Voor ons. Landbouw. STERKE TABAK. om minder gevallen te omschrijven en wat meer aan het bestuur of aan de vergade ring over te laten (12) Dat tegenspraak ook boete bezorgt, lijkt mij een Drakonische bepaling Dele den moeten dus alles goedvinden, wat het bestuur voorstelt (13) «Vervangt den len penningmees ter" ware duidelijker. (li) Zou het niet beter zijn vast te stel len, dat de leden van het bestuur de zie ken kunnen bezoeken, wanneer zij dat wenschelijk achten. (15) Van den secretaris is het hier, dunkt mij, heel wat gevergd dus telkens aanstonds den geneesheer in Assenede te ontbieden. Is het niet beter te bepalen, dat de secretaris daarmee den bode kan belasten We willen in het midden la ten in hoever het ambtsgeheim den ge neesheer veroorlooft den aard der ziekte bekend te maken. Om te bepalen dat een zieke niet uit mag gaan achten we ver keerd. Is dit niet veel beter aan den dok ter over te laten? Stel het geval dat de buitenlucht voor een herstellende noodza kelijk is. Zou er niet wat voor zijn, als het bestuur zich met een der a. s. nieuwe doktoren in verbinding stelde. Ik verneem dat reeds een paar doctoren met het ge meentebestuur in onderhandeling zijn, om hier als gemeentegeneesheer benoemd te worden. (16) Dooden begraven is ongetwijfeld een prijzenswaardige daad. Worden door die verplichting de financieele en andere lasten van het bestuur niet noodeloos ver zwaard Men spreke de wenschelijkheid uit, dat het bestuur zooveel mogelijk de begrafenis bijwone. (17) Dit artikel is in strijd met art. 2 sub 2. (18) Zou het niet beter zijn om met al die mooie plannen te wachten, tot men met een geneesheer een overeenkomst gesloten heeft. Men weet dan hoeveel men van bij dragen enz. overhoudt en zal dan ook wel inzien, dat men aan het luchtkasteelen bouwen geweest is. Welke genees- neeshesr zal voor minder dan f 300, hon derd gezinnen een heel jaar gratis behan delen? Stel dat er honderd gewone leden zijn, samen dragen ze dus /"260 bij. Laten we eens aannemen dat er nog f 200 ont vangen wordt, aan contributies en giften. Welke groote dingen kunnen er nu met /"160 gedaan worden onder honderd huis houdens (19) Een artikel dat mijn volle sympa thie heeft. Voedering der paarden bij de al- algemeene rijtuigmaatschappij te Pa rijs. Het paard, dat niettegenstaande den vooruitgang van het automobilisme, nog langen tijd de bijzonderste rijtuig- motor zal zijn, moet, wil men er het grootst mogelijke nut uit trekken be studeerd worden als een machienDe brandstof, die wij hem toedienen, het voeder, moet zoodanig gekozen zijn, dat het zooveel mogelijk wordt omge zet in spierkracht. Weinige kunnen zich een gedacht vormen van de be langrijkheid dezer kwestie bij de groo te rijtuigmaatschappijen. Zoo bijv. wor den er bij de hoogergenoemde maat schappij 15000 paarden gebruikt, wel ke jaarlijks 23 millioen kilogram voe der en ruim 4 millioen kilogram strooi sel noodig hebben. Wanneer men met zulke hoeveelheden werkt, mag men zich met reden afvragen of alles wel goed benuttigd wordtcent winnen of verliezen per dag en per paard ver tegenwoordigt een som van 27000 gul den op 't einde des jaars De proefnemingen worden gedaan op drie paarden te gelijk: Men plaatst ze in eenen bijzonder daartoe ingerichten stal met drie boxes en een bascuul. De bodem van den stal is gecemen teerd en voorzieu van een opening langs waar de urine wegloopt in een onder staand vat. Het stof en de overige af valproducten, die men bekomt bij het borstelen en zuiveren worden zorgvul dig verzameld, want zij zijn zeer be langrijk voor de analysé, bijzonder wan neer zij verkregen worden onmiddel lijk na een zwaren arbeid. De vaste uitwerpselen worden verzameld in een bijzonder werktuig waar zij gedroogd worden, terwijl de ammoniak, bij het droogen vervluchtigd, wordt terugge houden. Het