No. 25.
Woensdag 19 Maart 1902.
Dwarsdrijvers.
FEUILLETON.
Brieuen, stukken en aduertentiën te zenden aan den Redacteur-Administrateur uan „ZEL A MD!Ate^ Zuiddorpe.
Dagen van Leed.
Deze courant verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond.
Abonnementen worden aangenomen op post- en hulpkantoren.
Inzending van advertentiën vóór 3 ure op den dag der uitgave.
Staatkundig Overzicht.
Binnenland.
Prijs per 3 maanden:
franco per post 75 cent, voor België frs. '2.50. Bij vooruitbetaling vooreen geheel jaar bedraagt
de abonnementsprijs slechts f2,50 voor Nederland.
Aan deze uitgave is verbonden een GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD tegen den
prijs van 45 cent per 3 maanden, betaalbaar tegelijk met de abonnementsgelden.
Ailvertentiën
van 1 tot 5 regels 50 cent, voor elke regel meer 10.
Bij driemaal plaatsing van dezelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dienstaanbiedingen en aanvragen om dienstpersoneel ter grootte van hoogstens 8 regels worden
bij vooruitbetaling geplaatst voor -40 cont per advertentie.
Bij abonnement of herhaalde plaatsing belangrijke reductie.
Herhaaldelijk reeds trachtten schrij
vertjes in socialistische en neutrale
blaadjes, Zelandia hier en daar op
slinksche manier aan te vallen.
Dachten ze er succes mee te hebben
och arme, 't bekwam hun bitter slecht.
Die journalistjes van den kouden grond
voelden al heel vlug, dat ze in hun
glazen huisjes met steenen zaten te
gooien
Lieve hemel, dat is altijd gevaarlijk.
Want de stukken van hun eigen
brooze schuilplaats rinkelden hun al ras
van alle kanten in schilfertjes langs de
ooren.
En nu ze dat in de gaten krijgen
probeeren ze 't langs een anderen kant
Zie, de Zeeuwsche bevolking is nog
zóó stom niet om maar blind weg mee
te slingeren in de roeibooten van eeni-
ge drijvers, wier heele doel louter ei
genbelang is en verheffing van eigen
persoon
Die drijvers zien dan ook, dat hun
eigen organen niet veel invloed meer
hebben bij het volk.
Want ik zeg, de Zeeuw is verstan
diger en doorzichtiger dan zoo'n kliek
je wel denkt.
Dat Zelandia nu een doorn is in het
oog van die krantenschrijvertjes, geen
wonder.
En zoo komt het dat ze ons hun
speldeprikken trachtten toe te dienen
langs een omweg.
Maar, halt wat prikkertjes
Zelandia is daar precies zoo ongevoe
lig voor als de man in de tent van
Barnum en Bailey, die zich zijn heele
huid vol spelden liet steken, zonder
ook maar een enkele maal een scheef
bakkes tc trekken
Die socialistische en neutrale blaadjes
dropen zelf al gauw als hondjes met
hangende staartjes af.
Maar nu hebben ze iets anders gevon
den, want ze zijn heusch zoo dom nog
niet als ze er wel uitzien.
Wacht, zegt een der dwarskijkers tot
zijn collega's; onze eigen spreekbuizen
hebben toch geen invloed meer op het
katholieke volk, want ons uithangbord
is met zóó gekke kleuren geschilderd,
dat we er zelf niet meer uit wijs kun
nen worden.
We hebben met onze demohratie
wat al te gek omgesprongen, en de
menschen hebben onze komedie in de
gaten.
Maar nu zullen we 't anders lappen.
Want Zelandia moet gedoodverfd
worden als conservatief
Leugens, louter leugens, beste, lezer,
die ze uit hun duim zuigen, want Ze
landia is zóó ver af van conservatief,
als Zuiddorpe van de maan is verwij
derd.
En dat is nog al een heel eindje, niet
waar?
Een zeker heerschap noemde Zelan
dia onlangs: een jongen zuigeling."
Ik wilde aan dat raaskallend heerschap
niet vragen, hoe er eigenlijk „een ouwe
zuigelinguitziet, want ik heb zoo'n
wonderbeest nog nooit gezien.
Wellicht was zijn bedoeling, dat Ze
landia nog niet lang bestond.
Het is waar, Zelandia is jong
Hij telt drie maanden pas.
De volle stroom der tintelende jeugd
bruist door zijn aderen, en al wat jong
is en vurig, dommelt in onze tijden niet
meer in onder de versleten plooien van
een conservatieven standerd.
Voor ons, jongeren, is de pruikentijd
voorbij.
