BIJVOEGSEL
Nils Peter's examen
Zaterdag 12 April 1902
VAIV
VABi
Landbouw.
Onze handel in rundvee met België.
Zooals algemeen bekend is, heeft Neder
land steeds een levendige handel met België
gedreven in rundvee en vooral onze grens
streken genoten daar de zegen rijkste ge
volgen van. De Nederlandsche runderen
zijn bij onze zuidelijke naburen zeer gezocht
en staan vooral bij de veekweekers en vet
weiders hoog aangeschreven. Nog dezer
dagen sprak een bekend afgevaardigde,
zelf veeltweeker de volgende merkwaardige
woorden in de Kamer te Brussel„Niemand
zal betwisten, dat het Hollandsche vee
geen puik vee iswant ik zeg het u, ge
lijk er maar één Brabant bestaat in gansch
de wereld voor de opbrengst van zware
trekpaarden, hetgeen bekend is in al
de streken van Europa, zoo is er ook
maar één land voor de opbrengst van puik
hoornvee en dit is Holland. De Holland
sche koe geeft overvloedig melk en boter
en het Hollandsche vee is voor de hoeda
nigheid van het vleescli overal bekend veel
mager en weinig vet."
Daarbij komt, dat de toestand der Bel
gische weiden op vele plaatsen niet geschikt
is tot opkweeking van goed melkvee. De
heer Dr. Ghellinck d'Elseghem anders geen
voorstander van den invoer van vreemd
vee, verklaarde „Was er sprake de gren
zen geheel en al te sluiten, dan zou ik dien
maatregel goedkeurendoch dat is niet
mogelijk. Dat is eene utopie.
Meermalen is het door bekende veekun-
digen verklaard en bewezen, dat, mocht
België het Nederlandsch kweekvee missen,
dan was zijn veestapel in 10 jaren in al-
lerellendigsten toestand.
Daar dus zcovelen belang hebben bij den
vrijen invoer van rundvee, de Nederlander
als de verkooper en de Vlaming als de af
nemer, hebben wij gemeend onzen lezers
een dienst te bewijzen door hen een denk
beeld te geven van dien handel zooals hij
vroeger was en zooals hij werd, toen Mi
nister De Bruyn maatregelen meende te
moeten nemen om, zooals gezegd werd,
het Belgische vee voor besmetting te vrij
waren.
Wij, grensbewoners, herinneren ons voor
zeker den tijd, dat de Belgische grenzen
het geheele jaar open waren voor den in
voer van slachtvee, zoowel als voor fokvee.
Dat was voor de landbouwers dezer stre
ken een goede tijd. Tal van V laamsche
kooplieden bezochten jaar uit, jaar in on
ze stallen en een geregelde handel in run
deren bestond. De jaarmarkten waren bezet
met schoone koeien, die voor goede prijzen
door Belgische landbouwers werden opge
kocht. Volgens de statistiek werden toen
reeds alleen uit ons land 100,000 runderen
naar België gevoerd.
In het jaar 1896, het laatste jaar van
den vrijen invoer, gingen 111,070 runde
ren naar België. Daarvan leverde ons land
alleen 104,663.
In December 1896 kwamen de eerste be
lemmerende bepalingen vooral betrekking
hebbende op den invoer van slachtvee.
Het slachtvee mocht, na onderzoek van
den veearts, op bepaalde dagen langs de
grenskantoren in België gevoerd worden,
mits het in geplombeerde wagens recht
streeks vervoerd werd naar de slachthui
zen van Brussel, Anderlecht, Antwerpen,
Luik en Gent, waar de dieren onmiddellijk
moesten worden afgemaakt. Daarbij kwam
nog, dat onder voorwendsel van het heer-
schen van mond- en klauwzeer in Neder
land, de grenzen willekeurig geopend en
gesloten werden door Minister De Bruyn.
Door deze bepalingen daalde in 1897 de in
voer langs de grenskantoren van 111,070
tot 51,770waarvan 49,001 uit ons land,
dus nauwelijks op de helft.
In October 1898 kwam eene nieuwe be
paling. Alle invoer van fokvee werd uit
Nederland verboden alleen melkkoeien
werden toegelaten tweemaal per maand op
enkele grenskantoren, door den Minister
aangewezen. Aan deze grenskantoren wer
den groote stallen gebouwd, zoogenaamde
gezondheidsstallen en in die „gezondheids-
stallen" moest het Nederlandsche vee 11
a 12 dagen in quarantaine blijven om zijn
gezondheidstoestand te beoordeelen en ge
durende welken tijd het met eene stof, tu-
berculine genaamd, wordt ingespoten om
te oordeelcn of de koeien ook lijdende zijn
aan tuberculose. Is dit laatste het geval,
ofliever gezegd, wordt eene koe „verdacht"
van tuberculose, dan wordt het dier met
twee gaatjes in het oor naar Nederland te
ruggezonden.