werk dat de paarden verrichten gedurende den proeftijd wordt zorgvul dig opgeteekend bij middel van den dynamometer. Het paard scheidt door de urine on geveer de helft af van de stikstof, be vat in het voeder; een paard met een gemiddeld gewicht van 400 kilogram men scheidt ongeveer af per dag 100 gram ureum als 't op stal blijft en 130 tot 150 gram als het werkt. De hoe veelheid ziet men klimmen of dalen volgens de hoeveelheid arbeid die ge daan wordt, 't Is bijzonder hier dat de scheikundige van nabij de goede ver houding volgen kan tusschen de voe ding en den voortgebrachten arbeid. Hooi is bijna geheel van de voeding uitgeslotendeze bestaat hoofdzakelijk uit gehakt haverstroo gemengd met maïs en koeken uit verschillende in dustrieën daarbij een zekere hoeveel heid granen die gemengd worden in ze kere verhoudingen en bestaan uit tarwe, paardeboonen, maïs, rijst en afval van stokerijen. Ieder paard ontvangt onge veer j0 kilogram voeder per dag, dat is het stalrantsoen. Het werkt slechts om den anderen dag. Op de werkdagen krijgt het 2'/« kilogram voeder alvorens weg te. rijden en 2'/J kilogram bij het terugkeeren, en intusschentijd 4 Kgm. haver. Bij hun aankomst op het hoofddepot worden de aangekochte granen zorg vuldig onderzocht in het laboratorium. Bijzonder wordt gelet op het vochtge halte, dit mag nooit 14% te boven gaan. De vochtigste monsters worden eerst opgevoederd In 't algemeen wordt de belangrijkheid van dezen vochtigheids factor over 't hoofd gezien. Buiten het groote voordeel van minder onderhevig te zijn aan bederf, levert droog graan nog een belangrijk rechtstreeks voordeel. Wanneer ik twee monsters graan heb waarvan het eene bijv. 14% vocht in houdt en het andere 7%, dan geeft het eerste mij op 100 kilos 86 kgm. droge stof en het andere 93 kgm, en wordt het graan verkocht bijv. fl 9.00, dan kost de kilogram droge of nuttige stof mij in 't eerste monster 10.4 cent en in 't tweede 9.6 cent, d. i. dus bijna één cent per kilo verschil. Nochtans ware ongetwijfeld dit verschil in vochtigheid met de bloote hand, zonder ontleding nauwelijks te bespeuren. Het belang van den vochtigheidsgraad, of in andere woorden het betalen van "w ater met klinkende munt, treedt veel klaarblij- kender op den voorgrond bij zeer water rijke voeders zooals pulp en stokerij spoeling. Wanneer ik bijv. drie waggons pulp krijg, waarvan dé twee eerste een watergehalte hebben van 967», en de derde een watergehalte van 927», dan zal ik bij een bloot overzicht nauwe lijks een verschil zien tusschen de twee kwaliteiten pulp en nochthans is die èène waggon van 927» juist zooveel waard als de twee waggons van 967» te zamen. Immers wanneer ik 200 ki los pulp neem van waggons no. 1 en no. 2, 100 kilos van elk, dan heb ik bij ieder 96 kilos water en 4 kilos dro ge of voedende stof te zamen 8 kilos neem ik van waggon no. 3, 100 kilos pulp dan heb ik 92 kilos water en 8 kilos droge of voedende stof. En zoo is 't voor alle voedermiddelen. Voor het stroo wordt ook steeds het vochtigheidsgehalte bepaald en de hoo- pen volgens dit gehalte verdeeld men gebruikt eerst de vochtigste. Zooveel mogelijk wordt haverstroo ge bruikt, daar 't paard dit verkiest boven tarwestroo, hetwelk harder is en min der gemakkelijk gekouwd wordt, bij zonder wanneer zooals hier 't wordt gesneden in stukjes van 2 centimeter lengte. V oor strooisel wordt nooit stroo ge bruikt, maar steeds turf, die viermaal meer vloeistoffen absorbeert als stroo, zoodat de reuk uit de stallen veel ver mindert en ook beter mest wordt voort gebracht. Zooals wij hooger zeiden worden groote hoeveelheden koeken aangevoerd die een uitstekend voeder opleveren, maar die met bijzondere zorg door het laboratorium -moeten bewaakt worden. Zij moeten minstens 57» eiwitstoffen inhouden, en 57» vetgeen hooger wa