BIJVOEGSEL Nils Peter's examen Zaterdag 12 April 1902 VAIV VABi Landbouw. Onze handel in rundvee met België. Zooals algemeen bekend is, heeft Neder land steeds een levendige handel met België gedreven in rundvee en vooral onze grens streken genoten daar de zegen rijkste ge volgen van. De Nederlandsche runderen zijn bij onze zuidelijke naburen zeer gezocht en staan vooral bij de veekweekers en vet weiders hoog aangeschreven. Nog dezer dagen sprak een bekend afgevaardigde, zelf veeltweeker de volgende merkwaardige woorden in de Kamer te Brussel„Niemand zal betwisten, dat het Hollandsche vee geen puik vee iswant ik zeg het u, ge lijk er maar één Brabant bestaat in gansch de wereld voor de opbrengst van zware trekpaarden, hetgeen bekend is in al de streken van Europa, zoo is er ook maar één land voor de opbrengst van puik hoornvee en dit is Holland. De Holland sche koe geeft overvloedig melk en boter en het Hollandsche vee is voor de hoeda nigheid van het vleescli overal bekend veel mager en weinig vet." Daarbij komt, dat de toestand der Bel gische weiden op vele plaatsen niet geschikt is tot opkweeking van goed melkvee. De heer Dr. Ghellinck d'Elseghem anders geen voorstander van den invoer van vreemd vee, verklaarde „Was er sprake de gren zen geheel en al te sluiten, dan zou ik dien maatregel goedkeurendoch dat is niet mogelijk. Dat is eene utopie. Meermalen is het door bekende veekun- digen verklaard en bewezen, dat, mocht België het Nederlandsch kweekvee missen, dan was zijn veestapel in 10 jaren in al- lerellendigsten toestand. Daar dus zcovelen belang hebben bij den vrijen invoer van rundvee, de Nederlander als de verkooper en de Vlaming als de af nemer, hebben wij gemeend onzen lezers een dienst te bewijzen door hen een denk beeld te geven van dien handel zooals hij vroeger was en zooals hij werd, toen Mi nister De Bruyn maatregelen meende te moeten nemen om, zooals gezegd werd, het Belgische vee voor besmetting te vrij waren. Wij, grensbewoners, herinneren ons voor zeker den tijd, dat de Belgische grenzen het geheele jaar open waren voor den in voer van slachtvee, zoowel als voor fokvee. Dat was voor de landbouwers dezer stre ken een goede tijd. Tal van V laamsche kooplieden bezochten jaar uit, jaar in on ze stallen en een geregelde handel in run deren bestond. De jaarmarkten waren bezet met schoone koeien, die voor goede prijzen door Belgische landbouwers werden opge kocht. Volgens de statistiek werden toen reeds alleen uit ons land 100,000 runderen naar België gevoerd. In het jaar 1896, het laatste jaar van den vrijen invoer, gingen 111,070 runde ren naar België. Daarvan leverde ons land alleen 104,663. In December 1896 kwamen de eerste be lemmerende bepalingen vooral betrekking hebbende op den invoer van slachtvee. Het slachtvee mocht, na onderzoek van den veearts, op bepaalde dagen langs de grenskantoren in België gevoerd worden, mits het in geplombeerde wagens recht streeks vervoerd werd naar de slachthui zen van Brussel, Anderlecht, Antwerpen, Luik en Gent, waar de dieren onmiddellijk moesten worden afgemaakt. Daarbij kwam nog, dat onder voorwendsel van het heer- schen van mond- en klauwzeer in Neder land, de grenzen willekeurig geopend en gesloten werden door Minister De Bruyn. Door deze bepalingen daalde in 1897 de in voer langs de grenskantoren van 111,070 tot 51,770waarvan 49,001 uit ons land, dus nauwelijks op de helft. In October 1898 kwam eene nieuwe be paling. Alle invoer van fokvee werd uit Nederland verboden alleen melkkoeien werden toegelaten tweemaal per maand op enkele grenskantoren, door den Minister aangewezen. Aan deze grenskantoren wer den groote stallen gebouwd, zoogenaamde gezondheidsstallen en in die „gezondheids- stallen" moest het Nederlandsche vee 11 a 12 dagen in quarantaine blijven