Voor ons.
Landbouw.
STERKE TABAK.
om minder gevallen te omschrijven en wat
meer aan het bestuur of aan de vergade
ring over te laten
(12) Dat tegenspraak ook boete bezorgt,
lijkt mij een Drakonische bepaling Dele
den moeten dus alles goedvinden, wat het
bestuur voorstelt
(13) «Vervangt den len penningmees
ter" ware duidelijker.
(li) Zou het niet beter zijn vast te stel
len, dat de leden van het bestuur de zie
ken kunnen bezoeken, wanneer zij dat
wenschelijk achten.
(15) Van den secretaris is het hier,
dunkt mij, heel wat gevergd dus telkens
aanstonds den geneesheer in Assenede te
ontbieden. Is het niet beter te bepalen,
dat de secretaris daarmee den bode kan
belasten We willen in het midden la
ten in hoever het ambtsgeheim den ge
neesheer veroorlooft den aard der ziekte
bekend te maken. Om te bepalen dat een
zieke niet uit mag gaan achten we ver
keerd. Is dit niet veel beter aan den dok
ter over te laten? Stel het geval dat de
buitenlucht voor een herstellende noodza
kelijk is. Zou er niet wat voor zijn, als
het bestuur zich met een der a. s. nieuwe
doktoren in verbinding stelde. Ik verneem
dat reeds een paar doctoren met het ge
meentebestuur in onderhandeling zijn, om
hier als gemeentegeneesheer benoemd te
worden.
(16) Dooden begraven is ongetwijfeld
een prijzenswaardige daad. Worden door
die verplichting de financieele en andere
lasten van het bestuur niet noodeloos ver
zwaard
Men spreke de wenschelijkheid uit, dat
het bestuur zooveel mogelijk de begrafenis
bijwone.
(17) Dit artikel is in strijd met art. 2
sub 2.
(18) Zou het niet beter zijn om met al die
mooie plannen te wachten, tot men met
een geneesheer een overeenkomst gesloten
heeft. Men weet dan hoeveel men van bij
dragen enz. overhoudt en zal dan ook wel
inzien, dat men aan het luchtkasteelen
bouwen geweest is. Welke genees-
neeshesr zal voor minder dan f 300, hon
derd gezinnen een heel jaar gratis behan
delen? Stel dat er honderd gewone leden
zijn, samen dragen ze dus /"260 bij. Laten
we eens aannemen dat er nog f 200 ont
vangen wordt, aan contributies en giften.
Welke groote dingen kunnen er nu met
/"160 gedaan worden onder honderd huis
houdens
(19) Een artikel dat mijn volle sympa
thie heeft.
Voedering der paarden bij de al-
algemeene rijtuigmaatschappij te Pa
rijs. Het paard, dat niettegenstaande
den vooruitgang van het automobilisme,
nog langen tijd de bijzonderste rijtuig-
motor zal zijn, moet, wil men er het
grootst mogelijke nut uit trekken be
studeerd worden als een machienDe
brandstof, die wij hem toedienen, het
voeder, moet zoodanig gekozen zijn,
dat het zooveel mogelijk wordt omge
zet in spierkracht. Weinige kunnen
zich een gedacht vormen van de be
langrijkheid dezer kwestie bij de groo
te rijtuigmaatschappijen. Zoo bijv. wor
den er bij de hoogergenoemde maat
schappij 15000 paarden gebruikt, wel
ke jaarlijks 23 millioen kilogram voe
der en ruim 4 millioen kilogram strooi
sel noodig hebben. Wanneer men met
zulke hoeveelheden werkt, mag men
zich met reden afvragen of alles wel
goed benuttigd wordtcent winnen
of verliezen per dag en per paard ver
tegenwoordigt een som van 27000 gul
den op 't einde des jaars
De proefnemingen worden gedaan op
drie paarden te gelijk: Men plaatst ze
in eenen bijzonder daartoe ingerichten
stal met drie boxes en een bascuul.
