Dirk en Kreeltje uit de Karsteeg.
Zaterdag 4 April 1942
Voor den Zóndag
Het Eerste Kind.
Mïddelburgsche Brieve*.
10. 4.12. is een lichte kleur.
15. 8. 17. is hét tegenovergestelde van
niet.
Een 2. 14 5. hoort bij een. boog.
Een 1. 2. 2. 8. 17. is een vrucht.
Als het hard waait kun je je 13. 7. 8. 6.
verliezen.
En nu zou Ik haast vergeten, dat jullie
allen er zoo heel erg nieuwsgierig naar bent
wie de prijswinnaars zijn.
Ja, nu er weer meer nichtjes en neefjes
meedoen, moet ik er ook weer meer teleur
stellen.
Maarmoedhouden, je zult zien, dat
je ook gauw genoeg aan de beurt bent.
Ditmaal zijn de prijsjes geen boeken,
maarbouwplaten.
De winnaars zijn: Naerebout, Doornroosje,
Zusje, Klein Duimpje en Rozeknopje, Bruin
oogjes en Blondje.
De oplossingen van de prijsraadsels zijn:
7 Febr.: 1. Wij lateifcons nooit nemen,
het kostbaar Woord van God. Onderdeden:
diamant, onweer, anno, Irene, barak, Gooi,
honderd, wol, letters, ijlings, vlot.
2. De mensch wikt, God beschikt. Onder
deelen: schik, mot, kit, geschenk, web,^ kod
dig, schim.
21 Febr.: 1. We zullen 'tmeest genieten
van zonneschijn, als we op onze beurt zélf
zonnestraaltjes zijn. Onderdeelen: Zonne
bloemen, Zeeuwen, citroen, zessen, schemer
lamp, festijn, zalm, geheugen, Twente, ijzer,
voorjaar, ons, glazen, strop, tunnels.
2. Laat de kinderen tot Mij komen. On
derdeelen: toren, klok, tijd, mantel, tram,
el, diadeem, een.
7 Maart: 1. Geef liefde zonder bon en
goedheid zonder punten. Onderdeelen:
doen, zool, peer, dog, bóffen, punten, helft,
zonder, dreg, geit, dienen.
2. Leugens,hebben.korte beenen. Onder
deelen: neen, lont, Urk, bal, roet, negen,
eb, bes, heen.
21 Maart: 1. Maart droog en April nat,
geeft veel koren in het vat. Onderdeelen:
Lente, pink, ingeënt, graten, raaf, morgen,
hoepel, otter, laden, verven.
2. Wij zingen-blij, de Lente is gekomen.
Onderdeelen: blom, weet, bij, zending, teen,
bljj, eng. wilg.
Het vreemde woord in het raadsel van
14 Maart beteekent: Wanhoopt niet. Alle
oplossers hadden het goed.
De briefjes zullen we ditmaal maar* eens
volgens het alfabet nemen.
We beginnen dus bij:
Bergen op Zoom. „Irene". Ge
zellig, dat jou briefje er ook weer was. Ben
je weer heelemaal beter? Dat zal al gauw
een heel feest worden. Blijven ze in B.? Ik
kan het me haast niet voorstellen, want
het lijkt nog zoo kort geleden, dat ze met
ons clubje meedeed.
K a p e 11 e. „Sneeuwwitje". Wat kun jij
fjjn kleuren zeg. Ik was echt blij met die
mooie kaart. Ja, ik heb het liefst dat je
ze allemaal opstuurt. Nu ik merk wel, dat
die kleine zus van jou al flink mee kan
doen. Ben je altijd op tijd op? „Klein
Duimpje en Rozeknopje". Nee, jullie had
Moeder haast geen mooier cadeau kunnen
geven en ik kan begrijpen, dat ze er reus
achtig mee in haar schik was. „Dotter
bloempje". Een hond en een poes en nu
nog een kongn, dat was weer een heel feest
Zul je goed voor al je lievelingen zorgen?
Ga je later weer helpen met de schoon
maak?
Kattendijke. „Naerebout". Nee,
echte Hollandsche jongens beginnen zoo
niet en het was maar goed dat de rest an
ders was want andersHet is zeker een
heele opluchting dat de repetities nu klaar
zijn. Krijgen jullie ook Paaschvacantie?
St Laurens. „Lodewijk". Dat was
toen een heele tegenvaller voor je en hoe
is het nu gegaan? Zul je niet vergeten het
in je volgende briefje te schijven?