Wat was het gevolg van deze bepalin
gen? Een groote achteruitgang in deze
handel, eene verarming van kooplieden en
veehandelaren, een reeks van jammerklach
ten van Ylaamsche landbouwers, wier
veestapel meer en meer achteruitging en
ten slotte het ontstaan van den smokkel
handel.
Het Belgische vee ging achteruit. De
melkboeren en melkerijen kregen drin
gend behoefte aan goed melkvee, de kwee
kers hadden fokvee noodig, de dorre hei
degronden vroegen stalmest. De veemark
ten gingen na het sluiten der grenzen ge
durig achteruit, terwijl het vee, dat er
aangeboden werd, erbarmelijk er uit zag.
Waarom, zoo' vroeg een inzender in het
Handelsblad van Antwerpen waarom zijn
er geen koopers op onze markten? Omdat
geen goed vee te koop gesteld wordt. Om
dat men op de groote markten het schoo
ne Hollandsche vee en dus ook de koop
lieden verjaagt. Vroeger waren er op de
markt Antwerpen gewoonlijk 500 a 600
koeien, thans waren er op 6 Augustus 173
en op 12 Augustus 1.1. 236. Te Cureghem,
de grootste en meest bezochte markt van
België, kwamen vroeger, toen de grenzen
open waren, 700 tot 900 runderen; thans
waren er op 2 Augustus 466, op 19 Augus
tus 1.1. 442. Zoo schreef het Handelsblad
voor een paar jaar. »En wat zijn dat voor
dieren vroeg een ander inzender. En
een veeboerke, dat vooral eens gaat kij
ken, antwoordt daarop in dit blad. »Niets
dan een klein getal ossen van eigen ras,
een echte expositie van slecht vee, bestaan
de uit knoken en beenen, haken en oogen
voor niets goed dan om in den soepketel
geworpen te worden en de beenen naar
de fabriek te zenden om er knoopen van
te maken. De koeien zullen wij maar niet
in aanmerking nemen, 't is een ware
schande voor onze Kempen zulk vee te
bezitten
Doordat het Belgische vee zoo achteruit
ging en de landbouwers, vooral langs de
grens daar groote schade door leed, begin
nen de veekooplieden, wier broodwin
ning grootendeels vernietigd was, tot an
dere middelen hunne toevlucht te nemen,
zij kwamen naar ons land, kochten er
van de beste runderen als in de jaren
toen er nog vrije invoer van vee bestond,
en wat niet langs de grenskantoren mocht
binnenkomen, ging 's nachts frauduleus
over de grens. De smokkelhandel, die
zulk een eigenaardige drukte in onze
grensdorpen bezorgde, maar die ook een
naamloos leed verwekt heeft, die smok
kelhandel in vee ontstond. Wij allen
herinneren 't ons nog hoe in de jaren 1898
en '99 avond aan avond, nu hier dan daar
een 40 a 50 tal koeien vergezeld van een
100 tal smokkelaars over de grenzen gin
gen doch wij weten ook wel dat treurige too-
neelen daarvan het gevolg waren.
Ontmoeting met ambtenaren was aan
de orde van den dag, de vuurwapenen
werden getrokken, er vielen gewonden ja
zelfs dooden. Moorden hadden er plaats te
Stekene, Turnhout, Klein-Sinoy, Overslag,
Exaerdede gevangenissen werden opge
hoopt met die ongeiukkigen, die om en
kele franken te verdienen, leven, vrijheid en
gezondheid waagdenwantook velen stier
ven aan borstziekten en kwalen opgedaan in
die gure nachten, als men over heg en struik
langs gebaande en ongebaande wegen,
blootshoofd en barrevoets moest vluchten
als men bezweet van het loopen, over
vaarten en grachten moest zwemmen om
te ontkomen aan de vervolgingen der amb
tenaren.
Door het cordaat optreden der douanen,
begon langzamerhand de smokkelhandel
in schijn te verminderen. Ik zeg in schijn;
want wel trokken nu geen groote kara
vanen meer over de grensdoch het ging
nu met kleine troepjes, met twee, drie
koeien tegelijk in alle stilte, vergezeld
van vertrouwde mannen, die zelf aandeel
in de dieren hadden, welke gesmokkeld
werden.
