Rondgang door den Dam-doolhof.
ZATERDAG 7 MAART 1942
56c JAARGANG - No, 132
De wacht bij het kruis.
m
dureaux Langs V irste^af 70, Goes
Poslrekening 4445c - Telefoon 2438
Bijkanfoor Midd.e^Durg-,
Firma Boekhandel J. J. FAN OY
Lange Gistel-raai 34 en Noordweg 155
Direcieur-Hoofdredacieuri
Abonnementsprijs f 2.73 per kwartaal
Weekabonnementen voor Middelburg
Goes en plaatsen waar een agent Is
aangesteld f 0.21
Losse nummers 6 cent
U V e 4> 1 i U r^nnl^l arl v n n r 7^P>l^»nrl
Familieberichten 33 cent per regel
Overige advertentiën 30 cent per regel
Ingezonden mededeelingen 60 cent per regel
Kleine advertentiën f 0.55 bij vooruitbetaling
Advertentiën onder letter of motto 10 ct. extra
Bl| contract belangrijke korting
„In tijden van geloofsvervolging, nood,
ellende en druk heeft het geloof geroepen
tot God: „Mijn ziel roept uit tot God, den
levenden God. Wanneer zal ik voor Zijn
aangezicht verschijnen? Ik heb mijn tranen
tot spijze dag en nacht, omdat zij den gan-
schen dag tot mij zeggen: waar is uw God?
Dit is de tijd voor het lied, omdat het
de tpd voor gebed is."
Moge dit boek er krachtig toe bijdragen,
dat wij een goed eind vorderen op den weg
tot verbetering van den kerkzang, tot eer
van God, tot heil van de Kerk en tot zegen
van ons volk. B. v. d. Ros.
n.
Het is bij half twaalf als ze eindelijk
de stad achter zich laten. Naar huis toe.
Voor hen ligt de lange, witte weg.
Een enkele boom steekt met z'n naakte
takken zwart af tegen het eindelooze wit.
Boven hen is wijd en diep-donker de
hemel waarlangs vurig flonkerende sterren
zweven.
Moeder loopt nu voorop, mèt Jaapje aan
haar arm. De sneeuw knerpt en kraakt
onder hun voeten. Het vriest hard en het
is bitter koud.
„Mag ik nu op de slee Moe?" bedelt
Jaapje opnieuw.
Nee Jaapje, heusch, het kan niet. Je
bent nu zoo fijn warm van huis gegaan
en dan stilzitten op de slee. Het is veel
te koud, je zou ziek worden.
„Is het nog ver, Moe?"
„Nou, nog wel een eindje. Maar straks
krijgen we den dijk, je weet wel, waar je
zoo fijn diep in de sneeuw zakt."
Hoe ze dat nu kan zeggen? Zelf ziet
ze het meest tegen den dijk op. Maar ze
weet wel, dat de jongens het veel mooier
vinden dan een gebaande weg. In ieder
geval geeft het even afwisseling.
Dan plots, begint Driek achter haar
te zingen, met zijn luide, heldere jongens
stem: Weet gij hoeveel sterren zweven,
aan dien blauwen hemelboog.
Teun valt dadelijk mee in en Jaapje
zingt ook zachtjes mee, maar dat is Mina
toch te machtig. Aan het loopen alleen
heeft ze genoeg, na zoo'n dag.
Maar... het loopt gemakkelijker en het
zal den weg wat korter doen lijken.
Dan volgt nog een heele reeks liedjes.
„Zingen maar jongens!" moedigt ze het
drietal aan, „zooveel te eerder zgn we
thuis."
Thuis.
Haar gedachten snellen haar voeten
vooruit.
Ze zal de jongens dadelijk in bed
toppen.
En morgen... Zondag.
De Zondagen, de hoogtijdagen van haar
leven, waarnaar ze deze moeilijke week,
meer nog dan andere weken, heenleeft.
En hier, op dezen witten weg, in het
nachtelijk duister, beseft Mina het opeens,
dat, zooais ze nu weer naar den Zondag
heenleeft, heel het aardsehe leven één
lange tocht is naar het einddoel, het
Hemelsch Jeruzalem.