Middelburg. „Bruinoogjes". De
brieven kwamen tegelijk in mijn bezit, dus
waar die eene zoolang geweest is weet ik
niet. Hebben jullie ze al? Nog hartelijk ge
feliciteerd met zusje haar verjaardag. Ja,
daar aan den dijk kunnen jullie maar wat
fijn genieten. Gelukkig, dat het op school
nu weer gewoon gaat. „Blondje". Je eer
ste vraag hoef ik alvast niet te beantwoor
den, want je kunt nu zelf de oplossingen
nakeken. Jij bofte niet met de bof. Is het
weer heelemaal over? En hoe is het met
de kleine zus? Ze is toch niet erg ziek?
Nieuwdorp. „Frederik Hendrik".
Ja, het is alles wel heel erg. We kunnen
alleen op God vertrouwen. Vind je het
prettig dat je nog een jaar op school moet
blijven, of ging je er nu liever af?
N i s s e. „Zusje". Ja, nu de winter zoo
bar koud was waren we nog eens zoo big
dat het Lente werd. Heb je de crocusjes
zelf in den tuin gezet? Fijn, dat het reisje
nu toch doorging. En die avond was ook
maar weer gezellig.
Oudeland e. „Madéliefje". Nu dat
was een echte ontdekking en jullie had
simen zeker meteen heel wat te babbelen.
Het is nu op heel wat scholen overgang
geweest en ik hoop natuurlijk dat al mijn
nichtjes en neefjes met een mooi rapport
overgaan. „Leeuwerik". Je had ze allebei
goed. Heb je er veel werk aan gehad? Het
was wel jammer van die vlek, maar ja, nu
we met het papier ook al zoo zuinig moe
ten zijn, kun je slecht een ander velletje
nemen. Een volgende keer maar beter op
passen. „Viooltje". Die tollen, dat weet
wat, want overal zijn ze ineens als padde
stoelen uit den grond gerezen. Hebben jul
lie wet touwtjes voor de zweep? Nee, ik
ken haar niet. Is ze lang bij jullie gebleven,
of was het maar voor één dagje? „Oranje
bloesem". Als die tol van jou kon praten,
zou je heel wat verhalen kunnen hooren,
geloof je ook niet? Geen wonder, dat je
graag mee wilde, maar het is toch ook weer
fijn, dat Moeder nu zoo rustig uit kan gaan
en de kleintjes aan jullie overlaten. Komen
de tandjes al door, o nee, de kiesjes?
Serooskerke. „Karekiet". Ja, nu
zou ik toch eens graag naar de lammetjes
willen komen kijken. Beginnen ze al flink
te groeien? Ja hoor, ik ging wel graag,
maar...... ook niet altijd! Hoe is het nu
met G.? Is ze al weer thuis? Ja, op school
op de lei schrijven dat gaat wel, maar de
briefjes niet, dus maar flink papier sparen!
V rouwenpol de r. „Bloemenmeis
je". Wat fijn dat de foto zoo goed gelukt is
en de verrassing dus zoo goed slaagde. Pas
maar op, dat je nu niet te veel boven de
muziek uitkijkt! Als je wat verder bent
mag je het vast ook wel met twee leeren.
„Moeders Meisje". Waar zat je je briefje
te schrijven? Binnen of buiten, want het
stond er allebei. Die Woensdagmiddag, dat
is maar een leelijk ding. Wat zal het een
verandering geven na Paasch. Moet je dan
wel een half uur loopen? „Doornroosje".
Nu het pleit voor je hoor, dat Moeder je
mist. Nou, wat zal het fijn zijn als jullie aan
het strand weer heerlijk in het zonnetje je
bruin kunt laten bakken en pootje baden.
Maar juillie hebt Zaterdag ook al heel wat
plezier gehad, al was het dan nog geen
zomer.
Wemeldinge. „Pechvogeltje". Zoo
als je ziet is het nu in orde en zoo-waar,
jij had alweer pech! Ja, zoo'n opstel maken
is altijd een heel werk. Is het lang gewor
den? De voorbereidingen voor de openbare
les waren een heel feest geloof ik. Moesten
jullie er ook zingen? „Irene". Ja, als het
een middag zoo lekker warm is zou je al
gauw je mantel uit willen laten, maar je
weet, Maart roert rijn staart, maar dat is
nu al voorbij, dusAprilletje zoetVul
verder zelf maar in.
En nu allen een prettige Paaschvacantie
toegewenscht en hartelijk gegroet van
TANTE DOLLIE.