En zoo kennen wij thans deze smokkel
handel die nog dagelijks gedreven wordt
in onze grensdorpen.
Een andere oorzaak, waarom de smok
kelhandel in deze streken blijft bloeien,
zijn de vele grieven, welke de veekoop
lieden hebben, tegen de quarantaine stal
len aan de grens.
Vooreerst duurt de quarantaine naar
hunne meening te lang en is daardoor te
kostbaar. Daarenboven is de verpleging
en voeding zoo, dat als de koeien de stal
len verlaten heel wat minder melk geven.
Breekt het mond- en klauwzeer in de
zoogenaamde gezondheidsstallen uit en
het is verleden jaar gebleken dat dit nog
al eens voorkomt dan worden al die koeien
aangetast. De quarantaine wordt verlengd;
want de dieren moeten «doorzieken" en
als de runderen de stallen verlaten, zijn
ze de helft in waarde verminderd, terwijl
de eigenaar nog een 100 a 150 francs on
kosten kan betalen.
De gemiddelde onkosten bedragen, als
alles zijn gewone verloop heeft, thans 50
a 60 francs per koe, hier onder gerekend
invoerrechten, keuringskosten, inspuiting
met tuberculine, verzorging, voeding ge
durende 12 dagen.
Een derde grief is de inspuiting, welke
iedere koe moet ondergaan en het gevaar
dat er bestaat, dat het dier »als verdacht
van tuberculose" zal worden afgekeurd.
Die inspuiting bezorgt vaak koortsen, die
de melk bederft en de melkgift vermin
dert.
Bovendien komt nog de keuring, waar
bij men soms zeer willekeurig schijnt te
werk te gaan.
De heer Fr. van Brussel gaf in de ka
mer daarvan het volgende treurige voor
beeld
„Twee kooplieden uit het arrondissement
Gent-Eecloo, Baecke en Lambrechts, be
geerden verschillende stukken vee te plaat
sen in den quarantaine-stal te Selzaete. De
toezichter-veearts keurde zes stuks af, die
hij aanzag als vaarzen. In plaats van te
handelen als naar gewoonte, d. i. 't vee naar
Holland terug te zenden, legden de tolbe
ambten er de hand op en verklaarden aan
de kooplieden een proces als smokkelaars.
Nu waren de kooplieden verplicht zich
te wenden tot eenen advocaat, die alle
pogingen bij den heer Minister van Finan
ciën deed.om het vee los te krijgen maar
te vergeefs. Den 178" dag gaf men toe en
ontvingen die kooplieden tijding, dat zij de
vaarzen mochten halen op voorwaarde van
betaling der kosten. Maar in welken toe
stand bevonden zich die kooplieden Hol
land weigerde dit vee te ontvangen, om
dat het 5 dagen te laat was en in België
mocht het niet blijven staan. Wat moes
ten zij doenZij waren verplicht in pro
ces tegaan tegen de regeering.
Nu, mijne heeren (het is de heer van
Brussel die nog spreekt) gelijk het ge
woonlijk gaat, wanneer een landbouwer
of een koopman het te stellen heeft met
de regeering wordt er maar gedurig uit
gesteld en het was maar 63 dagen na den aan
slag, dat het tribunaal uitspraak heeft ge
daan en in welken zin De koeien moch
ten in België verblijven, omdat zij in dien
tusschentijd hun kalf hadden afgelegd,
maar men was verplicht wederom de on
kosten te dekken.
De onkosten waren de volgende: eerst
en vooral de inkomende rechten, ten twee
de de kosten van voeding samen 690 fr.
Dan nog de kosten van het proces 47 fr.
onkosten van den advocaat 225 fr. en
minstens 75 fr. per stuk verlies op het
vee, het laatste was inderdaad zooveel ver
minderd in waarde als gevolg van het
slechte onderhoud en voeding.
Dit maakt behalve het tijdverlies, als
ook het gemis van kapitaal gedurende 63
dagen te zamen 1450 frans." Nog een an
der geval haalde de heer van Brussel aan,
dat hier in de buurt plaats had.
„Een zekere De Cocq van Sinay-Waes
plaatste 17 stuks in quarantaine te Clinge.
