Maat is Hteneetl
•n ADELAAR-PRODUCT - PRIMA
spréken te Groningen.
Generalkommissar Schmidt en Van Geelkerken
V
Die levert zijn Scheerzeep
bon S In bij zijn leveran
cier, want hij krijgt dan nog
Adelaar-Scheerzeep van
oude kwaliteit!
aanmelden bij een der in Nederland ge
vestigde SS-onderdeelen. Degenen, die
zich bij de SS of het Ned. Legioen vrij
willig melden, worden tijdens den duur
yan hun verbintenis vrijgesteld van den
arbeidsinzet. Alle verdere inlichtingen
worden tijdens de keuringen verstrekt.
16 DUITSCHE BEDRIJVEN IN
NEDERLAND ONDERSCHEIDEN.
(A.N.P.) Naar aanleiding van het einde
van den tweeden prestatiewedstrijd van de
Duitsohe bedrijven in Nederland is Zaterdag
in Den Haag een plechtige bijeenkomst ge
houden waarop talrijke bedrijfsleiders en be-
drijisvoormannen waren verschenen. De plaats
vervangende Obmann van het Deutsche Ar-
beitsfront in het Arbeitsbereich der N. S. D.
A. P., Kretschmar, bracht rapport uit over de
werkzaamheden van het laatste jaar.
Door hun (deelneming aan den prestatiewedstrijd
der Duitsche bedrijven in 1942-'43 hebben de
bedrijfsleiders van 79 Duitsche industrie-, 73
handels- en 40 handvverbbedrijven hun wil tot
medewerking aan den dag gelegd. Deze cijfers
béteekenen een stijging met 72 pet. vergeleken
met het voorafgaande jaar. Ook de resultaten
in de bedrijven zelf hebben merkbaren vooruit
gang getoond.
Op verzoek van den plaatsvervangenden Ob
mann onderscheidde verbolgens de leider van
het Arbeitsbereich der N.S.D.A.P., Haupt
dienstleiter Schmidt, 16 bedrijven.
Voor ons nationaal-socialisten zoo zette
de Hauptdienstleiter verder uiteen spreekt
het vanzelf, dat wij thans in den oorlog den
Führer helpen en het beste van ons geven. Spr.
verklaarde nog eens met allen ernst, dat hij,
die het waagt tijdens den oorlog de bedrijfs-
gemeenschap te storen hetzij een Duitsche
of een Nederlandsohe bedrijfsgemeenschap
door een staking of door andere misdaden,
natuurlijk zijn-'hoofd heeft verspeeld.
Het nieuwe Europa wordt met bloed en
zweet bevochten. Wij hebben derhalve het
recht, vooral van onze volksgenooten, maar
bovendien ook van onze Nederlandsche ar
beidskameraden en -kameraadskes te eischen,
dat zij hun uiterste best doen.
Op grond van deze diepe verantwoordelijk
heid voor den nieuwen groei van Europa
eischen wij ook, dat de arbeidsplaats, die door
een Duitscher is vrijgemaakt omdat hij als sol
daat te velde is getrokken, door een anderen
Europeaan wordt ingenomen. Deze eisch is
rechtvaardig. Daarom zullen ook de jongere
lichtingen hier in Nederland de arbeidsplaat
sen der jonge Duitsche soldaten moeten in
nemen.
Natuurlijk is de taak, die voor ons ligt, ont
zaglijk zwaar. Vele arbeidskameraden, die
thans nog hier zijn, zullen hun plaats moeten
ontruimen om in Duitschland nieuwe arbeids
plaatsen in te nemen.
En Nederlandsche menschen, die wellidht
geloofden van de opbrengst van hun vroegere
werk te kunnen leven, zullen weer in het ar
beidsproces worden teruggebracht. Boven
dien zal juist als de Duit
sche vrouw ook de Neder-
landschle vrouw moeten wer-
ken. Wij hebben niet het voornemen Neder
landsche vrouwen naar Duitsch gebied te bren
gen. Zij zullen echter de leeggeworden ar
beidsplaats in Nederland moeten bezetten.
