluwtjes, c Eenvleugelige, d Ge
zadelde en e Platjes óf zwartkopjes.
Zwaluwtjes vertoonen op den bovenkop
en op de vleugels een kleur verschillend
met die .van het overige lichaamen wel
groen, grauw, zwart of Isabellakleurig,
terwijl de overige deelen goudgeel of bleek
geel zijn.
Bij half-zwaluwen is de kop en één vleu
gel anders gekleurd en 't overige gedeelte
van den vogel geel.
Eenvleugelige hebben één vleugel don
ker en 't overige deel van 't lichaam geel.
Gezadeldehebben bovenkopen rugdonker.
Platjes of zwartkopjes hebben het boven
gedeelte van den kop anders gekleurd dan
't overige gedeelte vah den vogel.
Een Leukerd. Op het gemeentehuis
van een dorp in Gelderland zou een trouw
plechtigheid plaats hebben van een paartje
uit een naburige plaats. Op het bepaalde
uur rijden de rijtuigen aan, de concierge
snelt toe om de portieren te openen en
aanschouwt.... een lieve bruid en geluk
kigen bruigom Neen een leeg rijtuig. De
volgende, waarin de ernstige vaders, wee-
nende moeders, deftige getuigen, coquette
bruidsjuffers, enz., behoorden te zitten,
waren eveneens leeg.
Men wist niet wat te denken. In ge-
strekten draf de rijtuigen terug om de ver
loren bruiloftsgasten op te sporen, die ech
ter ongeduldig zaten te wachten niet be
grijpende het lang wegblijven. Wat bleek
gebeurd te zijn Een grappenmaker had,
terwijl de rijtuigen stonden te wachten,
de portieren dichtgeslagen en geroepen
„vooruit maar", waarna de koetsiers met
hunne gewone op- noch omziende onver
schillige deftigheid waren weggereden.
Zoo zijn er. Een dorpspastoor had
zich te beklagen over de praatzucht zijner
keukenmeid, welke gewoonlijk zeer lang
buurten bleef met de babbelkousen uit den
omtrek. Dit ging ten laatste zoo ver, dat
het geduld van den eerwaarden heer, het
welk nog wel, het mag gezegd, eenige
verwantschap vertoonde met dat van Jób,
gevaar liep van op de flesch te gaan. Daar
de goede man een aartsvijand was van
knorren, verzon hij te harer verbetering
een middeltje, hetwelk ik u ga mededee-
len
Hij spande er namelijk voor den veld
wachter, een man juist geschikt voor zulk
langstelling volstrekt niet verminderd was.
«Hoe zag dat meisje er uit?" vroeg hij,
snel op juffrouw Daniels toetredend, die
zich intusschen in eene nis in de bene
dengang had teruggetrokken. «Beschrijf
haar eens haar, oogen, gelaatskleur,
enz., weet ge."
«Dat dat kan ik niet doen," stotter
de zij aarzelend en werd zeer rood. «Ik
merk slecht op. Ik zal een van de meis
jes roepen, ik Zij was weg, voor wij
bemerkten, dat zij haar volzin niet vol
tooid had.
«Humliet Gryce hooren en in ge
dachten nam hij eene vaas, die op een
stander in de nabijheid stond, en keek er in.
Ik durfde niets zeggen.
Toen juffrouw Daniels terugkwam, was
zij vergezeld van een net meisje met een
innemend uiterlijk.
«Dit is Fanny," zeide zij; «zij kent E-
mily goed, daar zij haar gewoonlijk aan
tafel bediende; zij zal u zeggen, wat gij
wilt weten. Ik heb haar verteld," ging
zij voort, met eert hoofdknik tegen Gryce
en zoo bedaard als zij nog niet geweest
was, «dat gij uwe nicht zoekt, die eenigen
tijd geleden van huis weg liep om ergens
in dienst te gaan."
«Zeker, juffrouw," zeide Gryce met spot
tende bewondering eene buiging makend.
Toen richtte hij onverschillig zijn blik
op den vaatdoek, welken Fanny wel wat
opvallend in hare hand hield en herhaalde!
de vraag, die hij reeds aan juffuouw Da
niels had gedaan.
Het meisje draaide een bretje met haar
een hakkefiëtje.
Tingeiihg', tingeling, tingeling, zoo gaat
hij bellende door de .gemeente, en met een
gezicht zoo ernstig als gold het moord of
brand roept hij tot de hem omringende
groote schare:
Bekendmaking dat is verloren de keu
kenmeid van Mijnheer de Pastoor. Behoor
lijke belaoning voor die ze hem terug
brengt.