tergehalte geven dan 15 7» en geen hooger aschgehalte dan 8 7». Gedurig worden ook onderzoekingen en proef nemingen gedaan met alle soorten voe der bijv. mengsels van vleesch, meel en melasse. Wij zien hierin dat, zoo de werk tuigkunde en de natuurkunde de hoofd rol spelen voor het benuttigen van au tomobiel-rijtuigen, de scheikunde op den voorgrond treedt bij de studie van de dierlijke motoren. Agricola. het pootgoed. Het zou dus aanbeveling verdienen, de flinke struiken te merken en alleen daarvan de beste als poters te ne men. Het aantal oogen aan den poter is lang niet onverschillig. Men weet, dat aan een aardappel een navel en een kroon wordt onderscheiden de navel is de plaats, waar de knol aan den ondersten stengel heeft vastgezeten, de kroon is het tegengestel de einde. De oogen nu, die het dichtst bij den navel en aan de zijden van den knol staan, kiemen veel later dan de oogen der kroondat later kiemen stoort den groei der kroon kiemen zóózeer, dat soms de oogst er nog geringer door wordt, dan men van een dubbele hoeveelheid pootgoed zou ver- krijgen. In elk geval veroorzaken de zij- en naveloogen een geringere opbrengst dan men zou krijgen, als zij er niet waren. Proeven hebben vaak genoeg bewezen, dat men den grootsten oogst krijgt, als men deze oogen met een puntig mesje diep uit boort. Maar omdat dit in 't groot niet te doen is, handelt men het best, als men van de grootste knollen de krormdeelen snijdt, waarbij men deze deelen zoo groot mogelijk maar m^t aco weinig mogelijk zijoogen moet nemen. Het pootgoed in de lengte doorsnijden is het slechtste, wat men doen kan; men krijgt daarbij naar verhouding de meeste onvolkomen, dus bijna waardelooze aard appels en in 't geheel den slechsten, ge ring sten oogst Het hier gezegde wijkt aan merkelijk af van de algemeen gangbare meeningmaar wij steunen op groote reeksen van nauwkeurig genomen proe ven. De afgesneden naveldeelen kan men als veevoeder gebruiken. Van veel belang is het verder, dat de poters vóór het zetten gekiemd zijn in dat geval zijn ze in groei heel wat voor uit op niet gekiemde; ze hebben dus een langeren groeitijd en zullen meer grooter knollen aanzetten. Het kiemen moet ge beuren in vorstvrije, goed verlichte ruim tendoor het licht worden de kiemen sterk. In het donker verspilt de knol een groot deel zijner kracht in het vormen van een dicht en lang wortel vilt; de kie men worden dan wel lang, veel te lang zelfs, maar zijn zwak. Ze mogen slechts enkele millimeters zijn zoodat ze bij het poten niet licht beschadigd worden. Het wegnemen van te lange kiemen werkt na- deelig op de opbrengst; men dient het pootgoed dus zóó te bewaren, dat ze deze niet kunnen vormen. Kan men de aardappels met eenige zorg leggen, dan is het goed op te letten, hoe men ze legt. Gebruikt men heele aardap pels en legt men ze ondiep, dan j is het voordeelig den navel naar boven te leg gen bij diepe poting moeten de kroonen omhoog. Neemt men echter alleen kroon stukken als poters, dan is het juist anders omdan moet dus bij geringe diepte de kroon naar boven, bij grootere diepte de mijvlakte omhoog. V. u wat!... kom vanmiddag een borrel ha len lange Uilenburgerdwarsstraat 17, vier hoog. Daar was 't dan, dat onze correspondent zich tot interviewen zette. Vooraf dient even het waarom en waar toe gereleveerdwaarmede eigenlijk be gonnen had moeten worden. Kakadoris dan had, zooals hij den volke verkondigde, de leverantie gehad van het papier voor de Vredesconfrentie. Reden waarom hij het restant want 't was een dikke leverantie geweest zoo goed als te geef kon opruimen op het Amstelveld. Met staatsraad de Martens en met den Heer Minister van buitenlandsche zaken had hij belangrijke conferenties gehad, en de kennis ook na dien tijd aangehouden. En 't was alleen zijn plichtgevoel geweest- dat hem