duirMjjk, hij, er ook mocht komen,
zijn bewapening» met meer in stand kon hou
den. Want in den grootsen omvang waren hem
daarvoor fundamenteels voorwaarden, steen
kool en iftzer, ontnomen. Hij moest dus wan
neer hij den strijd wilde voortzetten, een po
ging d.-rv om zijn steenkool- en ijzergebied
tèrug té halen.
Thans zien wij hoe hij laatste, zjj het reus
achtige inspanningen in het work stelt, nieuwe
divisies worden opgesteld of aangevuld. Maar
het z\jn geen nieuwe lichtingen, die juichend
naar de vanen snellen, neen moede grijsaards,
16-jarige jongens worden geschaard in de
voorste gevechtsbataillons en achter hen wor
den de machine-geweren der commissarissen
verdrie- en verviervoudigd. Zoo wordt de
Russische soldaat den dood ingedreven. Wat
kan het Stalin schelen wanneer hjj hecatomben
dooden heeft geëischt.
Wij hebben thans een waar beeld der Bus
sische verliezen, dat tezijnertjjd bekend ge
maakt zal worden. Maar het was ook een ge
weldig menschemateriaal, dat hij ter beschik
king had. Hij heeft het uiterste er uit gèhaald.
Zqn tanks zijn slechter geworden, maar zij
waren er. Hij laat zijn volk geen rust. En
met deze geweldige massa's maakte hij hier
en daar bressen. Maar de Duitsche strijder
kan stand houden en houdt stand.
Aan de Wolga strijd en
bloedt, maar zegeviert
Duitschland. Boven heel de
zen reusachtigen strijd
steekt S"t a 1 i n g r a f uit. Het
zal eenmaal de grootste he
roïsche strijd zijn, die zich
ooit heeft afgespeeld in
onze geschiedenis. Wat daar thans
door onze grenadiers, pioniers, artilleristen en
wie er verder in de stad is, van den generaal
tot den laatsten man gepresteerd wordt, is
uniek.
Voortgaande wees de Bijksmaarschalk er op,
dat Engeland thans het geweldigste verraad
pleegt jegens het geheele lot van het avond
land.
Beroep op soldaten en bevolking.
Vervolgens keerde Bijksmaarschalk zich met
een beroep tot de jonge soldaten van de Duit-
sehe weermacht om des te trotscher en vreug
devoller vervuld te zijn van het bewustzijn te
behooren tot een volk en een weermacht, die
thans de grnote, geweldige garant vormen, dat
Duitschldna en Europa kunnen bestaan.
Duitschland, zoo riep hij uit, is de waarborger
van het Europeesche lot geworden, van zijn
vrijheid, zijn cultuur, en zijn levend Dat is
de hoogere zin van dit offer. En dit offer
is' iets, dat van ieder uwer elk oogenblik en
overal eveneens 1 geëischt kan worden. De zin
van deze offervaardigheid moet ieder duidelijk
worden door het voorbeeld van de strijders in
Stalingrad.
Wanneer zij zich niet op
geofferd hadden, zouden de
Russen waa rs chjjnlijk hun
doel hebben bereikt. Th-ans
echter komt de vijand te laat.
De Duitsche wee f's tand is
georganiseer d.
De Duitsche linies zijn gevestigd, zoo ver
klaarde de Rijksmaarschalk, maar zij konden
slechts gevestigd worden, doordat daarbuiten
in dit ruïneveld van deze stad helden streden
en nog strijden.
De Rijksmaarschalk zeide verder, dat het
heldhaftige optreden niet alleen de plicht van
den soldaat, maar van het geheele Duitsche
volk is. Het Duitsche volk zal he(t aanvaar
den en begrijpen, zooals het begrepen moet
worden. De zin van den strijd van thans, al
dus de Bijksmaarschalk, is slechts overwinning
of vernietiging.
Onverwoestbaar geloof in de
overwinning.
In het verdere verloop van zjn rede zeide
de maarschalk, dat menigeen wellicht denkt,
waarom de vijandelijke luchtaanvallen op
Duitsche woonplaatseh niet gewroken worden.
Het zwaartepunt van het Duitsche luchtwapen,
zoo verklaarde hij in dit verband, ligt in het
zuiden, oosten en noorden. Maar deze strijd
in 't oosten zal naar zijn heiligste overtuiging,
eens een einde vinden, waarop de laatste
weerstandskracht van het bolsjewisme is ge
broken en dan wordt ook de macht vrij, die
vergelden kan. Op dien dag zal hj zich zeer
nauwkeurig herinneren wat de vijand in
Duitschland heeft aangericht. Ik ben er ab
soluut van overtuigd, zoo ging de Rijksmaar
schalk voort, dat wanneer de zon weer hoog
'-aan den hemel zal staan, zij de Duitsche troe
pen weer, evenals vorig jaar, weer in den
aanval zal zien. En deze aanval zal niet zwak
ker zijn. Integendeel, er zullen nieuwe, nog
betere wapens in den strjd gebmcht worden,
er zullen gestaalde divisies aanvallen, die in
zich de verpliefiung medebrengen: Wij maken
Stalingrad thans goed. Ik kan, zoo zeide hij
verder, op mijn vingers uitrekenen, hoe het
er aan den anderen kant moet uitzien. Over
FEUILLETON
GEBROKEN TROTS
door H. Kingmans.