De bodem van den stal is gecemen
teerd en voorzieu van een opening langs
waar de urine wegloopt in een onder
staand vat. Het stof en de overige af
valproducten, die men bekomt bij het
borstelen en zuiveren worden zorgvul
dig verzameld, want zij zijn zeer be
langrijk voor de analysé, bijzonder wan
neer zij verkregen worden onmiddel
lijk na een zwaren arbeid. De vaste
uitwerpselen worden verzameld in een
bijzonder werktuig waar zij gedroogd
worden, terwijl de ammoniak, bij het
droogen vervluchtigd, wordt terugge
houden.
Het werk dat de paarden verrichten
gedurende den proeftijd wordt zorgvul
dig opgeteekend bij middel van den
dynamometer.
Het paard scheidt door de urine on
geveer de helft af van de stikstof, be
vat in het voeder; een paard met een
gemiddeld gewicht van 400 kilogram
men scheidt ongeveer af per dag 100
gram ureum als 't op stal blijft en 130
tot 150 gram als het werkt. De hoe
veelheid ziet men klimmen of dalen
volgens de hoeveelheid arbeid die ge
daan wordt, 't Is bijzonder hier dat
de scheikundige van nabij de goede ver
houding volgen kan tusschen de voe
ding en den voortgebrachten arbeid.
Hooi is bijna geheel van de voeding
uitgeslotendeze bestaat hoofdzakelijk
uit gehakt haverstroo gemengd met
maïs en koeken uit verschillende in
dustrieën daarbij een zekere hoeveel
heid granen die gemengd worden in ze
kere verhoudingen en bestaan uit tarwe,
paardeboonen, maïs, rijst en afval van
stokerijen. Ieder paard ontvangt onge
veer j0 kilogram voeder per dag, dat
is het stalrantsoen. Het werkt slechts
om den anderen dag. Op de werkdagen
krijgt het 2'/« kilogram voeder alvorens
weg te. rijden en 2'/J kilogram bij het
terugkeeren, en intusschentijd 4 Kgm.
haver.
Bij hun aankomst op het hoofddepot
worden de aangekochte granen zorg
vuldig onderzocht in het laboratorium.
Bijzonder wordt gelet op het vochtge
halte, dit mag nooit 14% te boven gaan.
De vochtigste monsters worden eerst
opgevoederd In 't algemeen wordt de
belangrijkheid van dezen vochtigheids
factor over 't hoofd gezien. Buiten het
groote voordeel van minder onderhevig
te zijn aan bederf, levert droog graan
nog een belangrijk rechtstreeks voordeel.
Wanneer ik twee monsters graan heb
waarvan het eene bijv. 14% vocht in
houdt en het andere 7%, dan geeft het
eerste mij op 100 kilos 86 kgm. droge
stof en het andere 93 kgm, en wordt
het graan verkocht bijv. fl 9.00, dan
kost de kilogram droge of nuttige stof
mij in 't eerste monster 10.4 cent en in
't tweede 9.6 cent, d. i. dus bijna één
cent per kilo verschil. Nochtans ware
ongetwijfeld dit verschil in vochtigheid
met de bloote hand, zonder ontleding
nauwelijks te bespeuren. Het belang
van den vochtigheidsgraad, of in andere
woorden het betalen van "w ater met
klinkende munt, treedt veel klaarblij-
kender op den voorgrond bij zeer water
rijke voeders zooals pulp en stokerij
spoeling. Wanneer ik bijv. drie waggons
pulp krijg, waarvan dé twee eerste een
watergehalte hebben van 967», en de
derde een watergehalte van 927», dan
zal ik bij een bloot overzicht nauwe
lijks een verschil zien tusschen de twee
kwaliteiten pulp en nochthans is die
èène waggon van 927» juist zooveel
waard als de twee waggons van 967»
te zamen. Immers wanneer ik 200 ki
los pulp neem van waggons no. 1 en
no. 2, 100 kilos van elk, dan heb ik
bij ieder 96 kilos water en 4 kilos dro
ge of voedende stof te zamen 8 kilos
neem ik van waggon no. 3, 100 kilos
pulp dan heb ik 92 kilos water en 8
kilos droge of voedende stof. En zoo is
't voor alle voedermiddelen.
