^ang. f, Gemengd Nieuws. Ingezonden Stukken. Zoo gezegd, zoo gedaan I De boef ging het trapje op en de strop werd toegehaald, maar nu bemerkte men, dat het goed is, als men de deugden van verschillende naties in zich ver een igt. De man had n.l. den nek van een Stiermarker en den neus van een Bo- heem, en zoo streek de strop over de kin en de neus kon hem ook niet te- ,enhouden, en de boef, die eerst in de 'ucht gesparteld had, kwam weer op den grond te recht en werd volgens bestaand gebruik weer vrijgelaten. De beul bromde mismoedig ,,Zoo iets is me nog nooit overkomen, en ik ben toch al 30 jaar bij het vak De boef bukte zich om zijn pijpje op te rapen en begon te rooken, terwijl hij den beul toevoegde „Mij ook niet, maar met die gek heid was mijn pijpje bijna uitgegaan." Welgemoed hervatte hij zijn levens weg en zette zich in de eerste herberg de beste bij een kruik frisch bier. Ste len deed hij vooreerst niet meer, daar hij drinkgeld genoeg verdiende met het vertellen van zijn zonderling lotgeval. Alles ging goed tot in den winter toen het zoo hard begon te vriezen, dat zelfs de vuurvlammetjes bevroren en eerst ontdooid moesten worden, voor men er op koken kon. Nu hadden de geleerden der hofstad tijd genoeg, om over allerlei moeilijke vraagstukken na te denken, bijv. waar om een bierhuis niet omvalt, terwijl er soms duizend vaten bier in zijn en dat een man reeds valt, als hij nog slechts eenige kruiken in zijn maag heeft. Ook werden zij het hierover eens, dat als men iemand met het zwaard onthoofdde en aanstonds het hoofd weer op den romp zette, het eraan zou vriezen, eer het leven geweken was. Nu gebeurde het, dat een roover ter dood werd veroordeeld en de geleerden gebruikten de gelegenheid om de proef op hunne vinding te*"nemen. De schuldige werd onthoofd en het wegvliegende hoofd gegrepen en dade lijk op den romp gezet. Oogenblikkelijk vroor het vast- De roover stond óp, dankte de geleerde heeren voor hunne vriendelijkheid, ver liet de stad en kwam kort daarna in de woonplaats van den boef, die door zijn stompneus was gered, en trof den held in de herberg aan. Daar hij het koud had, zette hij zich achter de kachel, nam een verwar- menden drank en stelde zijn beruchten collega in de schaduw door zijne ge heel ongehoorde avonturen. Deze ergerde zich daarover zoozeer, dat hij onverwijld aan 't werk ging en voortaan zijn brood verdiende. De man met het bevroren hoofd had den dag te vroeg geprezen. In de herberg was het voor zijn lijm een beetje warm, de heete drank deed ook het zijne en het ongeluk wilde, dat het een' der gasten inviel, hem een snuifje te presenteeren. De man stopte zijn neus vol en begon zoo ge weldig te niezen, dat het hoofd over de tafel tegen den muur vloog en het lijk muisdood onder de tafel plofte. „Genadige Ilemel," riepen de gas ten, „wat een sterke tabak!" En de lezers zullen dat ook wel zeg gen, als zij aan het eind van deze ge schiedenis zijn gekomen, en mogelijk nog denken daarbij, dat het opsnijderij is. Zelfs de schrijver kan hun dit niet kwalijk nemen. Kinderlijk gevonden. Te Chaam stierf voor ongeveer 14 dagen een weduwe, die met haar kinderen in een alleenstaand huisje woonde. Na de begrafenis werden de kinderen door het armbestuur in een tehuis bezorgd en bleef het huis onbe woond. Zaterdag jl. werd het huis opge redderd en ontdekte men in een kamer achter een hoop vodden, een kistje, waar in een kinderlijkje. Onmiddelijk werd de politie in kennis gesteld die constateerde dat het kind ongeveer 20 dagen