53.) -o—
Lasterie kijkt zijn vrouw aan. Niet triomfan
telijk, maar zij kan niet ontkennen, dat hij het
toen juist heeft gezien.
„Je hebt het direct gezegd", zegt zij, „toen
ik vermoedde, dat die twee een oogje op elkaar
hadden".
„Met dit verschil, dat de moeder er ook te
gen zou zijn, maar je krijgt den indruk uit dit
briefje, dat dit niet zoo is. Dat kan op den
duur misschien helpen. Het hangt van die boe
rin af. Maar ja, die kennen we ook niet. De
boer kan het alleen wel voor het zeggen heb
ben. En dan vrees ik, dat Abel geen kans
maakt".
„Hij zit in een moeilijk parket", meent Ma
rie. „Dit had ik niet gedacht. Wat ter wereld
kan iemand nu tegen Abel hebben".
„Niets. Daar gaat het niet om. Hij is geen
boer, het is duidelijk genoeg", zegt Lasterie.
„En als zoo'n man zich dat eenmaal in het
hoofd gezet heeft, je krijgt het er niet uit, ge
loof er niets van".
„Maar dat is tirannie I" borst Lena los. „Dan
zou Kea moeten trouwen met iemand, van wien
ze niet houdt I"
„Daf komt in het leven méér'voor dan je
denkt", merkt haar vader op.
„Dan zou ik -nooit trouwen, vaderWant
dat js iets verschrikkelijks!"
„Ik ben het volmaakt met je eens, kind. Je
kunt dan ook beter niet getrouwd zijn. Hier
zit juist d'e tragiek van dat meisje en Abel.
Hoe moet het met die twee, als die boer bij zijn
weigering blijft?"
,,'t Is vreemd, dat Abel er nog niet over ge
schreven heeft", merkt Marie op.
,,'t Zou me niets verbazen, of hij komt Za-
het algemeen kunnen wij dan constateeren
Wie heeft den moed te twijfelen aan onze
overwinning f
De Rijksmaarschalk besloot met de verzeke
ring van zfln onverwoestbaar geloof aan de
Duitsche overwinning. Dit geloof, zoo zeide
hij, komt voort uit het diepste inzicht in
den samenhang der dingen. Maar het is ook
het meest innige geloof aan dp rechtvaardig
heid der Almacht.
RECHTSZAKEN
Rechtbank te Middelburg.
Rechtbankzitting van Vrijdag 29 Januari 1943.
MEINEED. Tegen den 23-j. W. J. Roelse,
chauffeur-monteur-brandweerman uit Vlissin-
gen, als verdacht van het onder eede afleggen
van een valsche verklaring in een echtschei
dingsprocedure op 18 Nov. j.l., werd geeischt
8 mnd. gev. straf.
"Reeds geruimer. tijd geleden werd de
zaak behandeld tegen de 18-jarige dagdienst
bode L. A. Scheers en de 31-jarige A. C.
Kloet, echtgenoote van R. Casetta, beiden te
Middelburg, wie waren telaste gelegd, dat
zij tesamen en in vereeniging nabij Grijps-
kerke een hoeveelheid boonen, toebehooren-
de aan den landbouwer van Oosten, hadden
weggenomen.
De Officier eischte toen tegen S. een geld
boete van f 15 of 4 weken tuchtschool en
tegen K. f 40 boete of 20 d. h. De rechtbank
deed echter geen uitspraak, doch wilde eerst
over beide verdachten eens een voorlich
tingsrapport ontvangen. Het rapport was,
wat de echtgenoote betreft, lang niet best.
Eisch tegen Sch. f 20 of 10 d. en tegen K.
2 w. gev. str.
TE GOEDGELOOVIG. De 35-jarige do-
meinarbejder uit Haamstede, A. -P. Speelman,
die steeds met mooie praatjes van goedgeloovi-
ge menschen geld tracht los te krijgen, en der
halve reeds herhaalde malen wegens oplichting
is veroordeeld, had ditmaal tot slachtoffer ge
kozen de bij een bouwfirma te Haamstede
werkzame J. Heizen, welke tevens met de in-
koopen voor de keuken der firma is belast. Op
20 Oct. nu had verd. den boekhouder overge
haald om hem f 100 in voorschot te geven voor
het leveren van 200 kg bruine boonen, terwijl
dit een paar dagen later nog met f 150 werd
vermeerderd. Hoewel H. herhaaldelijk op le
vering der boonen heeft aangedrongen is daar
nooit iets van gekomen.