weerhouden had om gevolg te ge ven aan de uitnoodiging van zijn vriend de Martens om een paar maanden bij hem uit logeeren te gaanze konden hem niet missen te Amsterdam. Wie zou wan neer hij er niet meer was demenschen aan papier helpen, aan potlooden, pen nen en... aan pijpen? Ziehier dan, van pijpen gesproken, de aanleidende oorzaak tot het interview. Het was onzen correspondent te doen om eenige inlichtingen betreffende de pijpen- leverantie aan de vredesconferentie van daar het woord vredespijp en aangaan de meest essentiëele dat daar in rook op ging. Tabak.... peinsde Kakadoris. Wil ik u eens wat zeggen, meneer, of liever.... zeg eens eerlijk: hebt u al iets van de resul taten gehoord van de vredesconferentie? Met de hand op het hart kon onze cor respondent verklaren, dat iets dergelijks hem nog niet was te beurt gevallen. Welnu, zeide Kakadoris, wendt u dan tot m'n vrind den Czaar of het permanen te hof van arbitrage. Ik sta met de lui op te goeden voet, om er kwestie over te krijgen. En daarom, ik wil niet de eerste zijn, die iets uitbrengt van hetgeen daar ver handeld werd in zake rookartikelen. („Tabaksnws.") Ken niiMlnkt interview» Aar«la|>]tels poten.» Nu de tijd van het poten der aardappe len weer aanbreekt, kan het zijn nut heb ben, eenige der voornaamste zaken om trent dat poten te bespreken. Vooreerst over de grootte van het pootgoed. Nog vrij algemeen is men van oordeel, dat middel matig groote poters do ruimste opbrengst geven. Uit tal van proeven is gebleken, dat dit een dwaling is. De grootste poters geven onder gelijke omstandigheden den grootsten bruto en netto oogst; alleen bij zeer nauwe poting geven zij slechts de grootste bruto-opbrengst, d. w. z. dan wegen wel alle knollen samen het meest, maar er zijn dan te veel kleine bij. Zelfs bij een gewicht van 3600 kilo pootgoed per H. A. is de opbrengst nog grooter dan van middel soort. Verder leveren knollen, afkomstig van de kloehste struiken, den rijksten oogst. Men pootte eens knollen van een struik, wiens geheele opbrengst 0,225 K. G. had gewogen de oogst was 13 maal zoo zwaar als het pootgoed. Tegelijk pootte mén er naast even groote knollen van een struik die totaal 2,240 K. G. opgeleverd had; de oogst hiervan was 33 maal zoo zwaar als Onze Amsterdamsche correspondent heeft dezer dagen Kakadoris geïnterviewd. De beroemde Kakadoris wie kent hem niet? die iederen Maandag op het Amstelveld staat; en daar postpapier verkoopt, en pen nen, en potlooden, en portemonnaies, en zakmessen, en andere artikelenalles van prima kwaliteit, en beneden fabrieks prijs. Hij had zijn roode fez op, met het blau we kwastje. Kakadoris, wel te verstaan, niet onze correspondent. Zoojuist had hij zijn procuiatiehouder, chef de bureau, en alge meen waardigheidsbekleeder dien hij bij uiterste wilsbeschikking èén van zijn vele millioenen. vermaken zal om een glaasje bier gezonden. Zonder schuim had hij gezegd, want dat hebben we hier ge noeg. En in afwachting zat Kakadoris zijn publiek eens op te nemen, en zich te koes teren in populaire aandachthulde. Onze correspondent maakte er gebruik van, van dit oogenblik van stilstand in zaken, om een interview in te zetten. M'n waarde Heer, zei Kakadoris, dat zijn particuliere aangelegenheden; daar kan ik nu niet in komen. Wendt u tot mijn bijzonderen secretaris, of wacht uw tijd af. Hier sta ik ten gerieve van het publiek, en met allemaal goed van logés van Lammetje Zondag. Dat moet weg eer de juistite er beslag op legt; daar valt nog eens een koopje aan te halen. Zoo'n buitenkansje moogt u den werkman niet misgunnen. Zóó is onze correspondent nu ook niet, of hij kan zich verplaatsen in een derge lijk geval. En hij vroeg Kakadoris dan ook, of deze hem ten zijne huize ontvan gen kon, onverschillig wanneer. Laat eens zien, zeide deze: mijn huisin de