24) o
De jongens stommelen en praten. Zou hij
nu
Daar krijgt hij een stomp van Jaap.
„Joh, 't is klaar, doe je oogen maar weer
open".
O ja, nou, Dirk heeft ze al open ook en
kijkt vlug naar meneer of die nu nóg niet
kwaad wordt omdat hij ze te lang dicht
hield. Maar nee hoor, inplaats van kwaiü
te zijn lacht hij tegen hem.
Nu moeten de jongens om de beurt een
versje opzeggen dat ze geleerd hebben en
Dirk merkt best, dat ze het heuseh niet al
lemaal even goed kennen.
Als het klaar is, krggen ze een briefje
waar weer een nieuw versje op staat. Dat
is voor de volgende week.
Dirk krggt er nu ook een.
„Kun je goed leeren?" vraagt meneer.
Dirk haalt zjjn schouders op.
Hij durft niet te zeggen, dat hij wel eens
een tien heeft en bjjna nooit een onvoldoen
de.
Maar de volgende week. Nou, dan zal hjj
het wel eens even zonder haperen opzeggen.
Dan gaat meneer vertellen.
Met het zingen en het versje opzeggen
kon Dirk nog niet meedoen en onder het
bidden beeft hij vergeten te luisteren, maar
dat zal hem nu niet meer gebeuren.
Stel je voor, dat hij het straks niet meer
weet voor Kreeltje.
Na het vertellen mogen ze nog een paar
versjes zingen. Het eerste ook nog een keer
en nu kan Dirk al een klein beetje mee
doen.
En dan ineens, is het uur om, voor Dirk
er erg in heeft.
Zou meneer zich niet vergist hebben?
Jammer dat er geen klok is, dan kon
Dirk het zelf zien, want zoo gauw gaat een
uur toch niet.
Zonde, dat hij nu alweer naar huis moet.
Maar als Dirk met de andere jongens de
deur uit wil gaan, houdt meneer hem tegen.
„Wil jij nog even wachten?"
Zie je wel, daar heb je het nou. Nu zal
hg tóch moeten vertellen van verleden week
Maar hij heeft het alweer mis.
Meneer moet alleen maar precies zijn
naam wetep en zijn leeftijd. Dat wordt ix>
een boekje geschreven en dan krijgt Dirk
nog een paar papiertjes met versjes.
„Kijk Dirk, dit zijn de psalmen, die de
jongens al kennen en als jij ze nu thuis
vast wat leert, kun je ze des te eerder
meezingen."
„Ja, noeneer!"
Dirk zegt het nu al heel wat dapperder.
„Zul je ze je broertje ook leeren?"
„Ja meneer. Kreeltje zit al op me te
wachten en ik zal hem het verhaal ook
vertellen."
Ook... nu pas denkt Dirk er aan, dat
hij geen bijbel heeft gezien.
En hij moet nu weg. Je kunt nu wel
gaan, heeft meneer gezegd. Nee, hg durft
het nu ook niet meer te vragen.
Alleen gaat Dirk naar huis. De andere
jongens zijn allemaal verdwenen.
O, wat is ie toch een stommerd.
Dat boekje, waar meneer uit voorlas,
zou dat een bijbel zijn?
Maar nee, dat kan niet.
De bijbel is een heel groot boek, heeft
Marijke tegen Kreeltje gezegd en er staan
heel wat verhalen in.
Nu, dan kan dit kleine boekje er niet
een geweest zijn.
En toch stond het verhaal er in, dat
meneer voorlas.
Weet je wat, hij zal het den volgenden
keer maar eens aan de andere jongens
vragen of van de week aan Jaap.
De bui is overgetrokken en Kreeltje
zit op de stoep te wachten tot Dirk thuis
komt.
Kreeltje heeft heelemaal geen plezier.
Het is heel stil en heel saai in de
Karsteeg.
Da is een dutje gaan doen, Dirk js maar
'weer fijn naar de Zondagsschool, die kan
overal naar. toe waar hij wil, en hgzelf
kan maar weer op de stoep zitten.
Hoog boven hem is de blauwe lucht.
Heel ver en heel wijd en heel blauw.
En Dirk zegt altijd, dat de zee dan
ook zoo blauw is, als de hemel blauw is.
Het is nu alweer zoo'n poos geleden,
dat Kreeltje uit het ziekenhuis kwam en
iederen avond bidt hg heel zachtjes, zoo
dat Dirk er niets van merkt, of de Heere
zijn beentjes beter wil maken en of hij
de zee mag zien.