Het mooiste van de grap was, dat onze
keukenprinses stond op den eersten rang,
met wijd opengespalkten mond 'en oogen.
Men oordeéle over de verbaasdheid en
de uitgelatene vroolijkheid, door welke de
toehoorders werden aangegrepen.
Een jaar of wat na deze geschiedenis,
een bezoek op de pastorie brengende, ver
klaarde mij de heer pastoor, nog nimmer
zulk eene oprechte bekeering gezien te
hebben. (N.Br.)
Vrouwentaktiek. „Karei, ga je met
mij naar de partij van de Mullers vana
vond?" vroeg mevrouw Z. aan haren man.
„Neen lieve, ik kan niet."
„Waarom niet, beste man?"
„Omdat ik morgen om 7 uur moet op
staan en den geheelen dag druk werk
heb."
„Maar wij zullen niet laat naar huis
gaan."
„Dat heb je ook beloofd, toen we naar
de Van Klaverens gingen, en wij kwamen
om 3 uur thuis."
„Maar, Karei, je weet toch, dat ik
niet zonder jou kan gaan."
„Waarom niet?"
„Kom, wees niet dwaas, Karei."
„Daar doe ik mijn best toe, lieve."
„Dat is weer net iets voor jou. Als ik
plezier in iets heb, dan weiger je mij
dat altijd, Zonder eenige reden."
„Kom, kom!"
„En je laat zelfzuchtig je eigen genoe
gen boven het mijne gaan."
„Maar vrouwtje, dat is toch niet recht
vaardig
„En je hebt niets voor mij over."
„Maar lieveling, ik
„En je bent zoo lomp en ruw tegen
mij. O, o! waarom ben ik toch met je ge
hoofd en antwoordde terstond
«O, zij zag er knap genoeg uit als gij
dat bedoelt, altijd voor menschen, die er
van houden, dat een meisje wangen heeft
zoo wit als deze doek was, eer ik er de
lepels mee afdroogde. Wat hare oogen
aangaat, die waren zwarter dan hare ha
ren, welke de zwartste waren, die ik
ooit zag. Zij was heel mager, en wat
haar figuur betreft Fanny zag neer
op haar eigen welgevormd persoontje en
haalde veelbeteekenend de schouders op.
«Is die beschrijving naar waarheid
vroeg Gryce, blijkbaar aan juffrouw Da
niels, ofschoon zijn blik steeds bleef rus
ten op het hoofd van het meisje, dat met
een mutsje was bedekt.
«Tamelijk goed," antwoordde juffrouw
Daniels zeer zacht. En toen met een plot
seling vertoon van wilskracht, «Emily
had geene gevulde gestalte. Ik heb haar
gezien Zij hield op alsof zij van hare
eigen woorden schrikte en wenkte Fan
ny heen te gaan.
«Wacht een oogenblik," kwam Gryce
bedaard tusschenbeide. «Gij hebt gezegd,
dat haar en oogen van het meisje donker
waren; donkerder dan bij u
«O ja, meneer," antwoordde het meisje
glimlachend, terwijl zij aan de linten van
hare muts plukte.
«Laat mij uw haar zien."
Zij nam glimlachend haar mutsje af.
«Ha, heel mooi, heel mooi. En de ande
re meisjes Gij hebt nog meer dienst
meisjes, veronderstel ik
«IScg twee, meneer," antwoordde juf-
Bedaar toch, lieve. Als je zóózeer ge
steld zijt op die partij, dan zal ik wel met
je mede gaan."
„Nu, zie je wel, Karei; ik wist wel
dat je zoudt kunnen, als je maar wildet."
Een -puck met dubbel vel. Aan boord
van een Kanaal-stoomboot is onlangs het
volgende gebeurd. Op het schip bevond
zich een dame met een buitengewoon vet
ten puckhond, wat niet zoo heel vreemd
is, daar puckhonden meestal aanleg ver
tonnen tot zwaarlijvigheid. Bjj aankomst
te Dover scheen de dienstdoende douane
ambtenaar veel belang te stellen in het
puckie. Terwijl hij den onschuldig uitzien-
den koffer van de reizigster onderzocht,
scheen de ambtenaar meer aandacht te
hebben voor de bewegingen van het hond
je, dan voor zijn werk;
Ten slotte zei hij tot de dame:
Wat een prachtige hond is dat I Ik
hou erg veel van pucks. Zoudt u hem even
op de toonbank willen zetten, dan kan
ik hem beter zien?