I Den derden dag na hun verblijf in den
stal, kwam er een verrader zeggen aan
den tolbeambte, dat er zich een vaars on
der die 17 stuks vee bevond. Een nieuw
onderzoek had plaats en men bestatigde,
dat er inderdaad een vaars onder die koeien
was. Drie dagen te voren had de opzich
ter ze aan gezien voor een koe en drie
dagen daarna was het een vaars. Dat dier
was dus verjongd met ouder worden
Geen wonder dat door de kooplieden
dringend om een ander stelsel van invoer
verzocht wordt met een kortere quaran
taine, bijvoorbeeld van drie dagen; doch
het is te vreezen, dat deze Minister van
Landbouw daar geen ooren naar zal heb
ben Hij vindt het stelsel zelf wel niet on
berispelijk; doch hij is van meening, dat
het uitstekend beantwoordt aan de ver
schillende belangen, die er bij betrokken
zijn.
Ten slotte willen wij nu eenige cijfers
van invoer geven uit de statistiek der laat
ste jaren.
Ingevoerd werden in 1898 62,782 stuks
runderen, waarvan 58,722 uit ons land, in
1899 65,554 stuks waarvan 62,449 uit Ne-
I derland, in 1900 bedroeg de invoer 62,042
stuks, waarvan 61,704 uit ons land, met
een gezamenlijk gewicht van 27,551,830
kilogram, dus alles dooreen 445 kilo per
dier. Van die 61,704 dieren waren6,354
stieren, 13,307 ossen, 7,408 kalveren, 19,678
koeien, 1^857 vaarzen.
Het vorig jaar bedroeg de invoer 60,312
stuks, waarvan 60,007 uit ons land. Onze
handel langs de grenskantoren blijft dus
vrijwel stationair.
Mengelwerk.
DOOR
A. IIEREIVSTJER1VA.
Een hartelijk, warm woord is in boe
renwoningen niet aan de orde van den
dag. Misschien verslapt het gevoel ook
wel, want zware arbeid en de zorg
voor het dagelijksch brood zijn twee
molensteenen, die even zeer zachte ge
voelens, als warme gevoelens verplet
teren.
Maar in den grond zijn de harten,
die van verlangen naar' eenen eigen
kleinen akker kloppen, dezelfde als die,
welke dingen naar rijkdom en vor-
1 stengunst.
Als wij in onzen ouderdom daar staan
als boomen, die de herfstwind ontloo-
verd en de sneeuwstorm van takken
beroofd heeft, denken wij allen met
dezelfde liefde aan hen die uit ons ge
sproten zijn, zonder te vragen of zij in
kostbaar 'fluweel of eenvoudig linnen
gekleed zijn.
De kleine Nils Peter werd daarom
ook door zijnen door arbeid gebogen,
vlasharigen vader met de vereelte han
den en zijne kleine, zwakke moeder
even liefgehad alsof hij in een slot het
levenslicht had aanschouw;! en door
eenen livreiknecht bij zijnen met rid
derorden behangen papa en zijne ze
nuwachtige mama werd gebracht om
hun goeden morgen te wenschen.
Het is een onuitsprekelijk zalig be
wustzijn dat, hoe ongelijk de Voor
zienigheid ook geld en goed, eer en
roem, vreugde en leed verdeeld heeft,
zij ons allen toch het recht op het in
gaan van den hemel en op liefde hier
op aarde geschonken heeft.
Nils Peter was het eenige kind uit
eene arme dagloonersfamilie. De ver
eelte hand der moeder streek zelden
liefkozend over zijn gelaat. Zijn vader
voegde hem nooit een woord toe,
waaruit een warmer gevoel voor het
kind sprak dan voor het zwijn in den
stal. De beide ouders spraken nooit
met elkaar over hunne liefde voor den
knaap, maar niettegenstaande dit wis
ten vader, moeder en kind dat, als bij
voorbeeld de wilde stier losbrak, beide
ouders met levensgevaar hun kind
zouden beschermen. Nils Peter was
toch een verstandige, goede jongen, die
zijnen cathechismus braaf leerde en bij
het school-examen altijd juiste antwoor
den gaf. Daarom hielden allen hem
voor een genie, wilden dat hij predikant
werd en zonden hem naar het gym
nasium, zonder te denken aan de kos
ten of de bezwaren. De stad lag niet
ver af, en kortzichtigheid is nu een
maal het voorrecht van armoede en
onwetendheid. Ware dit niet zoo, dan
zou menig groot man in de hutten der
armen gestorven zijn, en de mensche-
lijke beschaving stond wellicht op
eenen lageren trap dan nu.