Maar het helpt niets en Dirk kan naar
de Zondagsschool, die heeft maar weer fjjjn
een pleziertje.
Toeh^klaart Kreeltje's gericht heelemaal
op als hij Dirk ontdekt, die al een heel
eind de Karsteeg in is.
Hoe was het?
PASCHEN.
Weest gij niet bevreesd, want ik
weet, dat gg Jezus zoekt, den ge
kruisigde. Hij is hier niet, want
Hij is opgewekt, gelijk Hg gezegd
heeft. Matth. 28: 6a.
Met die woorden ontving de Engel op
den Paasehmorgen de vrouwen, die naar
het graf kwamen.
Leven is daar aan het licht gebracht, on
vergankelijk leven, leven, dat door den
dood niet verslonden wordt.
Om de ware Paaschvreugde te kunnen
genieten zouden wg ons in den gemoeds
toestand der vrouwen moeten verplaatsen,
toen zij naar het graf gingen.
Maar wij kunnen ons ternauwernood een
oogenblik indenken, dat Jezus gestorven is.
Het geloovig doorleven wat op Golgotha
is geschied, zal ons met groote,vreugde ver
vullen als wij op den eersten dag der week,
den Paasehdag, den eersten dag der nieuwe
schepping hooren: „Wat zoekt gij den Le
vende bij de dooden; het is goed dat gij
die bij het graf hebt geweend, bij datzelfde
graf jubelt, want het Leven is geopenbaard
in onverderfelijkheid".
Zoo staan wg dan in gedachte bij het le
dige graf. Hg is er niet, neen Hij kon er
niet rijn. De tegenstelling is te ongerijmd:
de Zoon van den levenden God in de rust
plaats der dooden!
Hij getuigde van zichzelf: „Ik ben het
leven"!; hoe zouden wg dan kunnen mee-
nen: Hg is in den dood?
Hij staat niet meermin de gestalte van een
dienstknecht voor ons, maar als overwin
naar.
Hij heeft den dood overwonnen en de
wereld overwonnen, ja alles overwonnen.
Hij is Heer in vollen, zin des woords. Hij
heeft de sleutels van graf en dood in han
den. De duisternis van Golgotha is verdwe
nen; de somberheid van het graf is weg;
er is alleen het licht, dat de levende Chris
tus over de wereld laat opgaan.
Het woord van den Engel tot de vrou
wen is de feestgroet, die u in de ooren
klinkt.
„Weest gegroet, gij eersteling der da
gen, morgen der Verrijzenis", is het feest
lied, dat gij op de lippen neemt.
En gij, die Hem toebehoort, hebt een
heerlijke taak: der wereld te toonen, dat
gij door het geloof der wereld afgestorven,
door het geloof in Hem der gerechtigheid
wilt leven.
Dat is levenstaak, dat is levensarbeid,
als de feestdag voorbij is.
K. v. d. M. v. S.
Wg van God gescheidenen We predi
ken Gods gemeenschap in Christus!
ALS CHRISTUS-NIET IS OPGEWEKT
1 Cor. 15 14—20.
Vergeefs gewandeld in 'tgelooven,
Naar 't vergank'lijk goed van Boven
De handen smeekend uitgesterkt;
Gansch gdel al ons zalig hopen,
Ons moedig strijden, hijgend loopen,
Als Christus niet is opgewekt!
Vergeefs de prediking van leven,
Die immers ons geen tipost kan geven,
Als Christus niet is opgestaan!
Wg, armen, aan het stof gebonden,
Wij blijven dan in onze zonden
En geen verlossing lacht ons aan!
t
Vergeefs dan ook het zoet verblijden,
De stille hoop bij 't verscheiden,
Als onze lieven van ons gaan.
Geen kruis mag meer de graven tooien
En ijdel is ons bloemen strooien,
Als Christus niet is opgestaan!
Maar nu, o hoort met heilig beven
De prediking van eeuwig leven:
De Heer is waarlijk opgestaan
Hij d'Eersteling, Die al de zgnen
Eens triomfant'lijk doet verschijnen
En d' open Hemel in doet gaan!
Den Haag. W. A. 'tHart
(Vervolg.)
Als het eerste kind eenig kind is doen
zich extra groote moeilijkheden voor.