oud was en waarschijnlijk door verstikking om het leven is gebracht. De politie uit Breda stelt een onder zoek in. Nader meldt men aan het D. v. N. B.: Naar men verneemt, moet uit het onder zoek van de politie te Chaam in zake den vermoedelijken kindermoord zijn gebleken, dat niet aan moord kan worden gedacht, doch slechts aan het verbergen van een lijkje, waarvan de dader niet is opgespoord. Heden werd het lijkje als levenloos aange geven ter aarde besteld. Ken ongelukkige moordenaar. De 24 jarige A. J. v. E. die Zaterdag in een noodlottige vervoering zijner drift zijn va der doodstak, is nog denzelfden avond naar het huis van bewaring gebracht. In een andere lezing van deze diep ramp zalige gebeurtenis vinden wij, dat niet een oneenigheid van den verslagene met zijn vrouw, doch met zijn dochter de aanlei- dende oorzaak is geweest. De dader staat in de buurt bekend als een oppassend jongman, vooral voor zijn zwakkelijke moeder een goed zoon. Reeds meermalen kwamen huiselijke tooneelen voor, waarbij hij telkens tot kalmte moet worden aan gemaand Wij vernemen nader, dat in het Zieken huis het lijk van den verslagene gerechte lijk is geschouwd. De beklagenswaardige vrouw bevond zich naar omstandigheden wel. De ongelukkige jongeman handelde in een eerste opwelling van heftige drift; het mes lag onder zijn onmiddelijk bereik klaarblijkelijk zelfs is het, zoo hij in het korte oogenblik tijd heeft gehad, na te denken, nog zijn bedoeling niet geweest, zijn vader te dooden. Toen hij dan ook vernam, dat deze spoedig den geest had gegeven, waren zijn ontzetting en droef heid onbeschrijflijk. Over het algemeen maakte hij onder het verhoor een zeer gunstigen indruk. De Regenboog. De oudste verklaring van den regenboog luidt, dat hij een slang is, die zich naar de aarde buigt, om haar dorst te lesschen. Moeders verborgen ha re kinderenwie den veelkleurigen boog aan den hemel ontdekte, wendde het oog af, want de slang werd gevaarlijk geacht. Zoo dacht men in de grijze oudheid en wellicht heeft de vereering der slang daar in haren oorsprong. De oude Duitschers, aleer het licht des Evangelies over hen was opgegaan, gaven een andere- verkla ring van dit verschijnsel aan het uitspan sel. Zij noemden den regenboog een brug, die van de aarde ten hemel voerde. Voor de goeden, die er over heen gingen, was de brug vast en veilig; zij bereikten daar over heen het oord van eeuwige vreugde en ongestoord genot. Voor de boozen bleek de brug bedriegelijk. Zij kwamen tot op het midden, maar dan verloren zij plotse ling don bodem onder hunne voeten; de boog. loste zich op in wolken, en de boo zen stortten neder in de zee. Als de re genboog niet meer te zien zou zijn, meen den zij dat het einde der wereld nabij was. De Grieken hielden den regenboog voor een godin, die Jupiters bevelen volbracht. Voor het volk Gods daarentegen, voor het uit verkoren Israël was de regenboog geen god, maar een teeken van God, een ver- bondsteeken. „Mijnen boog heb ik gege ven in de wolkendie zal zijn tot een teeken des verbonds tusschen Mij en de aarde." Een vergeten Wereldtaal. Het Vola- puk is niet de eerste poging geweest om een wereldtaal in te voeren. Reeds bijna een eeuw geleden heeft een Franschman Francois Sudre zeik een taal uitgevonden. In 1818 maakte hij haar bekend onderden naam van »Solresol". Bijna een halve eeuw spande hij zich in om die taal in gang te verschaffen; na zijn dood zette zijn weduwe en toen zekere Gajewski de taak voort, maar tevergeefs, ofschoon vele ge leerden