Het moge waar zijn, dat deze regelingen
den een of arider in zijn particulier-oeconomi-
söhe leven zwaar treffen, maar hij heeft het
persoonlijk lang niet zoo zwaar als de Duit
sche soldaat.
Laat een ieder zijn plicht doen en eraan
denken, dat ons alleen de gemeenschap in
strijd en prestatie tot de overwinning leidt.
FEUILLETON
DE „VERDOEMDEN"
door H. Kingmans.
25) o—
Uur na uur verstrijkt, terwijl de kapitein
geregeld de glazen vult. Er komt een zeer
opgewekte stemming, waaraan Gebhard
zich niet onttrekt. Alleen drinkt hij veel
minder dan zijn kameraden. Hij heeft opge
merkt, dat de kapitein en die Sinjeur be
trekkelijk matig van hun glas gebruik ma
ken. En met kracht komt het wantrouvyen
weer opwillen zij hen soms dronken ma
ken? dat zal hèm niet overkomen I Hij be
speurt niet, dat Sinjeur Willemsz. hem aan
dachtig gadeslaat en zoo nu en dan een blik
van verstandhouding wisselt met den kapi
tein, die flauw glimlacht.
Het is al ver in deil namiddag, als de
Zeeuwsche kust opdaagt. Nu moeten zij
noodig weer eens aan dek. Er is een en an
der te zien.
Gebhard informeert naar den tijd. De an
deren denken er blijkbaar niet aan. Maar
hij berekent, hoe lang zij nu reeds onderweg
■zijn. Wanneer ter wereld zullen zij in Rot
terdam terug zijn?
Maar hij behoeft zich niet ongerust te
maken, verzekert de stuurman, bij wien hij
navraag doet. Opzettelijk spreekt hij er niet
over met den kapitein of met Sinjeur Wil
lemsz. De schepelingen boezemen hem ver
trouwen in. Hij komt te weten, dat de bark
naar Middelburg vaart, waar eenige uren
wordt gemeerd. De gasten gaan daar aan
den wal om te eten. Tegen den avond gaan
zij terug. Er is voldoend,? slaapplaats aan
Kinderuitzendingen van den Ned.
Volksdienst.
Naar ijien ons meldt organiseert de N.V.D.
in de "<aanden Juli en Augustus kindertrans
porten naar Duitschland, terwijl van 31 Aug.
tot 12 Oct. een aantal kinderen in een N.V.D.-
tehuis ie Epe (Gld.) zullen worden onderge
bracht.
Vooi uitzending dn ons eigen land komen in
aanmerking jongens en meisjes van 614 jaar,
voor het buitenland1 van 612 jaar.
Ouders, die hun kinderen willen uitzenden,
kunnen dit mededeelen aan het Buur.tschaps-
hoofd van den Ned. Volksdienst in hun woon
plaats of rechtstreeks aan de bijkantoren te
GoeS, Ternèuzen en Zienikzee.
Sommigen achten (de uitzending van Zeeuw
sche plattelandskimderen niet noodig, omdat
diie over 'het algemeen genoeg frissche lucht
hebben. De N.V.D. stelt zich echter niet als
eerste doel de kinderen overdadig te voeden.
Gewichtstoename is geen hoofdzaak, doch
lichamelijke en geestelijke sterking, sport, spel
enz. De kinderen leeren met elkaar omgaan en
elkaar toegrijpen. Zij zien deelen van het va
derland waar ze anders wellicht nooit zouden
komen.
Van de ouders wordt o.m. geëischt, dat de
noodzakelijke hoven- en onderkleeding aanwe
zig is. Ontbreken de middelen daartoe dan kan
de N.V.D. ook hierin helpen; ieder geval
wordt afzonderlijk bekeken.
De kinderen staan gedurende hun aanwezig
heid in de tehuizen onder deskundig toezicht.
Het nieuwe
hulpbankbiljet
van vijf en twin
tig gulden, dat
tijdelijk door de
Nederlandsche
Bank in omloop
gebracht zal
worden, in ver
band met eenige
vertraging in den
aanmaak van
nieuwe 'bankbil
jetten. CNF-
Noske-Pax m.