om zijn gezondheidstoestand te beoordeelen en ge durende welken tijd het met eene stof, tu- berculine genaamd, wordt ingespoten om te oordeelcn of de koeien ook lijdende zijn aan tuberculose. Is dit laatste het geval, ofliever gezegd, wordt eene koe „verdacht" van tuberculose, dan wordt het dier met twee gaatjes in het oor naar Nederland te ruggezonden. Wat was het gevolg van deze bepalin gen? Een groote achteruitgang in deze handel, eene verarming van kooplieden en veehandelaren, een reeks van jammerklach ten van Ylaamsche landbouwers, wier veestapel meer en meer achteruitging en ten slotte het ontstaan van den smokkel handel. Het Belgische vee ging achteruit. De melkboeren en melkerijen kregen drin gend behoefte aan goed melkvee, de kwee kers hadden fokvee noodig, de dorre hei degronden vroegen stalmest. De veemark ten gingen na het sluiten der grenzen ge durig achteruit, terwijl het vee, dat er aangeboden werd, erbarmelijk er uit zag. Waarom, zoo' vroeg een inzender in het Handelsblad van Antwerpen waarom zijn er geen koopers op onze markten? Omdat geen goed vee te koop gesteld wordt. Om dat men op de groote markten het schoo ne Hollandsche vee en dus ook de koop lieden verjaagt. Vroeger waren er op de markt Antwerpen gewoonlijk 500 a 600 koeien, thans waren er op 6 Augustus 173 en op 12 Augustus 1.1. 236. Te Cureghem, de grootste en meest bezochte markt van België, kwamen vroeger, toen de grenzen open waren, 700 tot 900 runderen; thans waren er op 2 Augustus 466, op 19 Augus tus 1.1. 442. Zoo schreef het Handelsblad voor een paar jaar. »En wat zijn dat voor dieren vroeg een ander inzender. En een veeboerke, dat vooral eens gaat kij ken, antwoordt daarop in dit blad. »Niets dan een klein getal ossen van eigen ras, een echte expositie van slecht vee, bestaan de uit knoken en beenen, haken en oogen voor niets goed dan om in den soepketel geworpen te worden en de beenen naar de fabriek te zenden om er knoopen van te maken. De koeien zullen wij maar niet in aanmerking nemen, 't is een ware schande voor onze Kempen zulk vee te bezitten Doordat het Belgische vee zoo achteruit ging en de landbouwers, vooral langs de grens daar groote schade door leed, begin nen de veekooplieden, wier broodwin ning grootendeels vernietigd was, tot an dere middelen hunne toevlucht te nemen, zij kwamen naar ons land, kochten er van de beste runderen als in de jaren toen er nog vrije invoer van vee bestond, en wat niet langs de grenskantoren mocht binnenkomen, ging 's nachts frauduleus over de grens. De smokkelhandel, die zulk een eigenaardige drukte in onze grensdorpen bezorgde, maar die ook een naamloos leed verwekt heeft, die smok kelhandel in vee ontstond. Wij allen herinneren 't ons nog hoe in de jaren 1898 en '99 avond aan avond, nu hier dan daar een 40 a 50 tal koeien vergezeld van een 100 tal smokkelaars over de grenzen gin gen doch wij weten ook wel dat treurige too- neelen daarvan het gevolg waren. Ontmoeting met ambtenaren was aan de orde van den dag, de vuurwapenen werden getrokken, er vielen gewonden ja zelfs dooden. Moorden hadden er plaats te Stekene, Turnhout, Klein-Sinoy, Overslag, Exaerdede gevangenissen werden opge hoopt met die ongeiukkigen, die om en kele franken te verdienen, leven, vrijheid en gezondheid waagdenwantook velen stier ven aan borstziekten en kwalen opgedaan in die gure nachten, als men over heg en struik langs gebaande en ongebaande wegen, blootshoofd en barrevoets moest vluchten als men bezweet van het loopen, over vaarten en grachten moest zwemmen om te ontkomen aan de vervolgingen der amb tenaren. Door het cordaat optreden der douanen, begon langzamerhand de smokkelhandel in schijn te verminderen. Ik zeg in schijn; want wel trokken nu geen groote kara vanen meer over de grensdoch het ging nu met kleine