bocht is op 't oogenblik onbewoond. Daar heb ik 'n paar huisbewaarders, om dat mijn vrouw niet tegen de Amsterdam sche lucht kan. En m'n villa te Bussum, daar worden de plafonds geschilderd. U moet weten, de familie is in het zui den van Frankrijken ik logeer zoolang in het Amstel-Hötel, waar ik een étage gehuurd heb. Maar nu weet ik waarach tig niet, wanneer ik u daar ontvangen kan. Vanmiddag moet ik uit eten bij den Hoofdofficier van justitie, en vanavond op* de thee bij den burgemeester. Maar omdat u van de pers zijt.... weet Dof stampten en knarsten en vijlden de machines der groote fabriek en daartusschen krioelden in wilde haast, door walmende reuzen vlammen spookachtig verlicht, de ar beiders in hun blauwe kielen en met ge zichten, rood van zweet. De schelle fluit klonk door de ruimte, plotseling hield het wentelen en draaien der assen, schijven en raderen op. De ar beiders trokken hun jassen aan en vleiden zich hurkend of half liggend tegen den muur, om van het vrije kwartier te genie ten en onderwijl hun boterhammen op te eten. De jongere arbeiders zaten in een groote groep, dicht bij elkaar, pratende en eten de, met nu en dan een ruw woord, of een duw, gewoonlijk nog ruwer beantwoord. Daar klonk opeens een helle lach. »Wat is er Kees?" «Kijk eens die fijnigheid wordt hoe lan ger hoe grooter." Met deze woorden hield hij in de hoogte een rozenkrans, waaraan een groot kruis hing. «Dat haal ik uit Willem zijn zak, dat heeft hij zeker van die missie, of hoe noem je zoo'n ding als de Roomschen hebben, gehad. Je weet wel, toen hij zoo sikke neurig is geworden." Met deze woorden slingerde hij 't ge wijde voorwerp hoog in de lucht. Doch voor hij 't weer kon opvangen, was de eigenaar, een forsche, ernstig uitziende jongen, opgestaan en zijn spottende mak ker op zij geduwd, greep hij het kruis, na dat hij 't met diep ernstigen blik had be schouwd. «Nou. moet je," zei een derde, een groo- ten hap van zijn boterham achter zijn kie zen werkend, «me toch eens zeggen, waar om je daar nou zooveel mee op hebt." «Wat kan jou dat schelen voegde zijn buurman op den grond toe. «Wou je ook paap worden «Ik wil niks, maar ik vraag dat zoo maar, nou Willem leg ons eens uit, wat je dat kruis kan schelen." «Dat weet je heel goed", was 't ant woord, «al ben je niet Roomsch, je hebt toch ook wel geleerd dat Hij voor ons heeft geleden en is gestorven." «Ik heb er nooit iets van gemerkt", ant woordde de aangesprokene, een nieuwen hap van zijn boterham nemend en zijn ka meraden aanziend, die met lachende uit roepen zijn geestigheid bewonderden. «Als jij maar een boterham hebt, hè." «Ja, Kees, als wij maar wat naar binnen kunnen spelen, ieder voor zich. Ik heb geen mensch noodig, om voor me te sterven, dat kan ik zelf wel als ik genoeg van 't le ven heb." Weer gelach, weer goedkeuringen, met een enkelen vloek er tusschen, terwijl Willem zich wat ter zijde had geschoven en met zijn boterham in de hand stil, treurig naar boven zat te staren. «Hij zit waarachtig hier ook al te bid den. «Hè, ouwe jongen, je moet eten, bid den kun je nog genoeg." Willem kreeg een kleur, en haastig zet te hij zijn mond aan zijn brood, om even later weer te peinzen. Die 't naast bij hem zat, hoorde hem mompelen «voor ons," en wilde juist deze nieuwe ontdek king omtrent Willems vroomheid uit schreeuwen, toen de schelle stoomfluit tweemaal door de ruimte gilde en tegelijk langzaam, maar steeds sneller de assen be gonnen te draaien. Allen namen hun plaatsen in en staken hun handen tot den arbeid uit, toen plot seling een ontzettende knal, gevolgd door een luid geraas zich dééd hooren. «Wat is er?" riepen allen bijna te ge lijk, terwijl de machinist en de stoker ie der naar een kant wegvluchtten. «Het vliegwiel," klonk het als antwoord en al len zagen, hoe 't reusachtige vliegwiel, dat de