A.N.P. In een te Groningen gehouden
vormingsbijeenkomst van de N.S.D.A.P. en
N.S.B., werd allereerst het woord gevoerd
door den heer van Geelkerken (plv. leider
der N.S.B.).
Er werken, aldus spr.,allerlei invloeden,
die strijdlust en strijdwil verminderen. Bo
yendien zien we verschillende fouten maken,
maar dan mogen we niet vergeten, dat ook
wij, nationaal-socialisten, menschen zijn. Te
vaak klinkt onder ons het geluid: er zijn te
veel Nederlanders tegen het natiorfaal-socia-
lisme". Overdrijft dat niet, er zijn niet zoo
veel anti's. Meestal is het de enkeling en
niet de massa, welke er tegen is. Juist derr
laatsten tijd heeft de N.S.B. last van een
toestrooming van nieuwe leden. Of zouden
dit allemaal radio-N.S.B.-ers zijn?" Spr.
drong er op aan deze menschen vast te hou
den en tot goedé nationaal-socialisten te
vormen.
Uitvoerig ging spreker in op de kwestie
der krijgsgevangenen, der studenten en der
radio's. Nu komen de menschen bij de N.
S-. B. om een vrijstelling. Vraag ze dan: wat
hebt gij gedaan voor de nieuwe orde van
Europa? Maakt het ze niet gemakkelijk!
Wint Duitschland niet, dan is er geen Euro
pa meer, dat kunnen wij veilig aannemen.
Als Duitschland zijn laatsten man in het
vuur zendt, dan erkennen wij volmondig,
dat Nederlandsche arbeiders hun plaatsen
moeten innemen. Wij vechten voor de ziel
van ons volk.
Nu zijn er ook bij ons die zeggen: dit
alles gaat te yer, straks blijft er niets meer
over, terwijl wij toch streven naar een natio
naal onafhankelijk Nederland. Als Eden en
Sumner Welles gelijk krijgen, dan komen
na de Engelschen en na de Koningin een
horde joden, die al evenmin van Nederland
iets zullen laten bestaan. Wat brengt ons
de toekomst? Uit de jeugdorganisaties blijkt
de oprechte wensch met die jeugd voor een
nieuwe toekomst te strijden, die voor elk
land een plaats in het nieuwe Europa zoekt.
Als men praat over een toekomst, waarin
Hitier geheel Europa zal nemen blijkt daar
uit, dat men in zijn overwinning gelooft.'
Hitier doet, wat hij belooft, maar hij moet
daartoe ook in staat gesteld worden. Wij
zullen een en ander zoo maar niet krijgen,
maar wij zullen daaraan moeten meewerken
en onze beste krachten geven. Zoo is er in
de partij ook wel eens een «meningsver
schil, vindt de eene organisatie zich belang
rijker dan de andere enz. Ploudt echter, al
dus spr., boven alles vast aan het eene, aan
Mussert, die tot zijn dood zal staan als
nationaal-socialist en als leider.
Spreker herdacht vervolgens den op 3 Juni
vermoorden kameraad Posthuma. Er komt
voor ons zeker nog een harde tijd. Dan zal
moeten blijken, dat ook wij ons inzetten tot
den laatsten man en de laatste vrouw.
Hierna sprak General-Kommis-
s a r Schmidt, die de vraag steldé
„H oe zullen wij het doen?" Als na
tionaal-socialist zou ik deze vraag eerst wil
len beantwoorden. Toen wij in 1918 door
eigen onrust en door eigen schuld de wapens
'tooord. Terwijl zij flapen, vaart het schip
naar Rotterdam, waar het den volgenden
morgen tijdig is. Dit is zoo het program van
dien Sinjeur, als hij me:t hen vaart. De
stuurman heeft het al verschillende malen
gedaan. Het is nu eenmaal een liefhebberij
van Sinjeur Willemsz., om vreemdelingen
aangenaam te zijn. Die moeten een goeden
indruk van Holland hebben, lacht de stuur
man. Nu, de vent heeft geld genoeg. Laat
hem die liefhebberij. De schepelingen wor
den ook altijd goed' bedacht op zoo'n tocht
je. IJet is nu in een paar jaar de vierde keer
dat 'Semeinz., zijn kapitein, met dien Sinjeur
uit spelevaren gaat.
