No. 26. Zaterdag 22 Maart 1902. 1® Jaargang. FEUILLETON. De soeialisten en de liefdadigheid. Dagen van Leed. Brieuen, stukken en advertentiën te zenden aan den Redacteur-Administrateur uan „ZELANDIA" te Zuiddorpe. Deze courant verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond. Abonnementen worden aangenomen op post- en hulpkantoren. Inzending van advertentiën vóór 3 ure op den dag der uitgave. Staatkundig Overzicht. ZELANDIA Prijs per 3 maanden i franco per post 75 cent, voor België frs. 2.50. Bij vooruitbetaling voor een geheel jaar bedraagt de abonnementsprijs slechts f2,50 voor Nederland. Aan deze uitgave is verbonden een GEÏLLUSTREERD ZOXDAGSISLAD tegen den prijs van 45 cent per 3 maanden, betaalbaar tegelijk met de abonnementsgelden. Advertentie n s van 1 tot 5 regels 50 cent, voor elke regel meer 10. Bij driemaal plaatsing van dezelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dienstaanbiedingen en aanvragen om dienstpersoneel ter grootte van hoogstens 8 regels worden bij vooruitbetaling geplaatst voor 4K> rent per advertentie. Bij abonnement of herhaalde plaatsing belangrijke reductie. Het is de sociaal-democraten niet ge noeg het geloof in God en de hoop in een toekomstig leven in het hart hun ner volgelingen uit te roeien, zij willen ook de liefdadigheid onder al hare vor men afschaffen. De ellende onder de slaven zoo noemen zij de werklieden is nijpend, en de tijden van aalmoezen zijn voorbij. De tijd is gekomen om veroveringen te maken, om het recht op 't leven te doen gelden. De socialisten noemen de liefdadigheid een lapmiddel, geen middel om den toe stand van de met aardsche goederen mis- deelden te verbeteren. Zoodra mogelijk willen zij de liefdadigheid afgeschaft zien. En waarom? Dat is nog al duidelijk. De leiders der socialisten zijn meestal in goeden doen. Zij schenken dan ook niet den minsten onderstand van hun privaat bezit aan de armen, onder voorwendsel dat een aalmoes vernederend is. Zij zetten de armen aan om de hulp, die de rijken hun willen schenken, te weigeren, en natuurlijk dan te nemen wat hun be lieft. Immers, er is geen audere uit komst, indien de liefdadigheid wordt afgeschaft, dan te stelen. Weg, roepen de socialisten, met de gasthuizen door de Christelijke liefda digheid gesticht. Weg met onze St. Vin- centius Yereenigingen, St. Elisabeth's Yereenigingen en andere christelijke liefdadigheidsinstellingen, die troost we ten te brengen in alle ellende, hulp in allen nood. Weg met de .kloosterzusters die eiken dag onverschrokken in den strijd tegen ziekten en dood de kranken bezoeken zoowel in de paleizen der rijken als in de schamele hut van den arme, of in zijn naakte zolderkamer of in zijn voch- 9. De hoop, zijne beminde Maria weder te vinden, was hem geheel ontnomen sedert vijftien jaren was zij verdwenen... spoor loos verdwenen, zonder dat eenig levend wezen de minste inlichting over haar ge ven kon. En zijn kind, zijne Christina, waarvan men in den omtrek van Hoogeneyck even min iets wist, was dat schepseltje, dat wichtje van slechts eenige maanden oud, misschien ook door die broederlievende republikeinen om hals gebracht? Wat was er van dat kind geworden Niemand kon hem die vragen beantwoorden, welke hem in den boezem brandden. De meisjes in de afspanning, waren dan wel zeker de dochters van den rentmeester! Basquina was zijn kind niet, neen, zij was Nora Brants, de zwartlokkige dochter van den rentmeester! En hij... hij had geen kind meer Gelukkige rentmeester!... En die gelijkenis dan, die treffende, on loochenbare gelijkenis van Basquina met de Gravin Maria?... Wel dit alles was slechts eene onbedui dende gril der fantastieke natuur; eene tigen kelder, om hem te troosten en bij te staan. De socialisten weten met dat alles wat zij willen. Zij beoogen door de christelijke liefdadigheid te bestrijden, de armen hulpeloos aan hun lot over te laten. Zij willen, zooals Be bel het hun heeft aanbevolen, de gapende won de in het hart van den werkman open houden, om des