De Officier zegt, dat verd. al 9 maal is ver
oordeeld en vraagt 1 jaar gev. straf.
Mr Vermaas bepleit clementie, waarna ver
dachte nog vraagt de straf in Veenhuizen te
mogen ondergaan.
LANGE VINGERS. In begin November
van het vorige jaar werd ontdekt, dat uit een
magazijn van de Mij „De Schelde" te Vlissin-
gen waren verdwenen een aantal kwasten, be
zems, vegers, penseelen, borstels en een hoe
veelheid behangsellinnen tot een waarde van
plm. f 3000. Verdacht hiervan werd de 38-ja
rige loodgieter A. Brugge. Aanvankelijk pro
beerde deze zich nog er uit te liegen, doch me
de door het feit, dat nog een 27 rollen linnen
bij hem thuis werden aangetroffen, kwam de
bekentenis los. Doch nu werd door hem ook
nog een compagnon genoemd, en wel de 31-j.
smid, P. H. G. Verkaart. In de loop van Oct.
hadden ze de verschillende* schildersbenoodigd-
heden met tusschenpoozen weggehaald en was
het grootste deel verkocht en samen verdeeld.
Volgens B. zou het geheele plan zijn uitgegaan
van zijn maat. B. bekende verder ook een be
zoek gebracht te hebben aan de woning van de
wed. van Gessel, alwaar '-hij en zijn maat zich
verscheidene levensmiddelen en kleedingstukken
hadden toegeëeigend.
De waarde van 't gestolene' bij De Schelde
werd geschat op f 3000 en bij de wèd. v. Ges
sel op f 600.
De Officier eischt een gev. straf van 2 jaar
met aftrek ya.ii het voorarrest. j
Mr Kuipers zal zich beperken tot denjper-
soon van verdachte. Deze heeft altijd een gun-
stigen levenswandel geleid, doch hij heeft ge
heel gehandeld onder invloed van zijn medever
dachte V. Pleiter zegt op zoo'n zware eisch niet
te hebben gerekend. Hij is het overigens met
den Officier eens, dat in dezen tijd menschen,
die geëvacueerd zijn moeten worden beschermd
Spr. vindf het aandeel van B. in de diefstallen
veel minder dan van V. en besluit met te vra
gen een veel geringere straf op leggen.
ONVERBETERLIJK. De 19-jarige trans-
portarb. J. J. Mareels, tijdelijk wonende te Am
sterdam, doch thans verblijvende in het Huis
van Bewaring te Middelburg, is geen onbeken
de voor de heeren rechters. Na in dit voor
jaar van 1942 een straf van 3 mnd. te hebben
ondergaan, was het alweer mis. Na alweer een
paar bazen te hebben 'gedaan", was hij terecht
gekomen op een scholingscursus1* te Amsterdam,
doch ook daar hield hij het niet lang uit, stal
een brood en een zilveren horloge en verdween
terdag naar huis. In den eersten tijd zullen de
Zondagen hem lang niet meevallen".
goeder Lasterie heeft een goed voorgevoel
gehad: inderdaad komt er den volgenden dag
een briefkaartje van Abel, meldend, dat hij het
weekend overkomt.
En dan heeft hij alle gelegenheid, met zijn
vader en moeder te praten. Die kunnen niet an
ders doen dan'zijn gedrag en handelwijze goed
keuren. En de toekomst? Als Kea- en zij
twijfelen er niet aan werkelijk van hem
houdt, hem liefheeft, zooals een vrouw haar
aanstonden man dient lief te hebben, dan die
nen zij te wachten. Misschien geeft de Heere
uitkomst en zet hij het stugge karakter van
den .boer om. Zeker, zeker, in dezen geest, de
dommee heeft volkomen gelijk, moeten zij nog
eens met elkaar spreken. Er zal toch binnen
kort wel een kans komen, dat Kea hem ontmoe
ten kan. Maar iaat dat voorloopig voor de
laatste maal zijn. Zij weten toch, dat zij elkaar
hebben? Het is niet prettig, je zou het zoo
graag anders zien, maar je kunt geen ijzer met
handen breken. En 't zou Steendam tarten zijn,
als zij alle mogelijke middelen in het werk stel
den en alle mogelijke uitvluchten zochten, om
elkaar te ontmoeten. De woede van den boer
moet eerst eens betijen, mogelijk kwam hij nog
tot andere gedachten.
Met de eerste bus zoekt Abel 's Maandags
morgens Noordam weer op. Met tegenzin gaat
hij er heen.
„Als het me te machtig wordt", heeft hij ge
zegd tot zijn broer Jan, „dan solliciteer ik naar
elders. Elkaar zoo nu en dan uit de verte zien,
zónder te kunnen spreken, én dan te wéten, dat
je van elkaar bent, dat jp schier niet te dragen".