Gebhard blijft het vreemd vinden, maar
per saldo hoort hij toch van verschillenden
kant allemaal hetzelfde over zijn gastheer:
een wonderlijke vent, die het goed meent
met vreemdelingen. En als ze morgen
ochtend tijdig dn Rotterdam terug zijn, och,
dan verletten ze niets.
Dat vinden de anderen ook, als Gebhard
,met hen praat. Ze zijn in een jolige stem
ming. Vermoedelijk half „in de olie".
„Houd op met drinken, Jochem", waar
schuwt hij, „Je moet je positieven bij elkaar
houden".
Jochem lacht en zegt, dat hij ongeneeslijk
is. Wat ter wereld zouden die lui nu met
hen in het schild voeren? Ze zijn de vrien
delijkheid en hartelijkheid zelf.
Aan bakboord rijst een zware toren op,
de kerktoren van Campvere. Sinjeiir Wil
lemsz. maakt er hen attent op, en vertelt
dan, dat zij binnen eenige uren in Middel
burg zullen meeren, waar zij zich kunnen
vertreden.
(Wordt vervolgd.)
neerlegden, werden wij overvallen, geëxploi
teerd en ge> weet het zeer goed, dat toen
nog in Duitschland millioenen van honger
gestorven zijn. Desondanks riep ons toen
de Führer als eenvoudig frontsoldaat, die
nooit het geloof in Duitschland had opge
geven. Laten wij het niet vergeten, dat hij
toen ook reeds in Germanië, in Europa ge
loofd heeft, zooals hij reeds in de eerste ver
gaderingen steeds weer verklaard heeft in
zijn volk te gelooven. Wij gelooven in ons
volk en daarenboven ook in Europa en wij
weten, dat thans de tijd gekomen is, waar
op het nieuw gevormd moet worden.
Wanneer het geloof aanwezig is en achter
het geloof altijd de wil staat, dan kan de
volgende vraag alleen maar zijn, „zijn de
menschen geschikt om deze groote taak te
volbrengen en deze groote proef van het lot
te doorstaan?" Ik ben van meening, dat de
Europeesche volken en hierbij staat het
Duitsche volk aan de spits der Europeesche
volken "bereid zijn alles in den strijd te
werpen en alles te offeren. Want de laatste
tijd heeft juist van de Duitsche volksgenoo
ten in het vaderland, voor alles in het westen
van het Duitsche rijk, ontzaglijkveel ge-
eischt, niet alleen den geheelen inzet van den
man, doch ook van de vrouwen, grijsaards
en kinderen. Wanneer wij nu vragen „heb
ben deze menschen den strijd doorstaan?",
dan kunnen wij kalm antwoorden „niet al
leen doorstaan, doch zij zijn nog harder ge
worden". Zooveel grootheid en dapperheid
heeft men nog nooit in het westen gezien
als in den laatsten tijd toen vele bommen
werpers geheele steden probeerden te ver
nietigen en daarenboven het water van den
stuwdam door het Roergebied stroomde. Dit
alles werd bedwongen door menschen, die
bereid zijn al hun krachten in te spannen,
omdat zij door Adolf Hitler geroepen zijn.
Wij behoeven derhalve niet te vragen, of wij
dezen strijd doorstaan, doch onze eed
moet luiden zoo te staan als
deze menschen in het Roer
gebied gestaan hebben. Zoo moe
ten wij overal als Germanen en Europeanen
staan. Dan zal Europa nieuw gevormd wor
den en niemand zal dezen nieuwen vorm
kunnen tegenhouden.
Wij zullen dezen strijd doorstaan, omdat
wij de hardheden van dezen strijd kenden
en omdat wij nooit er aan geloofd hebben,
dat de gangsters uit Amerika ons misschien
als menschen zouden kunnen behandelen en
omdat wij ook nooit geloofd hebben, dat de
bolsjewieken ons als menschen tegemoet
zouden treden.