De overige passagiers die op de vrijlating
van hun bagage wachtten, werden ont
stemd over deze tijdsverspilling, maar hun
ontstemdheid verkeerde spoedig in verba
zing, toen de dame, in plaats van te doen,
wat haar verzocht was, vlug haar puckie
in de armen nam en door de menigte een
goed heenkomen zocht met achterlating
van haar koffer. Doch een politieman, die
van een en ander getuige geweest was,
was haar te vlug af, en hond en dame
weiden aangehouden en binnen het doua
nekantoor gebtacht.
Toen zij weer te Voorschijn kwamen,
was er veel veranderd. Puckie was ge-
slöhken tot op de helft tan zijn vorige
afhietingen, terwijl de douane-ambtenaar
zegevierend stond te zwaaien met een.;..:
valsche huid, waaronder voor verscheidene
duizenden francs kostbare kant; die zorg
vuldig gewonden waren geweest om het
echte lichaam van den hond.
Verschillend oordeel over de vrouwen
«Een vrouw is" zegt Vondel, «een ramp
zalig dier." «Neen," zegt Victor Hugo,
«de vrouwen zijn op aarde om alles te
idealiseeren." P. C. Hooft daarentegen
klaagt: «Och, wat komt er ramps door
vrouwen, dat gheblankette quaedt." Vol
taire is het in het geheel niet met Hooft
eens. Hij sshrijft: «De hemel schiep de
vrouw om onze zielen te verbeteren, om
leed te verzachten, om andere menschen
van ons te maken." La Bruyère stemt
grootendeels met Voltaire in. Volgens hem
«hebben de meeste vrouwen geen princi-
pen, maar laten zij zich enkel leiden door
de ingevingen van het hart." Cats, die
ook al een woordje mee heeft gesproken,
meende, dat «de vrouwen menschen zijn,
zoowel als de mans, «sijn uijt dezelfde, ja
betere stoffe als de mans." Langendijk is
begaan met het lot der vrouw, want hij
zegt:
«Men plaag geen vrouwe in daad of
schijn
»'t Is plaags genoeg een vrouw te zijn!
Roept Langendijk het medelijden voor
de vrouw in, een aantal andere schrijvers
zijn zoo welwillend niet. Om er slechts
eenige te noemen, oordeelt Tasso, dat, «de
vrouw is een verraderlijk ding; nu wil zij
wel, dan wil zij niet; dwaas noemt hij
den man, die op haar vertrouwt." Teren-
tius schijnt ook niet veel met de vrouwen
te hebben opgehad. Hij moet van haar
eene bijzondere studie hebben gemaakt,
maar kwam ook al tot geen gunstig re
sultaat. «Hij kent zé," zegt hij, «de vrou
wen; wilt gij, dan willen zij niet' en wilt
gij niet, dan willen zij gaarne." Goethe
keek enkel naar het uiterlijk. «Een mooie
vrouw is altijd mooi," was het gevoelen
BH—SS
frouw Daniels.
«En hun haar Is dat lichter van kleur
dan Emily's ?"t
Ja,.meneer;-ongeveer zooals Fanny."
Gryce legde de hand op de borst op eene
wijze, waaruit mij zijne tevredenheid
bleek en liet het meisje gaan.
«Laat ons nu naar de plaats gaan," zei
de hij. Maar op dat oogenblik werd de
deur der voorkamer geopend, en een heer
kwam langzaam de gang door, dien ik op
het eerste gezicht herkende als den eige
naar van het huis. Hij was gekleed om
uit te gaan en hield zijn hoed in de hand.
Toen wij hem zagen, bleven wij stil staan
en juffrouw Daniels kleurde tot in hare
haarwortels.
De heer Blake is een man van een voor
naam uiterlijk, zooals gij misschien weet
trotsch, teuughoudend en een weinig som
ber. Toen hij zich tot ons wendde, viel
het licht door de vensters rechts van ons
vol op zijn gelaat, dat zulk eene afgetrok
ken en melancholieke uitdrukking ver
toonde, dat ik onwillekeurig achteruit trad,
alsof ik onwetend inbreuk had gemaakt
op het particuliere leven van een groot
man. Maar Gryce kwam naar voren.
«Meneer Blake, geloof ik." zeide hij op
eene eerbiedige wijze buigend, zooals hij
zoo goed kan doen.
De heer, die blijkbaar uit eene droome-
rij werd opgeschrikt, keek haastig op.
Toen hij Gryee's vriendelijKen glimlach
zag, beantwoordde hij de buiging, maar
eenigszins trots en naar het scheen afge
trokken. (Wordt vervolgd.)