No. 27. Dinsdag 25 Maart 1902. 1® Jaargang. Advertentieblad voor Zeeland, FEUILLETON. Brieuen, stukken en aduertentiën te zenden aan den Redacteur-Administrateur „ZELANDIA te Zuiddorpe. Onze afgevaardigden in Den Haag. Dagen van Leed. Prijs per 3 maanden: franco per post 75 cent, voor België frs. 2.50. Bij vooruitbetaling vooreen geheel jaar bedraagt de abonnementsprijs slechts f2,50 voor Nederland. Aan deze uitgave is verbonden een C1BILLU8TBEERD ZONDAGSBLAD tegen den prijs van 45 cent per 3 maanden, betaalbaar tegelijk met de abonnementsgelden. Deze courant verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond. Abonnementen worden aangenomen op post- en hulpkantoren. Advertent! i4 n van 1 tot 5 regels 50 cent, voor elke regel meer 10. Bij driemaal plaatsing van dezelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen om dienstpersoneel ter grootte van hoogstens 8 regels worden bij vooruitbetaling geplaatst voor 40 eent per advertentie. Bij abonnement of herhaalde plaatsing belangrijke reductie. Inzending van advertentiën vóór 3 ure op den dag der uitgave. Het is wellicht niet onaardig onze lezers eens een kijkje te laten nemen op de werkzaamheden van de kamer leden in Den Haag. Wij willen ons daarom vandaag zoo eens een oogenblik achter de schermen der openbare zittingen van de Kamer begeven. De voor het publiek toegankelijke bij eenkomsten der Tweede Kamer met haar debatten, replieken en duplieken, amen dementen en moties, interpellaties en stemmingen, zijn slechts een deel van den arbeid onzer afgevaardigden. Deze werken ook veel ,,in de afdeelingen. Wat zijn die afdeelingen Om de twee maanden verdeelt de Kamer zich bij lo ting in 5 groepen van 20 leden ieder, welke groepen ,,de afdeelingen' ge noemd worden en in meer of min ge zellige onderonsjes de ingediende wets ontwerpen bespreken voor deze in open bare beraadslaging komen. Iedere afdeeling kiest haar voorzitter, onder-voorzitter, terwijl zij voor elk aan de orde zijnd onderwerp ook een „rap porteur" aanwijst. De keuze der voorzitters is niet zonder gewicht, want de 5 afdeelingspresiden- ten vormen met den voorzitter der Ka mer de „centrale afdeeling." Deze nu heeft tot taak de volgorde te regelen, waarin de wetsontwerpen, die aan de orde zijn, in behandeling zullen komen. Nu springt het in 't oog, dat dit vaak niet zonder gewicht is, zoodat de par tijen en groepen der Kamer bij de keu ze der afdeelingsvoorzitters steeds zoo veel mogelijk voltallig present zijn. Bij andere zittingen der afdeelingen laat de voltalligheid der vergaderden wel eens te wenschen over. Dit kan in zooverre geen kwaad, dat de afdeelingen geen besluiten nemen. Er wordt daar alleen gesproken over de ingediende ontwerpenbezwaren worden geopperd, aan- en opmerkingen gemaakt, verduidelijkingen of wijzigin gen gevraagd, 't Is de taak van den „rapporteur" bovengenoemd van dit alles naarstig aanteekening te hon den later komen dan de 5 rapporteurs der afdeelingen, met hun vijven vor mend de „commissie van rapporteurs", bijeen, kiezen onderling weer een voor zitter en beginnen dan mede te doelen, wat in hun afdeelingen te berde is ge bracht. De griffiers of een der commies griffiers van de Kamer zijn bij die zit tingen aanwezig, om uit hetgeen ze hooren het „Yoorloopig Verslag sa men te stellen, dat, na door de com missie te zijn goedgekeurd, openbaar wordt gemaakt op de gebruikelijke wij ze: in de Kamerstukken. Uit dat voorloopig verslag en op geen enkele andere wijze verneemt de Mi nister, hoe zijn ontwerp in de afdeelin gen ontvangen is. Hij leest er in, wat „velen" zeiden, „anderen" opmerkten, „vele leden" wenschelijk vonden, „meerdere leden" afkeurden. Zoo een „voorloopig verslag" is betrekkelijk vaag van inhoud, maar laat in den regel wel vermoeden, welk lot het wetsontwerp wacht. Hiernaar regelt de Minister zich in zijn „Memorie van Antwoord", waarin hij het „Voorloopig Verslag" op den voet volgt, de opmerkingen weerlegt, zijn opinie verdedigt of wijzigingen be looft voor zoover dit met geest en strek king van het ontwerp z. i. is