En wanneer men zegt, wij zijn het eerst
begonnen, wij hebben Warschau en Rotter
dam gebombardeerd, dan vragen wijston
den toen voor deze steden Duitsche soldaten
of niet? De vraag of de Duitsche soldaten
al strijdende tot deze plaatsen waren opge
rukt, zal men met ja moeten beantwoorden.
Een snellere overgave zou beide keeren het
bombardeeren voorkomen hebben. De En
gelschen echter bombardeerden reeds in 1940
Duitsche steden zonder dat het ooit een
Engelschman gelukt was voet te zetten op
Duitsch grondgebied. Nooit zijn wij naar
Engeland gevlogen om burgers te bombar
deeren. Wij willen den strijd tegen de bur
gers niet. Toen op 1 September en steeds
weer opnieuw heeft de Führer de wereld toe
geroepen: „Ik wijs dezen bommenoorlog van
de hand". Eerst na een bepaalde en vooraf-
gegeven waarschuwing, heeft de Führer ge
antwoord en de heeren in Engeland kunnen
zich er op verlaten, dat de tijd, waarop wij
met dezelfde middelen zullen antwoorden,
weer komen zal. Laat men dan niet jamme-
ren.H et tijdstip zal komen, waar
op alles slag voor slag zal wor
den terugbetaald.
De vraag, die ik gesteld heb, „hebben wij
voldoende krachten om dezen strijd te door
staan?", kunnen wij met een hartgrondig
„ja" beantwoorden. Het gebied is groot ge
noeg om allen te voeden. Ik weet, wij moe
ten het goed indeelen en wij hebben niet te
veel, doch het gebied is groot genoeg om
het leven te waarborgen. Arbeiders zijn in
een toereikend aantal aanwezig om de ma
chines te construeeren en de kanonnen, stuk
ken geschut en munitie te vervaardigen.
Wanneer de tegenstanders gelooven door
Europa een wandeling te kunnen maken, dan
zullen zij beleven, wat het wil zeggen in bot
sing te komen met legers, die in den strijd
beproefd zijn en die gedurende twee jaar
een zeer zware veldtocht in het oosten ach
ter den rug hebben. Dan zullen zij beleven,
wat Duitsche soldaten presteeren. Daarom
moet onze gemeenschappelijke wil zijn, hecht
aaneengesloten te blijven staan. Van ons
moet de kracht uitstralen, die noodig is om
de zwakken mede naar voren te trekken.
Wij kennen de krachten van het nationaal-
socialisme en er is geen macht ter wereld,
die deze macht kan breken.
Toen wij begonnen, werden we belachelijk
gemaakt, toen stonden wij op en bouwden
ons rijk in 1933. Toen kwam de tijd, waarin
het internationale jodendom en de plutocra
tie met geconcentreerde kracht, met wapens
en met bommenwerpers tegen ons optraden
in de veronderstelling, dat wij niet bewapend
waren. Men wilde ons allen van den aard
bodem doen verdwijnen.
Wij kunnen constateeren, dat wij thans
in 1943 veel sterker zijn dan in 1941. Deze
tegen ons opgestane krachten hebben ons
dus niet vernietigd, doch sterker gemaakt.
Zoo moeizaam als de weg van
1920 tot 1941 geweest is, precies
zoo zwaar zal de weg zijn van
1941 tot 1946, 1948 of 1950. Wij zijn
bereid dezen weg te gaan en
trouw aaneengesloten te blij
ven staan en wij weten, dat
ook het overwinnen van onze
vijanden zwaar zal zijn e'n m i s-
schien veel tijd zal vergen. Het
hoogtepunt ephter hebben wij
al lang achter ons liggen. Twee
jaar strijden wij met zeer goed succes te
gen het bolsjewisme, tegen Engeland en
Amerika. Wanneer derhalve aan de overzijde
in Engeland van een overwinning gesproken
wordt, dan kunnen wij slechts zeggen, voor-
loopig hebben wij op ons continent nog
niets van deze krachten gezien. Wij verheu
gen ons als nationaal-socialistert op den
strijd. Hij werd door ons steeds verlangd.