Maar de jongens. Ze houden zich flink.
Zal ze ze morgen uit laten slapen?
Maar dan ook ineens weet ze het. Nee,
zoo wil ze den Zondag niet beginnen. Een
rommelige morgen met laat opstaan, laat
brood eten en niemand naar de kerk. Ze
kan en wil de kerkdiensten niet missen.
Op den dijk is het terdege uitkijken.
Jaapje's voeten gaan traag.
Nee, hij vindt de hooge sneeuw toch
niet zoo fijn meer. Maar achter haar hou
den Driek en Teun den moed er in.
In de nachtelijke stilte zit Dominee de
Bruin in de huiskamer nog aan zijn preek
te werken.
De tafel heeft hij vlak voor den haard
geschoven en, hoewel het vuur aan moet
blijven, durft hij het toch niet harder op
te stoken. Het kolenhok begint al een
beangstigende leegte te vertoonen.
De pen vliegt over het papier.
Een blaadje vol, verder komt hij niet,
dan moet hij eerst even zijn verstijfde
vingers ontdooien.
Juist als hij aan een nieuw blaadje zal
beginnen en nog even nadenkend voor zich
uit kijkt, hoort hij buiten gerucht.
Wat dat nog kan zijn?
Na achten heeft hij zeker buiten niets
meer gehoord.
Wie zich hier in het dorp, op zoo'n
uur en met zoo'n verschrikkelijke kou nog
buiten waagt, moet wel iets bijzonders
hebben.
Het geluid van de stemmen wordt
helderder.
Is dat...? Wel, jazeker!
De vulpen rolt met een vaartje naar het
andere eind van de tafel.
Dominee heeft zijn stoel achteruit ge
schoven en staat, met zijn hoofd iets
achterovergebogen, de oogen strak op het
plafond gericht, te luisteren.
Ja... dat is Driek. Hij vergist zich niet.
Meteen herinnert hij zich, dat Lies van
middag aan tafel, juist voor het lezen
tegen hem zei: „Man, daar gaat Mina nog
op stap, met de jongens. Dat zal ook een
latertje worden."
En zouden ze nu pas...
Hij vliegt naar het raam. Probeert met
zijn adem een kijkgaatje in de dikgevroren
ijsbloemen te maken en als dat niet gauw
genoeg lukt, duwt hij het raam open.
Daar, juist in de bocht, vier donkere
gestalten.
Dominee herkent ze onmiddellijk. Mina
en die kleine naast haar is Jaapje en
daarachter o ze hebben 'n slee bij zich
Driek en Teun.
Huiverend trekt hij zijn stoel even later
nog wat dichter bij het flauwe vuur.
En op de blocnote, naast zijn preeken-
boekje, schrijft hij met stijve vingers in
koeien van letters: Stoof.
„Jongens, onmiddellijk naar bed, alle
maal."
Ze zijn verkleumd en zóó dat ze binnen
kwam heeft Mina twee ketels water en
een pannetje melk op het gas gezet.
Heete kruiken en eerst een warm slokje,
dat is het eenige waardoor ze weer op
hun verhaal kunnen komen.
Den volgenden morgen zijn ze op tijd in
de kerk en tot haar verwondering vindt
Mina een warme stoof op haar plaats.
Waar ze dat aan te danken heeft?
Nee, ze kan het niet raden, maar het is
heerlijk en een weldadige warmte trekt
langs haar beenen omhoog.
Zoo meteen zal ze hem Jaapje even ge
ven.
Onder het bidden krijgt Mina het warm.
Een gevoel van blijdschap en dankbaar
heid doortrilt haar, want het is alsof de
dominee speciaal haar bedoelt als hij bidt
voor hen, die in dezen barren winter de kou
de moeten trotseeren en verre, moeilijke
wegen moeten gaan.
Op dat moment voelt Mina meer dan ooit
het één zijn met de gemeente, één met de
kerk van Christus.
Na het amen kijken Driek en Teun haar
een moment aan. Ze bedoelen hetzelfde.