De roemruchte Grijsaard van Rome,
naar wie heel de wereld in de laatste
dagen met bewonderenden eerbied op-
blikt, heeft de wet dezer tijden voor
geschreven en die wet is ook de onze.
Maar laat me niet afdwalen.
We zeiden boven Zelandia moet ge
doodverfd worden als conservatief'.
En om dat beter klaar te spelen heeft
een van die schrijvertjes gedongen naar
een correspondentschap voor Het Cen
trum.
Dat is gelukt.
En ziehier nu de kneep Het Cen
trum is natuurlijk een flinke schans
muur voor die schrijvertjes, want hun
eigen schansmuren zijn te bouwvallig,
om van daarachter met steenen te gooi
en op Zelandia.
Zelandia wordt nu daarin voorgesteld
als 't orgaan van enkelen, als conser
vatief.
N u zullen die bewuste neutrale blaad
jes natuurlijk tuk zijn op 't overnemen
van de correspondenties van Zelandus
uit Het Centrum, met vermelding van
bron natuurlijk, want dat zegt wat
Treurige, maar toch potsierlijke tak-
tiek
Dat Het Centrum echter niet beter
onderzoekt en informeert naar de po
litieke en jöarnalistirte gekiofsbrievwn
van haar correspondent, is ons een
raadsel.
Want, hoeveel respect wij ook heb
ben voor de redactie van Het Centrum,
het gaat toch niet aan zijn ko
lommen te laten gebruiken door twist
en tweedrachtzaaiers, die door verdacht
makingen een katholiek blad en zoo
doende de katholieke partij trachten te
verbrokkelen en afbreuk te doen en een
kleurloos en neutraal krantje opheme
len.
Dat zich straks hier dezelfde toestan
den zullen voordoen als in Tilburg, waar
twee Katholieken, Jansen en Arts
niet Jansen en Brinkhuis, zooals
Zelandus vertelt, want de man schijnt
kort van memorie, zooals verder uit
heel zijn geschrijf blijkt, dat we na
tuurlijk te min achten om te ontle
den zal dan wel de schuld zijn
van die dwarsdrijvertjes, die oppositie
voeren quand mème.
Ze zullen dan wel een bekenden
marktschreeuwer als hun candidaat
proclameeren tegen den candidaat der
Katholieken.
Zelandus klapt dus nu al leelijk uit
de school. En dat is ook de eenige ver
dienste van zijn gekrabbel in Het
Centrum.
Yan het geschrijf zelf van Zelandus
nemen we natuurlijk geen notitie, maar
we wilden alleen wijzen op de listen,
die door die dwarskijkertjes worden
verzonnen.
8.
De Graaf trad in de woning van den
rentmeester en zette zich neêr op den stoel,
welken Nelis hem aanbood, en na de eer
ste uitboezeming der wederzijdsche vreug
de van het terugzien, begon er een ge>
sprek, waarin beide verhaalden wat hen
onderling was gebeurd.
De Graaf verhaalde zijn gevangenschap,
evenals het voornaamste wat hem op zijn
verren ballingstocht wedervaren was, be
nevens zijne terugreis, tot op het oogen-
blik, dat hij zich weder op Hoogeneyck
bevond; hij ïeide echter, voor het oogen-
blik, niets van de gebeurtenis met den
koordendanser, en sprak evenmin van de
beide meisjes.
Nelis Brants vertelde op zijne beurt, hoe
hij, bij zijne terugkomst uit Duitschland,
alwaar de Graaf hem naar verscheidene
paardenmarkten had gezonden, ten einde
er aankoopen te doen voor de stallen van
Hoogeneyck, het kasteel ledig en verwoest
had gevonden. Al de bewoners van den
omtrek waren in de bosschen gevlucht, en
nergens was mensch noch vee in huis of
stallen gebleven. Gelukkig, wie alsdan
in het diepe bosch verborgen, een huiske
bezat zooals het zijne Het gezin van den
rentmeester was dan ook niet verontrust
gewordendoch eene andere ramp was
hem komen overtreffen. Zijne echtgenoote
was op het kasteel, tijdens den inval der
Sanculottenzij had gezien hoe de Graaf
gebonden werd weggevoerd, hoe de Gra
vin zich wanhopig en als waanzinnig, de
haren had uit het hoofd gerukt. Toen zij
eindelijk te vergeefs naar de Gravin ge
zocht had, en nergens meer eenig spoor
van haar kon ontwaren, was zij terugge
keerd, naar het huis in het bosch. Zij had
zich ziek te bed gelegd, de rentmeester
had haar bij zijne terugkomst stervende
gevonden; eene harer zusters had de vrouw,
benevens de twee kleinen zijne lieve
tweelingsdochtertjes verzorgd.