Wanneer derhalve aan den Westelijken kant
zeer veel gesproken wordt over een invasie,
dan kunnen wij slechts zeggenKomt, wij
zijn bereid 1 Evenals wij het bolsjewisme
naar het Oosten teruggedrongen hebben, zoo
zullen wij mot veel lichtere strijdkrachten
deze plutocraten daar brengen, waar zij be-
hooren.
De krijgsgevangenen. Vanzelf
sprekend moeten hiervoor de maatregelen
genomen worden. „Wanneer hier slechts de
kleinste groep zou landen, wat zouden de
Engelschen dan het eerste doen?\Deze
Amerikaansche en Engelsche gangsters zou
den onmiddellijk, wanneer zij voet op Ne-
derlandsch grondgebied gezet hebben, deze
voormalige Nederlandsche soldaten weer on
der de wapens roepen. De maatregelen, die
daarop van Duitsche zijde genomen zijn,
zijn ons bekend, die behoef ik hier niet ver
der te bespreken.
Wanneer ik reeds vroeger het besluit van
den Wehrmachtbefehlshaber om de voorma
lige Nederlandsche officieren in krijgsgevan
genschap weg te voeren, een wijs besluit ge
noemd heb, dan zal deze maatregel van den
Wehrmachtbefehlshaber slechts in het be
lang blijken te zijn van de krijgsgevangenen
en hun gezinnen. Zoo zullen zij op zekeren
dag weer naar hun gezin kunnen terugkee-
ren. Het is echter beter, dat zij op het
oogenblik dit gebied verlaten. Hier blijven
zullen slechts diegenen, die sedert drie jaren
naast ons staan en die bereid zijn, evenals
wij tegen Engeland te strijden. Het zijn
Duitschers en N.S.B.-ers. In 1940 was er een
andere toestand. Toen bestond er nog geen
Atlantikwal. Wij strijden ook niet in het
Oosten dezen zwaren strijd. De grootmoe
digheid van den Führer is niet begrepen.
Thans moeten hieruit de consequenties ge
trokken worden.
Wanneer echter een arbeidsplaats in
Duitschland leegkomt, omdat de Duitsche
soldaat onder de wapens geroepen is, dan
moet de Germaansche broeder zijn plaats in
nemen. Daarenboven moeten alle Europea
nen hun plaats innemen, want het gaat om
de nieuwe vormgeving van Europa. Deze
nieuwe Europeesche gemeenschap groeit en
door gemeenschappelijke taken zal zij steeds
sterker worden. Wij weten, dat het bolsje
wisme geen mededoogen met ons zal ken
nen. De schamelste hut hier in het Groning-
sche land is voor een bolsjewiek nog altijd
een paradijs. Vraagt het eens aan uw sol
daten, die in het Oosten gestreden hebben.
Eenstemmig verklaren zij, dat uit de Russi
sche steppen alleen nog maar beestmenschen
naar voren komen. Met Europeanen heb
ben deze horden niets gemeen. Daarom moe
ten wij de bqlsjewistische Sovjet-Unie ver
slaan.
Ook aan den overkant in Amerika schijnt
men langzamerhand de ooren te gaan spit
sen. Ook daar zal men eens den oorlog voe
len. Wanneer de Engelschen en Amerikanen
bomaanvallen ondernemen op onze volksge
nooten, dan werkt aan den anderen kant de
duikbootoorlog precies even zeker. Deze
schroef draait langzaam doch des te stevi
ger en fijner. Het tijdstip zal komen, waarop
ook aan de overzijde het gevaar van het
Jodendom zal worden ingezien.
Daarom moeten alle krachten tegen het
Jodendom, het bolsjewisme en kapitalisme
gemobiliseerd worden. Den strijd nemen wij
moedig oJ>, want wij willen een nieuw en
mooier Europa opbouwen. Het is niet be
langrijk, wie -gij zijt, de hoofdzaak is, wat
presteert gij voor deze gemeenschap.
Derhalve moet de groote gemeenschap van
den adel van den arbeid opgericht wor^
den. Wanneer wij ons uit Afrika hebben
moeten terugtrekken, zoo werd toch tot de
laatste patroon gestreden en de soldaten, die
teruggekomen zijn, hebben niet al te moe
dige Amerikanen leeren kennen.