Dominee heeft dezen morgen tot tekst:
Laat de kinderen tot Mij komen.
Mina luistert vol aandacht.
Als ze met Jaapje de kerk verlaat, zijn
Driek en Teun haar al vooruit. Ze staan
opzij van de kerk met een paar vriendjes.
Het valt Mina op, dat ze er nu nog heel
knap uitzien, maar ze groeien zoo hard;
hoe dat het volgend jaar moet?
Zie je wel, Mina betrapt er zichzelf met
een op. Zóó uit de kerk en ze is alweer be
zig met haar alledaagsche zorgen.
Als ze langs de jongens heengaat, vangt
ze van Teun, die het hoogste woord heeft,
op: „midden in den nacht".
Nee, ze hoeft niet te vragen, waar ze
het over hebben.
Het wordt rustig in de keuken, nu de
jongens ieder met een bibliotheekboek, en
Mina met het Zondagsblad, dicht om de
kachel zitten.
Maar Mina leest niet.
Ze laat haar blik langs het drietal gaan
en denkt dan terug aan de preek.
Dominee herinnerde de ouders aan een
uitspraak van een onzer voormannen, dat
zij met hun kinderen de wacht bij het kruis
van Christus hebben te betrekken, maar
dat ze er nu ook voor moeten zorgen, die
plaats te behouden.
Mina heeft goed geluisterd, maar toch
weet ze alles niet meer zoo héél precies.
Maar alleen dit weet ze nog wel heel goed,
en dat is voor haar dezen morgen het be
langrijkste, dat ze haar kinderen tot Jezus
moet brengen, die immers gezegd heeft:
Laat de kinderkens tot Mij komen en ver
hindert ze niet, want derzulken is het Ko
ninkrijk der Hemelen.
Mina gaat in gedachten de laatste week
nog eens door.
lederen dag opnieuw was het zorgen voor
de verdienste, het eten en drinken, de klee-
ren. Ze heeft wel gebeden deze week, ja,
meer nog dan anders, maarheeft ze
ook nog tijd gevonden haar kinderen tót
Jezus te brengen?
Ze laat haar oogen gaan over hun hoof
den, gebogen over de boeken.
Ze heeft er heel wat mee te stellen gehad
al die jaren. En ze is trotsch op ze. Ze
zijn flink en gezond, alle drie.
Maar dat ééne, heeft ze daar ook genoeg
aandacht aan besteed?
Ze gaan naar de Christelijke school.
Teun en Driek al naar de catechisatie. Ze
heeft altijd aan tafel gebeden en gelezen
en tochis dit genoeg geweest?
Driek slaat juist een blad om en geen
van drieën merken ze er iets van, dat op
dit oogenblik' Moeder voor hen bidt.
„Heere, wilt Gij mij leeren ze bij U te
brengen, meer kan ik niet doen. De laatste
stap, U aanvaarden, die moeten ze zelf
doen.
En wilt Gij ons ook staande doen blijven
op die plaats, die Gij ons eens hebt gewe
zen, toen ook wij, met onze kinderen, de
wacht bij Uw kruis betrokken."
Redacteur: H. M. Slabbekoorn,
Oostsingel 60a, Goes.
Om „De Zeeuw-wisselbeker".
Wedstrijdprobleem nr 18, Groep A.
Auteur C. K. Kaan, Middelburg.
1-2345
6
vm
m
éH
16
m
w?.
26
I
36
pFSW
46
Wh
Éi
HPWVW
15
25
35
47 48 40 50
Zwart 12 sch. op: 5. 7. 8. 9.11.13.16.19.
27. 35. 36. 44.
Wit* 13 'sch.'op: 15. 21. 24. 25. 29. 32. 34.
38. 40. 45. 47. 48. 49.
Wit begint en wint. Eindspel aangeven!
Wedstrijdprobleem nr 18, Groep B.
Autrice mej. R. Medema.
1 2 3 4 5
6
16
26
36
46
15
25
35
45
47 48 49 5u
Zwart 10 sch. op: 3. 6. 7. 12. 18. 19. 23.