Er gebeurt die week nog iets belangrijks, al
thans iets ongewoons ten huize van de Laste-
ries in Utrecht.
Twee dagen later, zoo 's morgens tegen een
uur of elf wordt er gebeld en als Abels moe
der, die alleen thuis is, de deur opent, staat voor
tiaar Z.-Vlaanderen. Na een paar dagen van
rondzwerven, verschafte hij zich toegang tot 't
woonhuis van den landbouwer Baecke te Bier
vliet, door een ruit in te slaan en nam daar een
pakje tabak en eenige sigaren weg. Verdachte
geeft alles toe. Eisch 6 mnd. gev. str.
LAND- EN TUINBOUW
Keuring van dekhengsten in Zeeland.
Tholen 28 Januari 1943.
Goedgekeurd voor dekking Mayeur van de
Boich Hoeve, eig, Jae. Pr. Brooijmans te St.-
Annaland (Zld.)Caator van Vosmeer, eig.
Gebri. E. J. en L. J. Kosten te Tholen (Zld.)
Paul van Steenzwaan, eig. O. G. Polderman
te Tholen (Zld.)
Goedkeuring verlengd tot voorjaar 1944:
Benno v. Acron, eig. 0. G. Polderman te Tho
len; Prina, eig. Gebrs. E. J. en L. J. Kosten
te Tholen.
Afgekeurd: Olairon van 'tLeguit, eig. Gebrs
E, J. en L. J. Kosten, Tholen; Charles, eig.
A. C. en J. K. v. Nieuwenliuijzn te Molen-
vliet-TholenPloris, eig. Gebrs E. J. en L. J.
Kosten te Tholen.
Premiekeuring. 3-j. hengsten niet in keur
stamboek opgenomen, kl. maat: Mayeur van de
Bosch Hoeve, eig. Jae. Fr. Broojjmans te St.-»
Annaland, 3e pr. Oudere hengsten 'gr, maat:
Mayeur van 't Kerkje, eig. Jae. Fr. Brooijmans
te St.-Annaland en Gebr. C. en M. van Tilhurgh
te Oud-Vosmeer, 3e pr.
Zierikzee, 29 Jan. 1943. Goedgekeurd voor
dekking: Robert van Steenzwaan, fok.-eig.
A. J. Steendijk te Nieuwerkerk (Zld.)Roland
van Steenzwaan, fok.-eig.: A. J. Steendijk te
Nieuwerkerk (Zld.)Solan, eig. Hengstenver.
„Westelijk Behouwen" te Haamstede (Zld.)
Albion van Heensehe Molen, eig. S. J. Gast
te fluivendijke (Zld.).; Carlo, eig. L. J. H.
Koopman te Nieuwerkerk en G. J. Klompe te
Noordgouwe (Zld.)
Opgenomen in KeurstamboekCarlo, eig. L
J. H. Koopman te Nieuwerkerk en G. J.
Klompe te Noordgouwe.
Afgekeurd: Oesar van Centra, fok.-eig. J.
v. d. Stolpe Kzn te Ouwerkerk (Zld.)Nico
van Audeux, fok.-eig. C. Deïst te Eikerzee
(Zld.); Rupert, fok.-eig.: C. P. Boudeling te
Ouwerkerk (Zld.)Bertus, eig. L. J. Kooman
Wz. te Zierikzee; Rein, eig. H. O. v. d.
Zande Jzn te Nieuwerkerk (Zld,).
Premiekeuring: 3-j. hengsten niet in keur
stamboek opgenomen, gr. maat: Robert van
Steenzwaan, fok.-eig. A. J. Steendijk te Niem
werkerk (Zld.), 3e pr.; idem kl. maat: RolancT
van Steenzwaan, fok.-eig. A. J. Steendijk te
Nieuwerkerk (Zld.), 3e pr.oudere hengsten
gr. maat: Carlo, eig. L. J. H. Koopman te
Nieuwerkerk, 3e pr.; oudere hengsten gr. m.
Carlo, eig. L. J. H. Koopman te Nieuwerkerk
en G. J. Klompe te Noordgouwe, le pr. Bril-
lant, eig. C. Padmos te Eikerzee, 2e pr.Ulrich,
eig. L. J. H. Koopman te Nieuwerkerk en
G. J. Klompe te Noordgouwe (Zld.), 3e pr.
idem kl. maat: Certain van Dora, eig.: C. Pad
mos te Eikerzee, 3e prijs.
ZIJ, DIE KWAMEN EN GINGEN
GOES. IngekomenL. van Damme, dienst
bode, van Heinkenszand, Beestenmarkt J4.
M. P. v. d. Kamp, religieuse, van Drunen,
Kloetingscheweg 5a.;ÏI. Pietersp, dienstbode,
van Ellewoutsdijk, sKreukelmarkt 14. M.