en schrijvers o. a. Alexander van Humboldt, Littré, Lamartine, Victor Hugo enz. en geleerde lihcamen hun instemming hadden betuigd. De naam is ontleend aan de over de geheele aarde bekende namen der zeven muzieknoten (do, re, mi, enz.) en de woorden bestaan uit samenstellingen dier woorden. »Simi sisol" zou overal be- teekjnen »Goeden dag, mijnheer." Als men schrijft of zegt: «Solmisolmi solladofa re sollamifa mifadomie faci solrefasol sol- doredo" geeft deze herhaling var, gelijke klanken te kennen: «Muziek, schilderen en beeldhouwen eischen veel kunstsmaak," Wat dit taaltje, dat zeer eenvoedig schijnt echter vooral bij het spreken nog al lastig zou maken, is zooals men ziet dat men de woorden niet in elkaar kan laten vloeien, wil men niet den schijn hebben heel wat anders te zeggen dan men denkt. Roohende vrouwen. Na het laatste be- zoeK van Rusland's «impératrice blanche" aan Frankrijk, zijn de dames te Parijs meer dan ooit gaan rooken. De czarina moest het wetenRussische vrouwen zijn dol op tabak en dampen er lustig op los. Rusland 's keizerin, met haar echt-Duit- sche en zéér strenge begrippen, heeft ver boden dat de dames uit haar omgeving rooken. Waar dus in Rusland het rooken der vrouwen du grand monde zal ver minderen, neemt die afschuwelijke ge woonte in andere landen, zelfs bij ons, steeds toe. Een cigarette aansteken na de lunch en na 't diner is doodgewoon. De dames denken er niet meer aan eenige verontschuldiging te maken voor haar dwa ze liefhebberij. De beelderigste kokertjes die men zich denken kan worden voor den dag gehaald, in ongedwongen cava- lière houding, blazen de dames keuvelend over modes, stads- of dorpsnieuwtjes, rook wolkjes in de lucht. In Parijs rooken de dames ook op den namiddag, wanneer zij naar Engelsch gebruik een kopje thee drinken. Lord Salisbury Minister-president van Engeland. In Engelsche hofkringen wordt tegenwoordig de volgende anecdote ver teld van Lord Salisbury, die, indien zij waarheid bevat, een merkwaardig licht werpt op de beweringen van sommige dag bladen, dat de Engelsche premier langza merhand kindsch begint te worden. Voor eenigen tijd gaf de minister-presi dent op zijn niet ver van Londen gelegen landgoed «Hatfield" eene groote partij. On der de genoodigde gasten bevond zich ook de voormalige Citykoopman Sir Robert F., die zich sinds eenige jaren uit zijne zaken had teruggetrokken. Hij is een man van ongeveer zestig jaren, van kleine gestalte, maar met een flink militair voorkomen. Nauwelijks had hij de receptiezaal betre den, of Lord Salisbury trad op hem toe, informeerde naar zijne gezondheid en noo- digde hem in zijn studeerkamer. De gast was in de wolken en gevoelde zich zeer gevleid, dat de «leidende" En gelsche staatsman blijkbaar groot gewicht aan zijne inzichten hechtte. Lord Salisbury sprak met grooten lof van de scherpzinnigheid en terreinkennis van Lord Roberts, met wien hij, naar hij zeide, juist over den toestand in Afrika had gesproken. De aangesprokene was in groote verbazing; Lord Roberts bevond zich in het geheel niet onder de gasten. Niet minder teekenend is het volgende De minister-president is bij den koning te gast. Onder de gasten bevindt zich ook de Anglicaansche bisschop van Londen. Salisbury ziet den prelaat aan, maar neemt verder geen notitie van hem, en zegt la ter tot zijn koninklijken gastheer: „Het is, alsof ik dien man meer heb gezien." «Dat denk ik, antwoordde de koning, «gij hebt hem zelf tot bisschop gemaakt." Toen zich spoedig daarna de bisschop te