Voor het stroo wordt ook steeds het
vochtigheidsgehalte bepaald en de hoo-
pen volgens dit gehalte verdeeld men
gebruikt eerst de vochtigste. Zooveel
mogelijk wordt haverstroo ge
bruikt, daar 't paard dit verkiest boven
tarwestroo, hetwelk harder is en min
der gemakkelijk gekouwd wordt, bij
zonder wanneer zooals hier 't wordt
gesneden in stukjes van 2 centimeter
lengte.
V oor strooisel wordt nooit stroo ge
bruikt, maar steeds turf, die viermaal
meer vloeistoffen absorbeert als stroo,
zoodat de reuk uit de stallen veel ver
mindert en ook beter mest wordt voort
gebracht.
Zooals wij hooger zeiden worden
groote hoeveelheden koeken aangevoerd
die een uitstekend voeder opleveren,
maar die met bijzondere zorg door het
laboratorium -moeten bewaakt worden.
Zij moeten minstens 57» eiwitstoffen
inhouden, en 57» vetgeen hooger wa
tergehalte geven dan 15 7» en geen
hooger aschgehalte dan 8 7». Gedurig
worden ook onderzoekingen en proef
nemingen gedaan met alle soorten voe
der bijv. mengsels van vleesch, meel en
melasse.
Wij zien hierin dat, zoo de werk
tuigkunde en de natuurkunde de hoofd
rol spelen voor het benuttigen van au
tomobiel-rijtuigen, de scheikunde op
den voorgrond treedt bij de studie van
de dierlijke motoren.
Agricola.
het pootgoed. Het zou dus aanbeveling
verdienen, de flinke struiken te merken en
alleen daarvan de beste als poters te ne
men.
Het aantal oogen aan den poter is lang
niet onverschillig. Men weet, dat aan een
aardappel een navel en een kroon wordt
onderscheiden de navel is de plaats, waar
de knol aan den ondersten stengel heeft
vastgezeten, de kroon is het tegengestel
de einde. De oogen nu, die het dichtst bij
den navel en aan de zijden van den knol
staan, kiemen veel later dan de oogen der
kroondat later kiemen stoort den groei
der kroon kiemen zóózeer, dat soms de oogst
er nog geringer door wordt, dan men van
een dubbele hoeveelheid pootgoed zou ver-
krijgen. In elk geval veroorzaken de zij-
en naveloogen een geringere opbrengst dan
men zou krijgen, als zij er niet waren.
Proeven hebben vaak genoeg bewezen, dat
men den grootsten oogst krijgt, als men
deze oogen met een puntig mesje diep uit
boort. Maar omdat dit in 't groot niet te
doen is, handelt men het best, als men
van de grootste knollen de krormdeelen
snijdt, waarbij men deze deelen zoo groot
mogelijk maar m^t aco weinig mogelijk
zijoogen moet nemen.
Het pootgoed in de lengte doorsnijden is
het slechtste, wat men doen kan; men
krijgt daarbij naar verhouding de meeste
onvolkomen, dus bijna waardelooze aard
appels en in 't geheel den slechsten, ge
ring sten oogst Het hier gezegde wijkt aan
merkelijk af van de algemeen gangbare
meeningmaar wij steunen op groote
reeksen van nauwkeurig genomen proe
ven. De afgesneden naveldeelen kan men
als veevoeder gebruiken.