te gemakkelijker de re volutie te kunnen voorbereiden. Zij wil len de ellende onder het volk vererge ren, zonder uitkomst in het heden en zonder hoop in de toekomst. Vraagt men den socialisten wat zij in de plaats der christelijke liefdadigheid zullen stellen, dan blijven zij het ant woord schuldig. Zij spreken wel over een menschwaardig bestaan, maar den ken er niet aan hun ondergeschikten ruim van het vette der aarde te doen genieten, vragen zij er om, dan worden zij ongenadig buiten de deur gejaagd. Kon de christelijke liefdadigheid wor den afgeschaft, dan zouden de werklie den een slavenjuk te dragen krijgen, erger dan er ooit een in de oudheid be staan heeft, want toen wisten de sla ven dat zij slaven waren, terwijl de socialisten het oppermachtig volk noe men, maar hen niettemin nog met meer verachting dan slaven behandelen. In de ziekenhuizen willen de socia listen de zusters van liefde vervangen door de wereldlijke verpleegsters, waar van wij reeds in Frankrijk zulke af schuwelijke voorbeelden gezien hebben; vuile deernen die de zieken lieten om komen bij gebrek aan zorgen, verple gers en verpleegsters die aan geen God gelooven, onmenschelijke tirannen die niets dan eigenbelang en genotzucht op het oog hebben, willen zij stellen in de plaats van de liefdevolle verpleeg sters, de zusters van liefde, engelen der aarde. Nooit echter zullen de socialisten met hun valsche en bedriegelijke leer stellingen hun doel bereiken, want bittere wreede scherts, die hem het gemis zijner dochter, eens te meer, onvergeetbaar voor oogen tooveren kwam... Daar stond hij nu weêr voor het kasteel. Het was nu gansch avond geworden, en de donkere lijnen ran het reusachtige ge bouw teekenden zich somber af tegen de bewolkte lucht en het aschgrauwe der donkere boomkruinen, welke zich, hooger nog dan het kasteel, rond hetzelve verhef ten. Alleen de verhevene kijktoren be- heerschte de hoogste toppen der omstaande woudreuzen. Op dit oogenblik had het eenzaam en verlaten gebouw een echt tooverachtig uit zicht eene grafachtige stilte, welke al leen gestoord werd door het geheimzinnig geruisch van den wind in het geboomte, door den steenuil, die van tijd tot tijd, van uit het kijktorentje, akelig en klagend, zijne eenzame stem hooren deed, terwijl in de bosschen en het hooge schaarhout, dat lispend gesuizel gehoord werd, hetwelk als de geheimvolle stem is van het woud zelve, als ware het de samenspraak was van onzichtbare geesten, die elkander ver haalden hoe zij leden hier op aarde, of die des nachts een verblijf terug komen zien, dat hun in hot leven lief was, en hetwelk zij slechts met tegenzin hebben kunnen verlaten. Het was inderdaad geen zeer lachend oord, dat boseh rond het slot Hoogeneyck, waar het katholieke geloof bestaat, daar bestaat ook de liefdadigheid, daar spreidt zij, ten spijt van leugen en laster, ten spijt van tegenstand en ondankbaarheid zelfs, onverpoosd hare schatten en wel daden uit. En hoe meer de socialisten de werklieden in ellende trachten te dompelen om hen des te beter te kun nen exploiteeren, des te meer zal de Ghristelijke liefdadigheid hare hulpmid delen vermenigvuldigen. Trots de boosaardige uitspattingen der socialisten en den val van vele mis leiden, die luisteren naar het bouwen van luchtkasteelen, herneemt later het goede, bloeiender dan ooit, door Gods hulp zijne plaats. De liefdadigheid is een van de groot ste hulpmiddelen en 't meest noodig om de sociale kwestie tot oplossing te bren gen. Zij verzacht de scherpe kanten van de al te strenge gerechtigheid, en legt balsem op de wonden. Zij, die de liefdadigheid verfoeien, zijn geen weldoeners van het mensch- dom. Schaft de liefdadigheid af en laat enkel de rechtvaardigheid bestaan, dan zal men in de samenleving terugkee- ren tot de ergste tijden der barbaarsch- heid. Wij betreuren dan ook dat katholie ke werklieden, zoo 't heet om hunne belangen te behartigen, in gezelschap worden gebracht van socialisten, die God en de Zijnen bespotten. Dezulken spelen