Onze kameraadschap moet verder groeien.
In den Arbeidsdienst, in den Jeugdstorm, in
de Hitler-Jugend staan zij schouder aan
.schouder en strijden daarenboven als solda
ten gemeenschappelijk voor den nieuwen
tijd. De tijd, die voor ons ligt, zal zwaar zijn.
Ook onze voorouders hebben het niet ge
makkelijk gehad. Zij hebben toen ook stand
gehouden. Laten wij ons daarom onzen
voorouders waardig betoonen en laten wij
hetzelfde doen. Wanneer wij de gevaren
moedig trotseeren en ons als soldaten we-
derkeerig ondersteunen, en tot den aanval
aanvuren, wanneer iedereen bereid is zijn
beste krachten in te zetten, dan groeit de
nieuwe lotsgemeenschap en komt eens de
dag, waarop weer over ons continent de vre-
desklokken zullen klinken en de vanen van
de vrijheid zullen worden geheschen. Wij
moeten de tanden op elkaar zetten en ook
in 1943 zal ons de wind hard om de ooren
blazen, waardoor wij echter dichter bij de
overwinning komen.
De vraag luidt, of wij sterk genoeg zijn
om dezen strijd te doorstaan. Wij zullen de
zen strijd doorstaan en ervoor zorgen, dat
nu eindelijk het avondland rustig wordt. Zoo
heeft ons de Almachtige gezegend en aan
onze spits den soldaat van den wereldoord
log, onzen Fuehrer, Adolf Hitler, geplaatst.
Zoo kunnen wij altijd slechts weer vragen
dat de Almachtige onze soldaten en wapens
blijft zegenen. Wij strijden voor het avond
land tegen de plutocratieën en gangsters uit
Amerika, die onze cultuurgedenkteekenen
vernietigen. Wij weten, dat onze kracht ster
ker is. Eens zullen wij uit al deze decadentie
moedig en trots vooruit stormen om dit
groote nieuwe Europa mede te vormen.
In dezen geest roep ik u op uw eed met
mij samen te vatten in een groet op dit uur
aan den Fuehrer van alle Germanen. De aan
wezigen stemden met dezen oproep in. Hier
mede was de indrukwekkende demonstratie
gesloten. (A.N.P.)
Dr F. E. Posthuma.
Dr F. E. Posthuma, wiens overlijden dezer
dagen gemeld is, werd geboren te Leeuwar
den 20 Mei 1874. In 1919 promoveerde hij
tot doctor honoris causa aan de landbouw-
hoogeschool te Wageningen. Intusschen had
hij reeds onderscheidene functies op land
bouwgebied vervuld. Zoo werd de heer Pos
thuma aangewezen als secretaris van den
Alg. Ned. Zuivelbond. Van de coöp. vereeni-
ging Centraal Beheer te Amsterdam werd
de heer Posthuma directeur. Van 27 October
.1914 tot Sept. \1918 was hij minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel. Latqr aan
vaardde hij een benoeming tot president
directeur van „Centraal Beheer".
Van 1919 tot 1927 was Dr Posthuma voor
zitter van de Ned. Maatschappij van Nijver
heid en Handel en tengevolge van deze func
tie werd hij in 1921 aangezocht om als voor
zitter van den Nijverheidsraad op te treden.
Eveneens in 1921 werd hij gekozen tot voor
zitter van den Alg. Ned. 'Zuivelbond. Ook
was hij eenige jaren lid ^an den Hoogen
Raad van Arbeid. Via de F.N.Z. werd hij bij
zijn oprichtmg voorzitter van het Crisis Zui-
velbureau. Behalve de reeds hier genoemde
functies heeft Dr Posthuma nog onderschei
dene andere bekleed.