genover den koning erover klaagde, dat Salisbury hem niet herkend had, antwoord de de koning: «Troost u, ik heb hem juist mijn laatste photographic laten zien, en weet u, wat hij daar over tot mij zeide? Hij zei: «Ja, ja, die arme, arme Buller!" Een versteend mensch. De over blijfselen van een versteend mensch, van een Inca, zijn tentoongesteld ge weest in de Chileensche afdeeling op de Pan-Amerikaansche tentoonstelling, die te Buffalo is gehouden. Het vinden van dit lijk wordt door een deskundi ge beschouwd als de belangrijkste eth- nologische en archeologische vondst, die ooit in Amerika gedaan is. Het lijk werd gevonden in een oude koper mijn in een berg bij Colama, in Chili, op een hoogte van 11.000 voet boven de oppervlakte der zee. De lucht is daar zeer dun en droog en de mijn toonde geen spoor van vochtigheid. De Inca moet op de rechterknie ge steund hebben en zijn handen waren zijwaarts gedrongen in een gat van 10 a 15 cM. diepte, alsof plotseling van boven af de aarde op hem was geval len. De gereedschappen, welke bij het lijk zijn aangetroffen, toonen denzelfden vorm en hetzelfde karakter als die uit het steenen tijdperk. Men schat, dat het lichaam meer dan 500 jaar oud is. Het oor draagt een donkerrood klomp je, waar het bloed door den druk van de aarde is bijeen gedrongen. Eén der schouders is verpletterd en ingedrukt, evenals de borst en het vleesch van den rug is in de ruggegraat gedreven. Het haar is nog buigzaam, de wenk brauwen zijn ongeschonden. Op ver scheidene plaatsen aan het lichaam zijn duidelijk builen merkbaar, terwijl kleine steenen op vele plaatsen in hét vleesch gedrongen zijn. Het gewicht bedraagt 48 pond. Proe ven hebben bewezen, dat het lichaam slechts een schaal is waarvan het in wendige gevuld is met de tot verstee ning overgegane ingewanden. Een Brandstichter van zeer bizondere soort is te New-York ontmaskerd. Het is zekere Eduard Farley, een man van 27 jaren, die zich een zekere vermaardheid had verworven door als redder op te tre den bij branden. Als er groote brand uitbrak, was hij er altijd bij. De brandweermannen noemden hem „Johnny on the spot" (Jantje Over albij.) Hij ging vooraan bij reddingspogin gen, bekwam meestal wonden en werd met lof in de bladen vermeld. Onlangs ontstonden er in het hotel „As- tor House", waar hij in dienst was, drie branden in een nacht en Farley gedroeg zich daarbij zoo voorbeeldeloos moedig, dat hij argwaan wekte bij den brandweer commandant. Door vragen in 't nauw gebracht, be kende hij ten slotte, dat hij de branden, welke hij hielp blusschen alle zelf had aangestoken, alleen om als redder te kun nen optreden. „Ik wilde een held we zen", zei de ijdele dwaas, „en ik heb mij ook meer roem verworven dan menig groot generaal." Farley moet op die wijze honderd bran den hebben gesticht. Grijze haren. Hoe komt het, dat de haren grijs worden? Deze vraag, welke lang de geleerden heeft beziggehouden, schijnt thans te zijn beantwoord door den beroemden physioloog dr. Metchnikoff. Hij heeft gevonden dat in de haarbyisjes, be halve het „pigment," de kleurstof die ze zwart, blond of rood maakt, nog een aan tal cellen zich bevinden, welke zeer ver schillende vormen kunnen aannemen. De ze cellen zijn pigment-verslinders; als en waar zij zich ontwikkelen, verdwijnt het pigment, en daar die groei niet altijd ge lijkmatig gaat„ komen er gedeeltelijk grij ze haren voor. In geheel vergrijsde haren heeft dr. M. die cellen niet meer gevon den, zoodat deze of door de huid of het haarbolletje in