24. 25. 30.
•eld,
rste
dat
Ijke
van
ater
ooet
slijk
ven-
a in
svor-
oor-
n is
kort
ge-
ïans
.oor
ken,
zen,
hel-
e n
net
1 en
«nd
tot
.ei-
ste-
bon-
.ard,
voor
i dit
te
d e-
a n
on
er-
alle
deze
angt
:den.
rden
eken
ver-
leve-
10*
den
eruPs
in-
zou-
nige
men
taan
I
naar
ïen."
ïeldt
Juid-
•ijan-
tot
eum-
jd in
igrip
e m -
p 22
toe-
chen
werd
•,pan-
n b i
tang.
e Bo-
het
1942
van
bouw
gge,
•reit,
a a d,
d en
ooege-
ker-
biet
i van
t ten
beide
van
doch zullen eerst met ingang van de vol
gende bonperiode gelden.
Doodelijk ongeluk.
O? het stationsemplacement te
wolle zijn een arbeider en een ploeg
bas, die ter hoogte van het kolendepot
rkzaam waren, onder een achteruit
I w b locomotief geraakt. De arbeider
k'nrtwerd zoo zwaar gewond, dat hij.
na het ongeval is overleden. De
m>a aas' P' werd gewond en is
ar een ziekenhuis vervoerd.
muni, uil ii nuic.
(D.N.B.) Naar van bevoegde zijde
wordt medegedeeld zijn in Griekenland
met Italiaansche vrachtschepen groote
hoeveelheden Italiaansch meel en brood
graan voor de Grieksche bevolking aan
gekomen.
Daardoor zal vanaf 6 Maart de sedert
ongeveer een week gestaakte brooddis
tributie voor. de bevolking van Athene
en omgeving, dank zij het hulpvaardige
ingrijpen van de bezettingsmogendhe-
den, hervat kunnen worden.
aanvanen ueginngu unze uroepen aige-
mat te geraken. De toestand is ernstig,
maar niet hopeloos."
(D.N.B.) De Ned.-Indische Omroep
heeft ëen verklaring uitgezonden waarin
o.a. wordt gezegd:
„Thans kan onthuld worden, dat het
Nederlandsche tegenoffensief in het be
gin van deze week op het laatste oogen-
blik mislukte toen de overweldigende su
perioriteit van den vijand de weegschaal
naar diens zijde deed overslaan.
Er kan echter ook worden onthuld,
w z a -
oeder-
gewassen, suikerbleten, cicUorex en gele
en bruine mosterd en voor het telen van
steklingen van suikerbieten,- voederbie
ten en mangelwortelen is n.l. een ver
gunning vai} den Productiecommissaris
vereischt, met dien verstande, dat iedere
landbouwer in totaal 5 are zonder ver
gunning voor den teelt- van deze land-
bouwzaden mag bestemmen.
Onder ruwvoedergewassen worden ver
staan: alle glas- en klaversoorten, lucer
ne, serradella, wikken, lupinen, spurrie,
boterzaad, gele wortelen, pastinaken,
DAGKALENDER
ZATERDAG 7 MAART 1942.
Geeft den Heere, gij geslachten der
volken! geeft den Heere eer en sterkte.
Zon 1 Maan
op onder op onder
8.15 19.29 10.28
9 Maart Laatste kwartier.
17 Maart Nieuwe maan.
ZONDAG 8 MAART 1942.
Geef d'eer aan 'teeuwig Opperwezen!
Zjjn naam wordt nooit genoeg geprezen.
Verheft zijn deugden, blij te moê;
Brengt in zjjn huis Hem offer toe,
Hem, die de volken moeten vreezen!
Zon
op onder
8.13 v 19.31
Maan
op onder
1.10 11.03
stoppel- en zomerknollen, voeder- 'en
mergkool, voederbieten, mangelwortelen,
koolrapen en andere groenvoeder- en
voor veevoederdoeleinden bestemde knol-
en wortelgewassen.