troepjes, met twee, drie koeien tegelijk in alle stilte, vergezeld van vertrouwde mannen, die zelf aandeel in de dieren hadden, welke gesmokkeld werden. En zoo kennen wij thans deze smokkel handel die nog dagelijks gedreven wordt in onze grensdorpen. Een andere oorzaak, waarom de smok kelhandel in deze streken blijft bloeien, zijn de vele grieven, welke de veekoop lieden hebben, tegen de quarantaine stal len aan de grens. Vooreerst duurt de quarantaine naar hunne meening te lang en is daardoor te kostbaar. Daarenboven is de verpleging en voeding zoo, dat als de koeien de stal len verlaten heel wat minder melk geven. Breekt het mond- en klauwzeer in de zoogenaamde gezondheidsstallen uit en het is verleden jaar gebleken dat dit nog al eens voorkomt dan worden al die koeien aangetast. De quarantaine wordt verlengd; want de dieren moeten «doorzieken" en als de runderen de stallen verlaten, zijn ze de helft in waarde verminderd, terwijl de eigenaar nog een 100 a 150 francs on kosten kan betalen. De gemiddelde onkosten bedragen, als alles zijn gewone verloop heeft, thans 50 a 60 francs per koe, hier onder gerekend invoerrechten, keuringskosten, inspuiting met tuberculine, verzorging, voeding ge durende 12 dagen. Een derde grief is de inspuiting, welke iedere koe moet ondergaan en het gevaar dat er bestaat, dat het dier »als verdacht van tuberculose" zal worden afgekeurd. Die inspuiting bezorgt vaak koortsen, die de melk bederft en de melkgift vermin dert. Bovendien komt nog de keuring, waar bij men soms zeer willekeurig schijnt te werk te gaan. De heer Fr. van Brussel gaf in de ka mer daarvan het volgende treurige voor beeld „Twee kooplieden uit het arrondissement Gent-Eecloo, Baecke en Lambrechts, be geerden verschillende stukken vee te plaat sen in den quarantaine-stal te Selzaete. De toezichter-veearts keurde zes stuks af, die hij aanzag als vaarzen. In plaats van te handelen als naar gewoonte, d. i. 't vee naar Holland terug te zenden, legden de tolbe ambten er de hand op en verklaarden aan de kooplieden een proces als smokkelaars. Nu waren de kooplieden verplicht zich te wenden tot eenen advocaat, die alle pogingen bij den heer Minister van Finan ciën deed.om het vee los te krijgen maar te vergeefs. Den 178" dag gaf men toe en ontvingen die kooplieden tijding, dat zij de vaarzen mochten halen op voorwaarde van betaling der kosten. Maar in welken toe stand bevonden zich die kooplieden Hol land weigerde dit vee te ontvangen, om dat het 5 dagen te laat was en in België mocht het niet blijven staan. Wat moes ten zij doenZij waren verplicht in pro ces tegaan tegen de regeering. Nu, mijne heeren (het is de heer van Brussel die nog spreekt) gelijk het ge woonlijk gaat, wanneer een landbouwer of een koopman het te stellen heeft met de regeering wordt er maar gedurig uit gesteld en het was maar 63 dagen na den aan slag, dat het tribunaal uitspraak heeft ge daan en in welken zin De koeien moch ten in België verblijven, omdat zij in dien tusschentijd hun kalf hadden afgelegd, maar men was verplicht wederom de on kosten te dekken. De onkosten waren de volgende: eerst en vooral de inkomende rechten, ten twee de de kosten van voeding samen 690 fr. Dan nog de kosten van het proces 47 fr. onkosten van den advocaat 225 fr. en minstens 75 fr. per stuk verlies op het vee, het laatste was inderdaad zooveel ver minderd in waarde als gevolg van het slechte onderhoud en voeding. Dit maakt behalve het tijdverlies, als ook het gemis van kapitaal gedurende 63 dagen te zamen 1450 frans." Nog een an der geval haalde de heer van Brussel aan, dat hier in de buurt plaats had. „Een zekere De Cocq van Sinay-Waes plaatste 17 stuks in quarantaine te Clinge. I Den derden dag na hun verblijf in den stal, kwam er een verrader zeggen aan den tolbeambte, dat