met vuur, want zij bemerken niet, dat zij zich op bekrompene ma nier laten verstrikken in het net van vooroordeelen tegen den godsdienst, dat door de afschuwelijkste dwaalgeesten is uitgezet. N. H. C. De oorlog. Uit de oorlogsberichten, hoe verdraaid door de Engelschen gegeven, blijkt dat ze wanneer men er zich bij donkeren avond bevond; geen der landlieden van den om trek, zou zich, op dat uur omtrent die ou de woning gewaagd hebben. Er waren velerlei sprookjes in omloop, aangaande het kasteel, en deszelfs vroegere bewoners, en meer dan één loefjager, die in vroegere jaren, des avonds tot aan het kasteel door gedrongen was, verhaalde huiveringwek kende voorvallen", welke hem aldaar wa ren overkomen. Zoo had de eene jager er eene menigte hazen gezien, welke tot voor zijne voeten, hem waren komen bekijken en, wanneer hij aanlegde en schieten wilde, weigerde telkens het geweer, vuur te geven, totdat de hazen eindelijk, hem zelve op den loop kregen... Een andere had, binnen den kasteel muur, kettingen hooren rammelen, zwarte schaduwen onder het geboomte zien rond zwerven en vreemde geruchten verno men... Een derde beweerde 's nachts schimmen te hebben zien voorbij de hooge vensters van het kasteel glijden, witte gestalten te hebben zien neerkijken uit de opene ven sters van het gebouw, terwijl hij beweer de, in het windgesuizel, stemmen te heb ben waargenomen, die klagend en ker mend den naam van Graaf Hugo noem den... En de bijgeloovigheld der landlieden had maar altijd door links en rechts klappen krijgen en dat de Boeren aan niets gebrek hebben. Hun gelederen worden aldoor aan gevuld door strijdlustigen uit de Kaapko lonie en ruimschoots vinden de Boeren mu nitie die den Engelschen ontnomen wordt. De Boeren bezitten in de Kaapkolonie re serves, die in verscheidene jaren niet uit geput zullen zijn. Bovendien hebben de Boeren de taktiek aangenomen, om telkens een klein aantal recruten tegelijk aan te nemen. Een telegram van lord Kitchener geeft thans de bijzonderheden over het gevecht bij Tweebosch, zooals Methuen zelf die mededeelt. De sirdar seint n. 1.: Lord Methuen stuurde mij een stafoffi cier met een door hem gedicteerd telegram, waaruit blijkt dat enkele der eerste in lichtingen onnauwkeurig zijn. De bereden troepen, die de achterhoede beschermden, zijn verwoed aangevalen en bij het krieken van den dag overmand. Er was eene gaping van 1600 meters tusschen het ossenkonvooi en het muilezels konvooi. De troepen die de achterhoede steunden welke Methuen onmiddelijk versterkte met alle beschikbare bereden manschap pen en eene sectie artillerie, hielden een uur stand, terwijl de twee konvooien zon der wanorde vereenigd bleven. Tezelfdertijd waren 200 man voetvolk door lord Methuen opgesteld, om'het hoofd te bieden aan de Boeren, die langs de linkerflank der achterhoede aanzwermden. De Boeren vielen echter hevig aan en do bereden troepen, die trachtten op het voetvolk terug to trekken, geraakten in wanorde en sleepte in de vlucht het gros der bereden troepen mee. Twee kanonnen der 38e batterij waren daardoor zonder bescherming, doch bleven doorschieten tot al de manschappen, uit gezonderd luitenant Neshand, waren ge vallen. Deze officier, tot overgave gesommeerd, weigerde en werd doodgeschoten. Lord Methuen bevond zich toen afge zonderd met 200 man Northumberland- fuseliers en 2 kanonnen, doch hij hield het 3 uren uit. Intusschen hielden ook 140 man voet volk het uit in eene kraal, nabij de wa gens. Op het oogenblik dat Lord Methuen werd gewond, werden de grootste verlie zen geleden. al die sprookjes opgesmukt met de on waarschijnlijkste en ongelooflijkste bijzon derheden. Lang stond de Graaf stil, te midden van het eenzame bosch, recht voor zijne vroegere woning; al zijne herinneringen lierleefden in zijnen geest, en hij kon zich niet verzadigen in het beschouwen van die sombere muren en donkere bosschen. In zijne verbeelding zag hij nog den schitterenden huwelijksstoet, op den dag, dat hij zijne Maria voor de eerste