Brouwer, dienstbode) van Eibergen, Rom-
merswalestraat 11. JuF. P. Kreugel, accoun
tant, van Roermon^i Wfestwal 30e. G. P. de
Meij, dienstbode, van Ovezande, Gr. Markt
17. F. J. M. Nieuwenhuisen, religieuse, van
Gronsveld, Kloet, weg 5a. M. Janse en kind,
reiziger, van Vlissingen, Piccardtstraat 68.
C. C. Lamboo, hoofd R. K. Meisjesschool,
van Breda, Stalstraat 3. R. A. Wilking, be
drijfsleider, van Tilburg, Klokstraat fla. A.
de Pagter en vrouw, kantoorbediende, van
Middelburg, Leliestraat 16. C. van Fraassen
en gezin, koopman, van 's-Heer Arendslcer-'v
ke, 's-H. H.kinderendijk 8a. M. Duijnkerke,
zonder beroep, van idem. C. van Steenkiste,
keukenmeisje, van Amsterdam, Sint Jacob-
straat 10. C. p. Post, bankwerker, van Mid
delburg, J. Valckestraat 7. C. Lensen, loon-
boekhouder, van Venlo, Westwal 2. H. Wil-
lemsen, leeraar ambachtsschool, van Rotter
dam, Westwal 22. H. A. Siebel, ijcantoorbed.,
van Driebergen c.a., Blanckstraat 22. C. J. de
Jongh en vrouw, koopman, van Cadzand,
Tulpstraat 36. Nyvan Dalen, dienstbode, van
Kloetinge, Kloet, weg 46.
Vertrokken: M. A. de Bruijne, studeerènd,
van Oostwal 75 naar Dordrecht. L. J. van
Oosten, geb. Schijf, zonder beroep, van C.
Eversdijkstraat 7 naar Kapelle. D. J. Vol-
mer, instrumentmaker, van Zuidvfie^straat
87 naar Breda. A. J. v. der Molen en gezin,
politieagent, van W. de Zwijgerstraat 87 n.
Heemstede. M. J. Aartssen, huishoudster, v.
De Ruyterlaan 62 n. Axel. J. Traas, dienstb.
van W. de Zwijgerstraat 98 naar Heinkens
zand. N. M. van Harm, dienstbode, van St
haar een onbekende juffrouw, die haar te spre
ken vraagt.
„Ik ben de moeder van Kea Steendam", zegt
de boerin.
„Komt u binnen, mevrouw. Ja, ja, ik heb
wel even tijd voor u", antwoordt moeder Las
terie stomverbaasd: wat ter wereld moet die
nu van haar hebben?
„Mijn 'man en ik zijn vandaag hier voor de
Jaarbeurs. Ik heb gezegd nog een boodschap
te hebben. Over een uurtje zien we elkaar weer
Mijn bedoeling was, u even op te zoeken. U
begrijpt
Er is in eenen een gedwongenheid in het ver
trek. Want moeder Lasterie is iets gaan ver-,
moeden.
„Weet uw man dan niet, dat u hier bent?"
vraagt zij botweg. -
„Och nee, het is beter van niet. Kea weet
het ook niet. Ik.och, het is zoo moeilijk.
U weet misschien?
„Ja, het is moeilijk. Ik ben óók moeder, me-
vrouw. U begrijpt, nietwaar? Ja, ja, we zijn
op de hoogte. Kea heeft het aan Lena geschre
ven" de boerin knikt, zij wist het niet ze
ker, maar vermoedde het wel.„en mijn
'zoon is hier geweest. Dus we zijn op de hoog
te".
Dan zwijgt zij, haar vragenden blik op de
boerin gevestigd houdend. Die is ietwat verle
gen met haar figuur en haspelt wat aan haar
tasch.
„Wilt u een kop koffie-?" wordt haar ge
vraagd. Moeder Lasterie heeft toch medelijden
met haar bezoekster. Die weet blijkbaar niet,
hoe te beginnen. Zij moet wat afleiding hebbëh.
„Neen, dank u, laat mij dat niet doen. Ik
moet weer zoo gauw mogelijk op het Vreeburg
zien te komen. U'begrijpt
Neen, juffrouw Lasterie begrijpt niets. Zij
heeft alleen een vermoeden. Als dat juist
mocht blijken, zou de boerin weten, dat zij aan
het verkeerde adres is I
MIDDELBURGSCHE BRIEF
Amice,
J»n en Jaap hadden het verbruid. Dat er iets
was, was zoo te zien. Pa Burger zat met pro
bleemrimpels in z'n voorhoofd en ook Ma Bur
ger was niet in de rechte stemming. De huis
kamer was kinderloos. Spoedig werd ik deelge
noot van de gezinsmoeilijkheden die er momen
teel waren.