er zich een vaars on der die 17 stuks vee bevond. Een nieuw onderzoek had plaats en men bestatigde, dat er inderdaad een vaars onder die koeien was. Drie dagen te voren had de opzich ter ze aan gezien voor een koe en drie dagen daarna was het een vaars. Dat dier was dus verjongd met ouder worden Geen wonder dat door de kooplieden dringend om een ander stelsel van invoer verzocht wordt met een kortere quaran taine, bijvoorbeeld van drie dagen; doch het is te vreezen, dat deze Minister van Landbouw daar geen ooren naar zal heb ben Hij vindt het stelsel zelf wel niet on berispelijk; doch hij is van meening, dat het uitstekend beantwoordt aan de ver schillende belangen, die er bij betrokken zijn. Ten slotte willen wij nu eenige cijfers van invoer geven uit de statistiek der laat ste jaren. Ingevoerd werden in 1898 62,782 stuks runderen, waarvan 58,722 uit ons land, in 1899 65,554 stuks waarvan 62,449 uit Ne- I derland, in 1900 bedroeg de invoer 62,042 stuks, waarvan 61,704 uit ons land, met een gezamenlijk gewicht van 27,551,830 kilogram, dus alles dooreen 445 kilo per dier. Van die 61,704 dieren waren6,354 stieren, 13,307 ossen, 7,408 kalveren, 19,678 koeien, 1^857 vaarzen. Het vorig jaar bedroeg de invoer 60,312 stuks, waarvan 60,007 uit ons land. Onze handel langs de grenskantoren blijft dus vrijwel stationair. Mengelwerk. DOOR A. IIEREIVSTJER1VA. Een hartelijk, warm woord is in boe renwoningen niet aan de orde van den dag. Misschien verslapt het gevoel ook wel, want zware arbeid en de zorg voor het dagelijksch brood zijn twee molensteenen, die even zeer zachte ge voelens, als warme gevoelens verplet teren. Maar in den grond zijn de harten, die van verlangen naar' eenen eigen kleinen akker kloppen, dezelfde als die, welke dingen naar rijkdom en vor- 1 stengunst. Als wij in onzen ouderdom daar staan als boomen, die de herfstwind ontloo- verd en de sneeuwstorm van takken beroofd heeft, denken wij allen met dezelfde liefde aan hen die uit ons ge sproten zijn, zonder te vragen of zij in kostbaar 'fluweel of eenvoudig linnen gekleed zijn. De kleine Nils Peter werd daarom ook door zijnen door arbeid gebogen, vlasharigen vader met de vereelte han den en zijne kleine, zwakke moeder even liefgehad alsof hij in een slot het levenslicht had aanschouw;! en door eenen livreiknecht bij zijnen met rid derorden behangen papa en zijne ze nuwachtige mama werd gebracht om hun goeden morgen te wenschen. Het is een onuitsprekelijk zalig be wustzijn dat, hoe ongelijk de Voor zienigheid ook geld en goed, eer en roem, vreugde en leed verdeeld heeft, zij ons allen toch het recht op het in gaan van den hemel en op liefde hier op aarde geschonken heeft. Nils Peter was het eenige kind uit eene arme dagloonersfamilie. De ver eelte hand der moeder streek zelden liefkozend over zijn gelaat. Zijn vader voegde hem nooit een woord toe, waaruit een warmer gevoel voor het kind sprak dan voor het zwijn in den stal. De beide ouders spraken nooit met elkaar over hunne liefde voor den knaap, maar niettegenstaande dit wis ten vader, moeder en kind dat, als bij voorbeeld de wilde stier losbrak, beide ouders met levensgevaar hun kind zouden beschermen. Nils Peter was toch een verstandige, goede jongen, die zijnen cathechismus braaf leerde en bij het school-examen altijd juiste antwoor den gaf. Daarom hielden allen hem voor een genie, wilden dat hij predikant werd en zonden hem naar het gym nasium, zonder te denken aan de kos ten of de bezwaren. De stad lag niet ver af, en kortzichtigheid is nu een maal het voorrecht van armoede en onwetendheid. Ware dit niet zoo, dan zou menig groot man in de hutten der armen gestorven zijn, en de mensche- lijke beschaving stond wellicht op eenen lageren trap dan nu. Daarmee wil ik nu echter niet ge zegd hebben dat het een verlies