de huid worden opgenomen of aan het boveneind er uit schijnen te ge raken. Groote gemoedsbewegingen, waardoor vaak de haren plotseling grijs worden, schijnen den groei dier cellen evenzoo te bevorderen als de ouderdom. Dr. M. is thans bezig te zoeken, hoe die pigment etende cellen onschadelijk kunnen wor den gemaakt en hoe mannen en ook vrou wen, die er gaarne lang «jong" willen uitzien, aan de «grijsheid" kunnen ont komen. De buit der wilde dieren. Het aantal menschenlevens, dat de wilde dieren in Indië ten offer valt, is de laatste jaren schrikkelijk toegenomen. In het afgeloopen jaar werden bij het gouvernement 2966 sterfgevallen door wilde dieren veroorzaakt, gemeld, en 24621 tengevolge van slange beten. Alleen in de provincie Bombay kwamen 1148 gevallen voor, waarvan 26 door wilde dieren en de rest door slangen. Bengalen staat aan het hoofd met 1632 menschenlevens door wilde dieren en 122Ü door slangen. In het jaar 1901 werden in Indië 899 personen door tijgers, 338 door wolven, 327 door luipaarden, 95 door be ren, 40 door olifanten, 27 door hyena's 1230 door andere dieren, hoofdzakelijk door jakhalzen en krokodillen, gedood. In Ben galen hebben de tijgers zulke verwoestin gen aangericht, dat het gouvernement be sloten heeft een bijzondere expeditie er te gen uit te zendenbovendien zijn hooge belooningen uitgeloofd voor hen, die dit groote wild dooden, in Gaye bijv. 300 ro- pijen in Ranchi en Singhbhum 200. Yoor een aardigheid geven wij onzen le zers hierbij een lijstje, dat uitgeknipt en opgehangen op een in 'toog vallende plaats wel zijn nut heeft. De cijfers in deze lijst geven aan het aantal keeren dat eenzelfde gewas gezaaid of gepoot kan worden. ZAAI POOT, in: fc e S SC O) O CJ s X* Éi 3 3 <D <X> Sp "Eh 1 -J <D o> m m fl,c a 83 c3 I C C O 'Sc Sc "2 Q3 Q3 O O JC Xi O Vroege aard appels Zomer andijvie 1 2 1 2 Herfst andijvie 1 2 Augurk Kom- komm. Kroot 1 1 2 Bruine boonen 1 Groote 1 2 3 4 5 Klim-snij 1 2 Stam-snij 1 2 3 Princesse 1 2 3 Capucijn 1 2 Chalotten 1 2 3 Doperwten 1 2 3 4 5 6 Knollen 1 2 3 Koolraap 1 2 3 Koolsoorten 1 2 3 4 5 Kropsla 1 2 3 4 5 Look 1 2 3 Melde 1 2 3 Peulen 1 2 3 4 5 6 Peterselie 1 2 3 Postelein 1 2 3 Prei 1 2 k Radijs 1 2 3 Schorseneeren 1 2 3 Spinazie 1 2 3 4 5 Selderij 1 2 Wortels 1 2 3 4 5 Veldsla 1 2 4 1 5 H. De opname van ingexunden stukken bewijst volstrekt niet, dat de Itedactie met den Inhoud Instemt. Mijnheer de Redacteur In de Z. K. van 22 dezer, komt een verzoekschrift voor van dhr. Chr. Ver haak, Burgemeester te B. en D. Het stuk je, alhoewel zeer kort, wemelt van taal fouten, waaronder één vooral -mijne aan dacht treft. In het woord ruziestohen wordt volgens Burgemeesters nieuwe spelling de z ver vangen door een s. In hetzelfde nummer van dat blad staat een ingezonden stuk geteekend Uw vriend, waarvan de schrij ver zich schuldig maakt aan dezelfde taal fout. Waarlijk voor Dankend vj "verblijf ik P.S. Ik king hieraa gen. Bij «le Muzelmannen. Twee religieuzen van de congregatie der Witte Zusters reisden in Algérie in den zelfden wagen met twee Muzelmannen. Na twee uren lang eindelooze verzen uit den Koran te hebben gezegd, richtte een der discipelen van Mahomed zich tot een der religieuzen «Kunt u even lang bidden als wij?" «Wij bidden langer dan gij, want Sidna Aïsa (Jesus Christus) heeft ons bevolen steeds te bidden, nooit op te houden met bidden. Wanneer de tong zwijgt, spreekt het hart nog tot God." De Muzelman dacht een oogenblik na en antwoordde »Uw gebed is goed en- uw leven is ook