Daarom moet vooral het eerste kind niet
te lang eenig kind bliijven. Slechts bij uit
zondering vindt men een steekhoudend mo
tief (zooals dood van een der ouders, ziek
te, enz.) waarom aan een eenig kind
broertjes en zusjes en daarmee rijn natuur
lijke kameraadjes worden onthouden.
Het komt er hier op aan, evenals bij de
fceoordeeling van andere menschelijke da
den daardoor ontstane situaties, dat wij het
principe niet uit het oog verliezen, dat de
uiterlijke kenteekenen van een handelwijze
slechts in beperkte mate inzicht in den dus
handelenden mensch verleenen. Van meer
belang is het te weten met welk doel deze
mensch zoo deed en hoe hij tegenover zijn
levensomstandigheden staat. Zoo zijn ook
moeder- en vaderschap geen functies, welke
eenvoudig bepaald worden door het be
staan van een nakomelingschap. Het is
steeds de vraag, of ouders tot hun kinde
ren in innerlijke betrekking staan op grond
van een gerijpte levensopvatting, waarvoor
de verantwoordelijkheid wordt aanvaard
en die rekening houdt met de eischen der
gemeenschap. Dit is niet steeds het geval.
En vooral in gezinnen met een eenig kind
bestaat meestal een dringend motief die
algemeene levenshouding der ouders van
nabg te bekijken. Het is nu eenmaal zoo,
dat de fouten der ouders zich op de een of
andere manier ook in hun opvoedingswerk
vertoonen.
„Men kan het kleine kind", zegt Kaus,
„vergelijken met Gulliver in het land der
reuzen, van wie de zwakste nog altijd dui
zendmaal zoo sterk was als hij."
Vooral geldt dit in de opvoeding yan het
eenig kind, wiens geïsoleerde plaats tegen
over zijn ouders overeenkomt met ean on
beschermd front, waarin alle fouten bres
sen kunnen schieten. De grootste gevaren,
waaraan een dergelijk kind bloot staat, ko
men van twee richtingen. De eerste moei
lijkheid komt voort uit zijn gevoel van
zwakheid en ontoereikendheid, dat steeds
weer opnieuw wakker wordt bg de verge
lijking met volwassenen in zijn onmiddel
lijke omgeving, die zoo oneindig ver boven
hem staan, wat hun kennis en vaardighe
den, him geestelijke en lichamelijke kracht
aangaat.
De tweede moeilijkheid komt voort uit
het feit, dat aan het eenig kind veel meer
aandacht, teerheid en bezorgdheid wordt
betooüd, dan voor de ontwikkeling der zelf
standigheid goed is. Elke opvoeder, die het
kind tot een bruikbaar mensch wil oplei
den, moet midden tusschen de uitersten:
hardheid en vertroeteling doorsturen. Met
hardheid en schijnbare liefdeloosheid be
reikt hij, dat het kind in het lfeven een go.
vaarlijke, moeilijke onderneming riet,
waarbg slechts sprake is van een voortdu
rend er-op-los-moeten-slaan. Met vertroe
teling is het resultaat niet anders, dan dat
het kind wordt weerhouden zijn eigen
klachten te ontwikkelen, waardoor het in
een onnatuurlijken toestand van onrijpheid
verstard. Zoowel hardheid als verweeke-
lijking veroorzaken in de kinderziel oen al
gemeen pessimistische stemming ton op
zichte van het leven, waardoor de Laimo-
nische ontwikkeling der vermogens voort
durend wordt tegengewerkt.
In zijn verhouding tot volwassenen ont
wikkelt het tind een zekere tactiek, die
de ouders automatisch daartoe brengt,
naar hun gebruikelijke opvoedingsmidde
len te grijpen, naar een harde afranseling
of een teedere koestering.
Zoo draait men met de opvoeding in een
cirkeltje rond. En steeds doet het kind in
zijn hulpeloosheid alle mogelijke pogingen
de volwassenen te zijnen dienste te laten
werken. De volgendé week hierover verder.
Rotterdam. P. W. J. S.
Amice,
De briefvorm is toch y/el een zeer ge
makkelijke vorm om van alles in te stop
pen. Je kan zoo heerlijk van den hak op
den tak springen, 1001 onderwerper: aan
roeren, d'r iets van zeggen en toch niets
van zeggen, je lezers over alles en nog
wat inlichten of in 't onzekere lat mi, weg
kruipertje'spelen en vraagteekens plaatsen,
enz.
Ik had voor dezen brief een paar on
benullige onderwerpen op het programma
staan, waar in deze dagen over gesproken