Van veel belang is het verder, dat de
poters vóór het zetten gekiemd zijn in
dat geval zijn ze in groei heel wat voor
uit op niet gekiemde; ze hebben dus een
langeren groeitijd en zullen meer grooter
knollen aanzetten. Het kiemen moet ge
beuren in vorstvrije, goed verlichte ruim
tendoor het licht worden de kiemen
sterk. In het donker verspilt de knol een
groot deel zijner kracht in het vormen
van een dicht en lang wortel vilt; de kie
men worden dan wel lang, veel te lang
zelfs, maar zijn zwak. Ze mogen slechts
enkele millimeters zijn zoodat ze bij het
poten niet licht beschadigd worden. Het
wegnemen van te lange kiemen werkt na-
deelig op de opbrengst; men dient het
pootgoed dus zóó te bewaren, dat ze deze
niet kunnen vormen.
Kan men de aardappels met eenige zorg
leggen, dan is het goed op te letten, hoe
men ze legt. Gebruikt men heele aardap
pels en legt men ze ondiep, dan j is het
voordeelig den navel naar boven te leg
gen bij diepe poting moeten de kroonen
omhoog. Neemt men echter alleen kroon
stukken als poters, dan is het juist anders
omdan moet dus bij geringe diepte de
kroon naar boven, bij grootere diepte de
mijvlakte omhoog. V.
u wat!... kom vanmiddag een borrel ha
len lange Uilenburgerdwarsstraat 17, vier
hoog.
Daar was 't dan, dat onze correspondent
zich tot interviewen zette.
Vooraf dient even het waarom en waar
toe gereleveerdwaarmede eigenlijk be
gonnen had moeten worden.
Kakadoris dan had, zooals hij den volke
verkondigde, de leverantie gehad van het
papier voor de Vredesconfrentie. Reden
waarom hij het restant want 't was een
dikke leverantie geweest zoo goed als
te geef kon opruimen op het Amstelveld.
Met staatsraad de Martens en met den
Heer Minister van buitenlandsche zaken
had hij belangrijke conferenties gehad, en
de kennis ook na dien tijd aangehouden.
En 't was alleen zijn plichtgevoel geweest-
dat hem weerhouden had om gevolg te ge
ven aan de uitnoodiging van zijn vriend
de Martens om een paar maanden bij hem
uit logeeren te gaanze konden hem niet
missen te Amsterdam. Wie zou wan
neer hij er niet meer was demenschen
aan papier helpen, aan potlooden, pen
nen en... aan pijpen?
Ziehier dan, van pijpen gesproken, de
aanleidende oorzaak tot het interview.
Het was onzen correspondent te doen om
eenige inlichtingen betreffende de pijpen-
leverantie aan de vredesconferentie van
daar het woord vredespijp en aangaan
de meest essentiëele dat daar in rook op
ging.
Tabak.... peinsde Kakadoris. Wil ik u
eens wat zeggen, meneer, of liever.... zeg
eens eerlijk: hebt u al iets van de resul
taten gehoord van de vredesconferentie?
Met de hand op het hart kon onze cor
respondent verklaren, dat iets dergelijks
hem nog niet was te beurt gevallen.
Welnu, zeide Kakadoris, wendt u dan
tot m'n vrind den Czaar of het permanen
te hof van arbitrage. Ik sta met de lui op
te goeden voet, om er kwestie over te
krijgen.
En daarom, ik wil niet de eerste zijn,
die iets uitbrengt van hetgeen daar ver
handeld werd in zake rookartikelen.
(„Tabaksnws.")
Ken niiMlnkt interview»
Aar«la|>]tels poten.»
Nu de tijd van het poten der aardappe
len weer aanbreekt, kan het zijn nut heb
ben, eenige der voornaamste zaken om
trent dat poten te bespreken. Vooreerst
over de grootte van het pootgoed. Nog vrij
algemeen is men van oordeel, dat middel
matig groote poters do ruimste opbrengst
geven. Uit tal van proeven is gebleken,
dat dit een dwaling is. De grootste poters
geven onder gelijke omstandigheden den
grootsten bruto en netto oogst; alleen bij zeer
nauwe poting geven zij slechts de grootste
bruto-opbrengst, d. w. z. dan wegen wel
alle knollen samen het meest, maar er zijn
dan te veel kleine bij. Zelfs bij een gewicht
van 3600 kilo pootgoed per H. A. is de
opbrengst nog grooter dan van middel
soort.