Jhn en Jaap hadden in den waren zin des
woorda kattekwaad uitgehaald. Althans, daar
werden ze zeer ernstig van verdacht, doch de
verdachten hadden nog niet bekend. Het geval
lag zoo. Op een regenachtigen middag speelden
ze met een vriendje in de warme keuken. Ma
Burger was uitgeweest en bij haar terugkomst
waren de jongens verdwenen. Op zichzelf niets
bizonders, want het was goed weer geworden.
Maar even later doet ze een ontstellende ont
dekking. Toen bleek, dat haar houten fornuisje
van inhoud was verwisseld.
Houten fornuisje? interrumpeerde ik vragend
Och, zoo noemt mijn vrouw de hooikist. Nou,
inplaats van daarin aan te treffen een pan prut
telende peulvruchten, ligt er een bewustelooze
kat in. Het bleek de geliefkoosde huisgenoote
der buren te zijn. Gelukkig is het nog goed af-
geloopen voor dat dier. Maar met die hooikist
is het niet zoo eenvoudig gesteld. Die is natuur
lijk zóó niet te gebruiken. En hoe krijgen we
die voor een toekomstig gebruik weer in orde?
Maar dat is 'n min of meer^technische kwestie.
De andere, de paedagogische, is veel moeilij
ker. Want de jongens houden stokstijf vol het
beest niet in de hooikist te hebben gestopt. Maar
wie heeft dat dan wèl gedaan? Je begrijpt,
vriend Stentor, dit kunnen we zóó niet laten
loopen en we houden ons voor je gewaardeerde
adviezen aanbevolen.
Dan is er nog wat anders. Dat raakt de
school en daarover wilde ik de klasse-onderwij
zer eens gaarne spreken. Maar dat valt ook niet
mee. Overdag'heb ik geen tijd en 's avonds is
deze man niet te treffen. Het is eenvoudig
enorm zoo overbezet deze menschen in de
avonduren zijn. Een avondwas meneer bezet
met het geven van- orgel- en pianolessen. De
volgende avond was er een bestuursvergadering'
der Vereeniging tot verbetering van het pluim
veeras, waarvin meneer secretaris is. De daar
op volgende avond was er vergadering van den
kerkeraad en dat vordert als-Tegel ook een heele
avond. Dan hoorde ik van mevrouw, dat de ove
rige avonden eveneens tjokvol bezet zijn, want
er moeten zooveel leerlingen bijgewerkt wor
den, er is nog een middenstandscursus, plus nog
een rijtje dingsigheden, die ik allemaal verge
ten ben.
Gelukkig voor die menschen, zoo bracht ik
bescheiden in het midden, dat het maar halve
dagen school is.
Noem dat maar gelukkig. Ik denk hier in de
eerste plaats aan de jeugd, die ik liefst volle
dagen bezig zie. Want de ledigheid, ook voor
de jeugd, werkt funest. Was Kuyper het niet,
die zeide: Gedurige arbeid is een schild voor
het kwaad?
Nou, dan treft die onderwijzer van u geen
enkel verwijt, zoo bracht ik in het midden.
Man, je snapt het heelemaal nietl
Dank u, zei ik,, en vertrok.
Groetend, STENTOR.
Jacobstraat 30 n. Wemeldinge. P. G. Iman-
se, dienstbode, van Vogelzangsweg 42 naar
Kloetinge. D. van 't Sant, ass. opzichter, van
Zaagmolenstraat 8 naar Sappemeer. C. de
Bruijne, telefoniste, van Heernisseweg 11 n.
Vught. J. M. de Coninck, huishoudster, van
's-H.H.straat 47, naar Amsterdam. L. Baert
en gezin, chauffeur, van Leliestraat 16 naar
Middelburg. A. H. Vringer, liefdezuster, van
Kloet, weg 5 a naar Amersfoort. C. v. Liere,
hulp huishouding, van 's-Gravenp. weg 30
naar Rotterdam. A. W. Steutel, dienstbode,
van Anjelierstraat 38 naar Kruiningen. A.
Tramper, dienstbode, van Beestenmarkt 14
naar Wolphaartsdijk. J. G. te Bos, leeraar,
en gezin, van Kamperfoeliestr. 43 n. Lop-
persum. A. E. van Bortel,, jur. ambt. tucht
rechtspraak, van Kamperfoeliestraat 22 n.
's-Bosch. C. M. Markusse, dienstbode, van
Kleine Kade 47 naar Middelburg. H. van den
Berg en vrouw, controleur, van 's-H.H.kin-
derenstr. 47 naar Middelburg. Wed. Verburg
geb. Lamain, zonder beroep, van Violenstr.
67 naar Groesbeek. M. van Oorschot, geb.
Groenendijk, zonder beroep, v. W. de Zwij
gerstraat 80 naar Amsterdam.
's-GRAVENPOLDER, IngekomenMaria
J. Lokerse, van Middelburg.
RADIOPROGRAMMA
Woensdag 3 Februari 1943.