maal als Gravin, mocht op Hoogeneyck binnen leiden hij zag nog zijne schoone bruid, in haar lelieblank zijden kleed, met de kroon van mirtebloemen op de zwarte haren... Zij was schoon O, goddelijk schoon En hij was haar gelukkige bruidegom Hij hoorde nog de feestmuziek en het blijde gejuich der vroolijke menigte, die overal op het kasteel, heen en weer liep, jubelend en juichend op het bruiloftfeest. Hij voelde zijnen arm nog zacht drukken door dien zijner Maria, wier gansche lieve ziel als op haar aangezicht zweefde, ter wijl zij hem zacht toelispte Mijn Hugo, ik bemin u Droombeelden van rook, ijdele onvatba re hersenschimmen, herinneringen aan vroe ger geluk De wind stak weer op, deed de boom takken diep buigen, ruischte geheimzin nig, en als met duizend boschstemmen Het detachement in de kraal eraf zich over ten 10 ure, toen de munitie bijna ge heel verschoten was en toen de Boeren twee kanonnen en een pompon in het vuur brachten. [Deze mededeeling is van veel belang, daar er uit blijkt, dat de Boeren uitstekend gebruik weten te ma ken van de veroverde kanonnen.] Het wordt bevestigd, dat de meeste Boeren Khaki-uniformen droegen, en dat het moeilijk was hen te onderscheiden van onze troepen. Het voetvolk heeft goed gevochten, en de artillerie staat boven allen lof. ITALIË. Uit verschillende streken van Italië zul len de landlieden, kleine industrieelen en kooplieden ter bedevaart naar Rome op gaan om Zijne Heiligheid den Paus te huldigen. De eenvoudige .landlieden zul len een voortbrengsel van hunnen arbeid den Paus aanbieden. De Paus heeft jaarlijks zeven millioen noodig tot het bestieren der H. Kerk. Drie millioen daarvan zijn verzekerd, dank aan de mildheid van een persoon wiens naam geheim moet blijven. De vier andere tot in het jaar 1985 zijn aangezuiverd door den St. Pieterspenning. Sedert twee jaren komt daarvan maar 2 millioen meer. Indien de toestand niet verbetert, zal de Paus in de onmogelijkheid zijn in de uitgaven van hot Pauselijke paleis te voorzien. Uit Ame rika en Spanje komt niets meer toe en uit Frankrijk worden de bijdragen steeds minder. De H. Vader heeft een dringend beroep gedaan aan de geestelijkheid van Duitschland om Hem financieelen steun te willen verleenen. DUITSCHLAND. Weer zoo'n loonslaaf!... Peus, een soci aal-democratisch lid van den Rijksdag, is dezer dagen voor een prins aangezien, Peus reisde van Dessau naar Berlijn en had plaats genomen in een coupé eerste klasse in het voorste gedeelte van den trein, prins Eduard van Anhalt-Dessau zat in het achterste gedeelte. Uit Dessau was naar Wittenberg, Avaar de reizigers in den trein naar Berlijn moeten overstappen, ge seind dat prins Eduard meereisde, en ee nige spoorwegambtenaren wachtten hem dus daar op, om hem naar zijn trein te ge leiden. Te Wittenberg zag men Peus, toen hij uit zijn coupé stapte, voor den prins aan, en men noodigde hem dus on- doormengd, rond het oude slot; de logge wolken dreven sneller voorbij de fonke lende starren, die uit het hooge hemel- grauAV, glimmend op den Graaf neerblik- ten. Maar wat zag hij ginds, aan een hoog bovenvenster?... Was dat de bleeke schijn def starren in het scherf eener ruit?... De Graaf dacht eene zAvevende, witte gestalte te hebben bemerkt, die voorbij het venster schoof... Wat suisde hem de nachtwind in het oor, wanneer deze, van het hooge gebouw, dwarlend door het boschloof, hem voorbij ruischte Hoorde hij dan in de stem des winds, die zijner Maria niet?... Hoorde hij daareven niet zacht murmelen «Mijn Hugo ik bemin u Begoocheling! Bittere begoocheling van een gefolterd brein. Raven vlogen als zwarte spookgeesten, krassend over het hooge bosch, de steen uil herhaalde nog eens zijn akelig nacht lied, en toen de Graaf uit zijne droomerij ontwaakte, liep hem eene rilling over het lijf; het Averd hem eenzaam in het donke re bosch, en hij sloeg met verdubbelden stap, den weg in naar de herberg, waar de meisjes zich bevonden. (Wordt vervolljd.

Krantenbank Zeeland

Zelandia | 1902 | | pagina 1