zou ge weest zijn, als Nils Peter niet had ge studeerd. Slechts bij de examens op de dorpsschool was hij een genie. Op het gymnasium was hij eenvoudig een goede, middelmatig begaafde jonge die met groote armoede te kampen had. Doch hij wist er zich door te slaan. Hoe hij dat redde? Ja, hoe redden zich de musschen, als er bittere kou heerscht en de aarde met sneeuw be dekt is? Evenals die uit koude en sneeuw weer te voorschijn hippen, en lustig hun liedje sjirpen, zoo groeien ook in ellendige hutten, aan wier deur zorg en nood dorpelwachter zijn, krachtige flinke mannen en brave, zachte vrouwen op, die zegen bren gen aan de menschheid en andere le ven verhelderen. Nils Peter's ouders konden hem moei lijk helpen. Het oude zilveren horloge van zijnen vader, dat al vele jaren had stilgestaan, begon weer te loopen en verhuisde naar den horlogemaker in de stad, die er maar heel weinig voor be taalde. De paar pond slechte, goedkoo- pe boter, die de eenige koei gaf, ver kocht moeder op de markt. Men kon het deze boter aanzien dat de room die er voor noodig was, heel langzaam was opgespaard, want zij zag grauwig en heel ongelijk. Moeder kocht ook garen op krediet en weefde hoofddoek jes en voorschootjes, die gaarne door de dienstmeisjes gekocht werden en eenig geld opbrachten. Maar vader dorschte dag aan dag de Zweedsche rogge der boeren, opdat Nils Latijnsche woorden zou kunnen leeren. Trots dit alles was het nog een won der dat het ging, schoon Nils Peter's vest herhaaldelijk gestopt ep het dak- kamerke in de stad, dat hij met twee schoolmakkers bewoonde, zeer koud was. Als hij dan in de groote vacantie thuis kwam, grepen zijne ouders met bevende handen naar het bulletijn en trachtten den inhoud te spellen. Nils Peter verklaarde hun dan de cijfers. Menigmaal, als hij garen afwikkelde voor zijne moeder, liet zij de weefspel rusten én luisterde met gespannen aan dacht naar zijne verhalen, hoe hij vier talen kon lézen, met deftige jongens gemeenzaam omging en zelfs eens bij eenen leeraar gegeten had. Hij las in Tacitus en sneed voeder voor het var ken en de koei, en als hij aan het eind der vacantie naar de stad terug keerde, waren zijne wangen iets roo- der dan zij bij het begin geweest wa ren. Zoo kwam hij in op één na de hoog ste klas en begon zelf leeraar te spe len, dat wil zeggen: hij woonde met eenige leerlingen samen, at met hen en hield toezicht op hun werk. Van de 40 kronen, die hij in het halfjaar voor ieder der knapen kreeg, schonk hij zijne moeder een schoon wollen doekje en zijnen vader eene horloge voor de oude, die naar den horloge maker was gegaan. Zijne moeder oor deelde dat zij nog nooit een kleeding- stuk had bezeten, zoo warm als deze sjaal, want door zijne zwart-en-bruine strepen liep als een roode draad Peter's liefde. Zijn vader dacht in stilte dat het horloge den tijd aanwees, waarop zijn zoon een groot man zou zijn. Nils Peter had nu ook een behoorlij ke jas met lange panden, een uitge sneden vest en schoone laarzen, als hij in vacantie thuis was, ging hij Zon dags met de kinderen van den land- uer wandelen. Wat niet wegnam dat hij de kleine, goede Nils Peter was, die vaders natte kiel bij het haardvuur droogde en met pleizier het garen af wikkelde voor zijne moeder, als zij aan den weefstoel zat. Daar zijne leerlingen tot laat in den avond beslag op hem legden, moest hij voor eigen studie zich den nacht te nutte maken. Daardoor werden zijne wangen steeds bleeker, gingen zijne oogen steeds holler staan, en een wee moedig trekje kwam er om de bleeke lippen. Maar voort moest hij, tot den dag, waarop hij, in zijne eigen pastorij, met een gevoel van zaligheid zijne ouden vader en zijne kleine, goede, kromge bogen moeder in zijne armen zou slui ten. Dan zou hij, liefkoozend zijne wang leggen tegen hunne