HILVERSUM I, 414.5 M. 7.30 en 8.30 BNO
8.50 Noordsche klankenrijkdom. 10.00 Gram.
10.30 Reportage over Volksdienst. 10.45 Or
kest. 11.30 Viool en piano. 12.05 Theo Udo
Masman. 12.45 en 13.00 BNO. 13.10 Kamer
koor. 13.30 Kamerorkest. 14.00 Orkest, solist,
en gram. 15.00 Kinderkoorzang. 15.15 Gevar.
progr. 16.45 BNO. 17.00 Zang en piano. 18.15
Marschen. 18.30 BNO. 18.40 Zang en twee
vleugels.
HILVERSUM II, 301.5 M. 8.00 Voor de
rijpere jeugd van het platteland. 8.15 Gram.
„Kijk eens, u zal wel heelemaal op de hoog
te zijn. Ik.ik zou er geen bezwaar tegen
hebben. Die twee houden van elkaarMaar
mijn man, ik kan het niet helpen.
„Niemand maakt u er toch een verwijt van,
mevrouw?"
.„Nee, nee, dat niet. Maar u begrijpt, mijn
man.... hij kan dat niet toestaan. Uw zoon,
och, hij heeft niets tegen hem...."
„Dat moet wel, anders gaf hij zijn toe
stemming", zegt juffrouw Lasterie, min of
meer bijtend.
„Nu ja, tegen den persoon van uw zoon,
maar zijn positie, ja, die is best, daar niet van,
maar
„Hij is geen boer, wilt u zeggen. Dus een
minderwaardig, mensch?"
„Dat beweer ik niet. Het i s ook niet zoo....''
„Ik ben blij, dat uit gw mond te vernemen.
Je zou zou den indruk gaan krijgen, dat wij een
minderwaardig soort menschen zijn", spot juf
frouw Lasterie.
„U ziet het verkeerd, juffrouw. Ik wou, dat
ik het u duidelijk kon maken, maar u neemt
me niet ernstig, geloof ik. Dan kan ik beter
gaan".
„Nu ziet u het verkeerd. Ik ben volkomen
ernstig. De zaak is ons ook duidelijk genoeg.
Maar als ik eens vragen mag, wat wilt u nu
van mij?"
„Zouhet niet mogelijk zijn, dat uw
zoon beweegt, van Kea afstand te doen?"
komt dan het hooge woord er uit.
Het vermoeden van juffrouw Lasterie wordt
volkomen bevestigd.
(Wordt vervolgd.)
„Ik was er self bij."
Onder dezen titel gaf de heer Max Blokzijl,
die van 1917 tot 1940 Berlijnsch correspondent
van het Alg. Handelsblad te Berlijn was, bij
Nenasu te Utrecht een lijvig boekwerk uit,
dat behalve een groot aantal foto's uit de" don
kere dagen na den wereldoorlog, over histori
sche momenten uit de laatste jaren, den Duit-
schen Arbeidsdienst, het Duitsche bedrijfsle
ven, het optreden van Hitier, belangrijke ge
bouwen, enz., een reeks van radio-praatjes be
vat, die de heer Blokzijl heeft gehouden over
wat hij in Duitschland heeft gezien. Hij wil
zijn praatjes niet beschouwd zien als degelijke
geschiedbeschrijving. Het is, zoo zegt hij, werk
van den journalist en niet vèn den historicus,
Dhr Blokzijl vertelt in dit boek van de don
kere dagen, de verwording en den burgerstrijd
kort na de vorigen wereldoorlog, maar ook
van het ontstaan en den groei van het Derde
Rijk, als verzet tegen Versailles, tegen het
communisme, tegen de ellende der inflatie en
tegen de politiek van Londen en Parijs, verder
van de politieke woelingen en de heftige ver
kiezingscampagnes, van den nood in Duitsch
land, van de opkomst van het nationaal-socia-
lisme, zijn organisatie en groei, van de plotse
linge benoeming van Hitier 'tot hoofd der re
geering op 30 Jan. 1933, van maatregelen voor
de jeugd, sociale regelingen, de Duitsche pers,
de Duitsche weermacht, enz.
Aan het slot van zijn boek voert de heer
Blokzijl krachtig het pleit voor samenwerking
tusschen Duitschers en Nederlanders.
8.30 BNO. 8.40 Gram. 9.00 Licht ochtendcon
cert. 10.00 Godsd. uitz. 11.20 Meisjeskoor. 11.30
Orkest en gram. 12.30 Ned. boeren in het bui
tenland. 13.05 Orkest en gram. 14.00 Godsd.
uitz. 14.30 Kamerorkest. 16.15 Zang en piano.
16.45 BNO. 17.00 v. d. jeugd. 18.00 Wiener
Sangerknaben. 18.15 Een Nederlander spreekt
te Berlijn. 18.30 Operaconcert.
VOOR DE JEUGD
HET WOLVENEST.
11.) -o-
,,'t Volgende station moeten jullie er uit,
jongens, waarschuwt hij bij het weggaan,
zich plotseling zijn belofte herinnerend.