Daarmee wil ik nu echter niet ge
zegd hebben dat het een verlies zou ge
weest zijn, als Nils Peter niet had ge
studeerd. Slechts bij de examens op de
dorpsschool was hij een genie. Op het
gymnasium was hij eenvoudig een
goede, middelmatig begaafde jonge
die met groote armoede te kampen
had.
Doch hij wist er zich door te slaan.
Hoe hij dat redde? Ja, hoe redden
zich de musschen, als er bittere kou
heerscht en de aarde met sneeuw be
dekt is? Evenals die uit koude en
sneeuw weer te voorschijn hippen, en
lustig hun liedje sjirpen, zoo groeien
ook in ellendige hutten, aan wier
deur zorg en nood dorpelwachter zijn,
krachtige flinke mannen en brave,
zachte vrouwen op, die zegen bren
gen aan de menschheid en andere le
ven verhelderen.
Nils Peter's ouders konden hem moei
lijk helpen. Het oude zilveren horloge
van zijnen vader, dat al vele jaren had
stilgestaan, begon weer te loopen en
verhuisde naar den horlogemaker in de
stad, die er maar heel weinig voor be
taalde. De paar pond slechte, goedkoo-
pe boter, die de eenige koei gaf, ver
kocht moeder op de markt. Men kon
het deze boter aanzien dat de room die
er voor noodig was, heel langzaam
was opgespaard, want zij zag grauwig
en heel ongelijk. Moeder kocht ook
garen op krediet en weefde hoofddoek
jes en voorschootjes, die gaarne door de
dienstmeisjes gekocht werden en eenig
geld opbrachten. Maar vader dorschte
dag aan dag de Zweedsche rogge der
boeren, opdat Nils Latijnsche woorden
zou kunnen leeren.
Trots dit alles was het nog een won
der dat het ging, schoon Nils Peter's
vest herhaaldelijk gestopt ep het dak-
kamerke in de stad, dat hij met twee
schoolmakkers bewoonde, zeer koud
was. Als hij dan in de groote vacantie
thuis kwam, grepen zijne ouders met
bevende handen naar het bulletijn en
trachtten den inhoud te spellen. Nils
Peter verklaarde hun dan de cijfers.
Menigmaal, als hij garen afwikkelde
voor zijne moeder, liet zij de weefspel
rusten én luisterde met gespannen aan
dacht naar zijne verhalen, hoe hij vier
talen kon lézen, met deftige jongens
gemeenzaam omging en zelfs eens bij
eenen leeraar gegeten had. Hij las in
Tacitus en sneed voeder voor het var
ken en de koei, en als hij aan het
eind der vacantie naar de stad terug
keerde, waren zijne wangen iets roo-
der dan zij bij het begin geweest wa
ren.
Zoo kwam hij in op één na de hoog
ste klas en begon zelf leeraar te spe
len, dat wil zeggen: hij woonde met
eenige leerlingen samen, at met hen
en hield toezicht op hun werk. Van
de 40 kronen, die hij in het halfjaar
voor ieder der knapen kreeg, schonk
hij zijne moeder een schoon wollen
doekje en zijnen vader eene horloge
voor de oude, die naar den horloge
maker was gegaan. Zijne moeder oor
deelde dat zij nog nooit een kleeding-
stuk had bezeten, zoo warm als deze
sjaal, want door zijne zwart-en-bruine
strepen liep als een roode draad Peter's
liefde. Zijn vader dacht in stilte dat
het horloge den tijd aanwees, waarop
zijn zoon een groot man zou zijn.
Nils Peter had nu ook een behoorlij
ke jas met lange panden, een uitge
sneden vest en schoone laarzen, als
hij in vacantie thuis was, ging hij Zon
dags met de kinderen van den land-
uer wandelen. Wat niet wegnam dat
hij de kleine, goede Nils Peter was,
die vaders natte kiel bij het haardvuur
droogde en met pleizier het garen af
wikkelde voor zijne moeder, als zij aan
den weefstoel zat.
Daar zijne leerlingen tot laat in den
avond beslag op hem legden, moest hij
voor eigen studie zich den nacht te
nutte maken. Daardoor werden zijne
wangen steeds bleeker, gingen zijne
oogen steeds holler staan, en een wee
moedig trekje kwam er om de bleeke
lippen.
Maar voort moest hij, tot den dag,
waarop hij, in zijne eigen pastorij, met
een gevoel van zaligheid zijne ouden
vader en zijne kleine, goede, kromge
bogen moeder in zijne armen zou slui
ten. Dan zou hij, liefkoozend zijne wang
leggen tegen hunne grijze hoofden en
smeeken«Blijft nu bij mij en laat mij
u mijnen dank vergelden voor alles.'