Ter ondersteuning van de maatregelen
voor de regeling van de landbouwproductie
werd bij besluit van den Rijkscommissaris
van 19 Maart 1941 onder voorzitterschap van
Dr Posthuma de commissie ingesteld, die
sindsdien als „commissie-Posthuma" alge-
meene bekendheid verwierf, vooral wegens
haar activiteit voor den productie-slag. Bij
de instelling van den Ned. Landstand, in Iret
najaar van 1941, werd Dr Posthuma als
generaal-adviseur aan den Landstand ver
bonden en in het voorjaar 1943 werd hij Ge
machtigde van den leider fier N.S.B. voor
land- en tuinbouwaangelegenheden.
Begrafenis Dr Posthuma.
Gistermiddag geschiedde op de begraaf
plaats te Ruurlo de teraardebestelling van
wijlen dr F. E. Posthuma, oud-minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel. Groot was
de belangstelling.
Tot de aanwezige autoriteiten behoordeTT
Generalkommissar Schmidt als vertegen
woordiger van den Rijkscommissaris, Minis-
terialdirektor dr Moritz als vertegenwoordi
ger van Staatssekretar Backe, hoofd van het
Rijksministerie für Ernahrung und Land-
wirtschaft te Berlijn, de chef van de Haupt-
abteilung Ernahrung und Landwirtschaft
van het Rijkscommissariaat, Oberregierungs-
rat von der Wense. Mussert werd vertegen
woordigd door prof. Jeswiet uit Wageningen.
Voorts waren aanwezig een afvaardiging van
Centraal Beheer, de directeür-generaal van
den landbouw G. J. Ruiter, de rector-magni-
ficus van de landbouwhoogeschool te Wa
geningen, prof. mr. W. C. Mees en vele
anderen.
Ds Ebbink, Herv. pred. te Ruurlo, sprak
woorden van troost tot de Weduwe en de
familie.
Vervolgens sprak Hauptdienstleiter
Schmidt, die dr Posthuma schetste als groot
staatsman en een edel mensch, die door
moordenaarshand is gevallen. Hoewel eenige
tientallen jaren ouder, aldus spreker, was hij
1 onze raadgever en onze vriend. Als een va
der heeft hij gezorgd voor zijn volk, dat
hij steeds als een eerlijk man heeft gediend
en lief gehad. Daar boven uit zag hij de
groote taken, die Europa gesteld worden.
Wij beloven u, zoo ging Hauptdienstleiter
Schmidt voort, dat wij in uw geest verder
zullen arbeiden. Ten slotte bracht spr. den
laatsten groet en den dank over van den
Rijkscommissaris, welken dank spreker tot
uiting bracht door het neerleggen van een
grooten krans van den Rijkscommissaris.
Ministerialdirektor dr Moritz legde ver
volgens een krans namens Staatssekretar
Backe, waarna 't hoofd van de Hauptabtei-
lung Ernahrung und Landwirtschaft von der
Wense een krans namens deze Hauptabtei-
lung van het Rijkscommissariaat neerlegde.
Prof. Jeswiet schetste de loopbaan van dr
Posthuma. Hij had een helder inzicht in
boerenzaken. Zijn kennis op zuivelgebied
werd zelfs tot ver over onze grenzen er
kend. Groote gaven had hij als leider en
organisator. In de mobilisatiejaren 19141918
heeft hij als minister ons volk zoo' goed
mogelijk door deze moeilijke jaren heenge-
holpen. Centraal Beheer is onder zijn lei
ding tot grooten bloei gebracht. Voor zijn
levensavond had hij zijn Huis gebouwd in
het landelijke Ruurlo en hier is hij' gevallen
door moordenaarshand. Midden in zijn werk
is hij heengegaan. Zijn geest echter blijft
bij ons. Wij zullen de richtlijnen, die hij
uitgestippeld heeft, blijven volgen.
De heer E. Z. Oldebanning sprak hierna
namens de Nederlandsche boeren.
De heer G. J. Ruiter, directeur-generaal
van den Landbouw, schetste vervolgens het
onherstelbare verlies, dat geheel ons volk
door het heengaan van dr Posthuma heeft
geleden.
De rector-magnificus der landbouwhooge
school te Wageningen, prof. Mees, betoogde,
dat dr Posthuma gevallen is op een wijze,
welke slechts weerzin kan wekken, welke