Hier gekomen zijnde, zweeg de rent
meester een oogenblik, wischte zich een
rollende traan van de wang en hernam
weldra
Heer Graaf, 's anderdags stierf mij
ne vrouw, en ik bleef alleen met de twee
engelen, waarmede God ons huwelijk had
gezegend... Somtijds was ik echter nog
gelukkig, ja, heer Graaf, gelukkig, zooals
een vader dit slechts zijn kan. Ik speel
de geheele dagen met de lieve kleinen, die
weldra opgroeiden en rond mij dartelden
en woelden. O! ik was nog waarlijk ge
lukkig, wanneer ik haar elk op eene mij
ner knieën zette, en mijne kleine Nora,
De oorlog;.
De Daliy Mail verneemt dat de la Reij,
door tusschenkomst van het legerbestuur,
aan Lady Methuen kennis heeft gegeven
van zijn voornemen om Lord Methuen in
vrijheid te stellen. Het legerbestuur heeft
de la Reij bedankt voor de wijze waarop
hij Methuen bejegend heeft, en zou voor
nemens zijn, de la Reij's edelmoedigheid
te vergelden, maar niet door loslating van
een gevangen Boer van denzelfden rang
als Methuen.
Uit Pietermaritzburg verneemt de Daily
Mail dat een klein Boeren-commando, door
een der passen van de Drakensbergen
heengebroken, op een hoeve aan de Bo
ven-Toegela gekampeerd heelt, en vervol
gens naar Ennersdale is opgerukt. Natal
sche politie en yeomanry zitten de Boeren
achterna, Zoo noodig zullen ook karabi
niers uit Ladysmith uitrukken.
Hoe lang reeds is bij de Engelschen de
oorlog geëindigd verklaard! En nu? Een
mooi einde.
Men maakt in Engeland toebereidselen
om zoo spoedig mogelijk elf bataljons yeo
manry naar Zuid-Afrika te zenden. De
inscheping zal in de eerste week van April
beginnen. De werving is nu gesloten, be
halve voor hoefsmeden en zadelmakers. En
er zijn nog onderofficieren noodig. De 5
shilling per dag, die eerst beloofd is wordt
nu beperkt tot de mannen, die na twee
maanden dienst of bij inscheping gebleken
zijn goed te kunnen rijden en schieten.
Wie het nog niet kan maar kans heeft
het te leeren krijgt maar f 0.70, wie het
nooit zullen leeren, worden ontslagen.
met haar zwart krullenkopke en donker
bruine kijkers mij toelachte, terwijl mij
ne blondgelokte Bertha, mij met de klei
ne handjes over de wangen streek. O ja,
dan was ik gelukkig, dan voelde ik mijn
hart nog rustig! Doch, er kwam een dag,
waarop mij het laatste heil in deze we
reld werd ontroofd. O! ik vergeet het nim
mer! het was een schoone zomerdag, en
ik had mij gedurende eenige uren verwij
derd om wild op te sporen in de bosschen
de kleinen waren alleen en speelden in
den hof, naast het huis. Ongeduldig kwam
ik huiswaarts, belust als ik was om mij
ne kinderen in de armen te drukken; doch
niet als vroeger kwamen zij mij te ge-
moet gehuppeld. Angstig trad ik binnen,
liep rond het huis en riep mijne Bertha,
mijne Nora; alles bleef stil, en niets, niets
hoorde ik in den omtrek, dan de eenza
me weêrgalm van mijn geroep in het som
bere bosch; niets vernam ik, geen kinder
lach geen kreet, geen antwoord meer!...
Arme man zuchtte de Graaf.
Sedert dien tijd heb ik niets van mij
ne kinderen vernomen, ging de rentmees
ter met geschokte stem voort: ik dwaal
de rustloos door de bosschen, doorzocht elk
kolkje der beek en vroeg aan eiken struik
mijne kinderen terug, tot ik des avonds,
uitgeput en vermoeid, mij naast eenen boom
stam vallen liet, om 's anderdags mijne
onderzoekingen weer te beginnen. Ik liep
RUSLAND.
Ter zake van de jongste ongeregeldhe
den te Moskou zijn ongeveer vijfhonderd
studenten in hechtenis genomen. Groot
vorst Sergius, gouverneur van Moskou, en
de minister van binnenlandsche zaken
verlangden, zegt de Petersburgsche corres
pondent van de Times, dat allen naar
Oost-Siberië verbannen zouden worden,
maar de zachtere maatregelen, door den
minister van onderwijs Wannofski voorge
staan, zijn ten uitvoer gelegd: Wannofski
wilde slechts 15 studenten naar Siberië
zenden, en de overigen in verschillende
steden van Rusland een verblijfplaats aan
wijzen onder politietoezicht.