Hij bette zijn gelaat met koud water
om den slaap te verjagen en met
koortsachtige haast vloog de moede
blik weer over de bladzijden.
Eens had hij het gevoel alsof zijne
krachten verminderden en alsof er iets
duisters, onverklaarbaars, ongrijpbaars
zich tusschen hem en zijn doel plaatste.
Hij had in dien tijd juist meer leerlin
gen en daarmee grootere inkomsten
gekregen.
Den volgenden dag ging hij naar den
agent eener levensverzekering. Wilde
hij eene polis nemen van vijfduizend
kronen? vroeg de agent. Neen, zoo
ver strekten zijne middelen niet. A an
tweeduizend? Dat was ook te duur.
Eindelijk nam hij eene verzekering van
duizend kronen. Die zouden zijne goe
de, opofferende ouders hebben, als... als
er iets onverwachts gebeurde.
Nu kwam de lente met zonneschijn,
1
jong groen, levenslust, blijdschap, hoop
en het examen om student te wor
den.
Zijn schriftelijk werk was goed, Nils
Peter stond in zijn eenvoudig, zuur ver
diend pak in de groote zaal en hoorde
van den rector dat hij tot het monde
ling gedeelte was toegelaten. Nu werk
te hij dag en nacht. Des avonds haalde
hij eene schotel met koud water en als
de vermoeienis hem dreigde te over
weldigen, stak hij de voeten in 't wa
ter, om zich wakker te houden. Hoe
wel hij er geen begrip van had waar
van hij aan de universiteit moest leven,
was het hem toch alsof hij het ruischen
van de boomen voor de pastorij altijd
duidelijker hoorde
M. Lind, gij moet opstaan, het is
hoog tijd! MM. Strömling en Nilssón
zijn al voorbijgekomenGij moet u
haasten
Maar Nils Peter sliep met de mage
re, witte hand onder de wang, zoo
vast als nooit te voren. Zijne hospita
werd ongeduldig.
M. Lind, gij moet u waarlijk
haasten, anders komt ge te laat
O, lieve God! wat is er met den jon
gen gebeurd Lena Lena
Lena kwam, en de oude vrouw uit
het andere dakkamertje en de kleer
maker uit het achtervertrek, en ein
delijk kwam de dokter, sloeg de dun
ne, grijze deken op, deed het grove
hemd open, legde een oogenblik de
hand op de borst en zeide eenvoudig
„hartverlamming."
In plaats van de witte studentenmuts
kwam *eene zwarte kist in de kleine
hut der arme ouders. Vader en moeder
liepen rond als in eenen droom. Zij
konden het maar niet begrijpen. Hun
Nils Peter moest toch opstaan en hun
vertellen hoe het hem bij zijn examen
gegaan was! Neen, het was niet mo
gelijk dat hij juist nu stierf. Toen
gingen de beide arme oudjes met dof
fen blik en zonder tranen naar de
kist en staarden naar het lieve, ma
gere, wasbleeke gelaat.
De tranen vloeien eerst, toen de
agent- der levensverzekering hun kwam
vertellen dat Nils Peter eene polis voor
duizend kronen had genomen, die zij
nu konden ontvangen.
Eerst tegen den avond hief de vader
zijn oud, gebaard, door smart ver
wrongen gelaat uit de handen, waar
in hij het tot dusver had verborgen.
Lisa, heeft de schout u al t geld
voor die kleeren gegeven
Ja, Karei.
Toe, geef het mij dan.
En vader ging er mee op weg naar
de stad, maar moeder was zóó gansch
verslagen dat zij zich over niets meer
verbaasde en hem ook niet vroeg wat
hij daar wilde doen.
Eerst te middernacht keerde hij te
rug. In den klaren, helderen zomer
nacht zag hij door het venster hoe moe
der zich over Nils Peter's bed heenboog.
Het venster was open, en teedere,
lichtroode appelbloessems vielen op het
kozijn en in het vertrek. De oude man
opende zachtkens de deur en naderde
de kist. Van onder zijne linnen kiel
haalde hij een pakje te voorschijn en
legde eene nieuw witte studentenklak
op Nils Peter's borst.
En moeder, die met de terughoudend
heid vau arme en geringe lieden haren
zoon sinds vele jaren niet gekust had,
drukte telkens en telkens weer hare
ÏELiNDIi