Verder leveren knollen, afkomstig van
de kloehste struiken, den rijksten oogst.
Men pootte eens knollen van een struik,
wiens geheele opbrengst 0,225 K. G. had
gewogen de oogst was 13 maal zoo zwaar
als het pootgoed. Tegelijk pootte mén er
naast even groote knollen van een struik
die totaal 2,240 K. G. opgeleverd had; de
oogst hiervan was 33 maal zoo zwaar als
Onze Amsterdamsche correspondent heeft
dezer dagen Kakadoris geïnterviewd. De
beroemde Kakadoris wie kent hem niet?
die iederen Maandag op het Amstelveld
staat; en daar postpapier verkoopt, en pen
nen, en potlooden, en portemonnaies, en
zakmessen, en andere artikelenalles
van prima kwaliteit, en beneden fabrieks
prijs.
Hij had zijn roode fez op, met het blau
we kwastje. Kakadoris, wel te verstaan,
niet onze correspondent. Zoojuist had hij zijn
procuiatiehouder, chef de bureau, en alge
meen waardigheidsbekleeder dien hij
bij uiterste wilsbeschikking èén van zijn
vele millioenen. vermaken zal om een
glaasje bier gezonden. Zonder schuim had
hij gezegd, want dat hebben we hier ge
noeg.
En in afwachting zat Kakadoris zijn
publiek eens op te nemen, en zich te koes
teren in populaire aandachthulde.
Onze correspondent maakte er gebruik
van, van dit oogenblik van stilstand in
zaken, om een interview in te zetten.
M'n waarde Heer, zei Kakadoris, dat
zijn particuliere aangelegenheden; daar
kan ik nu niet in komen. Wendt u tot
mijn bijzonderen secretaris, of wacht uw
tijd af. Hier sta ik ten gerieve van het
publiek, en met allemaal goed van logés
van Lammetje Zondag. Dat moet weg eer
de juistite er beslag op legt; daar valt
nog eens een koopje aan te halen. Zoo'n
buitenkansje moogt u den werkman niet
misgunnen.
Zóó is onze correspondent nu ook niet,
of hij kan zich verplaatsen in een derge
lijk geval. En hij vroeg Kakadoris dan
ook, of deze hem ten zijne huize ontvan
gen kon, onverschillig wanneer.
Laat eens zien, zeide deze: mijn huisin
de bocht is op 't oogenblik onbewoond.
Daar heb ik 'n paar huisbewaarders, om
dat mijn vrouw niet tegen de Amsterdam
sche lucht kan. En m'n villa te Bussum,
daar worden de plafonds geschilderd.
U moet weten, de familie is in het zui
den van Frankrijken ik logeer zoolang
in het Amstel-Hötel, waar ik een étage
gehuurd heb. Maar nu weet ik waarach
tig niet, wanneer ik u daar ontvangen
kan. Vanmiddag moet ik uit eten bij den
Hoofdofficier van justitie, en vanavond op*
de thee bij den burgemeester.
Maar omdat u van de pers zijt.... weet
Dof stampten en knarsten en vijlden de
machines der groote fabriek en daartusschen
krioelden in wilde haast, door walmende
reuzen vlammen spookachtig verlicht, de ar
beiders in hun blauwe kielen en met ge
zichten, rood van zweet.
De schelle fluit klonk door de ruimte,
plotseling hield het wentelen en draaien
der assen, schijven en raderen op. De ar
beiders trokken hun jassen aan en vleiden
zich hurkend of half liggend tegen den
muur, om van het vrije kwartier te genie
ten en onderwijl hun boterhammen op te
eten.