overeen te brengen. Die «Memorie van Antwoord» wordt evenzeer openbaar gemaakt, ter beoor deeling der «commissie van rapporteurs» bovengenoemd. Het oordeel der com missie kan tot verschillende uitkom sten leidenzij kan den Minister uit- noodigen tot een mondeling overleg; belangrijke wijzigingen, in het ont werp gebracht, kunnen haar aanlei ding geven tot het voorstellen van een 10. Des anderdags 's morgens steeg de zon in een wolkenloozen hemel, boven bosch en heide, en voorspelde een dier heerlijke Septemberdagen, welke men nergens zoo prachtig vindt als in de Kempenstreek. Het geelend loof glimde met dauw be dekt, in goud- en bontkleurigen tooi aan haag en hoornen, terwijl het tjilpend pluim- gediert elkander toefloot en heen en weer fladderde, als maakte het zich gereed tot de lange reis. Het was nog vroeg in den morgen en reeds was de voorpoort van het kasteel geopend. Binnen, op het vöorhof, bevond zich de rentmeester Nelis Brants, die met snoei mes en spade, de wild gegroeide braam struiken, even als de takken van den weelderigen rozenlaurier uit den weg weer de en een begaanbaar pad naar de groote ingangdeur baande. Van tijd tot tijd richtte den rentmeester den blik door de openstaande poort, in de verre laan; zelfs ging hij somtijds tot bui ten den ingang, om vandaar den zijweg te kunnen opzien. Kortom het was zeer duidelijk zichtbaar, dat hij ongeduldig op nieuw onderzoek in de afdeelingenzij kan ook den Minister omtrent bepaal de punten nadere inlichtingen vragen en eindelijk kan zij wat trouwens in ieder geval bij slot van rekening ge schieden moet al dadelijk haar zoo genaamd «eindverslag» uitbrengen, waarmede dan de onderhavige zaak rijp voor openbare behandeling wordt verklaard Men ziet, dat er in ons Parlement al heel wat gedachten en papieren ge wisseld zijn alvorens een ontwerp in de openbare zitting komt. Te verwon deren mag het dan ook heeten, dat er altijd nog zooveel openbaar debat volgt; na zoo grondige en officieele behande ling aiie stukken toch moeten heen en weer den Kamervoorzitter passeeren mocht men verwachten, dat de heeren wel een gevestigde opini« ver kregen hadden over de hoofdzaken, zoo dat de debatten veilig ingekrompen konden worden. Terecht mocht dr. Schaepman in zijn Chronica erover klagen, dat ons Parlement zoo lang van stof is. Booze tongen beweren wel eens, dat in de Kamer vaak gesproken wordt ter wille der kiezersmaar zelfs dezen zouden zich niet over een afge vaardigde kunnen beklagen, als de hee ren zich over 't algemeen maar wat meer wisten te bespreken. Keeren wij terug tot de afdeelings werkzaamheden. Er zijn vaak zeer een voudige ontwerpen aan de orde. Daar voor wordt al die omslag niet gemaakt en brengt de commissie van rappor teurs dadelijk eindrapport uit, hoog stens daarbij een vraag richtend tot den Minister, waarop deze in openba re zitting kan antwoorden. Anders gaat het evenwel weer bij wetsont werpen van we tenschappel ijken aard of strekking. De plaats van de «com missie van rapporteurs» wordt dan in genomen door de «commissie van voor bereiding», bestaande uit deskundige leden, door den Kamervoorzitter aan gewezen. Bij dergelijke behandeling worden nog meer stukken gewisseld dan anders immers aan de openbaar gemaakte verslagen gaan nog corres pondenties tusschen de commissie en den Minister vooraf, insgelijks naar aan leiding der afdeelings-vergaderingen, terwijl hierbij ook vaak mondeling overleg plaats heeft. Technische of we tenschappelijke ontwerpen worden dus al bijzonder ernstig voorbereid. Uit 't bovenstaande zal men gezien hebben, dat de Kamer, eenmaal bijeen geroepen, lang niet stil zit, al is zij niet in openbare zitting bijeen. Het werk in de afdeelingen is zeker van niet minder gewicht dan de publieke behandeling op 't Binnenhof. Staatkundig Overzicht. Do oorlog. Laten we een oogenblik onze aandacht afwenden van het gruwelijk tooneel des oorlogs in Zuid-Afrika, om te luisteren naar de merkwaardige woorden van den grijzen president Kruger, dezer dagen door hem gesproken. Uit die woorden klinkt het aloude