grijze hoofden en smeeken«Blijft nu bij mij en laat mij u mijnen dank vergelden voor alles.' Hij bette zijn gelaat met koud water om den slaap te verjagen en met koortsachtige haast vloog de moede blik weer over de bladzijden. Eens had hij het gevoel alsof zijne krachten verminderden en alsof er iets duisters, onverklaarbaars, ongrijpbaars zich tusschen hem en zijn doel plaatste. Hij had in dien tijd juist meer leerlin gen en daarmee grootere inkomsten gekregen. Den volgenden dag ging hij naar den agent eener levensverzekering. Wilde hij eene polis nemen van vijfduizend kronen? vroeg de agent. Neen, zoo ver strekten zijne middelen niet. A an tweeduizend? Dat was ook te duur. Eindelijk nam hij eene verzekering van duizend kronen. Die zouden zijne goe de, opofferende ouders hebben, als... als er iets onverwachts gebeurde. Nu kwam de lente met zonneschijn, 1 jong groen, levenslust, blijdschap, hoop en het examen om student te wor den. Zijn schriftelijk werk was goed, Nils Peter stond in zijn eenvoudig, zuur ver diend pak in de groote zaal en hoorde van den rector dat hij tot het monde ling gedeelte was toegelaten. Nu werk te hij dag en nacht. Des avonds haalde hij eene schotel met koud water en als de vermoeienis hem dreigde te over weldigen, stak hij de voeten in 't wa ter, om zich wakker te houden. Hoe wel hij er geen begrip van had waar van hij aan de universiteit moest leven, was het hem toch alsof hij het ruischen van de boomen voor de pastorij altijd duidelijker hoorde M. Lind, gij moet opstaan, het is hoog tijd! MM. Strömling en Nilssón zijn al voorbijgekomenGij moet u haasten Maar Nils Peter sliep met de mage re, witte hand onder de wang, zoo vast als nooit te voren. Zijne hospita werd ongeduldig. M. Lind, gij moet u waarlijk haasten, anders komt ge te laat O, lieve God! wat is er met den jon gen gebeurd Lena Lena Lena kwam, en de oude vrouw uit het andere dakkamertje en de kleer maker uit het achtervertrek, en ein delijk kwam de dokter, sloeg de dun ne, grijze deken op, deed het grove hemd open, legde een oogenblik de hand op de borst en zeide eenvoudig „hartverlamming." In plaats van de witte studentenmuts kwam *eene zwarte kist in de kleine hut der arme ouders. Vader en moeder liepen rond als in eenen droom. Zij konden het maar niet begrijpen. Hun Nils Peter moest toch opstaan en hun vertellen hoe het hem bij zijn examen gegaan was! Neen, het was niet mo gelijk dat hij juist nu stierf. Toen gingen de beide arme oudjes met dof fen blik en zonder tranen naar de kist en staarden naar het lieve, ma gere, wasbleeke gelaat. De tranen vloeien eerst, toen de agent- der levensverzekering hun kwam vertellen dat Nils Peter eene polis voor duizend kronen had genomen, die zij nu konden ontvangen. Eerst tegen den avond hief de vader zijn oud, gebaard, door smart ver wrongen gelaat uit de handen, waar in hij het tot dusver had verborgen. Lisa, heeft de schout u al t geld voor die kleeren gegeven Ja, Karei. Toe, geef het mij dan. En vader ging er mee op weg naar de stad, maar moeder was zóó gansch verslagen dat zij zich over niets meer verbaasde en hem ook niet vroeg wat hij daar wilde doen. Eerst te middernacht keerde hij te rug. In den klaren, helderen zomer nacht zag hij door het venster hoe moe der zich over Nils Peter's bed heenboog. Het venster was open, en teedere, lichtroode appelbloessems vielen op het kozijn en in het vertrek. De oude man opende zachtkens de deur en naderde de kist. Van onder zijne linnen kiel haalde hij een pakje te voorschijn en legde eene nieuw witte studentenklak op Nils Peter's borst. En moeder, die met de terughoudend heid vau arme en geringe lieden haren zoon sinds vele jaren niet gekust had, drukte telkens en telkens weer hare ÏELiNDIi

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 5