De jongere arbeiders zaten in een groote
groep, dicht bij elkaar, pratende en eten
de, met nu en dan een ruw woord, of een
duw, gewoonlijk nog ruwer beantwoord.
Daar klonk opeens een helle lach.
»Wat is er Kees?"
«Kijk eens die fijnigheid wordt hoe lan
ger hoe grooter."
Met deze woorden hield hij in de hoogte
een rozenkrans, waaraan een groot kruis
hing.
«Dat haal ik uit Willem zijn zak, dat
heeft hij zeker van die missie, of hoe noem
je zoo'n ding als de Roomschen hebben,
gehad. Je weet wel, toen hij zoo sikke
neurig is geworden."
Met deze woorden slingerde hij 't ge
wijde voorwerp hoog in de lucht. Doch
voor hij 't weer kon opvangen, was de
eigenaar, een forsche, ernstig uitziende
jongen, opgestaan en zijn spottende mak
ker op zij geduwd, greep hij het kruis, na
dat hij 't met diep ernstigen blik had be
schouwd.
«Nou. moet je," zei een derde, een groo-
ten hap van zijn boterham achter zijn kie
zen werkend, «me toch eens zeggen, waar
om je daar nou zooveel mee op hebt."
«Wat kan jou dat schelen voegde zijn
buurman op den grond toe. «Wou je ook
paap worden
«Ik wil niks, maar ik vraag dat zoo
maar, nou Willem leg ons eens uit, wat
je dat kruis kan schelen."
«Dat weet je heel goed", was 't ant
woord, «al ben je niet Roomsch, je hebt
toch ook wel geleerd dat Hij voor ons heeft
geleden en is gestorven."
«Ik heb er nooit iets van gemerkt", ant
woordde de aangesprokene, een nieuwen
hap van zijn boterham nemend en zijn ka
meraden aanziend, die met lachende uit
roepen zijn geestigheid bewonderden.
«Als jij maar een boterham hebt, hè."
«Ja, Kees, als wij maar wat naar binnen
kunnen spelen, ieder voor zich. Ik heb geen
mensch noodig, om voor me te sterven, dat
kan ik zelf wel als ik genoeg van 't le
ven heb."
Weer gelach, weer goedkeuringen, met
een enkelen vloek er tusschen, terwijl
Willem zich wat ter zijde had geschoven
en met zijn boterham in de hand stil,
treurig naar boven zat te staren.
«Hij zit waarachtig hier ook al te bid
den. «Hè, ouwe jongen, je moet eten, bid
den kun je nog genoeg."
Willem kreeg een kleur, en haastig zet
te hij zijn mond aan zijn brood, om even
later weer te peinzen. Die 't naast bij
hem zat, hoorde hem mompelen «voor
ons," en wilde juist deze nieuwe ontdek
king omtrent Willems vroomheid uit
schreeuwen, toen de schelle stoomfluit
tweemaal door de ruimte gilde en tegelijk
langzaam, maar steeds sneller de assen be
gonnen te draaien.
Allen namen hun plaatsen in en staken
hun handen tot den arbeid uit, toen plot
seling een ontzettende knal, gevolgd door
een luid geraas zich dééd hooren.
«Wat is er?" riepen allen bijna te ge
lijk, terwijl de machinist en de stoker ie
der naar een kant wegvluchtten. «Het
vliegwiel," klonk het als antwoord en al
len zagen, hoe 't reusachtige vliegwiel,
dat de ruimte der fabriek in tweeën scheid
de, was gesprongen, en hoe de stukken
door dak en muren waren weggeslingerd.
Maar op 't zelfde oogenblik deed zich een
dof gedreun hooren of de aarde beefde. De
machine, niet meer door het vliegwiel en
de talrijke werktuigen, die zij meest drij
ven, bèlemmerd, met steeds grootor snel
heid. De krukas schokte als razend rond,
de cylinders stootten hare ijzeren armen
met steeds woedender kracht uit en in
weinige oogenblikken stond het geheele
reusachtige fabrieksgebouw op zijn funda
menten te waggelen. De glasvensters in
het dak sprongen in duizenden splinters,
alles kraakte en boog, stukken muur lie
ten reeds los en spoedig zou één reusach
tige puinhoop arbeiders en machines be
delven.