De mevrouw schuift in zijn hoekje, de
koffer duwt ze ook 'naar die kant,
„Pa", klinkt opeens een erg gemaakt
stemmetje, „Pa, had maar gedaan, wat ik
je aangeraden had". Een vader in sport-
costuum en een jongen van een jaar of acht,
ook in een rijbroek, komen de coupé binnen.
Het jongetje kijkt zijn vader boos aan. „Dan
hadden we tenminste raamplaatsen gehad".
„Je mag niet vooraan instappen"') verde
digt de vader zich zwakjes.
„Er mag zoveel niet", zegt het verwaan
de jongetje weer en gaat vervolgens naast
de mevrouw zitten. Zijn benen komen even
in aanraking met haar koffer.
„Wilt u de koffer in 't rek zetten 1" be
veelt het stemmetje.
„Nee", zegt de mevrouw rustig.
Het kind kijkt haar met grote, verwon
derde ogen aan. Er is nog nooit „nee" te
gen hem gezegd, zijn hele leven nog nooit,
denkt Luc.
„Maar ik heb er Jast van", gaat het kind
verder. „En mijn vader moet hier ook nog
zitten".
„Er hebben zoveel grote mensen naast me
gezeten", antwoordt mevrouw. „En niemand
heeft er last van gehad. Dan ga ik hem ze
ker niet voor zo'n klein jongetje in 't net
zetten".
Het kind kijkt haar verontwaardigd aan
en de vader, die hun eigen bagage verzorgd
heeft, mengt zich in 't gesprek.
„Zal ik hem er even voor u inzetten? Dan
haal ik hem er straks weer uit".
„Maar we zijn zo meteen in Amsterdam",
protesteert mevrouw.
Het kind wordt intussen door iemand, die
aan de andere kant zit, geroepen. Hij mag
daar vlak bij het raam zitten en krijgt de
zo vurig begeerde raamplaats. Maar de va
der merkt dit nieff op. Hij pakt de zware
koffer op en sjouwt hem in het rek en geeft
daarbij een harde duw tegen het mandje
kersen, dat ondersteböven rolt en trip, trip,
trip, een regen van kersen daalt tussen de
spijlen van het rek neer op de onschuldige
hoofden van de mensen in de volgende cou
pé. Allelei opmerkingen weerklinken. De
mensen némen 'tover 't algemeen vrolijk op.
Maar de stem van de vader overstemt alles.
„Van wie is dat nu weer?" roept hij ontzet.
„Dat is ook van mij', antwoordt de me
vrouw rustig.
„Maar had u dat dan toch gezegd", bromt
de vader.
„U doet toch niet, wat ik zeg"; is 't ant
woord.
„Dht heb je, als kleine kinderen baas zijn"
doet een dame, die aan de andere kant van
I de coupé is gezeten, er nog bij.
De vader krijgt een rood hoofd van erger
nis, maar hij houdt zich groot. Hij loopt
naar de volgende coupé en komt met een
handjevql kersen, die de menschen opge
raapt hebben, terug. De mevrouw 'isG intus
sen op Nieks plaats boven op de bahk gaan
staan en zamelt de kersen, die nog in het
rek liggen op.
Luc helpt ook mee de kersen opzoeken,
die gevallen zijn. Hij vindt zich erg braaf en
het kleine jong erg vervelend 1
Als de mevrouw weer van de bank af
klimt, biedt de vader zijn verontschuldigin
gen aan: „Het spijt me wel, dat ik u zoveel
last veroorzaakt heb".
„Het spijt mij ook", zegt de dame stug.
Maar van de andere kant vaij de coupé
komt weer de bestraffende stem van daar
straks: „U hebt geen last veroorzaakt, maar
uw zoontje. En nu zit je daar", gaat ze ver
der, „en je hebt nergens last van. Alle druk
te is voor niets geweest".
Het kind zit nu toch wel wat kleintjes in
zijn hoekje. Hij zegt niets, tot Amsterdam
toe. Dan zet de meneer met een beleefd ge
baar eerst het mandje kersen op de schoot
van de mevrouw en daarna de koffer iff het
pad. Ijlings maakt hij zich dan met het kind
uit de voeten,
i „We zijn in Amsterdam", zegt de me-
vro,uw dan ten overvloede. „Worden jullie
gehaald?" En dan haast ze zich met de zwa
re koffer en het mandje kersen weg. Ze
heeft genoeg aan haar kersen. Ze kan zich
ook nog niet met twee jongetjes bezig hou
den.
Luc en Niek, hand in hand, volgen. De
reizigers haasten zich naar een trap, die
naar beneden gaat.
Luc en Niek blijven even staan, tot de
grootste stroom weggevoerd is. Maar hoe ze
ook om zich heen kijken, ze zien geen tante
Wies.
(Wordt vervolgd.)