FRANKRIJK.
Een droevig schouwspel, dat herinnert
aan de ernstigste tijden van den kuituur
kamp in Duitschland, bood dezer dagen
een rechtszitting te St. Etienne. Niet min
der dan elf Barmhartige Zusters had Jus-
tia op het bankje der beklaagden gesleept.
En waarom? Wel, omdat deze engelen
van barmhartigheid het bestonden, een
wettelijke controle over haar werk van
naastenliefde en offervaardigheid niet te
willen aanvaarden. Deze religieuzen be-
hooren tot de zoogenaamde »Zusterkens
der armen", wier moederhuis in Parijs ge
vestigd is. Haar gezegende werkkring be
paalt zich uitsluitend tot het verplegen
der behoeftige kranken in hun woningen.
Het Openbaar Ministerie sloot zijn aan
klacht met de woorden»De wet moet
gehoorzaamd worden, zelfs al is ze onrecht
vaardig. «Hiertegenover stelde de verde
diger artikel 35 van de «Déclaration des
Droits de l'Homme": Als de wet onrecht
vaardig is, dan is de heiligste der plich
ten opstand tegen die wet." De stelling
van het O. M. zeide de verdediger, was
in tegenspraak met het republiekeinsche
ideaal: «vrijheid, gelijkheid en broeder
schap."
De uitspraak is bepaald op heden.
al de omliggende dorpen af, ik ging naar
Hasselt, ik liep naar Diest; ik ondervroeg
elk kind naar mijne geliefde kleinen, doch
alles was en bleef vruchteloos... En zoo
heb ik nu jaren geleefd, heer Graaf, ik
werd allengs aan die steeds bloedende
wonden mijns harten gewoon, doch gene
zen zullen ze nooit, en als zij mij soms
voor een oogenblik mijne zielepijn laten
vergeten, dan is dit slechts om mij, een
stond later, opnieuw en feller dan ooit te
martelen.
En hebt gij nu elke hoop op het weer
vinden uwer kinderen opgegeven? vroeg
de Graaf.
Lang heb ik mij met allerlei droom
beelden en met de onwaarschijnlijkste gis
singen gevleid: doch allengs heb ik meer
de droeve werkelijkheid ingezien, en be
grepen, dat er 'eene bijzondere werking
van Gods alvermogende hand noodig is, om
om mij weêr gelukkig te maken.
Wanhoop niet, vriend, maar hoop al
tijd wij zullen uwe opzoekingen te za-
men voortzetten, misschien gelukken
er in, uwe kinderen weêr te vinden.
De Graaf stond op en bereidde zich
heen te gaan.
De rentmeester hield den vochtigen blik
strak ten gronde gericht en zweeg.
Allengs was de avond gevallen en in
de woning van den rentmeester, zoo te
midden der hooge eiken van het bosch ge
Wij
om
Posterijen. Eerstdaags 20 dezer zullen
aan de post- en hulpkantoren zoogenaam
de postzegelboekjes verkrijgbaar gesteld
worden. Voorloopig worden er vier soor-
legen, heerschte reeds eene ver gevorderde
duisternis. De lucht was met eenige na
jaarswolken betrokken, doch hier en daar
zag men in meer heldere luchtvakken en
tusschen het hooge loof der boomen heen,
een glimmend starke blinken. Er was een
zoele wind opgestaan, die soms eens even
met de kleine vensterruitjes klikte en de
boomtoppen in eene bevallige zwaaiing
heen en weer buigen deed, terwijl hij,
van tijd tot tijd, een geelend boomblad
voorbij het venster blies.
De Graaf nam afscheid van den rent
meester en verzocht hem, den volgenden
dag, 's morgens, met de sleutels aan het
kasteel te zijn.
Langzaam en met gebogen hoofde stapte
hij op nieuw het boschpad op, dat in de
richting der afspanning leidde, alwaar hij
de beide meisjes achtergelaten had dit
pad leidde langs het kasteel en dus zou
hij dien avond nog eens langs hetzelve
gaan.
Pijnlijke gedachten woelden hem door
den geest; dat zag men zeer duidelijk aan
zijn gefronst voorhoofd, aan de kramp
achtige drukking, waarmede zijne vinge
ren zich in de vuisten klemden en aan de
koortsachtige gejaagdheid zijner stappen
dit hoorde men aan het zwoegend zuchten
zijner beklemde borst, aan de woorden,
welke soms uit het kroppens volle gemoed
hem over de lippen welden, alsof hij zijn
ongeluk aan een onzichtbaar wezen klaag
de. Wordt vervolgd.)