goed. Maar ik zou willen, dat gij mij een vraag wildet beantwoorden de marabou- tes (religieusen) als gij trouwen niet. Ge- looven zij dan het beter te weten dan God, die, in den beginne heeft gezegd «Huw." «Dat gebod was noodig bij het begin der wereld, om de aarde te bevolken maar God heeft die verplichting doen op houden toen die noodzakelijkheid niet meer bestond." «Bij de Arabieren vindt men het goed, dat alle meisjes trouwen." «Bij de Christenen zijn ze vrij en men staat toe, met het oog op het Evangelie, dat sommigen trouwen en anderen niet, volgens hun keus." «En waarom hebt gij dan neen gezegd «Luister, sidiOp zekeren dag heb ik in mijn hart gezegd«Er zijn veel wee zen, die geen vader of moeder hebben om hen op te voeden, veel grijsaards die geen kinderen hebben om hen te onder houden, veel zieken, waarvan niemand de wonden verbindt veel bedroefden, wier zuchten door niemand worden ver troost. Is dat niet zoo?" «Ja," zei hij met een zucht, «er zijn er veel op aarde die schreien. En wat hebt ge toen gedaan?" «Toen heb ik gezegdik zal niet trou wen en ik zal geen andere verwanten hebben dan de groote familie van hen, die lijden. Ik zal de moeder der weezen zijn, de dochter der verlaten grijsaards. Ik zal de zieken verzorgen, de ongelukkigen troosten. En ik ben nu gekomen te mid den der Arabieren, om te doen, wat ik daar zeg. Begrijpt ge nu, sidi, waarom ik «neen" heb gezegd?" «Hoeveel heeft men u daarvoor beloofd vroeg hij. «Den hemel, met de vriendschap van God, die mij het voorbeeld heeft gegeven, zoo te handelen en mij er toe heeft uitge- noodigd." «Maar de regeering betaalt u zeker goed daarvoor?" «Ik verdien er geen sou aan." En zoudt ge me de grijsaards kunnen toonen, die ge verzorgt, de weezen, die ge opvoedt?" «Ga naar Attafs, naar Askra, naar Ar ris, ge zult onze weezen en onze grijsaards zienkom te St. Charles, ge zult onze kinderen zien." Vol geestdrift riep de Arabier uit: «In waarheid, wat de maraboutes hier doen is mooier dan wat er mooier is." wij waren bijna aan het eind van onze reis, toen een levendige discussie zich ont spon tusschen de twee Muzelmannen in den wagen. Zonder erg sterk te zijn in 't Arabisch, begreep ik, dat degene, die met mij zooeven een gesprek had gevoerd, de zaak der religieuzen bepleitte bij zijn kameraad, een stijfkoppig Koran-vereerder. De eerste wendde zich opnieuw tot de religieuzen «Hij wil weten," zeide hij, «wat gij doet, met die meisjes, die ge opvoedt, als ze groot zijn «Wij leeren ze wassehen, naaien, koken, spinnen, het land bewerken. Wanneer ze groot zijn, kunnen ze een betrekking zoeken of trouwen, zooals ze willen." De marabout zeide levendig«Wanneer zij dan een betrekking zoeken, is dan 't geld, dat zij verdienen, voor u «Neen, het geld, dat zij verdienen, is voor haarzelvenzij kunnen er zich mede in de huishouding zetten." «Maar ge eischi toch dat ze Christinnen zijn?" vroeg de marabout. »W(j laten ze vrij; hun hart moet be slissen, of zij Christinnen willen zijn of niet." «Dat is heel mooi," merkte de ander ge wichtig op, «want ge zoudt met recht van haar verdiensten kunnen aftrekken, wat zij u voor haar opvoeding hebben ge kost. Ook zoudt ge het recht hebben, haar uw godsdienst voor te schrijven, want bij ons zegt men«wie het brood geeft, geeft ook de wet." Diezelfde deugden, door de Muzelman nen «mooier dan wat mooier is" genoemd, wordt nu door de meerderheid in ons par lement uit Frankrijk verbannen. Missions Catholiques.)

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 7