on wrikbare geloof van het geknakte Staats hoofd ons in al zijn volheid te gemoet. Een medewerker van de Parijsche Ma- tin heeft te Utrecht, in tegenwoordigheid van de heeren Fischer, Leyds en van Boe- schoten, een onderhoud gehad met presi dent Kruger. In den loop van het gesprek is hetgeen door president Kruger is gezegd opgeschreven, daarna herzien, en om een juiste openbaarmaking ervan door het Fian- sche blad te waarborgen, door do secreta rissen van den President vertaald. Aldus, zeide de President, zou zijn stem door de geheele wereld gehoord worden. Hier volgen eenige van de woorden, door den president gesproken. Gij vraagt mij zeide president Kru ger wat ik denk van den tegenwoor- digen toestand in Zuid-Afrika. Ik zou u met enkel woord kunnen ant woorden mijn meening, mijn hoop, zijn onveranderd gebleven. Ze zijn wat ze wa ren voor den oorlog en in het begin van de vijandelijkheden waartoe men ons heeft gedwongen. Ik heb altijd in God's woord het vaste vertrouwen geput, dat Hij nooit zijn volk zou verlaten. Wie op Hem bouwt heeft niet op zand gebouwd. Wel bezoekt de Heer soms zijn volk, om het te vernederen of te straffen, maar dat geschiedt niet om dat volk aan zichzelf over te laten, maar omdat Hij het liefheeft en redden wil. Psalm 83 zegt hoe de duivel opstaat tegen het rijk van Jczus-Christus: «Welaan, zegt Satan, laten wij hen uitroeien, dat zij geen volk zijn." Evenzoo zeggen de En- gelschen: »Dat. volk mag niet langer be staan." God heeft geantwoord: »Dat volk zal blijven bestaan." Wie zal triomfeeren? Zekerlijk de Heer. Ik heb die woorden gesproken bij de opening van den Volksraad, den 7 Mei 1000. Ik herhaal ze nu met onuitsprekelijke dankbaarheid jegens den Heer. Tot hier toe heeft de Heer geholpen. Dat volk zal blijven bestaan, want God regeert, en te gen zijn bestier vermogen de menschelijke machten niets. Laat het geweld ontketend worden, laten barbaarsche vonnissen op barbaarsche wijze ten uitvoer worden gelegd, laat men de helden der vrijheid ter dood brengen, laat men zoo wreed zijn, onze vrienden te dwingen, die terechtstellingen bij te wo nen; laat het Recht verkracht worden, de onschuld verdrukt! Wij blijven onbevreesd. De Heer regeert en te Zijner tijd zal hij zeggen: »Tot hiertoe en niet verder." En dan zal alles terechtkomen. Wee ons, indien wij onze onafhanke lijkheid niet verdedigen Maar laat ons geen kwaad met kwaad vergelden. Als onze krijgsgevangenen verbannen worden en zelfs gedood, volgen wij dan het slech te voorbeeld niet. Ik weet wel dat de menschen somtijds een edelmoedigheid af keuren die zij buitensporig vinden. Maar de Hoer heeft gezegd >>Mij is de wrake Onze vrouwen en kinderen zijn in ge vangenschap weggevoerd, ten prooi aan da ellende en zelfs aan den dood. Men hoopt op die wijze ons volk uit te roeien. Maar wij vreczen niet. God heeft ons tot hier toe bij de rechterhand geleid. Hij heeft mannen onder ons opgewekt die onder Zijne leiding ware wonderen verrichten, gelijk die waar het Oude Verbond van spreekt. Zie maar wat er in den laatsten tijd ge beurd is. Wat zou er van ons geworden zijn, indien de Heer niet met ons en voor iemand wachtte. Weldra werd dan ook zijne verwach ting bevredigd, want hij bemerkte in de lindendreef, voor het kasteel, Graaf Hugo, die met snellen stap naderde. De rent meester ging den Graaf te gemoet; deze reikte hem vriendelijk de hand, terwijl Nelis hem hartelijk welkom heette, ter gelegenheid zijner terugkomst op Hoogen- eyek. En nu, zeide de Graaf, nu zullen wij binnen treden, want ik verlang er naar, mijne vroegere woonplaats terug te zien. Wat hebben die vijftien jaren ver latenheid hier al verwoesting aangerecht! Men wendde den stap naar den grooten ingang van het kasteelde rentmeester opende de met grijs en groen mos begroei de deur, bij middel van een zwaren sleu tel, waarvan het handvatsel gansch met koperen graveer- en drijfwerk was ver sierd. De sleutel draaide krijschend in hot verroeste slot; twee geweldige stouten van den sterk gespierden rentmeester, deden de deur op hare hangsels krassend