In sprakeloozen angst stonden allen on
beweeglijk. Toen snelden er velen naar
de deuren, maar die waren niet te ope
nen; geheel vastgekneld in de verwron
gen kozijnen en de machine dreunde,
steeds sneller schokkend voort.
Wie dorst haar naderen om den stoom
af te sluiten
«Willem," riep er een en allen zagen
den jongen nu beslist voorwaarts gaan.
Nog twee stappenhij heeft de kraan
in handen, hij draait haar omdaar
vliegt een stuk metaal van de machine en
treft hem in de borst.
Toen was het stoommonster voldaan:
nog enkele krampachtige trekkingen en
en hij stond stil.
Toen de arbeiders, van den eersten schrik
bekomen, de machine huiverig naderden,
vonden zij daar tegen den muur geslin-
het lijk van Willem. Zijn rechterarm was
bijna geheel door 't brok metaal van 't
lichaam gescheiden. De saamgeknepen
hand was echter vastgeklemd om het
kruis.
Allen staarden ernaar met zwjjgenden
eerbied, tot eindelijk een der jongens zei
«Kijk eens Kees: voor ons". V. S.
Centr.
(Naar het Duitsch.)
In den ouden tijd, toen de doodstraf
nog algemeen was, en ieder stadje er
grootsch op ging, een eigen galg te
hebben, om niet van de goedheid der
buren afhankelijk te zijn, gebeurde het,
dat een dief op snikheeten zomerdag,
zijn laatsten weg aflegde.
De galg stond ver van de stad op
een heuvel, opdat de arme zondaar ten
minste nog een mooi uitzicht hebben
zou en zichzelf eenigzins vergeten kon.
Er was boom noch struuk te bekennen
op den weg, maar stof in overvloed.
Alles, wat uit nieuwsgierigheid mee
liep, zweette verschrikkelijk, en de
beul hijgde en veegde zich het zweet
van hals en aangezicht, en de dief hijg
de ook en was reeds dicht bij het stik
ken, vóór hij het van rechtswege
mocht, maar hij kon zich het zweet
niet afgeven, want zijne handen wa
ren op den rug gebonden.
Daarom zuchtte hij en klaagde zijnen
geleider zijn nood, wijl het klimmen
in de hitte zoo lastig viel.
Deze sprak hem liefderijk toe: Troost
u en heb nog een oogenblikje geduld.
Ge moogt nog lachen, want ge zijt er
haast. Voor ons is het ergerwij
moeten nog terug en het wordt steeds
warmer".
Getroost ging de boef verder en, als
hij aan de galg gekomen was en hem
de rechters naar oud gebruik vroegen
of hij nog een wensch had, dan zeide
hij, dat hij heel tevreden was, alleen
zou hij nog graag een paar trekjes aan
pijpje doen.
ulk een bescheiden verzoek geloof
de men te moeten inwilligen en de
beul stopte zijn eigen pijp en gaf ze
hem met vuursteen en staal, en de
oude sloeg er op, dat men op klaar
lichten dag de vonken stuiven zag, en
mannen en vrouwen en kinderen gin
gen op de teenen staan en rekten den
hals uit en waren blij, dat het hem
zoo goed smaakte.
Wachten tot het pijpje uitgerookt
en uitgeklopt was, wilden zij echter
niet en de boef wilde hun geduld ook
niet op zulk een harde proef stellen.
Als het pijpje nog in vollen gloed was,
legde hij net voorzichtig onder aan den
paal, spuwde in de handen, alsof hij
zeff meetrekken moest, en zeide tot den
beul
„God loone u voör uwe goedheid,
laten we 't nu maar probeeren."