Voor een nadere uiteenzetting omtrent
de teelt van landbouwzaden wordt ten
slotte verwezen naar hetgeen hierover
medio Februari j.l. in een tweetal offi-
cieele publicaties werd bekend gemaakt.
Deze publicaties houden onder meer in,
dat een aanvrage voor vergunning bij de
Akkerbouwcentrale moet worden inge
diend, terwijl tevens is verme.ld, dat ver
gunningen voor het telen voor eigen re
kening aan landbouwers slechts zullen
worden gegeven voor gras- en klaver
soorten (met uitzondering van Wester-
woldsch raaigras) wikken, lupinen, ser
radella, merg- en voederkool, gele worte
len, spurrie en cichorei.
De teelt van haver is voor de bedrij
ven op zand- en veengronden beperkt tot
15 pet. van de oppervlakte van het bouw
land met inbegrip van het gescheurde
grasland, vermeerderd met 10 pet. van
het gescheurde grasland. Dit beteekent
dus, dat een teler op de zand- en veen
gronden een oppervlakte, die gelijk Is
aan 15. pet. van zijn oude bouwland en
25 pet. van zijn gescheurd grasland metf'
haver mag bebouwen. Hierbij is hij vrij
de toegestane oppervlakte op zijn' oude
bouwland of op zijn gescheurde grasland
met haver te betelen.
Op de klei- en zavelgronden mag per
bedrijf niet meer dan 10 pet. van het
aanwezige bouwland met inbegrip van
het gescheurde grasland met haver woe
den bebouwd.
Wenscht men, hetzij op zand- en veen
gronden, hetzij op klei- en zavelgronden
een grootere oppervlakte, dan hierboven
is aangegeven met haven te betelen, dan
dient men in het bezit van een vergun
ning van den Productiecommissaris te
zijn. Deze vergunningen zullen slechts
bij uitzondering worden verleend.
Tot nu toe was de teelt van peul
vruchten uitsluitend beperkt indien
het telen op gescheurd grasland plaats
vond. Het is thans echter noodzakelijk
gebleken deze teelt ook, indien zij op
het oude bouwland geschiedt, te beper
ken. Daarom is bepaald, dat per bedrijf
niet meer peulvruchten mogen worden
geteeld, dan er gemiddeld in de jaren
1940 en 1941 zijn verbouwd. Het betelen'
van een grootere oppervlakte is slechts
toegestaan met een door den Productie
commissaris bij uitzondering te verleenen
vergunning. Bovendien moet dan de
meerdere oppervlakte op gescheurd gras
land met peulvruchten worden beteeld
en is de teler verplicht zijn koolzaadteelt
voor oogst 1943 met deze meerdere opper
vlakte uit te brenden.
Ter verduidelijking volgt hier een voor
beeld: Op een bepaald bedrijf is aanwe
zig 10 ha. bouwland, waarvan 3 har ge
scheurd grasland, terwijl op dit bedrijf
in de jaren 1940 en 1941 gemiddeld 2 ha.
met peulvruchten is beteeld en in 1942
1 ha. koolzaad wordt verbouwd^ Aange
nomen, dat de teler vergunning krijgt
om in totaal 3 ha. peulvruchten te ver
bouwen, dan is hij verplicht hiervan 1
ha, op gescheurd grasland te telen en
daarnp 2 ha. koolzaad als hoofdgewas te
verbouwen.
Voor het telen van gele en bruine
mosterd, karwij, h e n n e p,*% p e 11
e v e n e is in ieder geval een vergunning
van den Productiecommissaris vereischt.
Hierbij dient te worden opgemerkt, dat
het telen van spelt en evene slechts in
verband met zeer bijzondere bedrijfsom
standigheden zal. worden toegestaan. De
vergunningen hiervoor zullen, evenals
die voor het telen van gele mosterd als
noodgewas en van karwij bij den Pro
ductiecommissaris of de Landbouw
crisis-Organisatie moeten worden aange
vraagd. Daarnaast zullen gele en bruine
mosterd, afgezien van de zaaizaadteelt,
slechts op contract voor de mosterdin
dustrie mogen worden verbouwd. De aan-