ruimte der fabriek in tweeën scheid de, was gesprongen, en hoe de stukken door dak en muren waren weggeslingerd. Maar op 't zelfde oogenblik deed zich een dof gedreun hooren of de aarde beefde. De machine, niet meer door het vliegwiel en de talrijke werktuigen, die zij meest drij ven, bèlemmerd, met steeds grootor snel heid. De krukas schokte als razend rond, de cylinders stootten hare ijzeren armen met steeds woedender kracht uit en in weinige oogenblikken stond het geheele reusachtige fabrieksgebouw op zijn funda menten te waggelen. De glasvensters in het dak sprongen in duizenden splinters, alles kraakte en boog, stukken muur lie ten reeds los en spoedig zou één reusach tige puinhoop arbeiders en machines be delven. In sprakeloozen angst stonden allen on beweeglijk. Toen snelden er velen naar de deuren, maar die waren niet te ope nen; geheel vastgekneld in de verwron gen kozijnen en de machine dreunde, steeds sneller schokkend voort. Wie dorst haar naderen om den stoom af te sluiten «Willem," riep er een en allen zagen den jongen nu beslist voorwaarts gaan. Nog twee stappenhij heeft de kraan in handen, hij draait haar omdaar vliegt een stuk metaal van de machine en treft hem in de borst. Toen was het stoommonster voldaan: nog enkele krampachtige trekkingen en en hij stond stil. Toen de arbeiders, van den eersten schrik bekomen, de machine huiverig naderden, vonden zij daar tegen den muur geslin- het lijk van Willem. Zijn rechterarm was bijna geheel door 't brok metaal van 't lichaam gescheiden. De saamgeknepen hand was echter vastgeklemd om het kruis. Allen staarden ernaar met zwjjgenden eerbied, tot eindelijk een der jongens zei «Kijk eens Kees: voor ons". V. S. Centr. (Naar het Duitsch.) In den ouden tijd, toen de doodstraf nog algemeen was, en ieder stadje er grootsch op ging, een eigen galg te hebben, om niet van de goedheid der buren afhankelijk te zijn, gebeurde het, dat een dief op snikheeten zomerdag, zijn laatsten weg aflegde. De galg stond ver van de stad op een heuvel, opdat de arme zondaar ten minste nog een mooi uitzicht hebben zou en zichzelf eenigzins vergeten kon. Er was boom noch struuk te bekennen op den weg, maar stof in overvloed. Alles, wat uit nieuwsgierigheid mee liep, zweette verschrikkelijk, en de beul hijgde en veegde zich het zweet van hals en aangezicht, en de dief hijg de ook en was reeds dicht bij het stik ken, vóór hij het van rechtswege mocht, maar hij kon zich het zweet niet afgeven, want zijne handen wa ren op den rug gebonden. Daarom zuchtte hij en klaagde zijnen geleider zijn nood, wijl het klimmen in de hitte zoo lastig viel. Deze sprak hem liefderijk toe: Troost u en heb nog een oogenblikje geduld. Ge moogt nog lachen, want ge zijt er haast. Voor ons is het ergerwij moeten nog terug en het wordt steeds warmer". Getroost ging de boef verder en, als hij aan de galg gekomen was en hem de rechters naar oud gebruik vroegen of hij nog een wensch had, dan zeide hij, dat hij heel tevreden was, alleen zou hij nog graag een paar trekjes aan pijpje doen. ulk een bescheiden verzoek geloof de men te moeten inwilligen en de beul stopte zijn eigen pijp en gaf ze hem met vuursteen en staal, en de oude sloeg er op, dat men op klaar lichten dag de vonken stuiven zag, en mannen en vrouwen en kinderen gin gen op de teenen staan en rekten den hals uit en waren blij, dat het hem zoo goed smaakte. Wachten tot het pijpje uitgerookt en uitgeklopt was, wilden zij echter niet en de boef wilde hun geduld ook niet op zulk een harde proef stellen. Als het pijpje nog in vollen gloed was, legde hij net voorzichtig onder aan den paal, spuwde in de handen, alsof hij zeff meetrekken moest, en zeide tot den beul „God loone u voör uwe goedheid, laten we 't nu maar probeeren."

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 6