open draaien, en men trad binnen. In de gang waaide de twee personen eene muffe en vochtige lucht te gemoet, benevens die schimmelachtige geur, welke men vaak aantreft in zeer oude gebouwen, waar gebrek aan lucht bestaat. De wit en zwart gewitte marmeren vloer was met eene zoo dikke stoflaag bedekt, dat men de marmersoorten nog slechts met moeite kon onderscheidenlangs de vuile muren biggelden, hier en daar ziltige wa terdruppels, en het hooge welfsel was als achter eene gordijn van spinnewebben ver borgen. In de zijvertrekken, naast de groote gang, lag nog alles, zooals het door de bewoners en dc soldaten verlaten was; in de groote ontvangstzaal stond nog de zwa re, antieke, eikenhouten tafel met hare lijvige pooten en gebeeldhouwde monsters, de stoelen met hooge leuningen, waarin het wapenschild van Hoogenejmk was ge houwen, stonden in wanorde door de zaal en sommigen lagen op den grond, naast de scherven van gebroken, kostbaar por- celein en glaswerk. De groote geslepen spiegel, die in eene vergulde lijst gevat, en met keurig ornementwerk belegd was, hing verbrijzeld aan den wand en de rid derportretten, welke boven het eiken be schot, in kostbare lijsten, den muur be kleedden, waren eveneens als met den sa bel doorkerfd. Immers, het waren por tretten van aristocraten, en die had men niet mogen sparen. In elk vertrek heerschte dezelfde wan orde, dezelfde verwoesting; overal had men de kostbaarste meubelen welke men niet veevoeren kon, zooveel mogelijk ver nield. Het bood een waarlijk bedroevend tooneel, dit gehavend en verwoeste slot. Men ging den grooten steenen trap op, die naar de bovenverdieping leidde en wiens eikenhouten leuning een volledig natuurkundig museum vormde van gebeeld houwde vogels en dieren, die in het loof der kronkelende arabesken, als loerend verscholen zaten. Op de eerste verdieping kwam men in eene ruime trapzaal, welke toegang gaf tot een aantal kamers en zalen van ver schillende grootte en vorm, benevens tot twee groote middelgangen, welke Imt ge bouw in zijne geheele lengte doofnepen. Hier heerschte niet zooveel verwoesting, doch dezelfde verlatenheid was er zicht baar, de vensterruiten waren, voor het grootste gedeelte verbtijzeld en het klimop, de wijngaard en andere slin gerplanten hadden weelderige ranken door de openingen heen geschoten, en kronkel den langs binnen, tot tegen de zwarte ei ken zoldering. Druiventrossen, door hun gewicht, met de ranken van den muur ge zakt, lagen op den vloer. Die woekerende plantengroei gaf aan het inwendige der kamers een levendig, half vroolijk uitzicht, en de zonnestralen, welke door die fladderende, groene gordijn heendrongen, hadden eene frischheid, die nog veraangenaamd werd door het lis- pend windje, hetwelk door het loof en de somtijds rinkelende glasscherven speel de. De kamer, waarin de Graaf en de rent meester zich nu bevonden, was eene ta melijk groote, vierkante plaats, met groen tapijtwerk behangen, met zwart marme ren schouw, groote langwerpige tafel met. groen leder bedekt, van dezelfde kleur als de kussens der stoelen, welke hier en daar langs de wanden verspreid stonden. Brants, zei de Graaf, terwijl hij een der stoelen nader bij de tafel trok en er op neêrzat, zonder acht te geven op de dik ke stoflaag, welke dezelve dekte. Brants, zet u neêr; alvorens wij ons bezoek in het kasteel voortzetten, houd ik er aan, eeni ge woorden met u te wisselen. Zeer gaarne, heer Graaf, was het antwoord, terwijl de rentmeester insgelijks eenen stoel greep en zich aan de overzijde der groote tafel plaatste. Vriend, ging dc Graaf voort, ik heb u eene verblijdende tijding mede te deelen, doch eerst moet ik u om verschooning vragen, zoolang gewacht te hebben, u met dezelve bekend te maken. De rentmeester zag den Graaf met be langstelling aan, doch antwoordde niet. Vriend, hernam Graaf Hugo, heden nog zult gij uwe kinderen terugzien Mijne kinderen riep de rentmees ter, terwijl hij den Graaf met wijd op- gesparde oogen aanzag. (Wordt vervolgd.) ZELANDIA

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 1